Brief regering : Verslag van de 108e Internationale Arbeidsconferentie (IAC) van 10 t/m 21 juni 2019 in Genève
29 427 ILO-verdragen
Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Hierbij stuur ik u het verslag van de 108e Internationale Arbeidsconferentie (IAC), die plaatsvond van 10-21 juni jl. te Genève.
Algemeen
De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) bestaat dit jaar 100 jaar en om dit te
markeren had de IAC deze keer een wat ander karakter dan voorgaande jaren, onder meer
door de aanwezigheid van 34 staatshoofden. Zo heeft de IAC een Centenary Declaration for the Future of Work aangenomen om richting te geven aan de toekomstige werkzaamheden van de IAO. Ook
heeft de IAC met een overgrote meerderheid ingestemd met een verdrag en aanbeveling
ter bestrijding van geweld en intimidatie op de werkvloer.
Verklaring over de toekomst van werk
Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan vond er een tripartiete discussie plaats
over de toekomst van werk en de richting die de IAO moet nemen. Doel van deze discussie
was een verklaring die het mandaat van de IAO (in lijn met de Verklaring van Philadelphia
uit 1944 en Fundamental Principles and Rights at Work uit 19981) herbevestigt en invulling geeft aan de activiteiten van de IAO op de middellange
termijn.
Een Global Commission (bestaande uit leiders van diverse landen, werkgevers, werknemers en wetenschappers)
heeft ten behoeve van deze discussie op 22 januari jl. een rapport uitgebracht over
de uitdagingen die er zijn voor de toekomst van werk als gevolg van o.a. globalisering,
technologische en demografische ontwikkelingen.2
De verschillen tussen prioriteiten van overheden, werknemers en werkgevers waren groot.
Werkgevers hebben gepleit voor een duidelijke koerswijziging van de IAO waarin groei
van de economie en productiviteit een grotere rol spelen. Daarnaast pleitten ze voor
bevestiging van de bijdrage die bedrijven al leveren aan fatsoenlijk werk. Werknemers
legden vooral de nadruk op een uitbreiding van rechten van werknemers door middel
van een universal labour guarantee, universele social protection floors, en voor het beter beschermen en bevorderen van de sociale dialoog. Het Koninkrijk
heeft, zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 27 mei jl. (Kamerstuk 29 427, nr. 117), aandacht gevraagd voor de volgende onderwerpen:
• een hernieuwd evenwicht tussen de diversiteit aan arbeidscontracten en bescherming
via sociale zekerheid;
• levenlang leren;
• onderzoeken van de mogelijkheid van een fundamenteel verdrag op het gebied van gezond
en veilig werken;
• modernisering van de bestaande verdragen en aanbevelingen en versteviging van het
toezichtsmechanisme om naleving van deze instrumenten te bevorderen;
• versterking van de sociale dialoog op mondiaal en nationaal niveau.
Ondanks de verschillen heeft de IAC uiteindelijk een mooi resultaat bereikt met de
aanname van zowel een verklaring als een resolutie.3 Hierin zijn ook de bovengenoemde prioriteiten van Nederland opgenomen. Wel moet nog
een concretere invulling en nadere prioritering van IAO-activiteiten plaatsvinden.
Tijdens de Beheersraad in het komende najaar zal er verder gediscussieerd worden over
de invulling van de verklaring. Het Koninkrijk der Nederlanden zal zich blijven inzetten
om de genoemde prioriteiten hoog op de agenda van de IAO te krijgen en hier concrete
acties aan te verbinden.
Verdrag tegen geweld en intimidatie op de werkvloer
Zoals eerder aangegeven aan de Tweede Kamer4 is het positief dat de tripartite IAO geweld en intimidatie op de werkvloer op de
agenda heeft gezet. Niet alleen overheden, maar ook werkgevers en werknemers kunnen,
en moeten, een rol spelen om geweld en intimidatie op de werkvloer effectief uit te
bannen. Bovendien is dit een wereldwijd probleem, dat een discussie op mondiaal niveau
rechtvaardigt. Het is dan ook een mooi resultaat dat het verdrag en de aanbeveling
zijn aangenomen met brede steun van overheden, werknemers en werkgevers.
Bij de eerste ronde besprekingen tijdens de IAC vorig jaar werd geen overeenstemming
bereikt over een aantal onderwerpen. In het afgelopen jaar heeft daarom informeel
overleg plaatsgevonden tussen landen en met de internationale sociale partners. Vervolgens
zijn de tripartiete onderhandelingen in Geneve van start gegaan op basis van de door
het IAO-secretariaat aangepaste concepttekst, die uitging van een (juridisch bindend)
verdrag met bijbehorende (niet bindende) aanbeveling.
Het Koninkrijk heeft steeds benadrukt dat het verdrag tripartiet gedragen én ratificeerbaar
zou moeten zijn en heeft dit ook via de EU-coördinatie en informele onderhandelingen
ingebracht.
Bij de bespreking van het conceptverdrag is lang gesproken over de definities en de
reikwijdte van het verdrag. De uitkomst is dat geweld en intimidatie niet als één
juridisch concept wordt gedefinieerd, maar ook als twee losse begrippen kan worden
behandeld. Dat sluit bij de huidige wet- en regelgeving in Nederland. Het bereik van
het verdrag is breed, het beschermt werkgevers en werknemers ongeacht hun contractuele
status, dus ook bijvoorbeeld stagiairs en vrijwilligers.
Over het benoemen van specifieke groepen met een verhoogd risico op geweld en intimidatie
op de werkvloer – waaronder lesbiennes, homo’s, biseksuele mannen en vrouwen, transgender-
en intersekse personen – is uitgebreid gediscussieerd. Uiteindelijk is gekozen voor
het compromis om geen specifieke groepen in de tekst te benoemen, maar om een algemene
inclusieve tekst over kwetsbare groepen op te nemen in zowel het Verdrag als de Aanbeveling,
met een verwijzing naar internationale standaarden en mensenrechteninstrumenten.5
Na twee onderhandelingsrondes is er uiteindelijk een verdrag tot stand gebracht dat
een breed draagvlak heeft en dat naar verwachting ook breed geratificeerd zal worden.
Nederland voldoet in principe al aan de verplichtingen van het nieuwe verdrag, dat
in werking zal treden 12 maanden nadat 2 lidstaten het verdrag hebben geratificeerd
en dat alleen bindend is voor de lidstaten die het officieel hebben geratificeerd.
De aanbeveling is niet bindend en geeft enkel richtlijnen over hoe het verdrag zou
kunnen worden toegepast. Het is nu aan de lidstaten, in overleg met sociale partners,
om te bepalen of zij het verdrag ratificeren. Ook ik zal hierover met sociale partners
in overleg treden.
Toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen
Tijdens de IAC zijn in het comité inzake de toepassing en naleving van arbeidsnormen
24 landen besproken en zijn er tripartiete conclusies aangenomen.6 De zaken die met name aandacht kregen waren van landen die inbreuken plegen op fundamentele
IAO-verdragen zoals op het gebied van de vrijheid van vakvereniging, minimumleeftijd,
kinderarbeid, discriminatie, gedwongen arbeid en sociaal beleid. Het ging om Turkije,
Ethiopië, Irak, Libië, Myanmar en Nicaragua. De overheden uit deze landen hebben toegezegd
de klachten serieus te nemen en acties te zullen ondernemen. Het is aan de IAO om
de vervolgacties van de overheden te controleren.
Het onderliggende rapport van de Commissie van Experts heeft ook uitdagingen benoemd,
zoals de noodzaak tot meer ratificaties van conventie 102 waarin sociale zekerheid
geregeld is. Nederland heeft dit verdrag in 1962 geratificeerd.
Tot slot heeft de IAC ingestemd met een reële verhoging van het reguliere budget van
de IAO voor 2020–2021 met 1,5% ten opzichte van het 2018–2019 budget. Voor Nederland,
dat tijdens de IAC heeft vastgehouden aan reële nulgroei, heeft de verhoging geen
gevolgen voor de begroting van de Minister van BHOS, aangezien de Nederlandse verplichte
bijdrage voor de periode 2020–2021 naar beneden is bijgesteld door een herschikking
van de verdeelsleutel voor landen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid