Brief regering : Ontwikkelingen internationaal personenvervoer per spoor
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 854 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2019
De internationale treinreis wint terrein onder Nederlandse en Europese treinreizigers.
Er zijn en worden continu diverse stappen gezet om de internationale reiziger te verleiden
om de trein te kiezen. De maatschappelijke en politieke aandacht voor dit onderwerp
dragen bij aan een grotere reizigersvraag en daarmee een steeds aantrekkelijker internationaal
treinproduct. Een mooi voorbeeld is dat dagelijks in de Eurostar, die nu driemaal
daags vanuit ons land naar Londen rijdt en terug, net zo veel reizigers passen als
in 12 vliegtuigen1. Dat is niet alleen goed voor de reiziger, maar ook voor ons klimaat.
In mijn eerdere brieven (juni 20182 en februari 20193) heb ik toegelicht hoe ik de trein als duurzaam alternatief vervoermiddel voor de
internationale reis in Europees verband verder wil stimuleren. Het op 4 april jl.
ontvangen Actieplan van het lid Schonis beschouw ik dan ook als ondersteuning van
mijn beleid. Op het merendeel van de door het lid Schonis benoemde actiepunten heb
ik, ook in Europees verband, verschillende stappen gezet om samen met de betrokken
stakeholders en partners verbetering voor de internationale treinreiziger te realiseren.
Kortom, er is een goede wind gaan waaien rondom de internationale treinreis. Hier
wil ik maximaal gebruik van maken. In deze brief breng ik u dan ook graag op de hoogte
van de laatste ontwikkelingen. Ik voldoe hierbij aan mijn toezegging uit het VAO Spoor
op 21 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 57, item 15) om u voor de zomer te informeren over de stand van zaken op de verschillende internationale
spoordossiers alsmede een reactie te geven op het D66-plan voor het internationaal
spoor. Ook ga ik in deze brief in op enkele andere concrete toezeggingen. In de bijlage
vindt u de internationale spoorkaart voor reizigers4.
Concrete gebeurtenissen en resultaten op grensoverschrijdende verbindingen
Per 11 juni jl. rijden er drie Eurostar treinen per dag vanuit Amsterdam (met overstap
in Brussel) naar London en vice versa. De onderhandelingen, die door het Ministerie
van Justitie en Veiligheid worden gevoerd, voor het Vierlandenverdrag als het bilaterale
verdrag met het VK t.a.v. grenscontroles, lopen nog. Deze zijn echter wel in een vergevorderd
stadium. De onderhandelingen over het verdrag over beveiliging, dat eveneens betrekking
heeft op de directe verbinding en die door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
worden gevoerd, bevinden zich in de laatste fase. Over de laatste stand van zaken
wordt u voor het AO Spoor van september apart geïnformeerd door het Ministerie van
Justitie en Veiligheid en Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Door de genoemde
frequentieverhoging is de flexibiliteit voor de reiziger verbeterd en is de concurrentie
met het vliegtuig verder vergroot. NS is met Eurostar in gesprek om op termijn verder
uit te breiden naar vier treinen per dag. Ten aanzien van de Thalys wordt, om tegemoet
te komen aan de groeiende reizigersvraag, de capaciteit vergroot middels inzet van
verlengde treinen en in het weekend één extra trein vanuit Brussel-Zuid in de richting
van Amsterdam.
Ook de IC Brussel draagt bij aan de intensieve verbinding met België. Sinds 9 april
2018 rijdt de IC Brussel over de HSL-Zuid, waarmee de reistijd van Amsterdam en Schiphol
naar België in de dienstregeling met een half uur verkort is. Helaas heeft een softwarefout
in de locomotieven ervoor gezorgd dat de binnenlandse prestaties op de HSL-Zuid in
de tweede helft van 2018 en de eerste maanden van 2019 tegenvielen. NS heeft mij geïnformeerd
dat de softwarefout per begin april 2019 in alle locomotieven op de HSL-Zuid, dus
ook op de IC Brussel, is hersteld. Sindsdien laten de binnenlandse prestaties op de
HSL-Zuid een duidelijke verbetering zien. Ik ben tevreden dat NS en ProRail nog steeds
alles op alles zetten om de prestaties ook goed te houden. Zo kan de reiziger op een
betrouwbaar product (blijven) rekenen. Inmiddels heb ik, conform mijn eerder aan u
gemelde voornemen5, het nieuwe te bestellen materieel voor de IC Brussel in de Redelijke Regeling opgenomen.
NS kan zo zorgen voor tijdige vervanging van het huidige materieel en verbetert de
kwaliteit van de IC Brussel in de toekomst voor de reiziger. U wordt hierover nader
geïnformeerd in de brief bij de voortgangsrapportage HSL-Zuid, die dit najaar wordt
verzonden. Ook ten aanzien van de tariefstructuur van de IC Brussel heeft NS in goed
overleg met de consumentorganisaties afgesproken dat de eerste evaluatie die nu is
uitgevoerd, dit najaar een vervolg krijgt. Ik heb NS verzocht om mij van hun vorderingen
op dit vlak op de hoogte te houden. Samen met de op 31 maart jl. geïntroduceerde nieuwe
stops van de Thalys op luchthaven Charles de Gaulle en Marne la Vallée (Disneyland
Parijs) wordt zo verder gewerkt aan het aantrekkelijk maken van de treinverbindingen
naar Brussel, Parijs en Londen.
Op 9 april jl. heb ik een bezoek gebracht aan Berlijn en heb ik gesproken met mijn
Duitse collega Staatssecretaris Ferlemann over de beoogde verbetering op de lijn Amsterdam–Berlijn.
In gesprekken die wij beiden met de vervoerders hebben, zullen we hen blijven aansporen
om zich gezamenlijk verder in te zetten voor versnelling en comfort. Een concrete
follow-up is dat Deutsche Bahn eind deze zomer start met de inbouw van WiFi in de
treinen, waardoor het comfort op deze verbinding verbetert. In opvolging van de Quick
Scan heb ik NS en ProRail gevraagd met haar Duitse partners de mogelijk kansrijke
versnellingsmaatregelen zoals multicourant materieel, slimme dienstregeling en infrastructurele
aanpassingen verder uit te werken. Conform de motie van het lid Amhaouch c.s.6 worden hier de verschillende routevarianten op een volwaardige manier onderzocht,
uitgaande van een optimale balans tussen snelheid en hoeveelheid stops. Hierbij wordt
nauw aangesloten bij de verdieping van het Toekomstbeeld OV 2040. Begin van dit najaar
leveren NS en ProRail haar eerste resultaten op en op basis hiervan wil ik in samenspraak
met NS, ProRail, de regionale en Duitse partners, aan de BO MIRT tafel concrete afspraken
maken over routes en termijnen waarbinnen we de gewenste versnelling kunnen realiseren.
Tevens heb ik met mijn Duitse collega dhr. Ferlemann gesproken over de Nederlandse
ambitie om de trein en de luchtvaart beter op elkaar te laten aansluiten, conform
de moties7 Kröger en Sienot en Paternotte c.s. We hebben afgesproken dat daar waar maar mogelijk
de Duitse counterparts aansluiten bij dit proces. Dit geldt ook voor België waar het
onderwerp inmiddels ook onderdeel is van maatschappelijk en politiek gesprek. Hierover
voer ik met beide landen bilaterale gesprekken.
Verder organiseert Nederland, in lijn met het actieplan van de heer Schonis, dit najaar
samen met de Europese Commissie (EC), ERA en de EU lidstaten een internationale bijeenkomst
over de gewenste Europese agenda ten aanzien van verbeteren internationale spoorverbindingen
voor het personenvervoer. Daarnaast zal Nederland tijdens de Digital Days in Helsinki
bijdragen aan een sessie over het onderwerp internationale ticketing over onder meer
grensoverschrijdende ticketing en.
Op 9 mei jl. heb ik de samenwerkingsovereenkomst getekend met de provincie Noord-Brabant
en de Duitse vervoersautoriteit (VRR) voor een directe treindienst tussen Eindhoven
en Düsseldorf. Met deze overeenkomst worden de bestaande IC-dienst binnen het hoofdrailnet
tussen Eindhoven en Venlo enerzijds en de Regional Express Venlo–Düsseldorf–Hamm (RE13)
anderzijds geïntegreerd in een directe treindienst. Vanaf het dienstregelingsjaar
2026 zal één keer per uur een doorgaande treindienst van Eindhoven naar Düsseldorf
worden geboden. Ik ben tevens in gesprek met de ACM over een advies aangaande een
gelijk speelveld voor de verbinding, in reactie op mijn toezegging naar aanleiding
van de aangehouden motie van het lid Ziengs8.
Ik heb het voorbije jaar zoals eerder aan uw Kamer gemeld9 onderzoeken uitgezet over het reactiveren van de spoorlijn Weert–Hamont voor personenvervoer
met de Provincie Limburg en de gemeente Weert. ProRail heeft de kostenraming van de
provincie getoetst op juistheid en volledigheid en de ontbrekende informatie in beeld
gebracht. De daaruit volgende raming valt tussen de € 50 en € 150 miljoen terwijl
een eerdere schatting van de regio uitging van € 35 miljoen. Ik ga met de regio in
gesprek over wat deze mogelijke verandering van ordegrootte van de kosten betekent
voor het vervolg en laat ook een second opinion uitvoeren. Ik zal uw Kamer dit najaar
informeren over de uitkomsten.
Op 23 mei jl. heeft het Vierlandenplatform10, tijdens het International Transport Forum in Leipzig het rapport »Four Country Platform
on Cross Border Passenger Railway Services Final Report and Recommendations» gepresenteerd.
Het rapport is bijgevoegd bij deze brief en analyseert op hoofdlijnen de stand van
zaken op de onderwerpen reisinformatie, ticketing en betaling/tarifering, en geeft
een aantal aanbevelingen op dit vlak. Het vierlandenplatform stelt dat het noodzakelijk
is om grensoverschrijdende diensten te verbeteren om meer reizigers te trekken en
daarmee het comfort en de reiservaring voor de grensoverschrijdende treinreiziger
te vergroten. De vervoerders spelen een belangrijke rol in het uitvoeren van de acties.
Voor de overheden zie ik een belangrijke aanjagende rol. De aanbevelingen heb ik daarom
overgebracht aan de betrokken stakeholders. Daarnaast zal ik via de OV en Spoortafels
hierover het gesprek voeren met de betrokken stakeholders en ook via de MaaS pilots
worden de aanbevelingen ingebracht11. Het Vierlandenplatform komt in 2020 weer bijeen om te monitoren of en op welke wijze
de aanbevelingen uit rapport zijn opgepakt.
Kansen voor de terugkeer van de nachttrein
In de brief internationaal spoorvervoer van 31 januari 2019 (Kamerstuk 29 984, nr. 813) heb ik u laten weten in gesprek te zijn met verschillende vervoerders over de mogelijkheid
om de nachttrein te herintroduceren als aantrekkelijk en duurzaam alternatief voor
het vliegtuig. Met bijgevoegd onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM)
heb ik gehoor gegeven aan de motie12 van de leden Kröger en Schonis om kansrijke internationale routes voor de nachttrein
te onderzoeken13.
De onderzoeksuitkomsten van het KiM laten zien dat, vanuit het perspectief van de
reiziger, de nachttrein voor bestemmingen op 800 tot 1.200 kilometer afstand vanuit
Nederland een goed alternatief kan zijn voor het vliegtuig of de auto, waarbij de
nachttrein wel door moet kunnen rijden tot het centrum van grote steden. Op basis
van deze criteria zijn er acht potentiele bestemmingen: Kopenhagen, Warschau, Praag,
Wenen, München, Zürich, Milaan en Turijn.
Het opzetten van dergelijke verbindingen is echter geen sinecure vanuit het perspectief
van de vervoerders. Knelpunten daarbij zijn onder andere de hoge gebruiksvergoeding
in een aantal Europese landen en andere overheidsheffingen, de beperkte capaciteit
van de infrastructuur, het ontbreken van een gelijk speelveld voor alle vervoerders,
en – na implementatie van het vierde spoorpakket overblijvende – verschillen tussen
nationale veiligheidsregels en technische regels. Dit maakt deze verbindingen bedrijfseconomisch
minder aantrekkelijk.
Zoals ik in mijn eerdere brieven heb aangegeven, ben ik, mede in lijn met het actieplan
van de heer Schonis, de afgelopen periode in gesprek geweest met verschillende vervoerders
om te onderzoeken of de herintroductie van de nachttrein in Nederland realistisch
is en om te pijlen welke partijen interesse hebben om een dergelijke verbinding te
exploiteren. Vooralsnog is alleen NS, in samenwerking met de Oostenrijkse vervoerder
ÖBB, met een concreet plan gekomen voor de herintroductie van de nachttrein. Zoals
in het KiM rapport naar voren komt zijn hiervoor wel nog wel een aantal obstakels
te overwinnen. De komende periode ga ik daarom verkennende gesprekken voeren met de
betrokken partijen om te inventariseren wat de opties zijn om de terugkeer van de
nachttrein in Nederland mogelijk te maken. Mochten andere vervoerders zich melden
met een realistisch plan dan zal ik uiteraard ook met hen het gesprek voeren.
Daarnaast zal ik in Europees verband bespreken op welke wijze er omgegaan kan worden
met de beprijzing van de internationale treinreis, zoals bijvoorbeeld de door het
KiM benoemde verschillen in gebruiksvergoeding, aangezien aanpassing hiervan in Europees
verband effect heeft.
Internationale bus
Zoals ik in de Kamerbrief van 31 januari 2019 (Kamerstuk 29 984, nr. 813) heb toegezegd, heeft het KiM op mijn verzoek ook onderzoek gedaan naar het gebruik
en de potentie van de internationale bus op zowel korte als lange grensoverschrijdende
verbindingen.
Het onderzoek is opgenomen als bijlage bij deze brief14 en laat zien dat het aanbod van internationale busverbindingen over langere afstanden
vanuit Nederland groot is en snel groeit. Dit is terug te zien in de reisaantallen:
die namen toe van 2 miljoen reizen in 2017 tot 3,5 miljoen reizen in 2018. Het gaat
hierbij met name om sociaal-recreatief vervoer. De internationale bus concurreert
op de lange afstand met name met de auto. In vergelijking met de trein is de internationale
bus in de meeste gevallen langzamer en minder frequent, maar wel goedkoper en biedt
meer directe verbindingen aan.
Op dit moment zijn er in Nederland 50 korte (minder dan 50 km) grensoverschrijdende
buslijnen, allen onder een concessie. De meeste van deze lijnen hebben lage tot zeer
lage reizigersaantallen (minder dan 200 per gemiddelde werkdag), mede door de nog
altijd aanwezige grensbarrières tussen Nederland, Duitsland en België. Het huidige
aanbod wordt door het KiM als ruim voldoende beoordeeld, daarnaast zien zij enkele
mogelijk kansrijke nieuwe verbindingen al dan niet als alternatief voor spoorse plannen.
Ik sta positief tegenover de ontwikkeling van kwalitatief goed en duurzaam grensoverschrijdend
busvervoer voor de reiziger. Er ligt een voorstel van de Europese Commissie voor marktopening
in het busvervoer. Voor dit voorstel heb ik vorig jaar een impactanalyse uitgevoerd
die ik eind vorig jaar naar de Kamer heb gestuurd15. De uitkomsten zijn, in lijn met het KiM rapport, dat het grensoverschrijdende (lange
afstands)busvervoer een waardevolle aanvulling is op het bestaande aanbod van openbaar
vervoer. De impactanalyse zal gebruikt worden voor de inzet van Nederland in het onderhandelings-
en besluitvormingsproces in de EU. De conclusies van het KiM neem ik mee in de gesprekken
in de regio over ambities ten aanzien van internationale verbindingen.
Vooruitblik
Conform de motie van het lid Amhaouch16 treed ik dit najaar in het kader van de BO’s MIRT en de uitwerking van het Toekomstbeeld
OV met de verschillende provincies in overleg over de voortgang van het internationale
spoor. In relatie met het Toekomstbeeld OV kijken we naar de (on)mogelijkheden voor
Amsterdam–Heerlen–Aken, routeopties Berlijntrein en Den Haag–Eindhoven–Düsseldorf,
aangezien dit afwegingen met zich meebrengt die het hele netwerk raken. Dit najaar
zal ik ook met betrokken partijen over de voortgang ten aanzien van de Drielandentrein
in gesprek gaan. Verder verwacht ik dit najaar ook nieuwe inzichten als gevolg van
actieplan AirRail17, het advies van de ACM over Eindhoven–Düsseldorf en de MaaS pilots. Ik zal daarom
na de MIRT gesprekken een brede update sturen over de ontwikkelingen op het internationaal
spoor voor reizigers.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat