Brief regering : Toezegging naamswijziging
33 836 Personen- en familierecht
Nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2019
Inleiding
Bij de algemene overleggen personen- en familierecht op 16 mei 2018 en 24 januari
2019 (Kamerstuk 33 836, nrs. 26 en 34) heb ik uw Kamer toegezegd te bezien of ik praktische belemmeringen kan wegnemen
die slachtoffers van bijvoorbeeld incest ervaren als zij hun achternaam willen wijzigen.
Ook heb ik toegezegd het rapport «Geslachtsnaamswijziging na incest, een juridisch
onderzoek naar de knelpunten in de procedure tot wijziging van de geslachtsnaam voor
slachtoffers van incest» van J. Nobel (bijgevoegd)1 te bestuderen en u hierover te informeren. Met deze brief doe ik deze toezeggingen
gestand.
Bij de uitwerking van deze toezeggingen heb ik mede in ogenschouw genomen de input
uit gesprekken die gevoerd zijn in het kader van het rapport van de Commissie De Winter.2 Tijdens deze gesprekken is door verschillende betrokkenen de noodzaak van een gratis
naamswijziging na seksueel misbruik naar voren gebracht. In het najaar zal ik samen
met de Minister van VWS uw Kamer een brief sturen over de wijze waarop aan de aanbevelingen
uit het rapport van de Commissie De Winter uitvoering wordt gegeven.
Ten aanzien van de mogelijkheden tot naamswijziging ben ik voornemens drie maatregelen
te nemen.
Allereerst wil ik voor gevallen waarin naamswijziging wordt gevraagd en er sprake
is van een onherroepelijke veroordeling voor een misdrijf, zoals bedoeld in de Titels
XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van
Strafrecht, een expliciete grondslag voor naamswijziging in het Besluit geslachtsnaamswijziging
opnemen (hierna ook: Besluit). Het gaat daarbij om slachtoffers die hun naam ontlenen
aan een persoon die een misdrijf jegens hen heeft begaan, waaronder incest, en daarvoor
onherroepelijk is veroordeeld. Verder ga ik in het Besluit expliciteren dat, ook als
een onherroepelijke veroordeling ontbreekt, naamswijziging mogelijk is als sprake
is van lichamelijke of geestelijke hinder. Deze codificatie van het huidige beleid
dient de rechtszekerheid en geeft een helder signaal aan slachtoffers.
Ten tweede wil ik de mogelijkheid voor het wijzigen van de geslachtsnaam in die gevallen
waarin het achterwege blijven van een geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke
gezondheid van de betrokkene in ernstige mate zou schaden, administratief vergemakkelijken.
Ten derde wil ik in bepaalde gevallen de mogelijkheid om voor gratis naamswijziging
in aanmerking te komen verruimen.
Ten slotte informeer ik uw Kamer over de opvolging van de motie van de leden Groothuizen
en Bergkamp, waarin de regering wordt verzocht met een wetsvoorstel te komen om een
dubbele achternaam mogelijk te maken.3 Hiermee reageer ik tevens op het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid van 19 juni 2019 om de Kamer te informeren over de stand van zaken.
Wegnemen praktische belemmeringen
Tijdens genoemde AO’s heeft het lid Bergkamp aandacht gevraagd voor de praktische
belemmeringen die slachtoffers van bijvoorbeeld incest ervaren als zij hun achternaam
willen wijzigen.
Het rapport van Nobel uit 2002 bevat 24 aanbevelingen over de procedure rondom naamswijziging
van meerderjarige verzoekers die slachtoffer zijn geworden van incest. Veel van de
aanbevelingen zijn inmiddels opgevolgd of niet meer aan de orde, omdat de procedure
tot naamswijziging na het verschijnen van het rapport is gewijzigd. Aan de volgende
aanbeveling waaraan eerder nog geen opvolging is gegeven, wil ik alsnog navolging
geven.
Die aanbeveling betreft gevallen waarin naamswijziging wordt gevraagd door slachtoffers
die een onherroepelijke veroordeling kunnen overleggen wegens een misdrijf jegens
hen begaan door de dader aan wie zij hun geslachtsnaam ontlenen. Op dit moment kunnen
zij een beroep doen op de algemene hardheidsclausule; zij komen in aanmerking voor
naamswijziging op de grond dat het achterwege blijven van naamswijziging hun geestelijke
gezondheid in ernstige mate schaadt. Het overleggen van de onherroepelijke veroordeling
is daartoe voldoende. In die gevallen neemt de Dienst Justis aan de hand van die veroordeling
aan dat er sprake is van psychische hinder.
In het rapport Nobel is de aanbeveling gedaan om voor deze gevallen een speciale grond
te introduceren. Ik wil een dergelijke grond voor naamswijziging opnemen in het Besluit
geslachtsnaamwijziging. Het opnemen van een expliciete grond biedt meer rechtszekerheid
en leidt tot structurele borging, betere kenbaarheid en hiermee wordt het belang van
slachtoffers meer expliciet erkend. Voor het overige zal ik expliciteren dat een achternaamwijziging
mogelijk is als een onherroepelijke veroordeling ontbreekt en het voeren van de huidige
geslachtsnaam leidt tot aantoonbare lichamelijke of geestelijke hinder.
Een andere aanpassing betreft het administratief vergemakkelijken van de aanvraag
in gevallen waarin het achterwege van een geslachtsnaamswijziging de lichamelijke
of geestelijke gezondheid van de betrokkene ernstig zou schaden. Momenteel moet betrokkene
aantonen dat hij of zij lichamelijke of geestelijke hinder ondervindt van zijn achternaam.
Een onafhankelijk (BIG-geregistreerde) psycholoog of psychiater moet daartoe een rapport
opstellen. Dit betekent dat de betrokkene zijn of haar verhaal opnieuw moet vertellen
aan een onbekende deskundige. Dit kan een extra psychische belasting met zich meebrengen.
Ik vind dat dit eenvoudiger moet kunnen.
Ik ga de werkwijze aanpassen zodat het slachtoffer zelf medische stukken kan overleggen
waaruit blijkt dat handhaving van de achternaam psychische nood tot gevolg heeft.
Het moeten dan wel stukken zijn van een BIG-, NIP- of NVO- geregistreerde behandelaar
die een registratie heeft die ziet op de bevoegdheid om een diagnose te stellen ten
aanzien van psychische stoornissen. Anders dan voorheen kunnen dat ook stukken van
de eigen behandelaar zijn. Daardoor worden een mogelijk geestelijke en lichamelijke
belasting en eventuele vertraging in het proces weggenomen. Met deze versoepeling
wordt niet alleen tegemoetgekomen aan slachtoffers van een misdrijf die niet beschikken
over een onherroepelijke veroordeling, maar tevens aan anderen die om naamswijziging
verzoeken omdat zij geestelijke of lichamelijke hinder ondervinden door het dragen
van een bepaalde geslachtsnaam. Als ik begin volgend jaar deze tweede aanbeveling
doorvoer, zal ik de Dienst Justis vragen deze mogelijkheid duidelijk op hun website
te vermelden.
Slachtoffers die in het bezit zijn van een onherroepelijke veroordeling voor bepaalde
misdrijven jegens hen begaan, hoeven nu geen leges te betalen voor naamswijziging.4 Deze vrijstelling van de leges past in het gevoerde beleid waarin de overheid slachtoffers
van ernstige criminaliteit zo veel mogelijk wil ondersteunen bij het herstel van hun
vertrouwen in de samenleving. Ik zal de naamswijziging ook gratis maken voor vergelijkbare
gevallen waarin het (nog) niet tot een onherroepelijke veroordeling is gekomen, maar
het Schadefonds Geweldsmisdrijven wel een uitkering heeft toegekend.
Het lid Bergkamp heeft tevens aandacht gevraagd voor de duur van de procedure in de
hiervoor genoemde gevallen. Bij navraag is mij gebleken dat de Dienst Justis deze
verzoeken voor naamswijziging in 99% van de gevallen afhandelt binnen de wettelijke
beslistermijn van twintig weken. Anders dan verondersteld, worden de ouders van een
meerderjarige verzoeker bij een beroep op de hardheidsclausule niet gehoord voorafgaand
aan het te nemen besluit.
Motie dubbele achternaam
De Kamerleden Groothuizen en Bergkamp hebben bij de behandeling van de begroting van
JenV een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht om in 2019 met een wetsvoorstel
naar de Tweede Kamer te komen om een dubbele achternaam mogelijk te maken (Handelingen
II 2018/19, nr. 46, item 19). Deze motie zal worden uitgevoerd, maar met een bijgesteld tijdpad. Vanwege het
volle wetgevingsprogramma op het terrein van het personen- en familierecht kan de
voorbereiding van dit wetsvoorstel pas dit najaar ter hand worden genomen. Daarbij
zullen ook de nodige complexe internationaal-privaatrechtelijke vraagstukken moeten
worden betrokken. Ik verwacht daarom pas in de loop van volgend jaar een wetsvoorstel
aan uw Kamer te kunnen sturen.
Ter afsluiting
Het naamrecht is een rechtsgebied dat mensen raakt, omdat het gaat over hun identiteit.
Slachtoffers van ingrijpende misdrijven, zoals incest, worden dagelijks met hun naam
geconfronteerd die zij mogelijk ontlenen aan degene die hen heeft misbruikt. Dat kan
uiterst pijnlijk zijn. Met de in deze brief genoemde wijzigingen hoop ik een positieve
bijdrage te leveren aan het herstel van die slachtoffers.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming