Brief regering : Wijziging van de Mijnbouwregeling in verband met het stellen van nadere regels over het uitvoeren van de operationele strategie ten behoeve van het Groningen gasveld
34 957 Wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld
Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 augustus 2019
Op 1 oktober 2019 treden de laatste artikelen van de wet betreffende het minimaliseren
van de gaswinning uit het Groningenveld in werking. Uitgangspunt van deze wijziging
van de Gaswet en de Mijnbouwwet is het kunnen sturen op het minimaliseren van de gaswinning
uit het Groningenveld om deze zo snel mogelijk te kunnen beëindigen.
De artikelen die in werking treden hebben betrekking op de uitvoering van de operationele
strategie. In deze artikelen zijn grondslagen opgenomen voor het stellen van regels
die zich richten tot de vergunninghouder van het Groningenveld, de Nederlandse Aardolie
Maatschappij (hierna: NAM). In bijgesloten ontwerp van een wijziging van de Mijnbouwregeling
treft u deze nadere regels aan. Tijdens het debat met uw Kamer op 28 juni 2018 (Handelingen
II 2017/18, nr. 100, item 15) over de hiervoor genoemde wetswijziging heb ik uw Kamer toegezegd de ministeriële
regeling aan uw Kamer te sturen voordat deze inwerking treedt. Op 9 november jl. heb
ik uw Kamer al een wijziging van de Uitvoeringsregeling Gaswet en de Mijnbouwregeling
toegezonden. Die wijzigingsregeling had betrekking op de artikelen die verband houden
met de voorbereiding van de vast te stellen operationele strategie (Kamerstuk 34 957, nr. 47).
Recentelijk heb ik uw Kamer ook geïnformeerd over de evaluatie van het Meet- en Regel
Protocol (hierna: MRP) door Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) (Kamerstuk
33 529, nr. 676). Daarin heb ik aangegeven deze evaluatie te betrekken bij het bijgesloten ontwerp
van de wijziging van de Mijnbouwregeling. In deze brief licht ik de regeling verder
toe en geef ik aan welke elementen uit het MRP, en de evaluatie daarvan, ik heb opgenomen
in de regeling.
Het uitgangspunt van deze wijziging van de Mijnbouwregeling is een systeem van meten,
analyseren en rapporteren. Hiertoe is onder andere bepaald dat NAM doorlopend de seismiciteit
monitort en daarvoor gebruik maakt van de parameters en de grenswaarden uit het MRP.
Wanneer grenswaarden behorende bij de parameters worden overschreden, schrijft de voorgestelde wijziging van de Mijnbouwregeling voor dat de vergunninghouder
mij en de inspecteur-generaal der mijnen informeert en nader analyseert of het veiligheidsrisico
niet hoger is dan bij vaststelling van de operationele strategie werd verwacht. In
het MRP zijn drie niveaus van grenswaarden opgenomen, namelijk het waakzaamheids-, signalerings- en interventieniveau. In de regeling zijn de grenswaarden opgenomen
behorende bij het signaleringsniveau. Conform de evaluatie van het MRP kan hiermee
worden voorkomen dat het interventieniveau bereikt wordt. SodM heeft mij naar aanleiding
van de evaluatie laten weten deze grenswaarden nog te gaan actualiseren. Zodra de
grenswaarden zijn geactualiseerd zal ik deze verwerken in de Mijnbouwregeling. Daarnaast
is in de regeling opgenomen dat NAM twee keer per jaar rapporteert over de seismische
ontwikkelingen waarbij NAM in zal gaan op de gemeten waardes van de parameters.
Naast de bovengenoemde plicht voor NAM om seismiciteit te monitoren en te analyseren
is in de regeling bepaald dat bij het optreden van een zwaardere aardbeving (≥3.0
op de schaal van Richter) NAM mij en de inspecteur-generaal der mijnen direct dient
te informeren, en binnen 48 uur een nadere analyse dient te maken. Daarbij legt de
regeling ook de verplichting vast om binnen twee weken te rapporteren of het veiligheidsrisico
significant afwijkt van de gegevens zoals deze zijn versterkt ter onderbouwing van
de door de vergunninghouder voorgestelde operationele strategie. De recente aardbeving
nabij Westerwijtwerd, waarbij NAM eenzelfde wijze van alarmeren en rapporteren heeft
doorlopen, onderstreept het belang om op korte termijn over informatie te beschikken
waarmee een opgetreden aardbeving geanalyseerd kan worden. Op deze wijze is geborgd
dat doorlopend, en bij acute gebeurtenissen, de veiligheidsgevolgen van de gaswinning
continu in de gaten gehouden worden.
Op basis van de gewijzigde Mijnbouwwet en gelet op het minimaliseren van de gaswinning
uit het Groningenveld stel ik jaarlijks een operationele strategie vast. Daarmee bepaal
ik, en niet NAM, hoeveel en op welke wijze er wordt gewonnen uit het Groningenveld.
Met deze operationele strategie worden daarmee de veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk
beperkt waarbij ook de leveringszekerheid kan worden geborgd. NAM is verplicht om
zich exact aan de operationele strategie te houden. Er bestaat met dit systeem geen
ruimte voor NAM om zelfstandig en naar eigen bevindingen bij te sturen gedurende het
gasjaar. Daarom is in de Mijnbouwwet reeds geborgd (artikelen 52d en 52e) dat ik tussentijdse
maatregelen kan nemen indien bijvoorbeeld het veiligheidsbelang daarom vraagt. Daarvoor
is een doorlopend inzicht in de gevolgen van de gaswinning van groot belang voor mij
en SodM. De artikelen in de voorliggende Mijnbouwregeling geven mij daarvoor de handvatten.
SodM zal mij adviseren in geval grenswaarden overschreden worden en eventuele maatregelen
aan de orde zijn. Tot slot bevat het bijgesloten ontwerp van de wijziging van de Mijnbouwregeling
nadere regels voor de jaarlijkse rapportageverplichting van NAM na afloop van het
gasjaar1.
Ik zal deze regeling niet eerder vaststellen dan 26 september aanstaande. Binnenkort
verwacht ik de resultaten van de door SodM uitgevoerde uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
voor deze regeling ook aan uw Kamer te kunnen doen toekomen. Deze regeling is het
sluitstuk van de nieuwe systematiek van de Gas- en Mijnbouwwet waarbij de gaswinning
uit het Groningenveld zo snel als mogelijk verantwoord kan worden afgebouwd en waarbij
de winning in de tussentijd op een zo veilig mogelijk manier plaatsvindt.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat