Brief regering : Voortgang maatregelen loondoorbetaling bij ziekte en WIA
29 544 Arbeidsmarktbeleid
32 716 Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Nr. 922 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
In december 2018 heb ik u de afspraken toegestuurd die ik gemaakt heb met werkgevers
en werknemers over het alternatieve pakket voor de Regeerakkoordmaatregelen Loondoorbetaling
bij ziekte en WIA1. In deze brief breng ik u op de hoogte van de voortgang van de uitwerking van de
maatregelen. Daarnaast informeer ik u over het scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden,
dat conform het Regeerakkoord in voorbereiding is.
Na de zomer zal ik uw Kamer de toegezegde brief over de Ziektewet2 sturen. Ik zal in die brief onder andere aandacht besteden aan de uitkomsten van
het experiment met een vervroegde inzet van de no-riskpolis.
Wetsvoorstel
De drie maatregelen uit het pakket die wetswijziging vergen, zijn 18 juni jl. voor
uitvoeringstoetsen en internetconsultatie uitgezet:
• de financiële tegemoetkoming aan werkgevers van in totaal € 450 miljoen per jaar;
• het leidend maken van het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de
werknemer bij de toets op re-integratie-inspanningen (RIV-toets) door UWV; en
• het gedurende vijf jaar niet verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage van
WIA-gerechtigden vanwege werkhervatting.
Mijn planning is om het wetsvoorstel eind dit jaar naar de Tweede Kamer te sturen.
MKB verzuim-ontzorg-verzekering
Ik ben verheugd dat het Verbond van Verzekeraars mij heeft laten weten dat verzekeraars
op schema liggen om per 1 januari 2020 een MKB verzuim-ontzorg-verzekering aan te
bieden. Dit betekent dat de precieze polisvoorwaarden van deze verzekering bij verschillende
aanbieders in september van dit jaar duidelijk worden. Werkgevers hebben dus vanaf
dat moment de kans om het nieuwe verzekeringsproduct met ingang van het nieuwe jaar
af te sluiten. Ik verwacht dat dit product met name kleine werkgevers zal helpen om
te voldoen aan de verplichtingen en taken rond de loondoorbetaling bij ziekte. Het
is van belang dat werkgevers tijdig van de mogelijkheid om te kiezen voor dit nieuwe
verzekeringsproduct op de hoogte zijn. Later in deze brief besteed ik aandacht aan
de diverse communicatietrajecten.
Ik vind het van belang dat de MKB verzuim-ontzorg-verzekering kleine werkgevers optimaal
ondersteunt. Daarom bied ik op een aantal punten nadere ondersteuning. Ten eerste
lever ik op verzoek van het Verbond van Verzekeraars en OVAL (de brancheorganisatie
voor arbodiensten, re-integratie- en loopbaanbedrijven) projectondersteuning bij de
totstandkoming van een «werkwijzer casemanagement». In het productconvenant3 voor de MKB verzuim-ontzorg-verzekering is afgesproken dat, bij dreigend langdurig
verzuim, per verzuimgeval een door de verzekeraar geaccepteerde casemanager wordt
toegewezen en dat een werkwijzer ontwikkeld wordt ten aanzien van de taken en verantwoordelijkheden
van de casemanager. Samen met het Verbond van Verzekeraars en OVAL ben ik van mening
dat een heldere en breed gedragen werkwijzer van belang is voor het succes van de
MKB verzuim-ontzorg-verzekering en daarom faciliteer ik de totstandkoming daarvan.
De werkwijzer is naar verwachting deze zomer gereed.
Ten tweede ben ik met de werkgeversorganisaties en het Verbond van Verzekeraars in
gesprek over de inrichting van een loket voor werkgevers. Dit loket, voortkomend uit
het kaderconvenant4 dat ik met de genoemde organisaties afsloot in december vorig jaar, heeft twee taken.
Om te beginnen moet het loket werkgevers duidelijkheid bieden door te toetsen of verzekeringen
die als MKB verzuim-ontzorg-verzekering op de markt gezet worden ook daadwerkelijk
voldoen aan de eisen die worden gesteld in de twee convenanten van december 2018.
Daarna kunnen werkgevers, als het toch nodig blijkt, met klachten over de MKB verzuim-ontzorg-verzekering
bij dit loket terecht. Samen met de werkgeversorganisaties en het Verbond van Verzekeraars
geef ik het loket deze zomer nader vorm. Ik lever daarbij binnen mijn mogelijkheden
de ondersteuning die voor een goede inrichting en werking nodig is. De twee genoemde
partijen zullen onderhoud en continuering van het loket daarna voor hun rekening nemen.
Monitoring en kwaliteitsintensivering
Met het wetsvoorstel wordt geregeld dat vanaf 2021 het advies van een bedrijfsarts
over de belastbaarheid van de werknemer leidend wordt bij de RIV-toets door UWV. De
RIV-toets zal vanaf dat moment namelijk gebaseerd zijn op een arbeidskundige beoordeling
van het re-integratieverslag, terwijl de sociaal-medische beoordeling voor het recht
op een WIA-uitkering (onveranderd) uitgevoerd blijft worden door de verzekeringsarts
van UWV. Mogelijke verschillen tussen het oordeel van de verzekeringsarts bij de WIA-claimbeoordeling
en het actueel oordeel van de bedrijfsarts in het re-integratieverslag ga ik zorgvuldig
monitoren. Met de jaarlijkse monitoring verzamel ik informatie over het effect van
de wijziging, onder andere door middel van steekproefsgewijs kwalitatief dossieronderzoek.
Ook blijf ik de ontwikkeling van het opgelegde aantal loonsancties volgen. Vanaf eind
2021 informeer ik uw Kamer jaarlijks in de Stand van de uitvoering over de resultaten
en eventuele aanpassingen die hieruit volgen5.
Door deze maatregel neem ik de onzekerheid van werkgevers weg dat zij een loonsanctie
opgelegd kunnen krijgen vanwege een verschil in oordeel van de door hen ingehuurde
professional (bedrijfsarts) en de verzekeringsarts van UWV.
Ik vind het belangrijk dat alle betrokken partijen in de periode van uitval door ziekte
van de werknemer tot en met de WIA-claimbeoordeling door UWV vanuit hun eigen verantwoordelijkheid
en rol zo goed mogelijk doen wat nodig is. Dit voorjaar heb ik daarom het initiatief
genomen om te starten met een zogenaamde klantreis, waarbij de meest betrokken partijen
bij loondoorbetaling bij ziekte samenkwamen: werkgeversorganisaties (VNO-NCW en MKB
Nederland en Metaalunie), werknemersorganisaties (FNV en CNV), bedrijfsartsen (NVAB),
verzekeringsartsen (NVVG), arbeidsdeskundigen (NVvA), UWV en brancheorganisaties OVAL
en KoM.
Tijdens de bijeenkomst brachten de deelnemers in kaart welke aandachtspunten en ideeën
voor verbetering zij zien gedurende het proces van twee jaar ziekte, en welke van
deze kansrijk zijn om nader uit te werken. Het ging daarbij om aandachtspunten die
voortkomen uit de wetswijziging die het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid
van de werknemers bij de RIV-toets leidend maakt, maar ook andere verbeteringen in
het poortwachtersproces zijn naar voren gekomen. Het feit dat de WIA-claimbeoordeling
uitgevoerd blijft worden door de verzekeringsarts van UWV speelde daarbij natuurlijk
een belangrijke rol, gekoppeld aan de noodzaak dat er meer uniformiteit komt in gehanteerde
uitgangspunten door verzekeringsartsen en bedrijfsartsen. Een andere opbrengst van
de klantreis was het feit dat werknemers goed geïnformeerd dienen te worden over de
wijzigingen rond de RIV-toets en de bijdrage aan de re-integratievisie die van werknemers
wordt verwacht. De komende tijd werk ik alle ideeën en voorstellen samen met de betrokkenen
verder uit. Ik kijk hierbij uiteraard ook naar de meest effectieve inzet van de cumulatief
€ 10 miljoen die ik in de periode 2019–2022 investeer in kwaliteitsintensivering op
dit terrein. Het doel van de kwaliteitsintensivering is in ieder geval stimuleren
dat er geen discrepantie is tussen het actueel oordeel van de bedrijfsarts over de
belastbaarheid van de werknemer in het re-integratieverslag en het oordeel van de
verzekeringsarts bij de WIA-claimbeoordeling. Ik denk bijvoorbeeld dat dat kan door
het opzetten van intervisie tussen de twee beroepsgroepen waarin geleerd kan worden
van complexe casuïstiek.
Experimenten tweede spoor re-integratie
Dit najaar werk ik de kaders voor experimenten tweede spoor re-integratie nader uit.
Door die experimenten wil ik inzicht krijgen in de wijze waarop werkgevers en werknemers
de mogelijkheden voor re-integratie bij andere werkgevers optimaal kunnen benutten.
In september organiseer ik een brede brainstorm om te inventariseren welke ideeën,
ervaringen en belemmeringen er zijn op dit terrein. Op basis van de opbrengsten daarvan
geef ik de vervolgstappen met alle betrokkenen verder vorm.
Verbetering uitvoering RIV-toets door UWV
Met UWV ben ik nog in gesprek over de manier waarop UWV de RIV-toets meer transparant
kan maken voor zowel werkgevers als werknemers. Samen met UWV heb ik geconstateerd
dat zowel in de periode voorafgaand aan het beoordelingsproces door UWV als tijdens
de beoordeling zelf verbetering mogelijk is. UWV werkt een aantal voorstellen hiervoor
op dit moment nader uit. Een van de voorstellen betreft een «quick start» document,
in aanvulling op de bestaande tekst van de Werkwijzer Poortwachter. Deze quick start
heeft tot doel om werkgevers in eenvoudige bewoordingen wegwijs te maken in de door
hen en hun werknemers te ondernemen activiteiten gedurende de periode van loondoorbetaling
bij ziekte. Een tweede voorstel is een verhoging van de kwaliteit van de rapportage
die werkgevers krijgen na afloop van de RIV-toets. Aan de hand van deze rapportage
kan een werkgever nagaan welke redenering UWV heeft gevolgd om te komen tot het oordeel.
UWV komt hiermee tegemoet aan bezwaren van werkgevers over de transparantie van het
beoordelingsproces.
Daarnaast is een uniforme uitvoering door UWV van belang. Ik ben in gesprek met UWV
over deze landelijke uniforme werkwijze van de RIV-toetsing.
UWV borgt de uniformiteit in de opgelegde loonsancties door een Landelijke Loonsanctiecommissie
(LLC). Aan deze commissie worden alle situaties voorgelegd waarin de beoordelaar (verzekeringsarts
en/of arbeidsdeskundige) van UWV meent dat een loonsanctie moet worden opgelegd. De
LLC ziet erop toe dat in de rapportages over de sancties alle vastgestelde gebreken
worden genoemd en gemotiveerd en dat de vereiste procedures, zoals die van «hoor en
wederhoor», zijn gevolgd. Eénmaal per jaar stemmen de commissieleden in gezamenlijk
overleg hun werk- en beoordelingswijzen op elkaar af.
Vergroten transparantie en kennis over loondoorbetaling bij ziekte
Tenslotte zet ik in op duidelijke en zichtbare communicatie over loondoorbetaling
bij ziekte. Ik vind het belangrijk dat werkgevers, werknemers en andere betrokkenen
weten welke verantwoordelijkheden zij wel en niet hebben als een werknemer uitvalt
wegens ziekte. Ik zet hier langs twee lijnen samen met alle betrokken organisaties
extra op in.
Ten eerste hebben werkgeversorganisaties mij geïnformeerd over hun voornemen direct
na de zomer een communicatiecampagne te lanceren over de mogelijkheden voor werkgevers
zich te verzekeren voor de verplichtingen die samenhangen met langdurige ziekte van
werknemers. Ze sluiten daarmee qua timing aan op het moment waarop werkgevers kunnen
en moeten beslissen over het afsluiten van een nieuw verzekeringsproduct per 1 januari
2020. Ik ben blij met het initiatief en bezie op welke manier ik aan het succes van
de campagne bij kan dragen.
Daarnaast wil ik voor het einde van dit jaar starten met een meerjarig communicatietraject
richting werkgevers en werknemers om hen bewust te maken van de keuzes die ze hebben
als het gaat om re-integratie bij langdurige ziekte. Om te beginnen laat ik hiervoor
deze zomer kwantitatief en kwalitatief onderzoek doen. Dit met als doel zicht te krijgen
op de manier waarop communicatie kan zorgen dat werkgevers zich verdiepen in re-integratiebeleid
en om ideeën te krijgen voor de manieren waarop communicatie kan bijdragen aan het
maken van een bewuste keuze ten aanzien van invulling van de re-integratie-inspanningen.
Op basis van de onderzoeksresultaten geef ik het traject vervolgens stap voor stap
verder vorm. Ik vind het daarbij van belang om samen op te trekken met uiteenlopende
mensen en organisaties die op het terrein van loondoorbetaling bij ziekte actief zijn.
Ik wil ervoor zorgen dat we communicatie-inhoud en -aanpak zodanig op elkaar aan laten
sluiten dat we met elkaar maximaal resultaat bereiken. Ik ga hierover in september
met alle betrokkenen verder in gesprek.
Scholingsexperiment
Met het regeerakkoord is besloten een scholingsexperiment te starten met een scholingsaanbod
voor mensen met een WGA-uitkering bij wie scholing kan leiden tot meer werkhervattingsmogelijkheden
en bij wie scholing medisch gezien haalbaar is. Hiervoor is in totaal € 30 miljoen
beschikbaar gekomen, verdeeld over de jaren 2020 t/m 2022. Op basis van de uitkomsten
van dit experiment kan een bredere inzet van scholing worden overwogen.
Voor een deel van de WGA-uitkeringsgerechtigden is de afstand tot de arbeidsmarkt
groot door een complex aan factoren. Het ontbreken van kwalificaties voor de arbeidsmarkt
is een belangrijke factor. Ongeveer de helft van de mensen met een WGA-uitkering beschikt
niet over een startkwalificatie.
Doel van het scholingsexperiment is in de praktijk beproeven in hoeverre gerichte
scholing WGA-gerechtigden dichter bij de arbeidsmarkt brengt en hun werkhervattingskansen
vergroot. De doelgroep bestaat in ieder geval uit publiek verzekerde WGA-gerechtigden
zonder of met niet-passende (start)kwalificaties. Gelet op de kenmerken van de doelgroep,
is de meest passende en kansrijke leerroute een combinatie van werken en leren. Daarom
is de ambitie om na de zomer een integraal leerwerkpakket te ontwikkelen, dat bestaat
uit drie componenten:
• plaatsing in werk bij een werkgever of leerwerkbedrijf (eventueel eerst stage);
• ontwikkeling, bijvoorbeeld training, initiële scholing of certificering van verworven
competenties en
• ondersteuning bij werk en scholing door een coach.
Deelname aan het experiment scholing mag mijns inziens niet leiden tot onzekerheid
over gevolgen daarvan voor de uitkering. Bij de verdere uitwerking zal ik daar rekening
mee houden.
Om te bepalen of een leerwerktraject past bij een WGA-gerechtigde, is maatwerk en
een beoordeling op persoonsniveau vereist. Daarbij wordt onder meer bezien wat de
motivatie van de WGA-gerechtigde is, of een dergelijk traject gelet de beperkte belastbaarheid
realistisch is en voldoende slagingskans heeft.
Het experiment start in het najaar van 2020. De keuze voor dit tijdpad en daarmee
ruime voorbereidingstijd is een bewuste. In het najaar van 2020 stopt namelijk de
instroom van nieuwe WGA-gerechtigden in het aangekondigde praktijkonderzoek, waarmee
meer zicht gaat ontstaan op de maatschappelijke effecten van praktijkonderzoek met
meer persoonlijke dienstverlening. Dan ontstaat bij UWV ruimte voor dit scholingsexperiment,
dat naast de reguliere dienstverlening zijn beslag moet krijgen. In het najaar van
2019 start UWV in samenwerking met mijn ministerie de verdere voorbereiding en nader
onderzoek. Vanaf begin 2020 volgt verdiepend overleg met onder meer werkgevers- en
werknemersorganisaties, re-integratiebedrijven en verzekeraars. Om leerwerkpakketten
te beproeven, is het streven om in het najaar van 2020 op kleine schaal pilots te
doen. Vanaf 2021 worden deze pilots opgeschaald naar een landelijk experiment. De
eindevaluatie vindt plaats in 2023. De leerwerktrajecten kunnen een flinke doorlooptijd
hebben en het effect ervan is pas op langere
termijn helder. Over de tussentijdse resultaten en de voortgang wordt de Tweede Kamer
via de periodieke Stand van de uitvoering geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid