Brief regering : Duurzame Veehouderij
28 973 Toekomst veehouderij
Nr. 218
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2019
In het Realisatieplan van mijn visie «Waardevol en verbonden» (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 76) heb ik aangekondigd uw Kamer nader te informeren over mijn aanpak om de veehouderij
verder te verduurzamen. In deze brief geef ik aan hoe ik die transitie samen met andere
partijen vorm wil geven.
1. Inleiding
Naar meer waardering voor duurzame dierlijke producten
De omslag naar kringlooplandbouw wordt ook gemaakt in de veehouderij. Veel opgaven,
zoals het sluiten van de mest-veevoerkringloop, het herstel van biodiversiteit, het
reduceren van emissies en eisen op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid,
komen samen bij de veehouder. Die opgaven kunnen niet behaald worden door steeds meer
dierlijke producten te produceren tegen steeds lagere prijzen. Er zijn verdienmodellen
nodig waarbij boeren en andere partijen een eerlijke prijs krijgen voor goede, veilige
producten die op een duurzame manier zijn geproduceerd. Dat vraagt om een omslag in
denken en doen van zowel consumenten en afnemers als van alle schakels in de dierlijke
productieketen. Ik zie daarvan al inspirerende voorbeelden. Duurzame dierlijke producten
moeten nog meer gewaardeerd gaan worden. Veel veehouders zouden graag overstappen
van de huidige schaalvergroting naar kringlooplandbouw, maar zien daar nu nog onvoldoende
economische mogelijkheden toe. Zoals een melkveehouder onlangs zei: «je kunt niet
groen doen en rood staan». Veehouders hebben de hulp van veel partijen in de keten
en de regio nodig en ook van de overheid. Hoe eerder dat gebeurt, hoe meer ruimte
zij hebben om zelf richting te geven aan hun weg naar kringlooplandbouw en een duurzame
veehouderij.
Urgente opgaven
De urgentie van deze opgaven wordt bevestigd door actuele ontwikkelingen, zoals de
afspraken in het klimaatakkoord en de stikstofproblematiek. De aanpak van de stikstofproblematiek1, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State over de Programma Aanpak
Stikstof (PAS), zal forse consequenties hebben voor heel Nederland en ook voor de
veehouderij. Zeker is dat verdergaande reductie van de uitstoot van ammoniak uit de
veehouderij noodzakelijk is. Het perspectief van kringlooplandbouw, waarin emissies
brongericht worden aangepakt en waarin de mest-veevoerkringloop wordt gesloten, staat
daarin voor mij voorop. Het is in mijn ogen absoluut noodzakelijk dat de besluiten
die we op korte termijn moeten nemen, bijdragen aan een innovatieve duurzame veehouderij
vanuit het toekomstperspectief van de kringlooplandbouw.
Zoals ik u onlangs heb geïnformeerd2 werk ik tegelijkertijd in het kader van Europese planvorming aan een Nationale Eiwitstrategie
gericht op verduurzaming en vergroting van de productie van plantaardig eiwitten ten
behoeve van diervoeders en humane consumptie. Minder voedselverspilling, meer consumptie
van groenten en fruit en een groter aandeel in de consumptie van eiwitten op plantaardige
basis zijn belangrijke bouwstenen voor een consumptiepatroon dat het klimaat minder
belast.
Gezamenlijke transitie
Dit alles vraagt om een transitie die we samen moeten vormgeven; bestaande partijen,
maar ook nieuwe partijen. Voor iedereen zal die transitie er anders uitzien, met verschillende
snelheden, verschillende aanpakken en verschillende eindpunten. Dat vereist ambitieuze
toekomstperspectieven voor de sectoren, die met de jaren steeds scherper zullen worden.
Ik ben blij te zien dat innovatieve duurzame boeren nu al laten zien wat er mogelijk
is. Tegelijkertijd is het van belang dat ook de brede middengroep nu vervolgstappen
zet op weg naar verdere verduurzaming en kringlooplandbouw. Dat vereist dat de condities
daarvoor optimaal zijn. De individuele boer, de sector, de ketenpartijen en mijn eigen
ministerie hebben daarin allemaal een rol.
De activiteiten die ik nodig acht om de transitie te ondersteunen heb ik gebundeld
in het programma Duurzame Veehouderij, dat drie hoofdsporen kent:
1. Inspireren en experimenteren: Vernieuwers hebben een belangrijke positie en voorbeeldrol in de transitie. Zij hebben
al stappen richting verduurzaming gezet en laten zien wat er kan. Dit is een inspiratie
voor andere ondernemers. Om de veehouderij een duurzaam toekomstperspectief te geven
is een beweging over de volle breedte noodzakelijk. De huidige vernieuwers moeten
kunnen blijven innoveren en hun marktaandeel moet groeien. Ik wil ze daarvoor zoveel
mogelijk ruimte blijven geven. Mijn aanpak is beschreven onder kopje 2.
2. Verbeteren van de condities om te verduurzamen: Ik wil er samen met andere partijen voor zorgen dat de condities optimaal zijn om
te verduurzamen. Daarbij richt ik me op a) het stimuleren van de markt voor duurzame
producten; b) het vergroten van de financiële slagkracht van de verduurzamende boer;
c) het coherenter maken van de regelgeving en; d) het vergroten en breder verspreiden
van kennis over verduurzaming. Mijn aanpak is beschreven onder kopje 3.
3. Concrete stappen door de sector: Vijf grote dierlijke sectoren (varkens, melkvee, pluimvee, kalveren en melkgeiten)
hebben op mijn verzoek concrete plannen en programma’s gemaakt om verder te verduurzamen,
in lijn met mijn visie op de kringlooplandbouw. Ik waardeer hun inzet en ben blij
dat ze plannen hebben gemaakt. Onder kopje 4 staan digitale verwijzingen naar de vijf
sectorplannen met mijn reactie daarop.
2. Inspireren en experimenteren
Veehouders en ketenpartners willen bij grote investeringen en/of veranderingen in
het bedrijf toekomstbestendige keuzes maken. Hiervoor is onder andere ondernemersvisie,
kennis en durf nodig, maar ook inspiratie en ruimte en vertrouwen om te experimenteren.
Ik heb met vernieuwers uit de pluimvee-, varkens- en melkveesector afzonderlijk bijeenkomsten
georganiseerd om te leren van hun ervaringen met verduurzaming. Dit waren inspirerende
bijeenkomsten. Deze ondernemers hebben laten zien welke keuzes zij voor de toekomst
hebben gemaakt. Zij passen bijvoorbeeld nieuwe technologieën toe die beter presteren
op duurzaamheid, werken vraaggericht, ontwikkelen onderscheidende marktconcepten of
gebruiken een duurzamer stal- of dierhouderijsysteem. Hiermee zorgen zij voor vernieuwing
en dragen ze bij aan een nieuw toekomstperspectief. Ik heb met hen ook gesproken over
de belemmeringen die zij ervaren hebben en wat kan helpen om de veehouderij verder
te verduurzamen. Tijdens deze bijeenkomsten bleek bijvoorbeeld dat het lastig is om
financiering te vinden, dat de markt en ketenpartijen niet altijd goed in staat zijn
om mee te innoveren en dat regelgeving soms in de weg zit.
Experimenteren
Er zijn verschillende regionale initiatieven, pilots en experimenten die de transitie
van de veehouderij faciliteren. Ik ondersteun dit met het Interbestuurlijk Programma
Vitaal Platteland (IBP-VP) de Regio Deals en de in het Realisatieplan aangewezen experimenteergebieden
voor kringlooplandbouw. Voorbeelden van verduurzaming van veehouderij binnen deze
regionale aanpak zijn:
– twee Regio Deals in Noord Nederland, waarin we samenwerken aan het stimuleren van
natuurinclusieve landbouw.;
– de regio Food Valley, waar ik samenwerk aan mogelijkheden om de emissies te reduceren,
de kringlopen te sluiten en het verdienmodel van de boer te verbeteren;
– de zuidoostelijke zandgronden waar door samenwerking tussen overheden kansrijke proeftuinen
op het gebied van o.a. mest, nieuwe teelten en klimaat opgeschaald worden.
Vernieuwers geven aan dat er behoefte is aan ondersteuning bij marktintroductie en
aan ruimte om te experimenteren. Ik zet me er voor in om samen met anderen deze belemmeringen
zoveel als mogelijk weg te nemen. Ik wil dat de huidige vernieuwers kunnen blijven
innoveren, dat er meer vernieuwers opstaan en dat vernieuwers met hun producten een
groter marktaandeel verwerven. Hiervoor wil ik de condities voor verduurzaming verbeteren,
zoals ik onder kopje 3 zal toelichten.
Met partijen uit de keten ga ik begin volgend jaar inspiratiebijeenkomsten organiseren
om veehouders en andere partijen te helpen zich verder op de toekomst te oriënteren.
Hierin zullen we toekomstige trends en ontwikkelingen rondom dierlijk voedsel analyseren
en onderzoeken waar marktkansen liggen en welk businessmodellen daarbij helpen. De
toekomstbeelden die daaruit voortkomen kunnen boeren en ketenpartijen inspireren en
uitdagen om toekomstbestendige keuzes te maken.
3. Verbeteren van de condities om te verduurzamen
Ik wil dat alle condities die partijen kunnen helpen om te verduurzamen optimaal zijn,
zodat de veehouder met vertrouwen een volgende stap richting verduurzaming en kringlooplandbouw
kan zetten. Deels kan ik dat zelf doen en deels zal ik anderen aanspreken op hun verantwoordelijkheid
hierin. Eerder informeerde ik uw Kamer over hoe ik de positie van de boer in de keten
wil verbeteren.3 Onlangs heb ik ook aangegeven op welke manier ik de productie van regio- en streekproducten
ga ondersteunen.4
a. Stimuleren van de markt voor duurzame dierlijke producten
Er moet een grotere afzetmarkt komen voor duurzamere geproduceerde dierlijke producten
ten opzichte van meer gangbaar geproduceerde dierlijke producten. Daarbij gaat het
zowel om de Nederlandse markt als de buitenlandse markt, aangezien het merendeel van
de Nederlandse dierlijke producten wordt geëxporteerd naar landen binnen de EU en
daarbuiten. Voor die afzet is een duurzamer koopgedrag van de consument noodzakelijk.
Taskforce Verdienvermogen
In april 2019 heb ik een Taskforce Verdienvermogen ingesteld. Een goed verdienvermogen
is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de transitie naar kringlooplandbouw,
waarbij de transitie naar een meer duurzame bedrijfsvoering een positieve bijdrage
levert aan het bedrijfseconomische resultaat. Ik heb de Taskforce gevraagd welke randvoorwaarden
essentieel zijn om een adequaat verdienvermogen voor kringlooplandbouw tot stand te
laten komen.
Nederlandse afzetmarkt
Het is noodzakelijk dat het marktaandeel voor duurzame dierlijke producten ten opzichte
van niet duurzame dierlijke producten in alle afzetkanalen (zoals catering, horeca,
speciaalzaken, supermarkten en de voedingsmiddelenindustrie) groter wordt. Dit is
ook de wens van de Alliantie Verduurzaming Veehouderij (AVV) waarbinnen diverse Nederlandse
afzetkanalen, de primaire sector en de diervoedersector zijn vertegenwoordigd. Samen
met de AVV, het netwerk MeatNL5 en met slagerijen werk ik aan een plan van aanpak dat beschrijft hoe zij de vraag
naar duurzamere dierlijke producten kunnen vergroten. Dit verschijnt komend voorjaar.
Het bestaande netwerk MeatNL, mede een initiatief van de AVV, dat producenten van
duurzamere dierlijke producten en ondernemers uit de afzetkanalen met elkaar verbindt,
wil ik versterken en uitbreiden met meer stakeholders. Vanuit dit netwerk zijn al
nieuwe samenwerkingen tot stand gekomen, knelpunten gesignaleerd, analyses gemaakt
en kunnen nieuwe markconcepten, nieuwe marktstrategieën en nieuwe verdienmodellen
ontstaan waarmee het marktaandeel voor duurzame dierlijke producten op de Nederlandse
markt wordt vergroot.
De verschillende overheidsdiensten en -instellingen zijn met hun catering ook een
(grote) eindgebruiker van dierlijke producten. In mei 2019 zijn de criteria voor Maatschappelijk
Verantwoord Inkopen (MVI) voor het onderdeel catering volledig vernieuwd. Hiermee
wordt het aandeel van duurzame dierlijke producten ten opzichte van niet duurzame
producten vergroot. De MVI-criteria worden jaarlijks beoordeeld en waar nodig aangepast
indien er sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Volgend jaar wil ik kijken of we specifieke
duurzamere marktconcepten als eis of gunningscriterium kunnen opnemen in de MVI-criteria,
zodat de ontwikkeling hiervan verder wordt gestimuleerd. Daarnaast wil ik ook kijken
naar de inkoopeisen voor duurzame catering bij de huur van vergaderruimtes en bij
de organisatie van evenementen.
Consumenten
Om het marktaandeel voor duurzame dierlijke producten te vergroten, moet ook de consument
voor deze producten kiezen. Ik zie al een trend dat consumenten vaker kiezen voor
duurzaam geproduceerd voedsel6. Samen met ketenpartijen wil ik een gezamenlijke strategie ontwikkelen om Nederlandse
consumenten beter te informeren en motiveren om duurzame dierlijke producten te kopen
voor thuis of wanneer zij buitenhuis eten. De rol van keurmerken, transparantie over
het productieproces en de in de markt aanwezige kennis over consumentengedrag maken
hier onderdeel van uit.
Om de consument te helpen kiezen voor duurzamere dierlijke producten bestaan nu het
Beter Leven Keurmerk van de Dierenbescherming en het keurmerk On the way to Planetproof
van Stichting Milieukeur. Met een subsidie ondersteun ik de verbreding van het Beter
Leven Keurmerk met natuur- en milieucriteria. De Dierenbescherming, stichting Natuur
en Milieu en de Vogelbescherming ontwikkelen dit samen met veehouders en verwerkers.
Voor de zuivel zijn de eerste resultaten al zichtbaar in de supermarkt. Er liggen
melk- en yoghurtproducten in het schap die afkomstig zijn van veehouders die werken
conform de criteria van 1 ster Beter Leven Keurmerk op het gebied van dierenwelzijn,
natuur, milieu en weidevogels. De criteria voor 2 en 3 sterren voor de melkveehouderij
zullen later dit jaar volgen. Aan de uitbreiding van het Beter Leven Keurmerk met
criteria voor natuur en milieu voor varkens en vleeskuikens wordt gewerkt.
Buitenlandse afzetmarkt (export)
Ook in relatie tot de export is het vergroten van het marktaandeel van duurzame dierlijke
producten van belang. De grote internationale ketenspelers van Nederlandse dierlijke
producten spelen al in op deze veranderende marktomstandigheden. Binnen de varkenshouderij
wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het Holland Varken als centraal kwaliteitslabel- en
borgingssysteem voor de internationale positionering van Nederlands varkensvlees als
kwaliteitsproduct met als kernelementen voedselveiligheid, traceerbaarheid, dierenwelzijn
en -gezondheid en duurzaamheid. Binnen de zuivelketen wordt ingespeeld op de vraag
naar genvrije zuivel voor de Duitse markt. Met hen ben ik in gesprek om te kijken
of en hoe ik kan helpen het marktaandeel van duurzame dierlijke producten te vergroten.
Zoals aangekondigd in het Realisatieplan van de LNV-visie pas ik de internationale
strategie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aan.7 Hiervoor maak ik gebruik van het netwerk van Landbouwraden, de inzet van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) op internationale voedselbeurzen, internationale
marktverkenningen en samenwerkingsverbanden, en de inzet tijdens uitgaande handelsmissies.
Dierenwelzijnsorganisaties en ketenpartijen uit verschillende Europese landen onderzoeken
de ontwikkeling van een marktbreed labelingsysteem voor productiemethoden en dierenwelzijn
wat toepasbaar is in meerdere (Noordwest-) Europese landen. Die ontwikkeling steun
ik.
Daarnaast organiseer ik in het najaar van 2020 een Europese conferentie om met landen
uit Noordwest-Europa in gesprek te gaan over de noodzakelijke verduurzaming van de
veehouderijen en hoe we daar gezamenlijk aan kunnen werken. Binnen deze landen is
er – net als in Nederland – maatschappelijke behoefte om met meer oog voor duurzaamheid
en dierenwelzijn te produceren, maar produceren ondernemers vaak binnen een markt
waar deze kosten moeilijk terug te verdienen zijn.
Voor markttoegang in landen buiten de Europese Unie wordt een transparant afwegingskader
ontwikkeld dat eind 2019 gereed is. Dit maakt duidelijk in welke mate mijn ministerie
zich gaat inzetten voor markttoegangsdossiers. Leidend daarbij is dat dossiers die
aansluiten op de LNV-visie meer inzet verdienen dan andere dossiers.
b. Vergroten van de financiële slagkracht van de verduurzamende boer
De veehouder moet financiële mogelijkheden hebben om te investeren in de verduurzaming
van zijn bedrijf. Enerzijds kan dat door nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen en
anderzijds zullen zij investeringskapitaal nodig hebben voor verduurzamingsmaatregelen.
Daar wil ik hen waar mogelijk bij ondersteunen en verwacht ik ook van andere partijen
dat zij daaraan meewerken. Zo kunnen banken financieringsaanvragen om te verduurzamen
aantrekkelijk maken voor veehouders. Hierover ben ik met hen in gesprek.
Bijeenkomst duurzame agro-financiering
Met de transitie naar een meer duurzame en op kringloop gebaseerde landbouwsector,
neemt ook de behoefte naar andere, innovatieve financieringsvormen toe. Daarom wil
ik in het najaar van 2019 een brede bijeenkomst over duurzame agrofinanciering organiseren.
Daarin komen vragen aan de orde als: Hoe kunnen we het huidige instrumentarium nog
beter aan laten sluiten bij de nieuwe financieringsbehoefte? Hoe kunnen we slimmer
gebruik maken van bestaande fondsen bij bijvoorbeeld de EU en Invest.NL?
Ik zet ook eigen middelen in om de veehouderij te verduurzamen. Ik ben voornemens
een subsidieregeling te maken waarmee ondernemers de technische en economische haalbaarheid
kunnen onderzoeken van klimaatvriendelijkere en duurzamere dierlijke producten die
zij als nieuw marktconcept in de markt willen zetten en deze kunnen gaan ontwikkelen.
Ook wil ik er voor zorgen dat veehouders coaching en advies kunnen krijgen bij het
ontwikkelen van een marktconcept en een bijbehorende marktstrategie.
Daarnaast stel ik subsidie beschikbaar voor veehouders die investeren in de ontwikkeling
en toepassing van integrale brongerichte emissiereducerende maatregelen in stallen.
Het Rijk stelt hiervoor vanuit de middelen voor de warme sanering van de varkenshouderij
uit het Regeerakkoord 60 miljoen euro beschikbaar. In het klimaatakkoord is hier nog
112 miljoen euro bij gekomen.8
Mijn inzet is om het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB) samen met de
provincies in te zetten voor de verdere verduurzaming van de veehouderij. Ik onderzoek
hoe omschakeling naar duurzamere productie voor nieuwe markten, verduurzaming van
stalsystemen en duurzame investeringsondersteuning binnen de subsidieregeling voor
jonge landbouwers mogelijk gemaakt kan worden.
c. Coherenter maken van de regelgeving
Ik wil dat regelgeving de verduurzaming van de veehouderij niet in de weg staat. Hiervoor
wil ik werken vanuit het principe van één overheid. Met andere overheden ga ik hierover
in gesprek. In het Realisatieplan van de LNV-visie9 heb ik al een aantal belemmeringen vermeld en de regionale aanpak beschreven. De
signalen die voortgekomen zijn uit de bijeenkomsten met vernieuwers en die binnenkomen
via het Agroloket en het loket Doe mee met de omslag naar de kringlooplandbouw neem
ik mee. Waar nodig en mogelijk zal ik wetgeving aanpassen of experimenteerruimte geven,
zoals ik heb gedaan bij de Green Deal weidevarkens en de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat heeft gedaan bij het wetsvoorstel Ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven.
Ruimte voor Duurzaamheidsinitiatieven
Op 4 juli 2019 is het wetsvoorstel Ruimte voor Duurzaamheidsinitiatieven aan de Kamer aangeboden. Op basis van dit voorstel kunnen partijen de Minister die
het aangaat verzoeken om hun duurzaamheidsinitiatieven om te zetten in regelgeving.
Hierdoor kunnen dergelijke initiatieven vaker doorgang vinden.
Een groot deel van de regelgeving wordt op Europees niveau bepaald. Waar nodig zet
ik me ook op dat niveau in om regelgeving aan te passen.
d. Vergroten en breder verspreiden van kennis over verduurzaming
Om te verduurzamen heeft een veehouder aanvullende vaardigheden nodig en ontstaan
ook nieuwe kennisvragen. Het onderzoek (onder andere via het topsectorenbeleid) naar
verduurzaming van bestaande bedrijven en naar emissiearme stal- en houderijsystemen
blijf ik ondersteunen. Voor de beoordeling van toekomstige onderzoeksprojecten en
verdeling van middelen stel ik een kennis- en innovatieagenda veehouderij op, zodat
deze maximaal gericht is op de transitie naar een duurzame veehouderij. Met de sectoren
ga ik in gesprek over hoe kennis beter verspreid kan worden. Hierbij zal gebruik worden
gemaakt van de maatregelen zoals ik die heb genoemd in mijn brief over Innovatie op
het boerenerf. 10 Ik ga met het GroenPact in gesprek om te verkennen hoe kennis over verduurzaming
van de veehouderij een vaste plek kan krijgen in het onderwijs. Speciaal wil ik daarbij
aandacht voor kennis over duurzame veehouderij in food- en horeca-opleidingen en in
vakopleidingen van slagers en koks.
4. Concrete stappen door de sector
Opgaven
Er gebeurt al heel veel op de verschillende boerenerven en bij de ketenpartijen wat
bijdraagt aan de verduurzaming van de veehouderij. In het onlangs gesloten klimaatakkoord
zijn door de agrarische sector afspraken gemaakt over hun bijdrage aan het tegengaan
van klimaatverandering. Die afspraken gaan onder andere over diervoeding, mestopslag
en emissiearme stallen en raken de veehouder direct. Er wordt steeds meer duidelijk
over het belang van biodiversiteit en het verbinden van landbouw en natuur. Partners
in het deltaplan biodiversiteitsherstel werken aan algehele verbetering van biodiversiteit
in het agrarisch gebied en in natuurgebieden. De staatsecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) werkt naar aanleiding van het advies van de commissie Biesheuvel
aan het geurbeleid. Uw Kamer ontvangt hierover een aparte brief.
Integraal Duurzame Stallen 2018
Het percentage integraal duurzame stallen is ten opzichte van 2017 met 1,5% gestegen
naar 16,5%. Dit heeft 3 oorzaken: (1) meer stallen met een Beter Leven Keurmerk (+492);
(2) een toename van het aantal stallen dat aan de Maatlat Duurzame Veehouderij (+273)
voldoet en; (3) de afname van het totaal aantal stallen. Het percentage duurzame dierplaatsen
is daarmee met 5,7% gestegen naar 46,2%. Zie voor het hele rapport de website https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onderzoeksprojecten-LNV/ Expertisegebieden/kennisonline/Add-Q2-Monitoring-Integraal-
Duurzame-Stallen.htm.
Voor de omslag naar kringlooplandbouw is het beter sluiten van de mest-veevoerkringloop
een belangrijke opgave. Het gaat onder andere om het vergroten van het gebruik van
reststromen in veevoer en het verbeteren van de kwaliteit van mest, zodat ze gebruikt
kan worden voor organische bemesting. Deze opgaven en andere opgaven zoals dierenwelzijn
en diergezondheid zijn fors en komen samen op het boerenerf. Een integrale aanpak
en samenwerking binnen de ketens is daarbij essentieel. Ketenpartijen zoals veevoederbedrijven,
slachterijen, zuivelondernemingen en banken zijn allemaal voor een deel bepalend voor
wat er op het boerenerf gebeurt en wat de mogelijkheden zijn om te verduurzamen en
welke keuzes de boer daarin maakt. Bij een duurzame veehouderij gaat het er om dat
de verdeling van lusten en lasten in de keten op een eerlijke manier gebeurt en dat
er een verdienmodel voor de boer is om de benodigde investeringen te kunnen doen.
Alleen als alle partijen in samenwerking hun bijdragen leveren, kan de transitie slagen.
Sectorplannen
Ik waardeer de stappen die de afgelopen jaren zijn gezet. Tegelijkertijd is er nog
veel nodig. Ik heb daarom de sectorpartijen uit de vijf grote dierlijke sectoren (melkvee,
pluimvee, varkens, kalveren, melkgeiten) gevraagd om in lijn met mijn visie afspraken
te maken over de verduurzaming van hun sectoren. Ik ben blij dat de verschillende
partijen de visie naar kringlooplandbouw steunen en de urgentie voelen om hiermee
aan de slag te gaan. Dit heeft geresulteerd in een plan van elke sector waarin zij
stappen zetten om te verduurzamen. Dit zijn integrale plannen en programma’s waarin
zowel relevante bestaande afspraken (zoals uit het klimaatakkoord), lopende trajecten
(zoals het geurbeleid) en nieuwe initiatieven zijn opgenomen. Ik heb in bestuurlijke
overleggen op 27 augustus jl. met de verschillende sectoren over de plannen gesproken.
Ik ga hieronder in op de belangrijkste punten uit de plannen, mijn appreciatie daarvan
en wat mijn bijdrage is in de uitvoering van deze plannen.
Er zit veel diversiteit in de plannen. De uitgangssituatie en de opgaven in de verschillende
sectoren zijn ook verschillend. Elk sectorplan legt de focus op die aspecten waar
voor de betreffende sector de urgentie het grootst is, zodat daar ook echt stappen
gezet worden. In de grondgebonden veehouderij is bijvoorbeeld ook aandacht voor biodiversiteit,
maar in de niet-grondgebonden veehouderij komt dat minder terug in de plannen. Daarvoor
is verdere kennisontwikkeling nodig, bijvoorbeeld over mogelijkheden voor erfbeplanting.
Hiervoor wil ik dit najaar samen met de sector tot concrete voorstellen komen.
Een belangrijk onderdeel van mijn inzet op korte termijn is dat ik nog dit jaar een
subsidieregeling open zal stellen voor integraal duurzame en emissiearme stalsystemen
en managementmaatregelen. Deze regeling is zowel gericht op innovatie- en pilotprojecten
als op investeringsprojecten van voorlopers (first movers) voor integrale, brongerichte emissiebeperkende stal- en managementmaatregelen.
De betrokken partijen gaan nu aan de slag met de uitvoering. Bij een aantal sectoren
zal ook nog een achterbanraadpleging plaatsvinden. Het is daarbij belangrijk om te
realiseren dat de plannen niet statisch zijn. Gaandeweg zullen nieuwe inzichten ontstaan.
Ik heb daarom ook nadrukkelijk aandacht gevraagd voor een goede monitoring. Dat is
in de verschillende plannen opgenomen en zal de komende tijd verder worden vormgegeven.
Ook nieuwe ontwikkelingen, zoals de aanpak van de stikstofproblematiek of het geurbeleid,
kunnen leiden tot nieuwe vragen en nieuwe maatregelen. Dit kan leiden tot aanpassing
of aanvulling van de plannen. Ik blijf daarom met de betrokken partijen in gesprek
over de voortgang, zodat bijgestuurd kan worden waar nodig. Ik zal uw Kamer hierover
periodiek informeren.
a. Varkens
Een aantal belangrijke partijen uit de varkenssector11 heeft zich verenigd in de Coalitie Vitalisering Varkenshouderij (CoViVa) en een programma12 opgesteld. In dit programma voor een duurzame en vitale varkenshouderijketen zitten
belangrijke elementen die bijdragen aan de transitie naar kringlooplandbouw. In de
eerste plaats het vergroten van het aandeel grondstoffen in veevoer die niet geschikt
zijn voor humane consumptie en het gebruik van grondstoffen van Europese oorsprong.
Ten tweede is een omslag nodig naar integraal duurzame en emissiearme bedrijfssystemen
waarin schadelijke emissies uit stallen (ammoniak, broeikasgassen, geur en fijnstof)
brongericht en preventief worden voorkomen. Dit verbetert de leefomgeving maar ook
de gezondheid en het welzijn van de varkens en de veehouder.
In de derde plaats is versnelling van mestverwerking en -verwaarding nodig voor een
betere benutting van de mineralen in dierlijke mest. Hierdoor kan, onder voorbehoud
van aanpassing van Europese regelgeving, het gebruik van meststoffen geproduceerd
met fossiele grondstoffen worden afgebouwd. De afspraken die gemaakt zijn in het kader
van het klimaatakkoord en de omslag naar een energieleverende varkenshouderij zijn
onderdeel van het programma. In het programma zijn ten vierde ook acties opgenomen
in het kader van robuuste en gezonde dieren in een diervriendelijke houderij, zoals
de aanpak van bedrijfsgebonden dierziekten en de praktijkgerichte afbouw van ingrepen.
Ten vijfde zijn versterking van de nationale en internationale marktgerichtheid en
ketensamenwerking noodzakelijk voor een economisch toekomstbestendige varkensketen
en een goed verdienmodel. Er wordt door de sector geïnvesteerd in transparante, digitale
ketens met maatwerk door middel van nieuwe onderscheidende marktconcepten waarin ook
de «vierkantsverwaarding» van het varken goed wordt verankerd.
Uit het sectorplan varkens
– Ontwikkelen van integraal duurzame stallen met reductie van ammoniak tot 85%, broeikasgassen
tot 90%, geur tot 70% en fijnstof tot 50% in 2030;
– In 2030 wordt het mestoverschot, dat niet in de regio zelf kan worden afgezet, verwaard
tot waardevolle meststoffen, kunstmestvervangers of groene energie, onderzoek of dit
kan via een nationale mestcoöperatie;
– Ontwikkeling van een integrale benchmark om te sturen op diergezond en dierenwelzijn;
– Ontwikkeling en invoering vanaf 2022 van een digitaal dierpaspoort voor elk varken;
– Ontwikkeling van marktconcepten die op de (inter)nationale markten onderscheidend
zijn betreffende klimaat, dierenwelzijn, kwaliteit en smaak.
Ik waardeer het dat de partners van CoViVa het initiatief hebben genomen om na te
denken over de toekomst van de sector en tot een gezamenlijke aanpak tot transitie
te komen en hiervoor een budget van 40 miljoen euro ter beschikking stellen. Het programma
omvat een ambitieuze agenda met concrete doelen voor de korte en lange termijn, uitwerkingsacties
waarin de private partijen investeren en een uitgewerkte uitvoeringsorganisatie en
governance. Dit programma geeft voor mij de invulling van de visie naar kringlooplandbouw
voor de varkenssector.
Om de uitvoering van dit plan te kunnen realiseren, open ik onder andere de eerder
genoemde subsidieregeling voor innovatie- en investeringsprojecten voor de brongerichte
verduurzaming van varkensstallen. Verder ondersteun ik ook het ontwikkelen van een
integrale benchmarksystematiek voor verhoging van diergezondheid en dierenwelzijn
door de varkensketen. De systematiek focust op een aantal specifieke welzijns- en
gezondheidsparameters, waaronder intacte biggenstaarten.
Om het staartcouperen uit te faseren, is het noodzakelijk dat de oorzaken van staartbijten,
zoals huisvesting die niet voldoet aan de behoeftes van varkens, verveling, voeding
en stalklimaat, aangepakt worden. Dit vraagt in veel gevallen een fundamentele aanpassing
van de bedrijfsvoering en de nodige investeringen. De huidige Europese regelgeving
stuurt hier onvoldoende op, zodat in bijna heel Europa het staartcouperen nog gangbare
praktijk is. Ik wil dat het Europese verbod op routinematig couperen ook daadwerkelijk
leidt tot minder couperen. Met de sector heb ik een einddatum vastgesteld in 2030.
Door die duidelijkheid nu te bieden, zorg ik ervoor dat de varkenshouder hier al de
komende jaren bij investeringen rekening mee kan houden en ervaring kan opdoen met
het houden van varkens met intacte staarten door geleidelijk aan meer tomen met biggen
te houden waar niet gecoupeerd wordt. Hierdoor kan het couperen stapsgewijs afgebouwd
worden. Om te zorgen dat er de komende jaren stappen kunnen en worden gezet, gebeurt
het volgende:
– Vanaf dit najaar is een verkorte risicobeoordeling voor alle varkenshouders verplicht
in het private kwaliteitssysteem. Hiermee krijgt de varkenshouder inzicht in de risicofactoren
en kan daarop sturen;
– Er is nu in Nederland geen markt om de extra kosten om te stoppen met staartcouperen
terug te verdienen. Ik ga met marktpartijen in gesprek over de verwaarding hiervan;
– Met mijn Deense en Duitse collega werk ik samen om de uitvoering van de Europese regelgeving
op dit punt effectiever te maken;
– Ik stimuleer de gewenste ontwikkeling ook via de eerder genoemde subsidie voor integraal
duurzame stallen;
– Ik monitor jaarlijks de voortgang.
Hiermee is uitvoering gegeven aan de moties van de leden Thieme (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 84) en Van Dekken (Kamerstuk 28 286, nr. 666) die verzochten om een einddatum vast te stellen.
b. Melkvee
De duurzame zuivelketen (DZK) – een samenwerking onder de vlag van ZuivelNL tussen
LTO, NMV, NAJK en de zuivelondernemingen (NZO) – heeft de doelen13 voor de komende jaren opgesteld. Daarmee laat zij zien hoe ze de komende jaren wil
bijdragen aan de omslag naar kringlooplandbouw, door voer op eigen grond of in de
buurt te produceren en de mest daar ook optimaal voor te benutten. Het KalfOK-systeem
legt een goede basis voor de aanpak van kalverzorg. Momenteel wordt gezamenlijk met
de sector bekeken hoe het KalfOK-systeem aansluit op wat ik voor ogen heb, namelijk
een benchmarksystematiek met daarin een streef-, signalerings- en actiegebied, vergelijkbaar
met de aanpak op antibiotica.
Ik heb met de sector afgesproken dat we een onafhankelijk advies uitvragen over wat
een verantwoord niveau van kalverzorg is. Parallel hieraan zullen elk kwartaal cijfers
over kalversterfte worden gepubliceerd. De Biodiversiteitsmonitor maakt op integrale
wijze via kritische prestatie indicatoren meetbaar wat de impact van individuele melkveebedrijven
op de biodiversiteit is. Instrumenten als de Biodiversiteitsmonitor, het KalfOK-systeem
en het KoeKompas bieden melkveehouders inzicht in hun duurzaamheidsprestaties en handvatten
om die te verbeteren. De melkveehouderij heeft verder een belangrijke opgave om zowel
de emissie van methaan (in het kader van het klimaatakkoord) als ammoniak (in het
kader van de stikstofaanpak) te verminderen. Ik steun de DZK in hun plannen om de
Kringloopwijzer als managementinstrument, in aansluiting op mijn kringloopvisie, door
te ontwikkelen en te verbreden naar alle emissies.
De uitspraak van de Raad van State over de PAS maakt de reductie van ammoniak voor
de melkveesector extra urgent. Ik heb met de sector afgesproken dat ze aan de slag
gaat om te komen tot een ambitieus plan voor verdergaande reductie en daarmee een
positieve bijdrage te leveren aan dit vraagstuk.
Uit het sectorplan melkvee
– Integrale aanpak methaan- en ammoniakemissie conform afspraken klimaatakkoord;
– Op alle melkveebedrijven wordt het dierenwelzijn en de zorg voor jonge dieren gemonitord;
– In 2025 is de melkveehouderij grondgebonden (ingevuld conform advies commissie Grondgebondenheid);
– Benchmark beschikbaar voor bedrijven voor kritische prestatie indicatoren biodiversiteit
in 2019.
De doelen van DZK sluiten aan bij de omslag naar kringlooplandbouw en ik ben blij
dat betrokken partijen verantwoordelijkheid willen nemen voor de uitvoering hiervan.
Een belangrijke vervolgstap voor de sector is om de voorgenomen plannen (zoals op
grondgebondenheid en ammoniak) verder uit te werken. De afspraken die in het kader
van het klimaatakkoord zijn gemaakt en de bijbehorende middelen die het kabinet hiervoor
beschikbaar heeft gesteld, leveren een belangrijke bijdrage aan het realiseren van
de doelen.
c. Pluimvee
De pluimveesector14 heeft een uitvoeringsagenda15 voor verduurzaming opgesteld. Daarin wordt een toekomstbeeld geschetst dat vraagt
om een systeemverandering met nieuwe integraal duurzame productiesystemen en marktconcepten.
Daarvoor moeten nieuwe verdienmodellen ontwikkeld worden voor bedrijven die onder
andere gebruik maken van grondstoffen die niet geschikt zijn voor humane consumptie,
waarbij het natuurlijk gedrag van het dier het uitgangspunt is. Bij de streefbeelden
voor de langere termijn is een uitvoeringsagenda voor de komende jaren opgesteld.
Hierin wordt ingezet op het verder circulair maken van de sector door de toepassing
van duurzame grondstoffen, zoals alternatieve eiwitbronnen en het optimaal benutten
van mest. Bij het sluiten van de kringloop hoort ook het beter verwaarden van co-producten
uit de slachterij, broederij of pluimveebedrijf zoals separatorvlees of eierschalen.
Daarbij zijn er acties opgenomen om de CO2 footprint te verlagen, de uitstoot van fijnstof en ammoniak te verminderen en het
dierenwelzijn te verbeteren.
Uit het sectorplan pluimvee
– Plan om de emissie van fijnstof binnen 10 jaar te halveren;
– Ontwikkeling naar 100% non-food grondstoffen voor de pluimveesector;
– Ontwikkelen van benchmark om de sterfte van dieren te monitoren zodat pluimveehouders
daar op kunnen sturen.
Ik waardeer het dat de sector dit plan heeft opgesteld. De inzet om de sector circulair
te maken sluit aan bij mijn streven naar kringlooplandbouw. Veel van de aangekondigde
onderzoeken worden dan ook in publiek private samenwerking gedaan. Ik heb met de sector
afgesproken dat het circulaire toekomstbeeld de komende periode verder uitgewerkt
en geconcretiseerd wordt.
In aanvulling op het sectorplan heeft de sector een plan uitgewerkt om de emissie
van fijnstof te reduceren. De sector neemt haar verantwoordelijkheid voor haar aandeel
in de productie van fijnstof (PM10), om toe te werken naar het niet overschrijden
van de advieswaarden van de WHO. De kern hiervan is een generieke aanpak, aangevuld
met een specifieke gebiedsgerichte aanpak in de zogenaamde «hotspots», waar de fijnstofuitstoot
het hoogst is en waar dus ook de meeste gezondheidswinst te behalen is. In die gebieden
worden extra maatregelen genomen om in bestaande stallen de emissie verder te reduceren.
Samen met mijn collega van IenW wil ik de sector de kans geven dit plan verder te
concretiseren en uit te voeren. Het is de gezamenlijke voorkeur dat dit leidt tot
de beoogde emissiereductie. Mocht de komende periode blijken dat het plan niet uitvoerbaar
is of onvoldoende effect heeft, dan zal generieke reductie wettelijk worden vastgelegd.
Om mogelijk tijdverlies te voorkomen, zal die regelgeving door de Staatssecretaris
van IenW parallel worden ontwikkeld met de verdere uitwerking van het plan van de
sector.
d. Kalveren
In de Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK) zijn alle schakels in de keten
van de kalversector vertegenwoordigd. Het plan van de kalversector over de verduurzaming
van de kalverhouderij is daarmee een ketenbreed plan. Het plan is opgesteld rondom
drie kwaliteitsdoelen: kalvergezondheid, kalvertransport en stalklimaat. De kalversector
bouwt met haar sectorplan voort op haar ambitieagenda uit 2016.
Uit het sectorplan kalveren
– Inrichting van tenminste 10 gedifferentieerde demonstratie stallen in de periode 2020–2024,
gebaseerd op een integraal ontwerp voor brongerichte emissiereductie met diervriendelijke
vloersystemen en met slimme opvang van (natte en vaste fractie) mest;
– Als tijdspad voor de uitrol is voorzien dat in 2024 rond 1/3 van de stallen zijn aangepast,
in 2028 kan dat aantal verdubbelen tot 2/3;
– De reductiedoelstelling voor antibioticagebruik voor het aantal bedrijven met een
rode score t.o.v. 2017 is 25% in 2022 en 50% in 2024;
– In 2020–2023 wordt een «Gezondheidsscore Vitaal Kalf» ontwikkeld;
– In 2030 zal de import van kalveren met 20% zijn gedaald, primair van verre bestemmingen.
Met haar plan zet de kalversector goede stappen om het antibioticagebruik verder te
reduceren. Ook ben ik positief over de beoogde ontwikkeling van een diergezondheidsbenchmark.
Ik lees in het plan ook een bereidheid om kritisch te kijken naar het huidige systeem
van het transporteren, samenbrengen en verdelen van kalveren. Dat vind ik een goede
ontwikkeling. In het plan schetst de kalversector een toekomstvisie voor 2030 waarin
ze uitgaat van een reductie van de kalverproductie en een lagere aanvoer van nuchtere
kalveren van buiten Nederland.
De kalversector zet in haar plan stevig in op de ontwikkeling en uitrol van integrale,
brongerichte stalsystemen die niet alleen de emissies aanpakken (waaronder ook geur)
maar ook bijdragen aan het verbeteren van dierenwelzijn en diergezondheid (door vervangen
vloeren, ruimere ligplekken en een gezonder stalklimaat) en aan een betere mestaanwending.
Dit vind ik heel positief. De kalversector stelt hier echter randvoorwaarden aan die
ik niet steun. Ik ga met hen hierover in gesprek en bezie hoe ik de noodzakelijke
stappen in een duurzame ontwikkeling van de kalverhouderij (waar nodig via regulering)
kan borgen.
e. Melkgeiten
Het Platform Melkgeitenhouderij, een samenwerking tussen de vakgroep melkgeitenhouderij
van LTO en de Nederlandse Geitenzuivel Organisatie, heeft een plan17 gemaakt voor de verdere verduurzaming van de geitenhouderij. Daarin worden doelen
en maatregelen benoemd voor een aantal specifieke opgaven zoals de zorg voor jonge
dieren, een verantwoord antibioticagebruik, zoönosen, maatschappelijke inbedding en
energie en klimaat.
Uit het sectorplan melkgeiten
– In 2022 doet 100% van de aangesloten melkgeitenhouders mee met het programma duurzame
geitenzuivelketen;
– Het antibioticagebruik wordt gemonitord;
– Er worden nu praktijkmetingen uitgevoerd om inzicht te krijgen in de emissie van broeikasgassen
en ammoniak.
Ik waardeer dat deze jonge en relatief kleine sector een plan heeft opgesteld. Het
is belangrijk dat ontwikkelingen in de sector de komende jaren passen binnen de maatschappelijke
randvoorwaarden. De uitkomsten van het lopende onderzoek naar de gezondheidseffecten
van de geitenhouderij (VGO) zijn hierin een belangrijk element. Dit plan kan een bijdrage
leveren aan de verduurzaming van de geitensector. Ik vind het wel van belang dat de
in het plan benoemde doelen en maatregelen nader uitgewerkt worden in een implementatieplan.
Ik heb in het bestuurlijk overleg afgesproken dat de sector dit implementatieplan
in de komende maanden zal opstellen.
5. Tot slot
De omslag naar kringlooplandbouw en duurzame veehouderij gaat niet van de ene op de
andere dag. Het is een transitie die alleen kan slagen als overheden, sectorpartijen,
bedrijfsleven, afnemers en consumenten samen met de veehouder optrekken. Gelukkig
zie ik dat al op veel plekken gebeuren. Ik zie het als mijn taak om daarin samen met
deze partijen op te trekken, partijen bij elkaar te brengen, waar nodig richting te
geven of te versnellen en belemmeringen weg te halen. Met elkaar werken we zo toe
naar een duurzaam toekomstperspectief voor de veehouderij in Nederland.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit