Brief regering : Resultaten van het begeleidend onderzoek naar de werkzame elementen van de maatschappelijke diensttijd
35 034 Maatschappelijke diensttijd
Nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2019
Hierbij informeer ik u over de resultaten van het begeleidend onderzoek naar de werkzame
elementen van de maatschappelijke diensttijd. Ik geef hiermee ook invulling aan de
gewijzigde motie van het lid El Yassini c.s. (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 145).
De maatschappelijke diensttijd is nieuw. Partijen doen hieraan vrijwillig mee. Daarom
heb ik ervoor gekozen om deze maatregel gezamenlijk via proeftuinen in de praktijk
te ontwerpen. Om deze proeftuinervaringen zo goed en zo snel mogelijk te kunnen benutten,
heb ik een onderzoeksprogramma ingezet waarbij de proeftuinen niet alleen achteraf
maar ook tijdens de uitvoering worden geëvalueerd. Bij de start van de eerste 41 proeftuinen1 op 17 september 2018 heb ik de feiten over deze experimenten met uw Kamer gedeeld
(Kamerstuk 35 034, nr. 1). Op 29 maart 2019 heb ik uw Kamer vervolgens een eerste inhoudelijk beeld uit het
onderzoek gestuurd (Kamerstuk 35 034, nr. 3). Bijgaand ontvangt u de resultaten van het onderzoek dat in de periode oktober 2018
tot juni 2019 is gedaan bij deze 41 proeftuinen. De proeftuinen uit de tweede ronde
zitten nog in de opbouwfase. Ook deze proeftuinen worden geëvalueerd, hierover wordt
u op een later moment geïnformeerd. Wel worden in paragraaf 3.8 van het rapport enkele
kenmerkende verschillen ten opzichte van de eerste proeftuinen benoemd.
Bijgaand rapport brengt de diversiteit onder de deelnemende jongeren en de werkzame
elementen van de diensttijd in kaart. Er is sinds september op zeer diverse en goede
manieren gestart met de diensttijd. Een kleine 5.700 jongeren zijn inmiddels geworven,
waarvan ruim 1.000 hun diensttijd hebben afgerond. De jongeren zijn verdeeld over
verschillende achtergronden, leeftijdscategorieën, onderwijsniveaus en arbeidssituaties.
Er is duidelijk sprake van diversiteit. En van ontmoetingen buiten de eigen omgeving.
Zo interviewen jongeren in proeftuin Old School ouderen en leggen hun levensverhaal
vast. En er vinden via proeftuinen bijvoorbeeld ontmoetingen plaats tussen jongeren
met en zonder beperking.
Waar eerder de zorg van uw Kamer was dat de diensttijd vooral succesvolle jongeren
zou trekken, blijkt het nu zelfs zaak om balans te houden door ook voldoende niet-kwetsbare
jongeren te blijven werven. De landelijke dekking van MDT neemt toe, hoewel het zwaartepunt
momenteel nog in de Randstad ligt. Hier wonen ook veel jongeren, maar voor brede toegankelijkheid
onder alle jongeren is landelijke dekking een vereiste. Hier zet ik de komende periode
verder op in.
Inhoudelijk wil ik een paar zaken kort uitlichten. Deze zaken acht ik van belang voor
het ontwerp en de officiële start, en voor de doorontwikkeling van de maatschappelijke
diensttijd. Na de zomer kom ik voorafgaand aan het debat met uw Kamer met een nadere
duiding.
1. Motivatie van jongeren
De onderzoekers onderscheiden verschillende doelgroepen, die elk om hun eigen redenen
kiezen voor een diensttijd en die er ook allemaal iets anders uit willen halen. Als
belangrijkste motivaties komen «het ontwikkelen van vaardigheden» en «iets doen voor
een ander» naar voren. Maar ook andere beweegredenen, zoals «erbij willen horen» of
«iets doen met anderen» spelen een rol. Een succesvolle diensttijd houdt rekening
met en speelt in op deze verschillende motivaties. Een belangrijke conclusie uit het
rapport vind ik dat de jongeren die aanvankelijk via een extrinsieke prikkel kiezen
voor de diensttijd, gedurende dit traject een intrinsieke motivatie ontwikkelen. Dus
ook jongeren voor wie maatschappelijke inzet geen vanzelfsprekendheid is, leren ervaren
dat het bijdragen aan de samenleving óók bijdraagt aan je eigen welbevinden. De diensttijd
trekt daarmee nieuwe groepen jongeren die voorheen geen vrijwilligerswerk deden en
biedt jongeren die al maatschappelijk actief waren een bredere uitdaging, waarbij
ontwikkelgerichte begeleiding voor alle jongeren een belangrijk element is.
2. Impact op de jongeren
Uit de resultaten van de vragenlijsten blijkt dat tussen de start en het eind van
de proeftuin de deelnemende jongeren een positieve (en statistisch significante) ontwikkeling
doormaken op de mate waarin ze weten wat ze later willen doen.
Bijna 70% van de deelnemende jongeren geeft aan de MDT als zeer leerzaam te hebben
ervaren. Bijna 60% van de deelnemende jongeren geeft aan zijn/haar vaardigheden te
hebben ontwikkeld. Tot slot geeft 75% van de deelnemende jongeren aan via de MDT nieuwe
mensen ontmoet te hebben.
3. Impact op de organisaties
Uit de resultaten van de vragenlijsten blijkt dat meer dan 60% van de deelnemende
organisaties de mate waarin de eigen doelstellingen binnen de MDT worden bereikt goed
tot zeer goed beoordeelt. 74% beoordeelt hun ervaring met de MDT als goed tot zeer
goed. Ruim 80% wil doorgaan met de MDT, als deze officieel in 2020 start.
4. Samenwerking
Het onderzoek toont aan dat organisaties volop samenwerken en dat dit ook een duidelijke
succesfactor is. Er komt immers heel wat kijken bij het bieden van betekenisvolle
trajecten aan jongeren met zeer uiteenlopende achtergronden en motivaties. Met samenwerking
bundelen organisaties hun specialistische kwaliteiten. Het gaat daarbij om werven,
matchen, creëren van «MDT-plekken» met maatschappelijke impact, en het bieden van
een intake, begeleiding, training en coaching, intervisie en reflectie, beloning en
erkenning en nazorg. Daarnaast is het van belang om een duidelijke structuur te bieden.
Het blijkt niet alleen gemakkelijker om jongeren te werven voor een traject waarin
zij weten wat ze kunnen verwachten, het draagt ook bij aan inzet en betrokkenheid
van jongeren. En afhankelijk van de doelgroep spelen de samenwerkende organisaties
in op specifieke behoeften waar het gaat om meer of minder keuzevrijheid. Waar de
één gebaat is bij een traject met vaste onderdelen, wil een ander juist flexibiliteit
om samen met de begeleider te kijken hoe de diensttijd vorm kan krijgen. Variatie
en maatwerk zijn belangrijk voor zowel een brede werving onder alle jongeren als voor
het bieden van een betekenisvolle ervaring. Nog niet elke proeftuin slaagt erin om
de jongere een ambassadeur van de diensttijd te maken. Ongeveer de helft van de deelnemers
zou de diensttijd aanraden aan een vriend of vriendin. Hier liggen dus nog kansen
voor verbetering van de onderlinge samenwerking.
5. Duurzame inrichting
Uit het onderzoek blijkt dat organisaties die rond de diensttijd partnerschappen aangaan,
de intentie hebben dit voor langere duur te doen. Op specialisme en competentie vullen
de organisaties elkaar goed aan. Samenwerking in grotere netwerken vergt wel een investering
in tijd. Tegelijkertijd bieden deze netwerken, als ze eenmaal goed staan, de kans
om op te schalen (groter bereik onder jongeren) en uit te breiden (meer geografische
spreiding). In deze fase van investeren in netwerk-infrastructuur komt uit het onderzoek
naar voren dat organisaties nog sterk afhankelijk zijn van subsidie om de diensttijd
aan te kunnen bieden. De meeste proeftuinen zien op dit moment geen mogelijkheid om
door te gaan zonder subsidie, wel geeft 42% aan minder subsidie nodig te hebben voor
het vervolg. Overigens zie ik dat de proeftuinen uit de tweede ronde erin slagen meer
gebruik te maken van cofinanciering. Voor een duurzame inrichting van de maatschappelijke
diensttijd vind ik het van belang dat er op termijn sprake is van minder afhankelijkheid
van overheidsfinanciering. Voor de start van de officiële diensttijd wil ik daarom
als eerste stap cofinanciering verplicht stellen en uiteindelijk toewerken naar een
andere manier van financieren. Hierbij kijk ik onder andere naar vormen van social
investment en resultaatfinanciering.
6. Centrale ondersteuning
De maatschappelijke diensttijd krijgt op uiteenlopende manieren invulling. Voor de
volgende fase is het neerzetten van de diensttijd als herkenbaar sterk merk van belang.
Dit helpt organisaties bij de werving. Daarnaast is er behoefte aan een centrale (digitale)
infrastructuur voor de match tussen jongere en «MDT-plek». Ditzelfde geldt voor een
landelijk erkend certificaat, waarvoor ik kijk naar aansluiting bij erkende certificaten,
zoals Europass of praktijkverklaringen.
7. Een meer verplichtende variant
De diensttijd is vrijwillig. Daarnaast legt het regeerakkoord ook een relatie tussen
de kwalificatieplicht en een meer verplichtende variant voor een kleine groep jongeren.
Dit betreft jongeren die uitvallen en niet participeren in de samenleving, bijvoorbeeld
via werk of opleiding. Voor hen kan de diensttijd weer een stap in de goede richting
zijn. De diensttijd biedt hen namelijk de kans om maatschappelijk actief te blijven
en om vaardigheden te ontwikkelen en ritme en zelfvertrouwen op te doen. MDT kan om
die reden bij verlenging van de kwalificatieplicht (dit betreft de portefeuille van
de Minister van OCW) een betekenisvolle bijdrage leveren. Daarnaast zie ik ook andere
kansen. Twee proeftuinen doen nu ervaring op met verschillende invullingen van een
meer verplichte diensttijd, zoals een opvangklas voor schooluitvallers en de diensttijd
als tegenprestatie. Ook vullen enkele gemeenten vanaf oktober de diensttijd in als
vorm van tegenprestatie. Dit zijn goede eerste stappen. Ik verken naar aanleiding
van deze ervaringen een aantal opties om jongeren die zijn uitgevallen te laten meedoen
aan de diensttijd. Ik kijk samen met beide ministers van OCW en de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij bijvoorbeeld naar de diensttijd als activeringstraject
voor 16 en 17-jarigen of als maatwerktraject in het kader van «een tegenprestatie»
(op basis van de Participatiewet of als wederdienst zoals bij ondersteuning van schuldhulpverlening).
Het spreekt voor zich dat MDT geen alternatief kan zijn voor school: school gaat altijd
voor.
Het ontwerp moet ervoor zorgen dat de maatschappelijke diensttijd impact heeft op
de jongere, de organisatie en de samenleving en bijdraagt aan sociale cohesie. De
bevindingen uit de proeftuinen vormen de basis voor het ontwerp. Dit ontwerp zal,
mede in lijn met de kansen die de onderzoekers zien voor de verdere ontwikkeling van
de diensttijd, onder meer kwaliteitseisen stellen aan de (partnerschappen van) organisaties
die jongeren werven, begeleiden en die diensttijdplekken aanbieden. Over de kaders
van het ontwerp ga ik naar aanleiding van het onderzoeksrapport graag het gesprek
aan met uw Kamer.
Tot slot: Om organisaties echt de tijd te geven om stevige partnerschappen te vormen,
publiceert ZonMw op 10 juli een vooraankondiging van de subsidieoproep «MDT groeit
naar een landelijk dekkend netwerk». De bedoeling van deze subsidieoproep is om in
partnerschappen voort te bouwen op reeds behaalde resultaten (in de proeftuinen) door
succesvolle aanpakken te versterken en datgene dat werkt te verbinden. Hierdoor kunnen
steeds meer jongeren, organisaties en andere betrokken partijen meedoen aan MDT en
wordt de uitrol ervan verder gestimuleerd. Gelet op het beoogde proces van besluitvorming
in uw Kamer en de tijd die indieners nodig hebben om de uitkomsten ervan te verwerken
zal deze vierde subsidieronde de volgende planning kennen:
• Deadline voor indienen: 12 november 2019
• Besluit:6 februari 2020
• Start: 15 februari 2020.
Op 26 september a.s. ga ik graag met uw Kamer in debat over bijgevoegde eindrapportage.
Voorafgaand hieraan ontvangt u van mij een brief waarin ik deze eindrapportage van
een nadere duiding voorzie. Dit is de basis van de ontwerpschets van MDT.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.