Brief regering : Reactie op de gewijzigde motie Jasper van Dijk c.s. over seksuele gerichtheid in de Awgb (Kamerstuk 34650-11)
34 650 Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen)
Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2019
Tijdens de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer van het initiatiefwetsvoorstel
Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling
(Awgb) ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op
grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse
personen, Kamerstuk 34 650) werd een gewijzigde motie aanvaard van de leden Jasper van Dijk, Buitenweg en Yesilgöz-Zegerius.1 In deze brief beantwoord ik de in de motie opgenomen vragen.
In de motie wordt geconstateerd dat de term «seksuele gerichtheid» internationaal
gebruikelijk is, maar dat deze term niet wordt gehanteerd in de Awgb. De indieners
verzoeken de regering daarom te onderzoeken wat de toegevoegde waarde van wijziging
van de woorden «hetero of homoseksuele gerichtheid» in «seksuele gerichtheid» zou
zijn, of deze wijziging mogelijk is en zo ja, vervolgens een voorstel daartoe naar
de Kamer te sturen. Hieronder beantwoord ik deze drie vragen afzonderlijk.
Uit het parlementaire en wetenschappelijke debat over de Awgb blijkt dat er verschillend
kan worden gedacht over het antwoord op deze vragen. Daarom heb ik een aantal deskundigen
en het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) gevraagd om een kort
expertpaper te schrijven. Dit heeft geresulteerd in drie papers, die als bijlage bij
deze brief zijn gevoegd.2 De papers zijn besproken tijdens een bijeenkomst met vertegenwoordigers vanuit de
wetenschap, belangenorganisaties, maatschappelijk middenveld en de meest betrokken
departementen.
Wat is de toegevoegde waarde van vervanging van de woorden «hetero- of homoseksuele
gerichtheid» door «seksuele gerichtheid»?
Zoals de indieners van de motie constateren, is internationaal de term «seksuele gerichtheid»
gangbaar. Ook in het Nederlandse spraakgebruik is de term «hetero- en homoseksuele
gerichtheid» goeddeels vervangen door de term «seksuele gerichtheid». Dit wordt bevestigd
in de papers.
Belangrijker nog dan wat er (inter)nationaal gangbaar is, is echter dat de samenleving
begrijpt wat er met de wettelijke terminologie wordt bedoeld en dat de doelgroep zich
in de wet herkent. De wet lijkt, ondanks de toelichting en de oordelenlijn van het
College (zie hieronder), uit te gaan van twee categorieën: hetero of homo, waarbij
homoseksualiteit voor veel mensen gelijk staat aan homoseksuele mannen.
Uit de parlementaire geschiedenis en uit de oordelen van het College volgt dat onder
«hetero- of homoseksualiteit» ook biseksualiteit moet worden begrepen. Het College
sluit daarnaast niet uit dat ook aseksualiteit onder de bescherming van de Awgb valt.3 Desalniettemin blijkt in de praktijk toch dat met name biseksuelen zich niet altijd
herkennen in de huidige terminologie van de Awgb, zoals Van den Brink en Tigchelaar
in hun paper toelichten. Dit knelt, omdat biseksualiteit voor velen in de Nederlandse
samenleving onzichtbaar blijft. Biseksuelen lijken daardoor een nog groter taboe te
ervaren en minder vaak open te (kunnen) zijn over hun seksuele gerichtheid dan homoseksuele
mannen en lesbische vrouwen, zo beschrijven Van den Brink en Tigchelaar.
Het gebrek aan herkenbaarheid is eveneens prangend omdat, zoals Cannoot in zijn paper
beschrijft, de menselijke seksualiteit zo divers is als er individuele personen zijn
en iemands seksuele gerichtheid ook kan veranderen. Cannoot wijst in dit verband ook
op een belangrijk gevolg van het initiatiefwetsvoorstel-Bergkamp dat in maart 2019
door de Eerste Kamer is aangenomen.4 Deze wetswijziging heeft tot doel om expliciet in de wet tot uitdrukking te brengen
dat mensen van wie de geslachtskenmerken, genderidentiteit en/of genderexpressie niet
in het «binaire» m/v-denken vallen, beschermd worden tegen discriminatie. Met andere
woorden, en zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel:5 sekse en gender moeten voor wat betreft de gelijkebehandelingswetgeving worden gezien
als een spectrum waarbinnen vele varianten mogelijk zijn. In dat licht bezien is het
onlogisch om in diezelfde gelijkebehandelingswetgeving voor de seksuele gerichtheid
vast te houden aan vastomlijnde categorieën. Ook het COC wees er tijdens de bijeenkomst
op dat met name jongeren zich niet (meer) lijken te identificeren aan de hand van
strikte categorieën, maar dat een diversiteit aan termen wordt gebruikt om de eigen
seksualiteit te beschrijven.
De aangedragen argumenten overtuigen. Ik acht het vanwege de (her)kenbaarheid van
de norm onwenselijk dat een wet als de Awgb, die inclusiviteit beoogt te bevorderen,
een niet-inclusieve terminologie hanteert en meen dat een open formulering meer recht
doet aan de werkelijkheid en het non-discriminatiebeginsel beter beschermt.
Is het mogelijk om de woorden «hetero- of homoseksuele gerichtheid» te vervangen door
«seksuele gerichtheid»?
Het is mogelijk om de woorden «hetero- of homoseksuele gerichtheid» te vervangen door
«seksuele gerichtheid». Punt van aandacht in zowel de expertpapers als de bijeenkomst
bleek dat daarbij moet worden gekozen voor een manier die ervoor zorgt dat «overinclusie»
wordt voorkomen. Dit ziet met name op seksuele gerichtheden die, als daaraan in de
praktijk uitvoering wordt gegeven, op grond van de huidige wetgeving strafbaar zijn.
Daarbij kan worden gedacht aan pedoseksualiteit of een seksuele gerichtheid op dieren.
Ik ben ervan overtuigd dat de expertpapers en de daaropvolgende discussie voldoende
oplossingsrichtingen hebben geboden om het hierboven beschreven aandachtspunt te adresseren,
zodat dit niet in de weg hoeft te staan aan een wetswijziging richting het opnemen
van de term «seksuele gerichtheid» in de Awgb.
Wetsvoorstel
Dit brengt mij tot de conclusie dat het wenselijk is om de wet te wijzigen en de woorden
«hetero- of homoseksuele gerichtheid» te vervangen door «seksuele gerichtheid». Ik
ben daarom voornemens dit najaar een daartoe strekkend voorstel in openbare consultatie
te brengen.
Grondwet
Op mijn verzoek hebben de auteurs van de papers zich ook uitgesproken over de meest
wenselijke terminologie in artikel 1 van de Grondwet. Dit heb ik gedaan met het oog
op de discussie die (eveneens) wordt gevoerd over eventuele uitbreiding van het beginsel
van non-discriminatie in de Grondwet met onder andere de grond seksuele gerichtheid.
Deze uitbreiding is onderdeel van het regeerakkoord en is het onderwerp van het initiatiefwetsvoorstel-Bergkamp
tot wijziging van artikel 1 van de Grondwet.6 De drie papers komen eensgezind tot de conclusie dat in de Grondwet de term «seksuele
gerichtheid» zou moeten worden opgenomen.7 Gelet op de functie van de Grondwet is het van belang om een inclusieve term te kiezen.
Dit is eens te meer zo, nu de Grondwet, anders dan de Awgb, geen gesloten systeem
kent voor directe discriminatie. De Grondwet verbiedt discriminatie en daarmee het
maken van ongerechtvaardigd onderscheid. Dit betekent dat bij toepassing van de Grondwet direct en indirect onderscheid
objectief gerechtvaardigd kunnen worden en dus dat het hierboven geschetste aandachtspunt
zich bij de Grondwet niet voordoet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties