Brief regering : Rapport over ‘Het Nederlandse Wapenexportbeleid in 2018’
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 312 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2019
Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «Notitie over meer openbaarheid met betrekking
tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Kamerstuk
22 054, nr. 30), doet het kabinet u hierbij een rapport toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid
in 2018.
In dit rapport, dat ook als Engelstalige publicatie zal verschijnen, wordt onder meer
ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid.
Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensie- en veiligheid-gerelateerde
industrie en is een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole
beschreven. Voorts wordt ingegaan op de aard en omvang van de in 2018 afgegeven uitvoervergunningen.
Zoals met uw Kamer is afgesproken omvat het rapport tot slot een paragraaf over ontwikkelingen
op het terrein van de exportcontrole van goederen van tweeërlei gebruik (dual-use).
Het Nederlandse wapenexportbeleid is gestoeld op de erkenning dat in het belang van
de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid scherpe grenzen
moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid-gerelateerde
industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het
kabinet, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel.
Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is, of dat deze de grenzen
van het wapenexportbeleid overschrijdt, is de uitvoer van militaire goederen verboden,
tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden per
geval getoetst aan de acht criteria uit het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
wapenexport (2008/944/GBVB). De beoordeling vindt altijd plaats aan de hand van een
afweging t.a.v. de aard van de goederen of technologie, de eindbestemming, de eindgebruiker
en het beoogd eindgebruik.
Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg
(1991) en Lissabon (1992) en vervolgens ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk
Standpunt tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op
de uitvoer van militaire goederen en technologie.
In aanvulling op het Gemeenschappelijk Standpunt is ook aanvullend nationaal beleid
mogelijk. Zo kent Nederland een zogenaamde presumption of denial voor alle strijdkrachtonderdelen van de landen die onderdeel uitmaken van de militaire
coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië die partij is in het conflict in Jemen. Exportvergunningen
worden onder deze presumption of denial afgewezen tenzij onomstotelijk vaststaat dat de goederen niet worden ingezet bij
de strijd in Jemen. Nederland heeft zich er in 2018 voor ingezet dat ook andere landen
een vergelijkbaar beleid invoeren. Zo riep de Minister-President daartoe op tijdens
de Europese Raad van 18 oktober 2018 conform de motie-Van Ojik c.s. van 17 oktober
2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1368). De Minister van Buitenlandse Zaken deed eenzelfde oproep in november 2018 tijdens
een zitting van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties conform de gewijzigde motie
van het lid Sjoerdsma van 14 november 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1929).
Herziening presumption of denial Egypte
De situatie in Jemen wordt voortdurend en nauwkeurig gemonitord. Nieuwe informatie
met betrekking tot de betrokkenheid van de Egyptische marine bij de operatie in Jemen
geeft aan dat de rol van de Egyptische marine binnen de Jemen-coalitie zeer beperkt
is en de inzet van de Egyptische marine hoofdzakelijk gericht is op het veilig stellen
van de vaarwegen rondom het Suezkanaal. Egyptische medeverantwoordelijkheid voor de
maritieme blokkade van Jemen ligt niet voor de hand. Dit is aanleiding om de aanscherping
van het beleid in de vorm van een presumption of denial terug te draaien voor Egypte.
Voor Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten blijft de presumption of denial
van kracht. Vergunningaanvragen voor Egypte worden onverminderd secuur getoetst aan
de hand van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport
ten aanzien van de vraag of er een duidelijk risico bestaat dat de goederen in kwestie
gebruikt kunnen worden bij ernstige schendingen van mensenrechten of het humanitair
oorlogsrecht. Het risico op inzet van de goederen in het conflict in Jemen blijft
daarmee onderdeel van de afweging of een exportvergunning al dan niet wordt toegekend.
Wapenexportvergunningen in 2018
De totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2018 bedroeg € 750,93 miljoen.
Nederlandse wapenexport 2009–2018: waarde afgegeven vergunningen in miljoenen euro’s.
Op de eerste plaats in de top 5 van landen van eindbestemming met de grootste vergunningwaarden
staan de Verenigde Staten (ruim € 143 miljoen). Het gaat hierbij vaak om toeleveranties
aan de producenten van militaire vliegtuigen.
Op de tweede plaats komt Duitsland (ruim € 122 miljoen) met vooral vergunningen voor
toeleveranties van onderdelen en componenten voor de Duitse producenten van militaire
voertuigen.
Op de derde plaats komt de verzamelpost EU/NAVO+ (ruim € 108 miljoen). Onder deze
post vallen globale vergunningen die het toestaan om componenten van (vooral) militaire
vliegtuigen of militaire voertuigen te leveren aan meerdere bondgenoten, meer in het
bijzonder EU-lidstaten, NAVO-bondgenoten, alsook aan Australië, Nieuw-Zeeland, Japan
en Zwitserland.
Op de vierde plaats komt Vietnam (ruim € 66 miljoen). Het gaat hierbij om het leveren
van het ontwerp, de engineering en delen voor een viertal lokaal te bouwen middelgrote
(42m.) patrouillevaartuigen voor de Vietnamese kustwacht en om het leveren van het
ontwerp, de engineering en delen voor een lokaal te bouwen groter (93m.) schip voor
de Vietnamese marine. Dat schip zal vooral worden ingezet ter ondersteuning van de
onderzeebootdienst maar ook hydrografische en oceanografische taken moeten kunnen
vervullen.
Op plaats vijf komt Zuid-Korea (ruim € 45 miljoen) hetgeen vrijwel geheel gerelateerd
is aan de levering van delen voor het groot onderhoud van radar- en C3-systemen die
eerder voor de fregatten van de Zuid-Koreaanse marine geleverd werden.
De Nederlandse uitvoer van militaire goederen bestond in 2018 voor 87% uit componenten.
Er werden dat jaar echter ook vergunningen afgegeven voor systeemleveranties met als
land van eindbestemming een niet-bondgenoot, te weten een radar- en C3-systeem voor
een fregat van de Egyptische marine (ruim € 9,5 miljoen), een brandstofbevoorradingssysteem
voor een bevoorradingsschip van de Indonesische marine (ruim € 2,2 miljoen) en elektro-optische
systemen en communicatieapparatuur voor een eerder geleverd patrouillevaartuig van
de Mexicaanse marine (ruim € 3,7 miljoen). Over deze systeemleveranties is versneld
gerapporteerd aan de Tweede Kamer. De betreffende rapportagebrieven zijn opgenomen
in bijlage 8 van het rapport.
In 2018 zijn in totaal 19 vergunningaanvragen afgewezen. Dit aantal ligt hoger dan
in 2017 (15) en een aantal voorliggende jaren (2016: 28; 2015: 15; 2014: 4; 2013: 3). Een groot gedeelte (7) van deze aanvragen is afgewezen als gevolg van de extra
kritische toetsing naar aanleiding van de door Saoedi-Arabië geleide interventie in
Jemen. Voor deze aanvragen gold dat de betreffende goederen een reëel risico met zich
meebrachten te worden ingezet bij de gevechtshandelingen op de grond of in het luchtruim
van Jemen. Andere afwijzingen hebben betrekking op Turkije (5), India (2), Pakistan (2),
Myanmar (1), China (1) en Guyana (1).
Dit jaar zijn voor het eerst ook afwijzingen voor sondages (proefaanvragen) opgenomen
in de rapportage (zie hiervoor bijlage 5 van het rapport). Sondages geven bedrijven
in een vroeg stadium van contractonderhandelingen een indicatie of de voorgenomen
transactie in aanmerking komt voor een exportvergunning. De toetsing vindt op gelijke
wijze plaats als de toetsing voor een reguliere exportvergunning. Voor de daadwerkelijke
transactie (dus bij levering) dient alsnog een exportvergunning te worden aangevraagd.
Rapportage dual-use goederen
In het kader van transparantie is – net als vorig jaar – gekozen het rapport aan te
vullen met relevante cijfers ten aanzien van de afgegeven vergunningen voor de export
van dual-use goederen (zie hiervoor bijlage 7 van het rapport). Ook bevat het rapport een update
over de voortgang van het herzieningsproces van de dual-use verordening. U bent eerder geïnformeerd over het Commissievoorstel om de dual-use verordening te herzien en de Nederlandse inzet hierin (Kamerstuk 22 112, nr. 2240 en Kamerstuk 22 112, nr. 2686). Op 5 juni 2019 bereikte de Raad overeenstemming over het mandaat op basis waarvan
de zogenaamde triloogonderhandelingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie
zullen worden gevoerd.
De Raad zet in de herziening onder andere in op verdere harmonisatie van de vergunningsprocedure
door de introductie van een aantal nieuwe algemene EU-exportvergunningen en harmonisatie
van de controle op het leveren van de technische bijstand. Helaas is het – ondanks
actieve Nederlandse inzet daartoe in de Raad en bilateraal verband – niet gelukt een
meerderheid in de Raad te vinden om in de dual-use verordening te voorzien in exportcontrole op cybersurveillance technologie.
Rapportage eindgebruik in maandrapportages uitvoer militaire goederen
In de aanbiedingsbrief van het rapport «Het Nederlandse Wapenexportbeleid in 2016»
d.d. 9 juni 2017 (Kamerstuk 22 054, nr. 286) heeft het kabinet – naar aanleiding van een toezegging uit het AO Wapenexportbeleid
van 25 oktober 2016 – het voornemen uitgesproken om met ingang van 2018 in de maandrapportages
uitvoer militaire goederen ook te rapporteren over de eindgebruikers van deze goederen.
Daartoe dienen de interne werkprocessen en het ICT-systeem van de Centrale Dienst
voor In- en Uitvoer te worden aangepast, zodat tijdens het behandelingsproces van
de vergunningaanvraag de eindgebruiker kan worden geregistreerd. De vereiste aanpassing
van het ICT-systeem duurt langer dan oorspronkelijk voorzien.
Het betreffende ICT-systeem wordt momenteel volledig vervangen. De functionaliteit
voor de registratie van de eindgebruikers zal worden opgenomen in het nieuwe systeem
dat naar verwachting per 2020 in gebruik wordt genomen. De maandrapportage uitvoer
militaire goederen zal op dat moment – conform de toezegging – worden aangevuld met
de informatie over eindgebruikers.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Medeindiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.