Brief regering : Reactie op de motie van de leden Leijten en Lodders over letselschadevergoedingen
35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)
Nr. 71 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2019
In deze brief ontvangt u mijn eerste reactie op de motie van de leden Leijten en Lodders
over letselschadevergoedingen1. Tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan 2019 is op 15 november 2018
een motie aangenomen van de leden Leijten (SP) en Lodders (VVD) waarin de regering
wordt verzocht, een poging te doen in kaart te brengen hoeveel mensen bij benadering
letselschadevergoeding hebben, wat het financieel beslag is wanneer letselschadevergoedingen
uitgezonderd worden van de vermogensbelasting, op welke wijze de letselschadevergoedingen
buiten de vermogensbelasting gehouden zouden kunnen worden en de uitvoerbaarheid door
de Belastingdienst in kaart te brengen.2 In deze brief ontvangt u mijn reactie op de eerste twee vragen. Het antwoord op de
vraag op welke wijze de letselschadevergoedingen buiten de vermogensrendementsheffing
kunnen worden gehouden hangt mogelijk samen met de uitkomsten van het onderzoek naar
opties om specifiek belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld tegemoet
te komen. Voor een kabinetsreactie is een zorgvuldig afgewogen antwoord nodig. Ik
ben daarom voornemens de kabinetsreactie op de motie tegelijk met de resultaten van
het onderzoek op Prinsjesdag 2019 aan Uw Kamer te sturen.
Onderzoek data en budgettaire gevolgen
Ten eerste heb ik geprobeerd in kaart te brengen hoeveel mensen bij benadering een
letselschadevergoeding hebben ontvangen. Er vindt geen renseignering plaats door verzekeraars
van uitgekeerde letselschades. Daarom is contact gezocht met het Verbond van Verzekeraars
om inzicht te krijgen in het aantal en de omvang van uitgekeerde letselschades. Vanwege
privacy kunnen geen individuele gegevens worden geleverd om de schadeuitkeringen te
koppelen aan de fiscale gegevens. Er zijn wel gegevens beschikbaar over letselschadeslachtoffers
per groep, ingedeeld in leeftijd- en schadebedragenklassen. Vanwege de jaarlijkse
fluctuaties zijn van het Verbond van Verzekeraars cumulatieve gegevens ontvangen over
de periode 2013- 2018.
De daaruit afgeleide gemiddelde cijfers per jaar staan vermeld in onderstaande tabel.
Gemiddeld aantal letstelschadeslachtoffers naar leeftijd per jaar naar schadebedrag
in klassen (gemeten over de periode 2013–2018)1
schadebedrag
0 – 17
18 – 30
31 – 55
56 – 65
ouder dan 65
totaal
gemiddeld schadebedrag
(* € 1)
macro bedrag totaal
(* € 1 miljoen)
0–5.000
1.470
3.680
4.830
1.430
1.470
12.880
1.700
22,4
5.000–10.000
50
320
590
180
180
1.320
7.100
9,4
10.000–30.000
20
240
490
150
170
1.070
16.800
18,0
30.000–60.000
–
60
140
40
40
280
41.000
11,5
60.000–100.000
–
20
50
20
10
110
74.900
8,3
100.000–200.000
–
20
50
10
–
80
132.700
10,4
meer dan 200.000
–
10
30
10
–
50
326.800
15,7
totaal
1.520
4.330
6.210
1.850
1.880
15.780
6.100
96
wv > 30.000
–
110
270
80
50
520
88,3
46
X Noot
1
Door afronding kan de totaaltelling afwijken van de cijfers van de afzonderlijke klassen
Vervolgens is onderzocht wat het financieel beslag zou kunnen zijn wanneer letselschadevergoedingen
uitgezonderd worden van de vermogensrendementsheffing in de inkomstenbelasting (box
3). Bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding wordt rekening gehouden
met de fiscale gevolgen. Bij de berekening van de budgettaire derving voor de vermogensrendementsheffing
is geabstraheerd van het feit dat een schadevergoeding bij een fiscale vrijstelling
lager wordt. Eveneens is nog geen rekening gehouden met een doorwerking naar andere
regelingen, zoals de toeslagen.
Het is de verzekeraars niet bekend in welke vorm de uitgekeerde bedragen worden aangehouden
en hoe ze worden aangewend. Er zijn vele mogelijkheden, met verschillende fiscale
gevolgen. Het bedrag kan bijvoorbeeld op een spaarrekening worden gezet of er kan
een lijfrente voor worden gekocht. Het bedrag kan op velerlei wijzen worden aangewend,
zo kan bijvoorbeeld een eventuele hypotheekschuld er (deels) mee worden afgelost.
Ook kan (een deel van) het bedrag nodig zijn om bepaalde kosten te dekken, die niet
op andere wijze worden gedekt.
Het nog beschikbare deel van het uitgekeerde bedrag zal in de loop der tijd afnemen.
Het tempo waarin dit gebeurt en de gevolgen voor de hoogte van het box 3-vermogen,
zal van vele factoren afhankelijk zijn, zoals de wijze van aanwending. Als de budgettaire
gevolgen betrekking hebben op alle schadeslachtoffers betreft dit ruim 15.000 nieuwe
personen per jaar. Zou het gaan om personen die meer dan 30.000 euro ontvangen (de
huidige hoogte van het heffingvrije vermogen in box 3) dan wordt het beperkt tot ruim
500 nieuwe gevallen per jaar.
Indien er wordt uitgegaan van de maximale uitkomst (het gehele uitgekeerde bedrag
wordt op een spaarrekening gezet en alle uitkeringen komen toe aan personen die al
meer vermogen hebben dan het heffingvrije vermogen), en uitgaande van een belastingdruk
van gemiddeld 1,0% bedragen de budgettaire kosten voor een jaargang van ruim 15.000
belastingplichtigen in totaal 1 miljoen euro.
Als de uitgekeerde bedragen door belastingplichtigen gemiddeld 20 jaar in stand worden
gehouden dan zijn er jaarlijks 20 jaargangen die in het verleden een uitkering hebben
ontvangen en is de totale jaarlijkse derving voor box 3 het twintigvoudige ofwel 20
miljoen euro en heeft deze betrekking op circa 300.000 belastingplichtigen.
Bij een alternatieve, minimale, veronderstelling dat niemand aanvankelijk box 3-vermogen
had, vallen alleen de schadeuitkeringen hoger dan 30.000 euro onder box 3 en alleen
voor zover ze dat bedrag te boven gaan. Het gaat om ruim 500 nieuwe gevallen per jaar
en een budgettaire derving van minder dan 0,5 miljoen euro. Als de gemiddelde uitkering
5 à 10 jaar in stand blijft in de vorm van spaargeld, gaat het jaarlijks in totaal
om circa 2.500 à 5.000 gevallen en een budgettaire derving van 2,5 a 5 miljoen euro.
Kortom, de bandbreedte is groot, zowel qua aantallen personen die met een eventuele
vrijstelling te maken zouden krijgen als het budgettaire beslag. Het zal sterk afhankelijk
zijn van de nadere vormgeving (zoals: komen alle uitkeringen in aanmerking of alleen
uitkeringen boven een bepaald bedrag; wordt het bedrag onder de vrijstelling jaarlijks
afgebouwd en hoe snel). Het antwoord op de vraag op welke wijze de letselschadevergoedingen
buiten de vermogensrendementsheffing kunnen worden gehouden hangt mogelijk samen met
de uitkomsten van het onderzoek naar opties om specifiek belastingplichtigen met vooral
of uitsluitend spaargeld tegemoet te komen. Zoals in mijn inleiding van deze brief
al is vermeld, is voor een kabinetsreactie een zorgvuldig afgewogen antwoord nodig.
Ik ben daarom voornemens de kabinetsreactie op de motie (Kamerstuk 35 026, nr. 55) tegelijk met de resultaten van het onderzoek op Prinsjesdag 2019 aan Uw Kamer te
sturen.
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën