Brief regering : Voortgang onderwijs Caribisch Nederland
35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019
Nr. 212 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2019
In deze brief informeren wij u over de voortgang van de kwaliteitsverbetering van
het onderwijs in Caribisch Nederland. Bij de aanbieding van de Tweede Onderwijsagenda
voor Caribisch Nederland «Samen werken aan de volgende stap» voor de periode 2017–2020
is toegezegd u jaarlijks te informeren over de voortgang.1 Met deze brief geven wij gevolg aan deze toezegging.
De onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland werken aan de verdere verbeteringen
van de kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsresultaten conform de afspraken
die zijn gemaakt in de onderwijsagenda. In deze brief zullen wij eerst ingaan op de
bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs (inspectie). Daarna zullen wij u informeren
over de uitvoering van een aantal specifieke onderwerpen uit de onderwijsagenda. Daarbij informeren wij u tevens over het op Curaçao gehouden Vierlandenoverleg
Onderwijs en Cultuur waaraan de Minister van OCW deelnam en het bezoek dat zij daaraan
voorafgaande aan Curaçao, Sint Maarten en Aruba bracht.
We kunnen concluderen dat de afgelopen jaren veel vooruitgang is geboekt. Tevens moeten
we vaststellen dat de kwaliteit van het onderwijs op de eilanden kwetsbaar is. Het
behouden en borgen van de kwaliteit zal de nodige inzet vergen. Daarnaast krijgen
wij, van de onderwijsinstellingen, duidelijke signalen over de armoede in Caribisch
Nederland. Verschijnselen die hiermee gepaard gaan, zoals minder toezicht thuis, verslaving,
en huiselijk geweld, zijn merkbaar op school. Verdere verbetering binnen het onderwijs
is veelal afhankelijk van goede samenwerking met partijen in de omgeving van de onderwijsinstellingen
en van een integrale interdepartementale aanpak die dat ondersteunt. Ook is samenwerking
binnen het Koninkrijk essentieel. Wij zijn bereid om het onderwijs daarbij verder
te blijven ondersteunen.
Verbetering kwaliteit van het onderwijs zet door, maar is kwetsbaar
De inspectie heeft tijdens haar laatste bezoek aan Caribisch Nederland geconstateerd
dat het voortgezet onderwijs van de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius,
die in 2018 de basiskwaliteit nog niet had bereikt, nu ook overtuigend aan de eisen
voor basiskwaliteit voldoet. Tevens heeft zij vastgesteld dat alle reeds onderzochte
onderwijsinstellingen hun basiskwaliteit hebben behouden. Hiermee hebben alle onderwijsinstellingen
in Caribisch Nederland de basiskwaliteit bereikt. Hier zijn wij trots op.
De besturen, directeuren en leraren van de onderwijsinstellingen hebben de afgelopen
jaren hard gewerkt. De inspectie geeft aan dat er gesproken mag worden van een metamorfose
en daarmee van een prestatie van formaat van de onderwijsteams. Vooral wanneer het
onderwijs in Caribisch Nederland wordt vergeleken met de situatie ten tijde van het
eerste bezoek van de inspectie in 2008. Op de scholen die de laatste jaren basiskwaliteit
bereikten is te merken hoezeer dit de onderwijsteams goed heeft gedaan. Er wordt met
minstens zoveel elan gewerkt om het onderwijs nog verder te ontwikkelen.
De inspectie geeft ook aan dat de kwaliteit van het praktijkonderwijs op de Scholengemeenschap
Bonaire (SGB) de laatste jaren met sprongen vooruit is gegaan. Binnen deze unit voor
praktijkonderwijs heeft het «specialistisch onderwijs» een vlucht genomen. Jarenlang
werd de SGB geconfronteerd met het probleem dat een substantieel deel van haar leerlingenpopulatie
zodanige specifieke onderwijsbehoeften had, dat deze niet kon functioneren in een
reguliere onderwijssetting. Daarom heeft de school naar eigen inzicht meerdere speciale
lesplaatsen ontwikkeld, waar deze leerlingen beter tot hun recht komen dan voorheen.
Daarnaast worden alle scholen in Caribisch Nederland bijgestaan door expertisecentra
onderwijszorg (EOZ’s). De EOZ’s bieden ondersteuning en begeleiding aan leerlingen
en studenten die door leer-, sociaal-emotionele- en/of gedragsproblemen vast dreigen
te lopen in het onderwijs. Scholen zijn tevreden met de (extra) ondersteuning vanuit
deze expertisecentra, zowel op het gebied van deskundigheidsbevordering van de leerkrachten
als in (ambulante) begeleiding bij specifieke zorgleerlingen.
Om verschillende redenen is de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland
echter kwetsbaar. Eén van die redenen is het gegeven dat de bereikte kwaliteit sterk
samenhangt met bestuurskracht. Daarnaast kan personeelstekort een risico vormen voor
de kwaliteit van het onderwijs. De inspectie heeft geconstateerd dat het personeelstekort
op de eilanden en met name in het primair onderwijs nijpend is. Concreet betekent
dit dat op sommige scholen de directeur vrijwel permanent inspringt als leerkracht,
waardoor het noodzakelijke werk met betrekking tot aansturing en schoolontwikkeling
stagneert. Dit kan bij sommige scholen consequenties hebben voor het vasthouden van
de basiskwaliteit en dat baart ons zorgen. Waar mogelijk zullen we de scholen hierbij
ondersteunen.
De inspectierapporten van alle afzonderlijke scholen zijn op de website van de inspectie
gepubliceerd.2
De onderwijsagenda: Stand van zaken deelonderwerpen
Continuïteit en kwaliteit van schoolbesturen en expertisecentra onderwijszorg
Afgelopen jaar hebben de besturen van onderwijsinstellingen de basiskwaliteit weten
te behouden. Dit is een aanzienlijke prestatie, zeker gezien de druk die ontstaat
als gevolg van de uitval van onderwijspersoneel (zoals leraren, schoolleiders en bestuurders)
en de energie die het kost om geschikte vervanging te vinden. Deze personele verschuivingen
zijn en blijven één van de grootste uitdagingen voor de komende periode. De stappen
die daarbij worden gezet op het gebied van de ontwikkeling en implementatie van HRM-beleid,
lerarenopleidingen, na- en bijscholing en de arbeidsvoorwaarden zijn essentieel om
dit vraagstuk het hoofd te bieden. Het zijn ook stappen die niet direct, maar pas
op termijn echt effect zullen hebben. Immers, leraren die nu opgeleid worden, zullen
pas over minimaal vier jaar voor de klas kunnen staan.
Om goed bestuur te blijven bevorderen worden de besturen bijgestaan door bestuurscoaches
om zo hun taken en verantwoordelijkheden zo goed en volledig als mogelijk op te pakken.
De grote uitdaging hierbij blijft om geschikte en bekwame bestuurders te vinden en
hun de mogelijkheid te bieden zich verder te professionaliseren. Het verankeren van
de kwaliteit en het bestuurlijk vermogen vergt nog de nodige inzet. Wij zijn bereid
de besturen daarbij te ondersteunen. Wij zijn bezig met het verkennen van de inrichting
van een toekomstige ondersteuningsstructuur.
Ook de EOZ’s hebben de basiskwaliteit vastgehouden en deze op onderdelen verder uitgebouwd.
Deze ontwikkeling is te danken aan stabiel management en toegewijde teams van de EOZ’s.
Hierbij krijgt de samenwerking met de scholen en schoolbesturen steeds meer en beter
vorm. Er wordt een evaluatie naar onderwijszorg gedaan om er voor te zorgen dat zoveel
mogelijk leerlingen de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben om het onderwijs te
kunnen volgen. Daarbij wordt specifieke aandacht besteed aan de knelpunten die de
EOZ’s ervaren binnen het huidige stelsel van onderwijszorg.
Professionaliseren en opleiden leraren Caribisch Nederland
Er is vraag naar goed opgeleide leraren in Caribisch Nederland. De omvang van de bevolking
van de eilanden is te klein en de vraag te breed en te divers om binnen Caribisch
Nederland lerarenopleidingen te kunnen exploiteren. Daarom is samenwerking met de
landen in het Koninkrijk van belang. Tijdens het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur
hebben de Ministers van Onderwijs van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en Nederland het
«Samenwerkingsprotocol om lerarenopleidingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk
der Nederlanden te stimuleren 2019–2025» ondertekend (bijlage bij deze brief)3. Hierin zijn de volgende afspraken opgenomen:
1. Er wordt onderzocht of we een voorbereidingsjaar van een opleidingsschool op de benedenwindse
eilanden kunnen starten per 1 september 2019.
2. We proberen zo snel mogelijk met de Universiteit van Curaçao (UoC) tot afspraken te
komen over een meer structurele financiering van de Lerarenopleiding Funderend Onderwijs
(LOFO) op Bonaire.
3. We bezien hoe een post-initieel nascholingsaanbod op specifieke terreinen (omgaan
met verschillen, klassenmanagement) voor de bovenwindse eilanden tot stand kan komen.
4. We bezien hoe aan de wens tot opscholing van klassenassistenten tot leerkracht primair
onderwijs vorm gegeven kan worden.
Onder regie van een ambtelijke stuurgroep vinden inmiddels, ter uitwerking van dit
samenwerkingsprotocol, op de vier genoemde punten acties plaats. Een inhoudelijk expert
is gevraagd een plan van aanpak te maken voor een opleidingsschool benedenwindse eilanden.
Dit plan van aanpak wordt gemaakt in overleg met alle betrokkenen op de benedenwinden.
We zijn in gesprek met de UoC over een helder financieringsarrangement voor de LOFO
op Bonaire, de door de UoC in stand gehouden opleiding leraar basisonderwijs. De andere
twee punten worden besproken met hogeronderwijsinstellingen op de eilanden.
Bekostiging
De bekostiging van de scholen voor primair onderwijs in Caribisch Nederland is voor
het grootste deel uitgewerkt in het Besluit bekostiging WPO. Om het bekostigingsmodel
volledig te formaliseren heeft zowel de Tweede als de Eerste Kamer ingestemd met een
wetswijziging. Aanvankelijk was beoogd om deze wet per 1 augustus 2019 in werking
te laten treden. Echter, om te zorgen dat er genoeg tijd is om de onderliggende regelgeving
aan te passen zal de wet een jaar later in werking treden.
De Tweede Kamer is al eerder geïnformeerd over de vereenvoudiging van de bekostiging
Primair Onderwijs in Europees Nederland.4 Wij zijn voornemens om twee van de voorgestelde maatregelen ook toe te passen op
de bekostigingssystematiek van Caribisch Nederland. Zo blijven de uitgangspunten van
de bekostigingssystematiek aansluiten op de uitgangspunten voor Europees Nederland.
De eerste maatregel is het samenvoegen van de bedragen voor personele bekostiging
en voor materiële instandhouding. De tweede maatregel is het overstappen van een schooljaarsystematiek
naar een kalenderjaarsystematiek voor de personele bekostiging. Door deze maatregelen
ook voor Caribisch Nederland toe te passen wordt ook daar de bekostiging minder complex.
Deze maatregelen kunnen budgetneutraal en zonder herverdeeleffecten voor de scholen
toegepast worden. De twee maatregelen zullen meelopen met het reeds in gang gezette
wetstraject voor de vereenvoudiging bekostiging Primair Onderwijs voor Europees Nederland.
Het bekostigingsmodel voor het voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland loopt mee
in het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de bekostiging in Europees Nederland.
Het streven is om de vereenvoudigde bekostiging per 1 januari 2021 in te laten gaan.
Het nieuwe bekostigingsmodel van Caribisch Nederland is zoveel mogelijk gekoppeld
aan de parameters die in Europees Nederland gebruikt zullen worden. Tot de invoering
van de nieuwe wetgeving zullen de scholen voor het voortgezet onderwijs (inclusief
het deel dat beroepsonderwijs verzorgt) in Caribisch Nederland bekostigd worden op
basis van de huidige overgangsbepaling en het huidige bekostigingssysteem zoals dat
voor 2019 is gehanteerd.
Het middelbaar beroepsonderwijs wordt verzorgd door de scholen voor voortgezet onderwijs
op de drie eilanden. Daarom is ervoor gekozen om de mbo-studenten op dezelfde wijze
te bekostigen als de vo-leerlingen. De bekostiging voor het middelbaar beroepsonderwijs
loopt mee in het nieuwe bekostigingsmodel dat momenteel wordt ontwikkeld voor het
voortgezet onderwijs. De nieuwe bekostiging krijgt zoveel mogelijk dezelfde basis
als de bekostiging in Europees Nederland en kent daarnaast nog een aantal vormen van
aanvullende bekostiging die per eiland verschillen. Zo krijgen de Bovenwindse eilanden
(Saba en Sint Eustatius) aanvullende bekostiging voor een hoger loon- en prijspeil
ten opzichte van Bonaire en krijgen ze een toeslag voor kleinschaligheid. Dit is bijvoorbeeld
relevant om ervoor te zorgen dat er, gezien de beperkte aantallen deelnemers, toch
kwalitatief goed beroepsonderwijs kan worden aangeboden.
De scholen in Caribisch Nederland zijn onlangs per brief geïnformeerd over de laatste
stand van zaken van de invoering van het bekostigingsmodel. In het najaar van 2019
kan een eerste indicatie worden gegeven van de hoogte van de bekostiging in 2020 en
verder.
Effectiever taalonderwijs
De positieve ontwikkelingen op het gebied van het taalonderwijs in Caribisch Nederland
zetten zich, zij het langzaam, voort. Het geven van effectief taalonderwijs is complex.
Dit vergt voortdurende aansturing van de schoolleiders en zij kampen zoals hierboven
vermeld met een stevige werkdruk. De samenwerking tussen de scholen komt niet altijd
makkelijk van de grond, maar op het gebied van taalonderwijs is er, zij het langzaam,
sprake van groei. Dat geeft vertrouwen. Gezien de kleine schaal van de drie eilanden
is het daarnaast belangrijk ook de samenwerking tussen de onderwijsinstellingen in
Caribisch Nederland met die in de Caribische landen van het Koninkrijk te blijven
bevorderen.
De Intentieverklaring Nederlands als Vreemde Taal over het bevorderen en faciliteren
van de samenwerking van het Nederlands als Vreemde taal (NVT), die tijdens het Vierlandenoverleg
door de Nederlandse Taalunie en de Ministers van onderwijs is ondertekend (bijlage
bij deze brief)5, is dan ook een belangrijke stap voorwaarts. Het doel is met de zes Caribische eilanden
gezamenlijk een kwalitatief goed onderwijsaanbod van de Nederlandse taal te bieden
en een optimale taalontwikkeling van leerlingen te borgen. De door de Taalunie opgestelde
intentieverklaring is onder meer gericht op samenwerking inzake uitwisseling van materiaal
en expertise en de professionalisering van leerkrachten. In de intentieverklaring
is ook steun uitgesproken voor het tot stand brengen van een netwerk voor NVT voor
de zes eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk.
Op Bonaire geven de samenwerkende scholen uitvoering aan hun gezamenlijke plan van
aanpak inzake een effectiever taalbeleid. Wij hebben hen ter ondersteuning tot en
met kalenderjaar 2020 extra middelen toegekend. De scholen kiezen voor een tweesporenbeleid
waarbij zowel wordt ingezet op het verbeteren van de praktijk als van de theorie van
het taalonderwijs. Zowel voor het onderwijs van het Nederlands als het Papiaments
wordt extra deskundigheid aangetrokken. Gedurende de implementatie van het plan van
aanpak van de scholen zal duidelijk worden of zij ook extra ondersteuning van de Taalunie
wensen.
Met de invoering van het Engels als instructietaal, wijzen de signalen op Sint Eustatius
op een beter begrip van de lesstof door de leerlingen. De beheersing van het Nederlands
is, evenals op Saba, wel een aandachtspunt met het oog op de doorstroom naar onderwijs
in Europees Nederland. Via de Taalunie zetten we daarom in op de ontwikkeling van
les- en toetsmateriaal voor NVT, inclusief aanvullende modules Nederlands op verschillende
niveaus voor leerlingen die hun opleiding in Europees Nederland willen vervolgen.
Verder zijn in 2018 en 2019 workshops NVT voor de docenten georganiseerd.
Wij hebben ook voor de gezamenlijke scholen van Sint Eustatius en Saba tot en met
kalenderjaar 2020 extra middelen beschikbaar gesteld. Dit om de scholen te ondersteunen
bij het opstellen van eilandelijke taalbeleidsplannen, de verdere implementatie van
NVT en het laten uitvoeren van een onderzoek naar verschillende toetsingsinstrumenten
in de bredere regio.
Invoering CXC op Saba en Sint Eustatius
In de onderwijsagenda is afgesproken dat in 2020 op de Saba Comprehensive School en
op de Gwendoline van Puttenschool de programma’s en de examens van de Caribbean Examinations
Council (CXC) volledig ingevoerd zijn conform de door het Ministerie van OCW aangegeven
kaders en dat de uitvoering daarvan minimaal aan de eisen van de inspectie voldoet.
Dit moet leiden tot een betere aansluiting op het regionale vervolgonderwijs en de
regionale arbeidsmarkt en een succesvollere participatie in de lokale en regionale
maatschappij. De Saba Comprehensive School en de Gwendoline van Puttenschool zijn
inmiddels bijna volledig overgestapt naar het onderwijs volgens het model van de CXC.
Vooruitlopend op de regelgeving inzake de transitie naar het CXC-onderwijs geven deze
scholen vorm aan zowel het onderwijs en de examinering opdat de leerlingen het Caribbean
Secondary Education Certificate (CSEC) kunnen behalen, waar in Europees Nederland
een vmbo- of havo-diploma wordt behaald. In plaats van het middelbaar beroepsonderwijs
wordt onderwijs ingevoerd dat leidt tot een Caribbean Vocational Qualification (CVQ).
De benodigde algemene maatregel van bestuur voor het overstappen naar het onderwijs
volgens het model van de CXC zal nog dit jaar ter advisering aan de Raad van State
worden voorgelegd.
Verbeterde aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
Zoals eerder aan u gemeld door de Minister van LNV, is voor 2019 en 2020 in totaal
200.000 euro beschikbaar gesteld voor dit onderwerp uit de regio envelop.6 We zullen deze middelen inzetten op Bonaire, door middel van de opzet van een pilot
voor loonkostensubsidie voor studenten van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in
tekortsectoren. Werkgevers die een bbl-student aannemen om te werken in een tekortsector
op Bonaire, zoals de horeca of de bouw, kunnen uit deze middelen een tegemoetkoming
krijgen. Hiermee wordt het aantal bbl-plekken vergroot, waardoor het makkelijker wordt
om een bbl-opleiding te volgen voor studenten. Daarnaast worden de tekorten op de
arbeidsmarkt bestreden en wordt bijgedragen aan het tegengaan van armoede. Zoals hierboven
vermeld wordt voor Saba en Sint Eustatius gewerkt aan een overgang naar het onderwijssysteem
van de CXC, dat beter aansluit op de wensen van de arbeidsmarkt.
Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ)
De Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ) bieden jongeren tussen de 18 en 25 jaar die
nog geen startkwalificatie hebben behaald en werkloos zijn de kans om voorbereid te
worden op een terugkeer naar het reguliere onderwijs of, wanneer dat niet mogelijk
is, de stap naar de arbeidsmarkt. De inspectie heeft geconstateerd dat de instellingen
voor SKJ goed en belangrijk werk doen. Op Bonaire leidt het SKJ een aanzienlijk aantal
«drop outs» door middel van een combinatie van hulpverlening en onderwijs toe naar
de arbeidsmarkt of naar een entreeopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs. Op
de bovenwinden, met name op Saba is de doelgroep echter bijzonder klein. Hierdoor
staan er regelmatig geen of nauwelijks studenten ingeschreven.
In de onderwijsagenda is afgesproken dat het Ministerie van OCW beziet of leerlingen
die nog geen 18 jaar zijn toch kunnen deelnemen aan de zogenoemde Sociale Kanstrajecten
Jongeren (SKJ).7 Dit om niet-leerplichtige leerlingen vanaf hun 16e jaar langs deze weg terug naar het onderwijs dan wel naar de arbeidsmarkt te kunnen
leiden. Alvorens een wetswijziging voor te stellen om deze verlaging van de leeftijdsgrens
te realiseren, is besloten een evaluatie van de uitvoering van de SKJ-wet te laten
doen. Deze evaluatie is nodig om een goed beeld te krijgen van de omvang van de problematiek,
de effectiviteit van de uitvoering tot nu toe, (verwachte) knelpunten en wensen en
mogelijkheden voor wat betreft de toekomst van de SKJ op de drie eilanden. De evaluatie
zal worden uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat, naast een evaluatie,
ook een advies over mogelijke toekomstige invulling en inrichting van de SKJ zal geven.
Het onderzoeksrapport wordt in het najaar van 2019 opgeleverd en zal als input dienen
voor toekomstig beleid en eventuele wetswijzigingen die daarvoor nodig zijn.
De onderwijsagenda: Stand van zaken randvoorwaarden
Onderwijshuisvesting
Sinds de staatkundige transitie in 2010 werken het Ministerie van OCW en de openbare
lichamen samen aan het verbeteren en vernieuwen van de onderwijshuisvesting op de
drie eilanden. Inmiddels is er veel bereikt en is meer dan de helft van de projecten
opgeleverd. Dit heeft, ook volgens de scholen zelf, geleid tot een merkbaar beter
onderwijsklimaat. De resterende projecten worden in de komende jaren gerealiseerd.
Het afgelopen jaar hebben wij de afspraken met de openbare lichamen, het Rijksvastgoedbedrijf
en de scholen geëvalueerd. Dit heeft met het openbaar lichaam Saba geleid tot een
nieuw convenant, getekend op 25 april jl., waarbij de uitvoering van de bouwprojecten
en het projectmanagement een taak van het openbaar lichaam Saba is geworden. Met het
openbaar lichaam Sint Eustatius zijn we voornemens om een zelfde constructie als voor
Saba te hanteren. Met het openbaar lichaam Bonaire worden momenteel gesprekken gevoerd
over de wijze van voortzetting van afspraken over de onderwijshuisvesting op Bonaire.
Naar verwachting kunnen deze afspraken in het najaar worden ondertekend.
Verbeteren collectieve arbeidsvoorwaardenvorming
In de onderwijsagenda is een aantal verbeterpunten afgesproken over arbeidsvoorwaardenvorming.
Voor medewerkers en schooldirecteuren is een handboek opgesteld waarin de rechtspositie
die geldt in het onderwijs in Caribisch Nederland helder wordt uitgelegd. Daarnaast
ondersteunt het Ministerie van OCW de openbare lichamen bij het opstellen en vaststellen
van arbeidsvoorwaardenregelingen. De onderwijswetten bepalen dat het openbaar lichaam
de salarissen en toelagen vaststelt in een afzonderlijk besluit. De besluiten moeten
per eiland worden opgesteld en getekend. Het Ministerie van OCW heeft de eilanden
ondersteund bij deze taak en heeft de eerste drie besluiten gemaakt en aan de eilandbesturen
voorgelegd. Zowel het openbaar lichaam Sint Eustatius als het openbaar lichaam Saba
hebben getekend. Op ondertekening van het openbaar lichaam Bonaire wordt nog gewacht.
In oktober 2018 is een conferentie georganiseerd in Caribisch Nederland over de verbetering
van het stelsel van arbeidsvoorwaardenvorming. In deze conferentie is aan een dwarsdoorsnede
van het personeel, de medezeggenschap, vakbonden, vertegenwoordigers van het openbaar
lichaam en de werkgevers gevraagd of zij meer invloed op de arbeidsvoorwaardenvorming
willen. De uitkomst was dat men vooralsnog wil blijven vasthouden aan de arbeidsvoorwaardenovereenkomst
voor de Rijksambtenaren Caribisch Nederland, maar dat men over sommige onderwerpen
zelf wil onderhandelen. In het najaar van 2019 wordt op een aantal punten arbeidsvoorwaardenoverleg
gevoerd voor het onderwijs. De uitkomst zal worden geëvalueerd en op basis van deze
evaluatie zal het vervolg bepaald worden.
BES(t) 4 kids
Voor het optimaal volbrengen van de taken van het onderwijsveld in Caribisch Nederland
is het van belang dat kinderen ook voordat zij naar school gaan al een zo optimaal
mogelijke ontwikkeling doormaken. Om deze reden werken wij nauw samen met de openbare
lichamen en met de Ministeries van SZW, VWS en BZK aan het versterken van de kinderopvang
en de buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland. Deze samenwerking krijgt
vorm in het programma BES(t) 4 kids waarover uw Kamer recent is geïnformeerd.8 Binnen dit programma investeert het Rijk onder andere in verbetering van de kwaliteit
en in het aanbod van voorschoolse educatie op de kinderopvangvoorzieningen in Caribisch
Nederland om kinderen zo optimaal mogelijk voor te bereiden op het onderwijs.
Integrale benadering jeugdproblematiek
De interdepartementale samenwerking op het jeugdbeleid krijgt steeds meer vorm. Zo
heeft een delegatie bestaande uit ambtenaren van de Ministeries van OCW, VWS, SZW
en BZK eind 2018 een bezoek aan Caribisch Nederland gebracht om onder meer op elk
eiland tijdens een zogenaamde «Jeugdtafel» in gesprek te gaan met alle bij de jeugd
betrokken organisaties. Op elk van de eilanden werd door de betrokkenen vastgesteld
dat het goed functioneren van de jeugdketen die deze organisaties met elkaar vormen
aandacht behoeft, zowel op de eilanden alsook bij de ministeries in Den Haag. Ook
wordt een verkenning gedaan naar de samenwerking rond het vastgoed op de terreinen
van de Ministeries van OCW, VWS en SZW. De drie ministeries organiseren gezamenlijk
periodieke bijeenkomsten om de samenwerking op het sociaal en jeugddomein in Caribisch
Nederland verder te versterken.
Aan de hand van de uitkomsten van de Situational Analysis die door UNICEF in Caribisch
Nederland wordt uitgevoerd, zal in het reguliere interdepartementale overleg jeugd
in gezamenlijkheid worden bepaald of en zo ja op welke thema’s in de jeugdketen extra
integrale inzet nodig is. Naar verwachting biedt UNICEF de rapportage in het najaar
aan.
Samenwerking binnen het Koninkrijk
De zes eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk hebben te maken met vergelijkbare
uitdagingen. Bovendien volgen de andere landen in het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en
Sint Maarten) met veel interesse de vorderingen in het onderwijs in Caribisch Nederland.
Er is daarom gedeelde belangstelling voor onderlinge samenwerking (benedenwinds, bovenwinds,
bi- en multilateraal) op de beleidsterreinen onderwijs, cultuur en wetenschap.
Op 7 en 8 februari jl. nam de Minister van OCW op uitnodiging van de Curaçaose Minister
van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap en Sport, mw. Marylin Alcalá-Wallé, deel aan het
Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur op Curaçao. Aan dit ministerieel overleg namen
voorts van Aruba de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling, dhr.
Armando Lampe en de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, mw. Xiomara
Ruiz-Maduro en van Sint Maarten de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport,
dhr. Wycliffe Smith deel.
Voor het eerst sinds de staatkundige herinrichting van het Koninkrijk in 2010 kwamen
alle Ministers van Onderwijs en Cultuur van de vier landen bij elkaar om afspraken
te maken over de samenwerking in het Koninkrijk op deze beleidsterreinen. Het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden verplicht ons niet tot deze samenwerking, maar
roept daartoe wel op. Wij hechten grote waarde aan deze vrijwillige samenwerking tussen
de vier landen in het Koninkrijk met de gelijkwaardigheid van de partners als uitgangspunt.
In lijn met het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) werken we zo aan een constructieve samenwerking met de andere landen binnen het
Koninkrijk waarbij ten overvloede zij opmerkt dat die samenwerking zowel betrekking
heeft op de relaties van het Europese als het Caribische deel van Nederland met de
andere landen.
De Ministers spraken af om de komende tijd samen te werken op verschillende terreinen.
Zo zal worden gewerkt aan de totstandkoming van een opleidingsschool voor leraren,
een gezamenlijke analyse van doorstroming- en aansluitingsproblematiek van studenten
tussen het Caribisch Gebied en Europees Nederland en het versterken van de samenwerking
op het terrein van cultuur.
Hiervoor werden reeds het Samenwerkingsprotocol en de Intentieverklaring Nederlands
als Vreemde Taal genoemd. Daarnaast werd de Intentieverklaring Immaterieel Cultureel
Erfgoed ondertekend alsmede een meer algemeen Samenwerkingsprotocol op de beleidsterreinen
onderwijs, cultuur en wetenschap dat moet dienen als leidraad tussen de vier landen
en een document met daarin de slotconclusies van het ministerieel overleg. De genoemde
documenten alsmede de op Sint Maarten getekende afspraak over monumentenzorg (zie
hieronder) zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd9.
Het voorzitterschap van het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur rouleert en Nederland
is als volgende aan de beurt. Veel van de afspraken zijn procesafspraken of afspraken
op hoofdlijnen die verder moeten worden uitgewerkt. Daartoe is inmiddels een achttal
werkgroepen samengesteld waarin steeds alle vier de landen zijn vertegenwoordigd.
Om het momentum goed te benutten is het onze inzet de volgende ministeriële vergadering
nog voor het einde van dit kalenderjaar in Nederland te organiseren.
Bezoeken aan Curaçao, Sint Maarten en Aruba (bijlage bij deze brief)10
Ter voorbereiding op het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur (Vierlandenoverleg)
heeft de Minister van OCW Curaçao, Sint Maarten en Aruba bezocht. In elk van de drie
landen heeft zij zich een beeld gevormd van de situatie op de OCW-beleidsterreinen.
Daarbij stonden twee aspecten centraal. De verbinding in het Koninkrijk op basis van
het al dan niet gedeelde materiële en immateriële culturele erfgoed en de doorstroom
van jongeren in het Koninkrijk tijdens hun onderwijsloopbaan.
De onderwijsagenda: de evaluatie
Wij zullen de voortgang van de Tweede Onderwijsagenda het komend schooljaar evalueren.
De achtergrond hiervan is tweeledig. Enerzijds willen we eventuele knelpunten in kaart
brengen, zodat daar (voor zover mogelijk) al lopende de huidige tot en met 2020 lopende
onderwijsagenda interventies op kunnen worden gepleegd. Knelpunten zijn immers, ongeacht
hun oorzaak, direct of indirect van invloed op de voortgang van het onderwijs. Anderzijds
willen we van gedachten wisselen hoe de samenwerking er na 2020 uit moet zien, zowel
op inhoud als proces. Wij vinden het belangrijk de onderwijsinstellingen en andere
betrokken partijen in dit traject de gelegenheid te bieden te delen wat zij vinden
en willen.
Tot slot
De besturen, directeuren en leraren van de onderwijsinstellingen hebben de afgelopen
jaren hard gewerkt. We zijn trots dat we kunnen concluderen dat er de afgelopen jaren
veel vooruitgang is geboekt. Tevens moeten we vaststellen dat de kwaliteit van het
onderwijs op de eilanden kwetsbaar is. Het behouden en borgen van de kwaliteit zal
nog de nodige inzet vergen. Daarnaast krijgen wij, van de onderwijsinstellingen, duidelijke
signalen over de armoede in Caribisch Nederland. Verschijnselen die hiermee gepaard
gaan, zoals minder toezicht thuis, verslaving, en huiselijk geweld, zijn merkbaar
op school. Verdere verbetering binnen het onderwijs is veelal afhankelijk van goede
samenwerking met partijen in de omgeving van de onderwijsinstellingen en van een integrale
interdepartementale aanpak die dat ondersteunt. Ook is samenwerking binnen het Koninkrijk
essentieel. Wij zijn bereid om het onderwijs daarbij verder te blijven ondersteunen.
Een gelijkluidende brief hebben wij gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media