Brief regering : Reactie op verzoek commissie om nadere onderbouwing over de verhouding tussen harde plancapaciteit en toename woningbehoefte met betrekking tot Utrecht
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 553
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2019
Tijdens het VAO Bouwopgave op 27 juni jl. heb ik uw Kamer toegezegd in gesprek te
gaan met de gemeente Utrecht over woningbouw in de polders Rijnenburg en Reijerscop
(Handelingen II 2018/19, nr. 99, item 15). Tevens heeft de vaste Kamercommissie van Binnenlandse Zaken in de procedurevergadering
van 4 juli jl. een nadere onderbouwing verzocht van de verhouding tussen de harde
plancapaciteit en toename van de woningbehoefte met betrekking tot Utrecht. Met deze
brief geef ik duiding bij de gegevens over de plancapaciteit voor de regio Utrecht,
welke zijn geleverd door de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht (bijlage)1, en geef ik een update over woningbouw in relatie tot de polders Rijnenburg en Reijerscop.
Realisatie van plannen en plancapaciteit
In de bijlage vindt u de gevraagde nadere onderbouwing van de plancapaciteit zoals
geleverd door de gemeente en de provincie Utrecht. Uit deze gegevens blijkt dat de
regio Utrecht (U162) tot en met 2024 voldoende plancapaciteit heeft om de groei van de woningbehoefte
op te vangen. In de woondeal met de regio Utrecht3 hebben de gemeenten, provincie Utrecht en ik prioriteit gegeven aan de realisatie
van deze plannen. Het is belangrijk om daar zo snel mogelijk stappen in te zetten.
Daarom hebben we 19 versnellingslocaties aangewezen, die allen een belangrijke bijdrage
leveren aan de regionale bouwopgave. Naast de woondeal zijn er in de regio diverse
initiatieven voor het verbeteren van de woningmarkt, zoals de Actie Agenda Woningmarkt
2018–2023 – een initiatief van de provincie Utrecht in samenwerking met 123 partijen
– en het Stadsakkoord Wonen – waarin de gemeente Utrecht met partners tot een gezonde
woningmarkt probeert te komen. Het vergroten van het aanbod is daarin een belangrijke
factor.
De vorming van nieuwe bouwplannen is een complex en langjarig proces. Daarom is het
belangrijk voldoende plannen in voorraad te hebben, zodat een regio flexibel met uitval
en vertraging van plannen kan omgaan. Ik maak mij hier zorgen over met betrekking
tot de regio Utrecht. Tot 2024 is er weliswaar voldoende plancapaciteit, maar is de
harde plancapaciteit goed voor slechts 66% van de toename van de woningbehoefte. Voor
de periode 2019 tot en met 2029 is in de regio Utrecht plancapaciteit voor 104% van
de woningbehoefte (hard en zacht samen). Hierdoor is er een zeer beperkte voorraad
om uitval van plannen op te vangen. Voor een stabiele hoge bouwproductie is het daarom
van belang dat er in de regio Utrecht4 op korte termijn extra planvorming wordt gestart voor de periode 2025 tot en met
2029. De beschikbaarheid van plancapaciteit is dan ook een belangrijk thema in de
woondeal tussen BZK en de regio Utrecht. In mijn eerstvolgende gesprek met de regio
zal ik hier dan ook specifiek het gesprek over aangaan. Bij mijn eerdere contacten
met de regio bemerkte ik wel dat het vergroten van de plancapaciteit veel aandacht
heeft in Utrecht zelf.
Verbeteren monitoring plancapaciteit
Het onderscheid tussen harde en zachte plancapaciteit geeft weliswaar aan wat de status
is van de beschikbare plannen, maar dat zegt niet alles over de mate waarin en de
snelheid waarmee plannen daadwerkelijk te realiseren zijn. Goed uitgewerkte en onderbouwde
zachte plannen kunnen relatief snel te realiseren zijn, anderzijds kan de harde plancapaciteit
in tijd vertraging oplopen door (onvoorziene) omstandigheden. Om de bouwproductie
goed te monitoren en nauwkeuriger inzicht te krijgen in de status van bouwplannen
is daarom een meer gedetailleerde registratie van plancapaciteit van belang. Op aanvraag
van de Kamercommissie is verdiepende informatie over de plancapaciteit in de provincie
Utrecht opgevraagd. Deze is eveneens in de bijlage bij deze brief opgenomen. Hieruit
blijkt dat er met name plancapaciteit geregistreerd wordt in de fases «1A onherroepelijk»
en «3 In voorbereiding». De overige zes planfases, worden maar beperkt gebruikt. Uit
de huidige registratie is daardoor weinig meer informatie te halen dan de onderverdeling
tussen harde plancapaciteit en zachte plancapaciteit. In de woondeal met de regio
Utrecht is afgesproken de monitoring van de plancapaciteit te verbeteren. De gemeente
Utrecht geeft daarbij aan dat zij reeds langs de lijnen van de Omgevingswet werkt.
Voor een deel van de zachte plancapaciteit, waaronder enkele grote gebiedsontwikkelingen,
zijn wel al Omgevingsvisies op raadsniveau vastgesteld (zie ook de bijlage).
De verstedelijkingsstrategie en de polders Rijnenburg en Reijerscop
De primaire verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening en locatiekeuzes liggen
bij de gemeenten en provincie. In het kader van de woondeal en het programma U Ned,
spreek ik hen daar regelmatig over. U Ned is een gebiedsgericht, interbestuurlijk
bereikbaarheidsprogramma, waarin Rijk, provincie, regio en gemeenten samenwerken aan
een integrale verstedelijkingsstrategie. Onder andere middels een MIRT-onderzoek, waarin de lange termijn keuzes (vanaf 2030) voor wonen, werken, bereikbaarheid
en leefbaarheid integraal worden onderzocht. De ontwikkeling van de polders Rijnenburg
en Reijerscop worden in dit langere termijn onderzoek meegenomen evenals andere locaties,
zoals de A12-zone tussen de knooppunten Lunetten en Oudenrijn. Over deze locaties
ga ik naar aanleiding van de gedane toezegging aan de Tweede Kamer het gesprek aan.
De ontwikkeling van dergelijke grootschalige locaties vragen significante investeringen
in bijvoorbeeld mobiliteit en een goede ruimtelijke inbedding. Planvorming voor dergelijke
locaties duurt daardoor jaren, waardoor ze voorlopig niet bijdragen om het huidige
woningtekort in te lopen. Deze locaties moeten daarom bezien worden in een langjarige
ontwikkeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.