Brief regering : Versterking gemeentelijke aanpak werkende armen
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 491 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2019
Het Sociaal en Cultureel Planbureau publiceerde op 3 oktober het rapport «Als werk
weinig opbrengt» over armoede onder werkenden. Op 8 november 2018 ontving uw Kamer,
als tegemoetkoming op het verzoek van het lid Smeulders van 3 oktober jl.1, de kabinetsreactie op het rapport».2 In deze kabinetsreactie is onder andere toegezegd dat het kabinet met de VNG en gemeenten
over het rapport in gesprek gaat om te bezien hoe gemeenten werkenden met een laag
inkomen beter kunnen bereiken en ondersteunen. In het debat van woensdag 23 januari
2019 over het rapport van het SCP «De sociale staat van Nederland 2017» (Handelingen II
2018/19, nr. 44, item 3) heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegd uw Kamer voor het
zomerreces te informeren over de resultaten van dit gesprek. Door middel van deze
brief informeren de Staatssecretaris en Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
u graag over de uitkomsten van het contact met de VNG en Divosa over het beter bereiken
en ondersteunen van de doelgroep.
Werkende armen
Het SCP rapporteert dat 4,6 procent van de werkenden (320.000) in 2014 in Nederland
arm was. Hiervan had 55 procent een baan in loondienst en de overige 45 procent was
werkzaam als zelfstandige. Het SCP ziet een persoon als werkende arme wanneer iemand
actief is als werknemer of zelfstandige en een huishoudinkomen heeft onder de armoedegrens.
Armoede is hierbij afgemeten aan het besteedbaar jaarinkomen van het huishouden dat
wordt afgezet tegen een uitgavenlijst die het SCP als essentieel ziet.3
De voornaamste reden van onvoldoende inkomen onder werknemers is dat er te weinig
uren per week gewerkt wordt om boven de armoedegrens uit te komen. Bij ZZP’ers wordt
er door lage uurtarieven te weinig winst gemaakt. De voornaamste risicogroepen zijn
zelfstandigen, oproepkrachten en werknemers met een kleine deeltijdbaan.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Dit kabinet vindt armoede schrijnend. Werk is in principe de beste weg uit armoede,
zo laat ook het SCP rapport zien. Het is om die reden erg belangrijk dat werk voldoende
perspectief kan bieden. Armoede en meer specifiek armoede onder werkenden is een complex
probleem. Rijk, gemeenten, werkgevers en werknemers hebben allen een rol in het tegengaan
van armoede onder werkenden. In de kabinetsreactie op het rapport «Als werk weinig
opbrengt», de brief ambities kinderarmoede en de reactie op de Kamervragen van het
lid Jasper van Dijk over de toereikendheid van het minimumloon wordt ingegaan op de
maatregelen die er vanuit het rijk worden genomen.4
De verantwoordelijkheid voor het bieden van bestaanszekerheid ligt bij het Rijk, gemeenten,
werkgevers en samenleving. Het Rijk is primair verantwoordelijk voor het bieden van
bestaanszekerheid. Gemeenten bieden op lokaal niveau aanvullende inkomensondersteuning
gericht op sociale participatie, hulp bij schulden, re-integratie van bijstand naar
werk en ondersteuning aan kwetsbare inwoners. In bijna alle gemeenten hebben ook werkende
armen toegang tot lokale inkomensondersteuning. In de praktijk zien we dat werkende
armen echter nauwelijks naar gemeenten gaan voor deze hulp en dat gemeenten deze mensen
weinig in beeld hebben. Net als bij schulden lijkt ook hier sprake van een taboe.
Acties om het gemeentelijke beleid gericht op werkende armen te versterken
De 20 gemeenten die het SCP voor zijn onderzoek gesproken heeft, geven aan dat zij
generiek beleid hebben en een inkomensnorm boven de bijstand als toegang hanteren.
Ongeacht of dit inkomen uit werk is of niet. De worsteling van gemeenten wordt door
hen als volgt omschreven: wij kennen werkende armen niet en zij kennen onze regelingen
niet.
De Staatssecretaris heeft met de VNG en Divosa gesproken over bovenstaande constatering
van het SCP. Gezamenlijk is er tot meerdere actielijnen gekomen om de groep werkende
armen beter in beeld te krijgen en te bereiken en om het taboe te doorbreken. Hieronder
worden deze acties toegelicht.
Ambities kinderarmoede
Met de gezamenlijke ambities kinderarmoede zetten Rijk en gemeenten zich in om te
bereiken dat binnen enkele jaren ieder kind dat in armoede opgroeit mee kan doen.5 Er wordt ingezet op kinderen met ouders in de bijstand, maar ook kinderen van werkenden
met een laag inkomen. De inzet is dat in 2021 70 procent van alle kinderen van werkenden
met een laag inkomen moet worden bereikt en 100 procent van de kinderen van ouders
in de bijstand.
De Staatssecretaris is in gesprek met de VNG en Divosa over de invulling van een landelijk
ondersteuningsproject voor gemeenten en over de vraag of het ontsluiten van gegevens
– en zo ja welke gegevens – van het CBS en/of andere partijen zoals het SCP, CPB en
de Belastingdienst voor gemeenten behulpzaam kan zijn om beter zicht te krijgen op
hun potentiële doelgroep. De ambitie is gemeenten periodiek te voeden met kwantitatieve
en kwalitatieve informatie over de doelgroep, zodat zij weten hoe groot de potentiële
doelgroep in de gemeente is, welke kenmerken deze mensen hebben en waar ze wonen.
Deze informatie zal gemeenten kunnen ondersteunen bij het vinden, bereiken en effectief
ondersteunen van de doelgroep. In september wordt u geïnformeerd over de stand van
zaken uitwerking ambities kinderarmoede.
Zo’n 55 procent van de werkende armen heeft kinderen. Dat betekent dat met bovenstaande
inzet gemeenten ondersteund worden in het bereiken van een groot deel van de werkende
armen. VNG en Divosa zullen daarnaast binnen dit ondersteuningsproject ook aandacht
genereren voor de bredere groep werkende armen. Mochten hier knelpunten en dilemma’s
in de praktijk uit voortkomen, dan gaat de Staatssecretaris hierover met de VNG en
Divosa in gesprek.
Vakkundig aan het werk
Het kennisprogramma Vakkundig aan het werk stimuleert onderzoek en samenwerking tussen
kennisinstellingen, gemeenten en andere partners. Een van de thema’s dit jaar is verborgen
armoede. In deze lijn wordt een consortium gevormd rondom het signaleren en benaderen
van doelgroepen die leven in armoede met passende dienstverlening ter verlichting
van de problematiek. In dit consortium zal ook expliciete aandacht zijn voor werkende
armen. In februari 2020 zal er duidelijkheid zijn welk consortium aan de slag gaat
vanaf maart 2020.
Motie van het lid Segers c.s.
Met de motie van het lid Segers c.s. zijn er eenmalig extra middelen beschikbaar gesteld
voor de ondersteuning van kwetsbare mensen, waarvan € 4 miljoen voor bestrijding van
armoede onder kinderen.6 Er is aan de 4 landelijke armoedepartijen (Stichting Leergeld, Jeugdfonds Sport &
Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job), die zich onder de naam
SAM& gezamenlijk inspannen om kinderarmoede aan te pakken, gevraagd of zij vanuit
hun praktijkervaringen een voorstel kunnen schrijven hoe zij de bestrijding van armoede
onder kinderen een impuls kunnen geven met deze middelen. Binnen de projectvoorstellen
zal er aandacht zijn voor werkende armen. Het projectvoorstel werkende armen is erop
gericht om het bestaande ondersteuningsaanbod (onder andere vanuit gemeentelijke voorzieningen
en vanuit de bij SAM& aangesloten partners) beter toegankelijk te maken voor kinderen
en jongeren die opgroeien in een huishouden met werkende ouders(s)/ verzorger(s) en
onder de armoedegrens leven. De Staatssecretaris is met Leergeld in gesprek over de
uitwerking van dit plan. De verwachting is dat de plannen deze zomer gereed zullen
zijn en dat dan kan worden gestart met de uitvoering.
Onderzoeksvraag SER
De Minister heeft de Sociaal-Economische Raad gevraagd om een verkenning naar werkende
armen.7Daarbij wordt specifiek gevraagd naar de achterliggende (institutionele) redenen van
het in deeltijd werken van werknemers in armoede en het lage tarief van zelfstandigen
in armoede. Aan de sociale partners wordt gevraagd naar oplossingen en hun visie op
de verantwoordelijkheidsverdeling op dit terrein. Omdat het onderwerp vele betrokkenen
kent met verschillende verantwoordelijkheden heeft de Minister verzocht om ook VNG
en gemeenten bij de verkenning te betrekken. In december 2019 worden de uitkomsten
van deze verkenning verwacht.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid