Brief regering : Protocol tot wijziging van de titel van de Europese Overeenkomst van 30 september 1957 betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR); Genève, 13 mei 2019
35 281 Protocol tot wijziging van de titel van de Europese Overeenkomst van 30 september 1957 betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR); Genève, 13 mei 2019
A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
9 september 2019.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 9 oktober 2019.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt,
omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de
Wet op de Raad van State).
Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2019
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 13 mei 2019
te Genève tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de titel van de Europese Overeenkomst
van 30 september 1957 betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen
over de weg (ADR) (Trb. 2019, nr. 97).
Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
1. Wijziging van de titel van het ADR
Op 30 september 1957 is te Genève de Europese Overeenkomst betreffende het internationale
vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) tot stand gekomen (Trb. 1959, nrs. 81 en 171). Het ADR – het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par
route – is op 29 januari 1968 in werking getreden en is thans voor 51 staten van kracht.
Op grond van artikel 6 van de Overeenkomst kunnen drie soorten staten bij dit verdrag
partij worden, namelijk (1) staten die lid zijn van de Economische Commissie voor
Europa van de Verenigde Naties (hierna: de «VN/ECE»), (2) staten die overeenkomstig
paragraaf 8 van het mandaat van de VN/ECE met adviserende bevoegdheid tot haar werkzaamheden
zijn toegelaten, en (3) staten die overeenkomstig paragraaf 11 van het mandaat van
de VN/ECE in aanmerking komen om aan bepaalde werkzaamheden van deze Commissie deel
te nemen. Paragraaf 8 van het mandaat van het VN/ECE ziet op het toelaten van Europese
staten die geen lid zijn van de VN, paragraaf 11 ziet op het toelaten van niet-Europese
staten die wel lid zijn van de VN. Anders dan de titel van het ADR suggereert, kunnen
dus ook niet-Europese staten partij worden bij deze «Europese» Overeenkomst.
Op 12 april 2018 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in Resolutie
72/271 het belang van het ADR als één van de belangrijkste rechtsinstrumenten van
de Verenigde Naties op het gebied van de verkeersveiligheid bevestigd en de lidstaten
van de Verenigde Naties die nog geen partij zijn bij het ADR aangespoord om alsnog
tot dit verdrag toe te treden. Aangezien de huidige titel van het ADR ten onrechte
de suggestie wekt dat niet-Europese staten geen partij kunnen worden bij deze «Europese
Overeenkomst», zou deze titel een belemmering kunnen vormen voor de toetreding van
niet-Europese staten. Artikel 1 van het op 13 mei 2019 te Genève aangenomen Protocol
tot wijziging van de titel van de Europese Overeenkomst van 30 september 1957 betreffende
het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) (Trb. 2019, 97) bepaalt daarom dat het bijvoeglijk naamwoord «Europese» uit de titel van het ADR
zal worden geschrapt. Naast het bijvoeglijk naamwoord «Europese» zal krachtens dit
artikel eveneens de in de titel van het ADR genoemde datum – 30 september 1957 – komen
te vervallen.
2. Procedurele bepalingen
De tekst van het Protocol is op 13 mei 2019 met eenparigheid van stemmen aangenomen
door de conferentie van partijen bij het ADR en vervolgens op 31 mei 2019 door de
Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties naar alle bij partijen bij het moederverdrag
verzonden. Door de kennisgeving van de Secretaris-Generaal is ingevolge artikel 2,
tweede lid, van het Protocol een termijn van zes maanden aangevangen, waarbinnen de
partijen bij het moederverdrag kunnen aangeven dat zij bezwaar maken tegen de voorgestelde
wijziging van de titel van het verdrag. Als geen van de partijen voor het einde van
deze termijn – te weten, op 30 november 2019 – bij de Secretaris-Generaal schriftelijk
bezwaar heeft aangetekend tegen de voorgestelde wijziging, dan zal de wijziging van
de titel van het ADR ingevolge artikel 2, derde lid, van het Protocol voor alle partijen
bij het ADR, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, op 1 januari 2021 in werking
treden.
Afhankelijk van de uitkomst van de parlementaire goedkeuringsprocedure, zal de Nederlandse
regering voor het einde van de genoemde termijn wel of geen bezwaar aantekenen tegen
de voorgestelde wijziging.
3. Een ieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat het Protocol geen een ieder verbindende bepalingen
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die binnen de Nederlandse rechtsorde
aan rechtssubjecten rechten en bevoegdheden toekennen of plichten opleggen.
4. Koninkrijkspositie
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Protocol, evenals de Overeenkomst
zelf, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken