Brief regering : Kabinetsreactie op "Advies Internationaal Tribunaal ISIS" van de extern volkenrechtelijk adviseur
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 658
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2019
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de kabinetsreactie
                  aan op «Advies Internationaal Tribunaal ISIS» van de extern volkenrechtelijk adviseur,
                  Prof. dr P.A. Nollkaemper.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  S.A. Blok
Kabinetsreactie op «Advies Internationaal Tribunaal ISIS» van de extern volkenrechtelijk
                  adviseur, Prof. dr. P.A. Nollkaemper
               
Inleiding
Het kabinet hecht groot belang aan de vervolging en de berechting van ISIS-strijders
                  en maakt zich hier in internationaal verband hard voor, in lijn met de motie van het
                  lid Van Helvert c.s. Over de bestrijding van ISIS (Kamerstuk 34 775 V, nr. 20) en de motie van het lid Voordewind c.s. over de erkenning van genocide door ISIS
                  (Kamerstuk 32 623, nr. 193). Zo heeft Minister Blok op 23 mei jl. de VN-lidstaten in New York opgeroepen tot
                  actie over te gaan.
               
Hoewel de internationale gemeenschap eensluidend is over de noodzaak van berechting,
                  bestaat er nog geen consensus over de manier waarop tot berechting moet worden gekomen
                  en zijn er diverse obstakels die moeten worden overwonnen.
               
Het kabinet heeft de voorkeur voor gebruik van de bestaande mechanismen, zoals het
                  Internationaal Strafhof (ICC) voor berechting van ISIS-kopstukken. Irak en Syrië hebben
                  de rechtsmacht van het ICC echter niet aanvaard. In de VNVR is een doorverwijzing
                  van de situatie in Syrië naar het ICC eerder gestuit op veto’s van China en Rusland.
                  Ook is er binnen de Veiligheidsraad geen draagvlak om een internationaal tribunaal
                  speciaal voor de berechting van ISIS op te richten.
               
Het kabinet hecht grote waarde aan dat er goed wordt gekeken naar mogelijkheden van
                  nationale berechting, in Nederland maar bijvoorbeeld ook door landen in de regio.
                  Tijdens bijeenkomsten met Europese partners is daarom ook besproken of er berechting
                  mogelijk is in samenwerking met Irak. Ook deze optie brengt grote uitdagingen met
                  zich mee. Irak houdt tot op heden vast aan de doodstraf. Europese landen kunnen niet
                  samenwerken met Irak bij de berechting van ISIS-strijders als deze samenwerking de
                  doodstraf tot gevolg heeft, maar ook voor andere internationale standaarden zoals
                  een eerlijke rechtsgang en consulaire hulp zijn garanties nodig. Deze waarborgen zijn
                  neergelegd in verschillende internationale en Europese mensenrechtenverdragen. Daarnaast
                  bevinden de meeste personen zich niet in Irak, maar in Noord-Syrië. Over al deze vraagstukken
                  vindt thans intensief overleg met Irak plaats.
               
Om de discussie verder te brengen organiseert Nederland, samen met Irak, een politieke
                     bijeenkomst en marge van de Algemene Vergadering van de VN om met een groot aantal
                     ministers van landen die te maken hebben met deze problematiek verder te spreken over
                     mogelijkheden voor berechting van ISIS om recht te doen aan de slachtoffers van hun
                     misdrijven. Hierbij zal ook steun worden gevraagd voor de VN-organisaties die bewijs
                     verzamelen van misdrijven gepleegd door ISIS, zoals het United Nations Investigative Team to Promote Accountability for Crimes Commited by Daesh (UNITAD, in Irak) en het International Impartial and Independent Mechanism (IIIM, in Syrië). Nederland draagt reeds bij aan UNITAD en IIIM met in totaal 5,5
                     miljoen euro.
                  
Nederland neemt hierbij dus een belangrijke voortrekkersrol. Waarbij het kabinet zich
                     realiseert dat het vraagstuk zeer complex is, en snelle oplossingen niet zullen worden
                     gevonden.
                  
Het advies van de extern volkenrechtelijk adviseur
Om bij te kunnen dragen aan een oplossing voor berechting heeft het Kabinet op 7 mei
                     2019 de extern volkenrechtelijk adviseur (EVA) aan de hand van onderstaande vragen
                     verzocht om een volkenrechtelijk advies in relatie tot de berechting van ISIS-leden
                     voor misdrijven begaan in Syrië en Irak.
                  
«Aan welke voorwaarden zou een op te richten internationaal tribunaal moeten voldoen
                     om op effectieve en legitieme wijze leden van ISIS te berechten voor internationale
                     misdrijven en andere misdrijven, uitgaande van het ontbreken van een mandaat van de
                     VN Veiligheidsraad en instemming van Syrië of Irak hiervoor. Wat zouden de juridische
                     beperkingen zijn van een multilateraal tribunaal dat wordt opgericht zonder mandaat
                     van de VN Veiligheidsraad of toestemming van Syrië of Irak?»
                  
De EVA is daarbij verzocht om in zijn advisering in te gaan op de meest relevante
                  juridische, en daarmee samenhangende, politieke en praktische aspecten die een rol
                  spelen bij de oprichting en werkzaamheden van een internationaal straftribunaal, indachtig
                  geleerde lessen uit het verleden van vergelijkbare tribunalen. Hij is daarbij verzocht
                  ook een oordeel te geven over de (politieke en juridische) haalbaarheid van zo’n eventueel
                  tribunaal.
               
Het advies is op 24 juli jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 27 925, nr. 657). Het kabinet is de EVA dankbaar voor zijn advies. Hieronder wordt een appreciatie
                  van dit advies gegeven.
               
Appreciatie EVA-advies op hoofdlijnen
De EVA concludeert dat oprichting op basis van een verdrag van een internationaal
                     tribunaal voor de berechting van ISIS-leden in beginsel mogelijk, maar om allerlei
                     reden gecompliceerd is.
                  
In afwezigheid van een VNVR-mandaat en instemming van Syrië en/of Irak, zijn de mogelijkheden
                     van een tribunaal voor effectieve en legitieme berechting van ISIS-leden uiterst beperkt.
                     Uit het advies volgt dat, ook als er wel dergelijke instemming of een mandaat zou
                     zijn, een internationaal tribunaal evengoed beperkingen heeft. De EVA concludeert
                     dat de doelstelling van een effectieve en legitieme berechting van leden van ISIS,
                     gericht op het tegengaan van straffeloosheid, vooral gediend zal zijn met berechting
                     op nationaal niveau, waar nodig ondersteund door internationale samenwerking. Een internationaal
                     tribunaal kan hierbij een complementaire rol vervullen.
                  
Appreciatie specifieke onderwerpen
Doelstellingen
De EVA stelt dat in de adviesaanvraag niet concreet is weergegeven wat de doelstellingen
                  zijn van een mogelijk toekomstig tribunaal. Hij plaatst drie kanttekeningen bij de
                  mogelijke doelstellingen die hij destilleert uit uitspraken van de regering. Zijn
                  eerste kanttekening is dat elke doelstelling zijn eigen eisen stelt aan een tribunaal.
                  Voorts ziet hij een bijdrage aan vrede en veiligheid, herstel van de rechtsorde en
                  waarheidsvinding als niet-realistische doelstellingen. Als laatste stelt hij dat berechting
                  via een tribunaal niet of slechts tijdelijk zal bijdragen aan een veiligere situatie
                  hier in Nederland door het voorkomen van terugkeer van FTF.
               
Het kabinet ziet als primaire doelstelling van een internationaal tribunaal het voorkomen
                  van straffeloosheid van leden van ISIS voor door hen gepleegde misdrijven. Het kabinet
                  heeft de afgelopen jaren, ook tijdens het Nederlandse lidmaatschap van de VN-veiligheidsraad
                  en in EU-verband, consequent het belang onderstreept van accountability voor dergelijke
                  misdrijven. De vraagstelling aan de EVA was daarom ook niet beperkt tot berechting
                  van terugkerende foreign terrorist fighters (FTF), maar zag op «leden van ISIS». Dat het voorkomen van straffeloosheid de primaire
                  doelstelling van een internationaal tribunaal zou zijn, doet er niet aan af dat een
                  dergelijk tribunaal ook een bijdrage zou kunnen leveren aan andere doelstellingen
                  zoals herstel van de rechtsorde en waarheidsvinding.
               
Oprichting van een internationaal tribunaal
De EVA geeft terecht aan dat, bij gebrek aan een mandaat van de VN Veiligheidsraad,
                  de enige reële manier waarop een internationaal tribunaal tot stand zou kunnen komen
                  via een verdrag tussen twee of meer staten is. Hierbij dragen die staten hun rechtsmacht
                  over leden van ISIS over aan het tribunaal. Volgens hem kan de oprichting van een
                  internationaal tribunaal niet los worden gezien van nationale berechting, al was het
                  maar omdat een internationaal tribunaal onmogelijk alle leden van ISIS zal kunnen
                  berechten. Deze opmerking van de EVA vindt steun in de praktijk van andere internationale
                  tribunalen, die slechts een klein aantal (veelal meest verantwoordelijke) verdachten
                  hebben berecht. Zo veroordeelde het Joegoslavië Tribunaal (ICTY) in totaal 90 verdachten,
                  terwijl het Speciale Hof voor Sierra Leone (SCSL) 9 meest verantwoordelijke verdachten
                  veroordeelde.
               
Ondanks de complexe situatie zal het kabinet blijven streven naar de oprichting van
                  een internationaal tribunaal in het belang van de strijd tegen straffeloosheid. Dit
                  kan niet los worden gezien van nationale berechting. Ook de EVA merkt op dat berechting
                  op nationaal niveau aandacht vergt gezien het beperkt aantal verdachten over wie een
                  internationaal tribunaal uitspraak zal kunnen doen.
               
Rechtsmacht
Omdat het tribunaal slechts die rechtsmacht heeft die deelnemende staten overdragen,
                  stelt de EVA terecht dat een zo breed mogelijke deelname van landen gewenst is. Omdat
                  Irak en Syrië in beginsel rechtsmacht hebben over alle personen die misdrijven op
                  hun grondgebied hebben gepleegd, zou hun deelname van grote toegevoegde waarde zijn.
                  Andere staten kunnen slechts beperkt rechtsmacht over personen overdragen, met name
                  over hun eigen onderdanen.
               
Het kabinet, alsook de meeste EU-lidstaten, sluit samenwerking met het Assad-regime
                  echter uit. Hoewel het regime de formele vertegenwoordiger van de Syrische staat is,
                  erkent het kabinet het regime niet als de vertegenwoordiger van het Syrische volk.
                  Het grove geweld dat Assad tegen de eigen bevolking heeft ingezet, heeft hiertoe geleid.
                  In 2012 verbrak Nederland de diplomatieke banden met het regime en is de Nederlandse
                  ambassade uit Damascus vertrokken.
               
Lidmaatschap ISIS
De EVA acht het niet mogelijk om lidmaatschap van een terroristische organisatie als
                  internationaal misdrijf op te nemen in de bevoegdheid van een internationaal tribunaal
                  en plaatst daarnaast vraagtekens bij de wenselijkheid van het vervolgen van personen
                  voor lidmaatschap van ISIS. Hij wijst hierbij op het ontbreken van een duidelijk criterium
                  voor lidmaatschap van ISIS dat zich leent voor toepassing door een internationaal
                  tribunaal. Deze opvatting deelt het kabinet niet. Indien partijen bij het verdrag
                  dit wenselijk achten, zou bij het oprichten van een internationaal tribunaal lidmaatschap
                  van een terroristische organisatie als misdrijf strafbaar kunnen worden gesteld, naast
                  internationale misdrijven (oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en
                  genocide). Over de definitie voor dit misdrijf zouden partijen bij het verdrag consensus
                  moeten bereiken. Dat lidmaatschap wel degelijk een werkbaar criterium kan zijn, blijkt
                  uit het feit dat de Nederlandse rechter meerdere veroordelingen heeft uitgesproken
                  voor deelname aan een terroristische organisatie.
               
Nationale berechting
De EVA beveelt met name aan om mogelijkheden voor nationale berechting, waar nodig ondersteund door internationale samenwerking en eventueel met
                  een complementaire rol van een internationaal tribunaal, te onderzoeken. Hierbij dienen
                  waarborgen te worden gegarandeerd. Hij wijst op de mogelijkheid van nationale berechting
                  in Irak of Syrië, dan wel in staten waar uitreizigers vandaan komen, zoals Nederland.
                  Hierbij vermeldt hij expliciet dat er dan in adequate waarborgen voor de bescherming
                  van de rechten van verdachten in overeenstemming met internationaal recht moet worden
                  voorzien, in het bijzonder het recht op een eerlijk proces, inclusief de mogelijkheid
                  van hoger beroep, het uitsluiten van de doodstraf, detentie conform internationaalrechtelijke
                  standaarden en consulaire bijstand. Dat zijn allemaal vraagstukken die Nederland thans,
                  samen met een aantal andere EU-lidstaten, aankaart in de besprekingen met Irak.
               
Beperken van rechtsmacht tot leden van ISIS
De EVA geeft aan dat het – met uitzondering van het Neurenberg Tribunaal – gebruikelijk
                  is dat internationale tribunalen rechtsmacht kunnen uitoefenen ten aanzien van alle
                  personen die verdacht worden van misdrijven in een bepaald conflict, onafhankelijk
                  van de partij waartoe zij behoren. De EVA beveelt dan ook aan bij oprichting van een
                  tribunaal te streven naar een mandaat dat zich uitstrekt tot alle partijen bij het
                  conflict.
               
Het kabinet deelt dit streven om accountability voor alle misdrijven die zijn gepleegd
                  in Irak en Syrië te bewerkstelligen. De Nederlandse inzet ten aanzien van accountability
                  in Syrië, onder andere via de bewijzenbank voor Syrië (IIIM) richt zich ook op alle
                  partijen bij het conflict, waaronder ISIS. Tegelijkertijd realiseert het kabinet zich
                  dat, om samenwerking met Irak met het oog op met het oog op berechting van ISIS mogelijk
                  te maken niet kan worden uitgesloten dat van een dergelijke uitbreiding van de rechtsmacht
                  van een internationaal tribunaal zou moeten worden afgezien. In dit verband is ook
                  van belang dat het kabinet eerder heeft geconcludeerd dat ISIS zich hoogstwaarschijnlijk
                  schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige internationale misdrijven, waaronder genocide
                  en misdrijven tegen de menselijkheid. Het kabinet wijst er op dat ook het mandaat
                  van UNITAD is beperkt tot misdrijven gepleegd door ISIS in Irak. De algemene Nederlandse
                  inzet zal evenwel gericht blijven op accountability voor alle partijen bij een gewapend conflict.
               
Niet-statelijke actoren – SDF optie
De EVA concludeert dat het oprichten van een tribunaal in Noordoost-Syrië op gespannen
                  voet zou staan met het non-interventiebeginsel en de soevereiniteit van Syrië. Hoewel
                  nuancering van een dergelijke conclusie volgens het kabinet mogelijk is, is samenwerking
                  met de SDF als niet statelijke actor bij de oprichting van een internationaal tribunaal
                  ter plaatse geen optie. De SDF is een non-statelijke gewapende actor die door verschillende
                  organisaties wordt beschuldigd van mensenrechtenschendingen en de YPG – binnen de
                  SDF de dominante strijdgroep – onderhoudt contacten met het regime en is gelieerd
                  aan de PKK (een organisatie die op de EU terrorismelijst staat).
               
Bewijsvergaring
De EVA ziet het belang van het werk van UNITAD en het IIIM waar het gaat om bewijsvergaring,
                  temeer wanneer Irak en Syrië niet samenwerken met een internationaal tribunaal. Maar
                  de EVA schetst ook beperkingen, waaronder het feit dat het IIIM tot op heden geen
                  toegang heeft gekregen tot Syrisch grondgebied. Deze door de EVA geschetste beperking
                  ten aanzien van bewijsvergaring geldt evenwel ook in relatie tot nationale berechting
                  door landen waar de FTF vandaan komen.
               
Conclusie
Het advies van de EVA sluit nauw aan bij de huidige inzet om opties ten aanzien van
                  berechting in de regio, ondanks de zeer complexe vraagstukken, grondig te onderzoeken.
               
Het advies van de EVA laat zien dat er geen gemakkelijke oplossing is. Een oplossing
                  ten aanzien van het berechtingsvraagstuk zal uit diverse elementen bestaan, waarbij
                  moet worden voldaan aan internationale standaarden en gerechtigheid wordt geboden
                  aan de slachtoffers van ISIS.
               
Het kabinet zal zich in internationaal verband blijven inzetten voor het vinden van
                  een oplossing.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
