Brief regering : Vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 168
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Inleiding
Met het Breed Offensief, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd op 23 mei 20191, zet ik mij in om mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen. Ik wil het
makkelijker maken voor werkgevers om banen te realiseren, en eenvoudiger voor gemeenten
en uitvoering om werkgevers hierin te ondersteunen. Mijn voornemen om de banenafspraak
en quotumregeling te vereenvoudigen, is onderdeel van dit offensief.
In mijn brief van 20 november 20182 heb ik de contouren geschetst van de voorgenomen vereenvoudiging van de Wet banenafspraak
en quotum arbeidsbeperkten (vanaf nu: de Wet banenafspraak). Ik schetste in deze brief
de problemen met de oorspronkelijke regeling en mijn uitgangspunten voor de verbeterde
regeling voor zowel de banenafspraak als de quotumregeling. Aan de hand van deze contouren
ben ik met stakeholders verder in gesprek gegaan over hun zorgen en de mogelijkheden
die zij zagen. Bij iedereen staat voorop dat de 125.000 extra banen er moeten komen.
De opmerkingen en vragen van de gesprekspartners bevestigen mij dat een vereenvoudigde
regeling inderdaad nodig is. In de banenafspraak belemmert de huidige opdeling in
sectoren de realisatie van banen. De complexiteit van de noodzakelijke inleenadministratie
samen met de constante vraag bij werkgevers waar een baan precies meetelt leidde tot
minder banen dan mogelijk, zowel tijdens de quotumregeling als in de banenafspraak.
Tevens gaven stakeholders aan dat bij de uitwerking van mijn voorstel goed gekeken
moet worden naar de gevolgen van de overgang van het ene naar het andere systeem en
dat mogelijke ongewilde consequenties voorkomen moeten worden. Deze gesprekken hebben
mij geholpen te komen tot de keuze voor de vormgeving van het vereenvoudigde stelsel
en tot flankerende maatregelen. Samen vormen zij een evenwichtig pakket dat ook op
langere termijn de 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking zal helpen
realiseren. In deze brief licht ik dit pakket toe.
Banenafspraak en quotumregeling: succesvol maar met aandachtspunten
De Wet banenafspraak is tot dusver succesvol geweest. Voor veel mensen betekent de
banenafspraak werk. Werk dat zij anders niet hadden gehad. Veel werkgevers hebben
mede door de banenafspraak kunnen zien welke toegevoegde waarde mensen uit de doelgroep
banenafspraak hebben voor hun organisatie. Jaarlijks hebben alle werkgevers tezamen
tot nu toe de macro-aantallen gehaald. Ook over 2018 blijken de aantallen wederom
te zijn gehaald. De doelstelling voor 2018 was 43.500 extra banen voor mensen met
een arbeidsbeperking. Met bijna 52.000 extra banen is die doelstelling ruimschoots
gehaald. Vooral de marktsector heeft opnieuw goed gepresteerd. De overheidssector
is achtergebleven: daar is nog een aantal flinke stappen te zetten. Daarom heb ik
samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in april
2019 een bestuursakkoord afgesloten met alle overheidssectoren. Later in deze brief
zet ik een aantal verdere acties specifiek voor de overheidssector uiteen.
Uit mijn gesprekken met werkgevers blijkt dat velen van hen intrinsiek gemotiveerd
zijn om tot een inclusieve arbeidsmarkt te komen. Bovendien zien zij ook de economische
toegevoegde waarde om een diverse groep medewerkers in dienst te hebben, zeker met
het oog op de huidige krapte op de arbeidsmarkt.
Werkgevers in de overheid- en marktsector zijn degenen die de banen moeten realiseren.
Mijn rol als verantwoordelijk Staatssecretaris is ervoor te zorgen dat er voor werkgevers
geen belemmeringen zijn in het systeem voor de banenafspraak en de quotumregeling
bij het realiseren van banen. Zo kan ik bevorderen dat het succes tot nu toe zich
blijft voortzetten. De oorspronkelijke Wet banenafspraak werd echter door werkgevers
en uitvoering als ingewikkeld ervaren. Een van de belemmeringen die in de periode
van de banenafspraak altijd op de achtergrond speelde was de vraag bij welke sector,
overheid of markt, een baan precies meetelde. Werkgevers waren elkaar weliswaar niet
tot last, maar bij het realiseren van banen waren ze wel eilanden op zichzelf: banen
gerealiseerd door samenwerking (bijvoorbeeld via inkoop van diensten) tellen bij slechts
één werkgever mee, namelijk de werkgever bij wie iemand formeel in dienst is. Samenwerking
was daarmee de facto niet mogelijk. Een geactiveerde quotumregeling maakt dit effect
nog sterker: niet alleen bij welke sector, maar zelfs bij welke specifieke werkgever
een baan meetelt werd in de oude situatie relevant. Tijdens de quotumperiode kregen
werkgevers bovendien te maken met een ingewikkelde en administratief zware inleenadministratie.
Dit alles bij elkaar gaf vreemde prikkels in het systeem. Prikkels die er in extremis
toe leidden dat werkgevers ervoor kozen om geen banen voor mensen met een arbeidsbeperking
te realiseren, ook al waren er in principe arbeidsplekken beschikbaar. Het spreekt
voor zich dat ik een dergelijke situatie onwenselijk vind. Via de motie Nijkerken-De
Haan c.s.3 sprak ook uw Kamer zich hier over uit.
Indien ik zou vasthouden aan dit eerder afgesproken systeem, zou het doel van de 125.000
extra banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak op termijn in gevaar komen,
ondanks de mooie resultaten van de afgelopen jaren en de intrinsieke motivatie van
werkgevers. In mijn ogen kan dit nooit de bedoeling zijn: een systeem hoort ten dienste
te staan van de mensen. Niet andersom. Op het moment dat duidelijk wordt dat dit niet
het geval is, is het belangrijk om met een frisse blik te kijken hoe het doel wél
bereikt kan worden. Niet veranderen om te veranderen. Wel bijsturen waar en wanneer
nodig. Hieronder leest u de uitwerking voor het nieuwe systeem voor de banenafspraak.
Vereenvoudiging van banenafspraak en quotumregeling
Uitgangspunten voor het nieuwe systeem
De uitgangspunten voor de vereenvoudiging heb ik in mijn brief van 20 november 2018
geschetst (Kamerstuk 34 352, nr. 137). Overheid en markt blijven aan de lat staan voor hun aandeel in de banenafspraak.
De 125.000 extra banen moeten er komen. Ik wil het mogelijk maken dat werkgevers samenwerken
bij het realiseren van banen. Dat betekent dat het er niet langer toe doet waar een
baan wordt gerealiseerd, maar dát een baan wordt gerealiseerd. Startpunt is altijd
geweest dat werkgevers de banen op vrijwillige basis zouden realiseren: de banenafspraak.
Uitgangspunt van het vereenvoudigde systeem blijft dan ook dat de banenafspraak geldt
met als mogelijke stok achter de deur de quotumregeling. En als de quotumregeling
onverhoopt geactiveerd zou moeten worden, dan wil ik werkgevers die meer doen dan
de quotumregeling van hen vraagt, kunnen belonen.
Mede naar aanleiding van de opmerkingen en vragen van stakeholders heb ik besloten
dat er materieel zo min mogelijk moet veranderen ten opzichte van de huidige situatie.
Dit impliceert dat het systeem van de bestaande wet met eerst de vrijwillige banenafspraak,
een peilmoment en vervolgens de quotumregeling als stok achter de deur blijft voortbestaan.
Ook wil ik de bestaande uitzonderingsposities handhaven voor werkgevers met minder
dan 25 medewerkers en werkgevers die personeel uitzenden. Tevens wil ik zoveel mogelijk
aansluiten bij bestaande instrumenten, zoals de bestaande sociale premies en bestaande
financiële instrumenten. Dit voorkomt dat er nieuwe onduidelijkheden ontstaan of zelfs
opnieuw nieuwe systemen moeten worden opgetuigd.
Er komt één banenafspraak voor alle werkgevers in Nederland. Alle werkgevers kunnen
de plaatsen realiseren. Dat betekent dat het er niet meer toe doet bij welke werkgever
iemand uit de doelgroep banenafspraak werkt. Dat scheelt administratieve lasten. Niet
waar iemand werkt is relevant, maar dat iemand werkt. Het is daarom ook niet langer
relevant om bij te houden wie waar gedetacheerd is of waar iemand via een uitzendbureau
werkt. Dit geeft werkgevers meer mogelijkheden om banen te realiseren en stimuleert
de samenwerking tussen werkgevers. Ik reken erop dat alle werkgevers, en met name
ook die in de overheidssector, volop gebruik gaan maken van deze nieuwe mogelijkheden.
Door deze uitgangspunten uit te werken verwacht ik dat werkgevers meer mogelijkheden
en verder elan krijgen om banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren.
In het vervolg van deze brief zet ik het vereenvoudigde systeem verder uiteen. Daarnaast
heb ik besloten om via flankerende maatregelen een aantal door stakeholders gesignaleerde
aandachtspunten te adresseren. Ook deze maatregelen komen in het vervolg terug.
Banenafspraak
Ook van de nieuwe Wet banenafspraak is de kern dat deze uiteenvalt in twee delen:
een vrijwillig gedeelte (de banenafspraak) en een gedeelte met een verplichtend karakter
(de quotumregeling). De quotumregeling wordt pas geactiveerd indien de afgesproken
aantallen in de banenafspraak niet worden gehaald: we starten met de banenafspraak.
De bedoeling is natuurlijk dat de quotumregeling nooit geactiveerd hoeft te worden.
Daarom is het van belang dat er gedurende de banenafspraak-periode geen belemmeringen
zijn voor werkgevers om banen te realiseren.
Zoals hierboven al aangegeven is de banenafspraak succesvol geweest. Op macroniveau
zijn, vooral door de inspanningen van de marktsector, de aantallen ieder jaar ruim
gehaald. De banenafspraak-periode wil ik dan ook zoveel mogelijk ongemoeid laten op
één uitzondering na. Uit de motie Nijkerken-De Haan c.s.4 komt naar voren dat het halen van de doelstelling van de banenafspraak wordt belemmerd
doordat er twee gescheiden afspraken zijn voor de sectoren overheid en markt. Als
een werkgever bijvoorbeeld diensten inkoopt bij een andere werkgever tellen die banen
mee bij de formele werkgever en niet bij de werkgever door wie de baan tot stand is
gekomen. Ditzelfde probleem doet zich voor bij andere samenwerkingsvormen. De motie
roept op de mogelijkheden om banen te realiseren te vergroten door het onderscheid
overheid en markt op te heffen. Door opheffen van dit onderscheid introduceert de
motie Nijkerken-De Haan binnen de banenafspraak de mogelijkheid tot samenwerken. Dit
geeft werkgevers in zowel overheid- als marktsector meer mogelijkheden om banen te
creëren. Ik wil dit via een wetsvoorstel wettelijk verankeren.
Monitoring aantallen banenafspraak
Zoals ik ook in mijn brief van 20 november 2018 (Kamerstuk 34 352, nr. 137) over dit onderwerp heb aangegeven, ben ik onder de indruk van de intrinsieke motivatie
bij veel werkgevers om banen te realiseren. Het huidige systeem heeft twee onderdelen:
de vrijwillige banenafspraak en de verplichtende quotumregeling. Ook het vereenvoudigde
systeem kent een stok achter de deur in de vorm van een quotumregeling indien de afgesproken
jaarlijkse doelstellingen niet gehaald worden. Voor de banenafspraak is bij het Sociaal
Akkoord een besparing op de uitkeringslasten ingeboekt van structureel 250 miljoen
euro. Als de banenafspraak niet wordt gehaald dan zorgen de opbrengsten van de quotumregeling
dat deze besparing alsnog gerealiseerd wordt. Ik zal elk jaar, zoals ook nu, daarom
bijhouden hoeveel extra banen er bij zijn gekomen voor mensen met een arbeidsbeperking.
Aangezien in het nieuwe systeem de focus niet langer is op wáár banen worden gerealiseerd
zal ik niet langer de aantallen per sector bijhouden.
Om tot het nieuwe macro-ingroeipad te komen worden de oude, aparte, aantallen voor
de overheids- en marktsector bij elkaar opgeteld. Tabel 1 laat dit nieuwe macro-ingroeipad
zien.
Tabel 1: ingroeipad banenafspraak
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Struc.
Jaarlijkse doelstelling
43.500
55.000
67.500
80.000
92.500
105.000
115.000
125.000
125.000
Vereenvoudigd systeem: quotumregeling
Activeren quotumregeling
Mochten de aantallen van het nieuwe macro-ingroeipad niet gehaald worden, dan zal
activering onder dezelfde voorwaarden als in de huidige Wet banenafspraak plaatsvinden.
De beslissing om de quotumregeling te activeren blijft een discretionaire bevoegdheid
van het kabinet die niet eerder genomen wordt dan na samenspraak met sociale partners
en gemeenten. Activering van de quotumregeling heeft grote gevolgen voor werkgevers
en is derhalve een beslissing die buitengewoon weloverwogen genomen moet worden. Onder
andere de economische situatie kan daarbij worden meegenomen.
Uitwerking quotumregeling
Zoals hiervoor in de brief aan de orde komt blijkt dat de oorspronkelijke quotumregeling
niet voldoet: samenwerking is complex op het onmogelijke af en administratieve lasten
zijn hoog. Er is dus verandering nodig in de wijze waarop de quotumregeling wordt
geïmplementeerd. In mijn «Contourenbrief» van 20 november 2018 (Kamerstuk 34 352, nr. 137) heb ik uiteengezet waarom de huidige werkwijze met een heffing per werkgever te
veel nadelen heeft en het realiseren van banen in de weg staat. Zoals ik eerder schreef
ga ik daarom over van een systeem dat zich tijdens een mogelijke quotumperiode richtte
op straffen, naar een positief systeem dat werkt met een «inclusiviteitsopslag» als
heffing en een beloning bij goed presteren. Bonus en opslag zijn in evenwicht met
elkaar indien een werkgever het volgens de quotumregeling benodigde aantal banen heeft
gerealiseerd. Vanuit de werknemersorganisaties kwam daarbij de suggestie om bonus
en/of opslag te relateren aan bijvoorbeeld de duur van het dienstverband.
Zoals gezegd wil ik veranderingen zo beperkt mogelijk houden. Bovendien wil ik voor
het heffen van de opslag en het uitbetalen van de bonus aansluiten bij bestaande instrumenten.
Dat geeft werkgevers stabiliteit en continuïteit en maakt de wijziging simpeler voor
UWV en Belastingdienst om uit te voeren. Hier andere eisen aan koppelen, zoals bijvoorbeeld
duur van het dienstverband, zou het voor werkgevers en uitvoering bijzonder complex
maken. Ik heb daarnaast al andere maatregelen genomen om de duurzaamheid van banen
te bevorderen, niet alleen tijdens de quotumperiode maar ook al tijdens de banenafspraak.
Zo zal de T+2-regel worden afgeschaft. Hierdoor blijven mensen opgenomen in het doelgroepregister.
Dit draagt eraan bij dat werknemers uit de doelgroep meer zekerheid krijgen over hun
plaatsing op de baan en geeft werkgevers meer stimulans om te blijven investeren in
hun werknemers. Ook houden werkgevers aanspraak op de verschillende (financiële) instrumenten.
Bovendien ben ik voornemens het loonkostenvoordeel banenafspraak (LKV) structureel
te maken.
Hieronder ga ik meer concreet in op de uitwerking van de inclusiviteitsopslag en de
bonus.
Inclusiviteitsopslag
Indien de quotumregeling geactiveerd is, zal de «inclusiviteitsopslag» worden geheven
via de bestaande sociale premies, analoog aan de bestaande kinderopvangheffing. Werkgevers
weten dus hoe een dergelijke opslag werkt en hoe hier mee om te gaan. Conform deze
systematiek denk ik aan een opslag op de AOF-premie bij een geactiveerde quotumregeling.
De hoogte van de opslag zal vergelijkbaar zijn met de huidige heffing van € 5.000
per baan5.
De heffing wordt in het huidige systeem bepaald aan de hand van het aantal FTE (verloonde
uren) dat een werkgever in dienst heeft. Indien de vereenvoudigde quotumregeling geactiveerd
is, wordt vanwege het feit dat er gebruik wordt gemaakt van de premieheffingssystematiek
de hoogte van de heffing afhankelijk van de loonsom in de onderneming. Door deze overgang
kan de hoogte van de heffing voor individuele werkgevers enigszins veranderen ten
opzichte van de oude situatie. Een onderneming met weinig werknemers maar een grote
loonsom kan in principe een hogere heffing moeten betalen. Echter, dit effect wordt
onder andere (gedeeltelijk) gemitigeerd doordat de loonsom waarover premie wordt geheven
gemaximeerd is (maximum premieloon).
Het is belangrijk dat werkgevers weten waar zij aan toe zouden zijn indien de quotumregeling
onverhoopt geactiveerd wordt. In navolging van het «financieel CV» ga ik de bestaande
quotumcalculator verbeteren en uitbreiden. Zo wil ik bezien of het mogelijk is dat
de quotumcalculator werkgevers helpt hun eigen verplichtingen en resultaten nog beter
inzichtelijk te maken.
In de huidige quotumregeling zijn twee uitzonderingen voor het betalen van de heffing
opgenomen. Werkgevers met minder dan 25 medewerkers6 in dienst zijn uitgesloten, omdat zij beperkter mogelijkheden hebben om banen te
realiseren. Ook hoeven werkgevers, bijvoorbeeld uitzendbureaus, over hun uitgezonden
personeel geen heffing te betalen. Voor uitlenende werkgevers geldt dat zij zonder
een nulquotum quotumplichtig zijn voor werknemers voor wie ze niet zelf de arbeidsplaats
realiseren. Het is namelijk de inlener die de arbeidsplaats realiseert. Uitleners
hebben geen invloed hebben op de vraag van inleners. Het handhaven van deze uitzonderingen
in de vereenvoudigde werkwijze ligt voor de hand. Samen met de desbetreffende uitvoeringsorganisaties
verken ik de mogelijkheden om dit te regelen.
Bonus
Ook voor de bonus sluit ik aan bij een bestaand instrument. Een dergelijk instrument
is het LKV. Werkgevers zijn al bekend met het LKV als instrument om mensen uit de
doelgroep banenafspraak aan het werk te helpen. Werkgevers weten bijvoorbeeld al hoe
zij LKV kunnen verwerken in hun kostprijs. Via het LKV kunnen werkgevers die iemand
uit de doelgroep banenafspraak in dienst nemen namelijk een tegemoetkoming in de loonkosten
aanvragen. Deze tegemoetkoming bedraagt nu 1,01 euro per verloond uur met een maximum
van 2.000 euro per jaar.
In de huidige situatie ontvangt een werkgever voor een werknemer uit de doelgroep
banenafspraak uiterlijk LKV voor maximaal drie jaar. Dat verandert. In de nieuwe situatie
ontvangt een werkgever, zoals al eerder aangekondigd in mijn brief van 20 november
2018 (Kamerstuk 34 352, nr. 137) over het breed offensief, structureel LKV. Dit zal niet alleen tijdens de quotumperiode
gelden, maar ook al gedurende de periode van de banenafspraak. Indien de quotumregeling
geactiveerd is, wordt de bonus vormgegeven door het bestaande LKV te verhogen met
3,77 euro per verloond uur (5.000 euro per baan van 25.5 uur).7 Dit bedrag komt bovenop het bestaande LKV en is de bonus voor werkgevers die iemand
in dienst nemen. Het totaal bedrag dat een werkgever aan LKV ontvangt betreft dan
ongeveer 4,78 euro per verloond uur. Elke werkgever in Nederland die een baan realiseert
voor iemand uit de doelgroep banenafspraak kan een bonus ontvangen. De hoogte van
de bonus hangt af van het totaal aantal uren dat werknemers uit de doelgroep banenafspraak
per jaar werken bij de desbetreffende werkgever. De volledige bonus van ongeveer 5.000
euro per gerealiseerde baan ontvangt een werkgever indien iemand 25.5 uur per week
gedurende een jaar werkt en compenseert zo de inclusiviteitsopslag. Door aan te sluiten
bij de bestaande LKV-systematiek en dus de bonus per uur te betalen, wordt de werkgever
gestimuleerd om iemand een groter contract aan te bieden en iemand langer in dienst
te houden. Bij een geactiveerde quotumregeling streef ik er naar samen met de uitvoering
te regelen dat het verhoogde LKV automatisch wordt uitgekeerd aan alle werkgevers
die mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst hebben.
Flankerende maatregelen
Hierboven heb ik het vereenvoudigde systeem geschetst. Daarnaast heb ik mede op basis
van de input van de verschillende gesprekken met stakeholders andere, flankerende
maatregelen in gang gezet of ga ik binnenkort in gang zetten. Hieronder licht ik een
aantal van deze maatregelen toe.
Aanstellen inspirator
Het project «op naar de 100.000 banen» heeft in de marktsector een belangrijke rol
gespeeld in het realiseren van banen. «Op naar de 100.000 banen» is een project, gestart
vanuit VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland, dat ondersteuning biedt aan marktwerkgevers
om banen voor mensen uit de banenafspraak te realiseren. De heer Aart van der Gaag
is commissaris en tevens het boegbeeld en de inspirator van het project. De heer Van
der Gaag en zijn team hebben in de marktsector werkgevers geïnspireerd om uit een
intrinsieke motivatie met de banenafspraak aan de slag te gaan.
Bouwende op dit succes heb ik de heer Van der Gaag en zijn team gevraagd om hun expertise
en ervaring in te zetten bij het realiseren van de vereenvoudigde banenafspraak binnen
het nieuwe project «Op naar de 125.000!». Ik ben verheugd dat hij zich bereid heeft
verklaard dit verzoek in te willigen. De opdracht voor dit nieuwe project bouwt op
de reeds opgedane ervaring, maar heeft ook zijn eigen kenmerken. De nieuwe mogelijkheden
die de vereenvoudigde werkwijze biedt moeten door werkgevers benut gaan worden. Door
het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid en het stoppen van de focus
op tellen, wordt samenwerking tussen en binnen sectoren en tussen en binnen regio’s
eenvoudiger. Het project zal derhalve de focus leggen op drie verschillende onderdelen.
Als eerste het actief motiveren van werkgevers. Dit houdt zowel het verder motiveren
en ondersteunen van werkgevers die zich al bezighouden met de banenafspraak in als
ook het inspireren en motiveren van werkgevers die nog geen ervaring hebben met de
banenafspraak. Ten tweede het faciliteren van regionale samenwerking tussen alle betrokkenen
en ten derde het verder uitwerken en onderzoeken van de mogelijkheden tot samenwerking
tussen overheid en markt.
Samenwerking in nieuwe quotumregeling
Zoals hierboven is toegelicht kent het vereenvoudigde systeem de bonus via het verhoogde
LKV. De bonus is een geldsom. Dat maakt dat de bonus overdraagbaar is tussen werkgevers.
Dit maakt het mogelijk dat werkgevers die banen realiseren in samenwerking de bonus
onderling kunnen verdelen. Wanneer bijvoorbeeld drie werkgevers één baan realiseren,
kunnen zij samen afspreken elk 1/3 van de bonus te houden. Elke andere verdeling behoort
natuurlijk ook tot de mogelijkheden: dat hangt van de werkgevers zelf af.
Dit systeem maakt samenwerking mogelijk en heeft de potentie om tot meer banen te
leiden. Van belang is dan wel dat werkgevers goed begrijpen wat de mogelijkheden zijn.
Daarom is een onderdeel van de opdracht van de hiervoor genoemde inspirator om werkgevers
te helpen samenwerking op te zetten met een andere werkgever of op regionaal niveau
(bijvoorbeeld in een sector).
Het verheugt mij te constateren dat verschillende werkgevers vooruitlopend op de nieuwe
situatie al aan de slag zijn met de nieuwe mogelijkheden. In de overheidssector zijn
bij bijvoorbeeld Staatsbosbeheer via Binnenwerk (een samenwerkingsorganisatie tussen
verschillende overheidswerkgevers) zeven nieuwe medewerkers aan het werk anticiperend
op de nieuwe mogelijkheden door vereenvoudiging van de banenafspraak. Het doel is
dat er eind 2019 in totaal 80 banen bij Staatsbosbeheer zijn gerealiseerd. Dit aantal
zal de komende jaren verder toenemen. Binnenwerk als geheel ligt op koers om voor
2019 circa 300 extra banen te realiseren. Ook dit aantal zal in de toekomst verder
oplopen.
Administratieve lasten nog verder omlaag brengen
Daarnaast moeten werkgevers zo min mogelijk administratieve handelingen hoeven te
verrichten bij het overdragen van de bonus. Begin dit jaar heb ik daarom onderzoeksbureau
APE gevraagd onderzoek te doen naar mogelijke administratieve lasten in het nieuwe
systeem en de mogelijkheden om deze zo ver mogelijk te reduceren.8 Bij dit onderzoek waren verschillende werkgevers rechtstreeks betrokken. Ook heeft
een aantal werkgevers in april deelgenomen aan een Praktijktafel over dit onderwerp.
Uit het onderzoek van APE komt naar voren dat werkgevers aangeven dat zij verwachten
dat lasten voor reguliere werkgevers en uitleners/inleners beperkt zullen zijn, zeker
in verhouding tot het huidige systeem. Dit komt mede doordat in de uitwerking van
de vereenvoudigde regeling wordt aangesloten bij bestaande instrumenten waar werkgevers
al ruime ervaring mee hebben. Wel is het van belang dat het Ministerie van SZW duidelijk
en op tijd communiceert over de nieuwe werkwijze. Het ontwikkelen van een rekentool
die de afgedragen inclusiviteitsopslag en ontvangen bonus inzichtelijk maakt, zou
behulpzaam kunnen zijn. Eenduidigheid voor opdrachtnemers wat betreft de verantwoording
en de hoogte van het over te dragen LKV bij een geactiveerde quotumregeling zou helpen
de lasten nog verder te beperken. De overheid kan hier als grote opdrachtgever een
voorbeeldrol in spelen.
Extra aandacht overheidssector
Zoals mijn collega van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en ik al vaker
hebben aangegeven ontslaat samenvoegen de twee sectoren, en in het bijzonder ook de
overheidssector, niet van de verantwoordelijkheid in het realiseren van banen. Tot
nu toe hebben overheidswerkgevers ondergepresteerd op de banenafspraak.
In de brief van 8 september 20179 heeft het vorige kabinet een aantal verklaringen hiervoor genoemd. De overheid heeft
zich voor de banenafspraak voor een relatief grotere opgave gesteld, door af te spreken
dat er 25.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking worden gecreëerd, ten opzichte
van de 100.000 banen bij de markt. Ook moet de overheid deze banen in een kortere
periode realiseren dan de markt. Tot slot hadden overheidswerkgevers relatief veel
last van het niet mee kunnen tellen van inkoop van diensten.
Hoewel dit allemaal relevante verklaringen zijn, verandert dit niets aan de zaak:
afspraak is afspraak. Uitgangspunt blijft dat de overheidswerkgevers verantwoordelijk
zijn en blijven voor de afgesproken aantallen. Daaraan wordt niet getornd. Het kabinet
vindt het teleurstellend dat de aantallen tot nog toe niet zijn gehaald. In verschillende
brieven aan uw Kamer hebben de Minister van BZK en ik onze teleurstelling over de
resultaten bij de overheid geuit.
Daarom is het goed te constateren dat overheidswerkgevers positieve stappen aan het
zetten zijn. In juni 2018 is via het «brede onderzoek» onderzocht waar de knelpunten
en mogelijkheden voor de overheid liggen om de banenafspraak te realiseren.10 Onder andere naar aanleiding van aanbevelingen uit dit rapport heeft het kabinet
een aantal maatregelen geïnitieerd om het potentieel beter te gaan benutten.
Uit dit onderzoek is gebleken dat bestuurlijke commitment een belangrijke factor voor
succes is. Op 11 april 2019 hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
(BZK), vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie
van Defensie, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Zelfstandige
Publieke Werkgevers en ik een bestuurlijk akkoord met de publieke werkgevers ondertekend.11 In dit akkoord committeren overheidswerkgevers zich nogmaals aan hun aandeel in het
aantal te realiseren banen. Verder is de afspraak gemaakt dat de verschillende sectoren
werkagenda’s ontwikkelen waarin concrete acties en plannen om banen te realiseren
worden vastgesteld. Hierin wordt ook het aantal te realiseren banen dat de sector
zich ten doel stelt opgenomen, en afspraken gemaakt over hoe de werkgevers hun inspanningen
en resultaten inzichtelijk zullen maken. Dankzij dit bestuursakkoord en deze afspraken
over verslaglegging wordt het mogelijk om op lokaal niveau overheidswerkgevers aan
te spreken op slecht presteren of hen te complimenteren met mooie resultaten. Ik hoop
dat stakeholders hier op lokaal en sectoraal gebruik van zullen maken.
De overheidswerkgevers zullen ook over de resultaten rapporteren aan het Ministerie
van BZK. De Minister van BZK zal de Tweede Kamer informeren over deze resultaten.
Naar aanleiding van de motie Gijs van Dijk-Jasper van Dijk12 heeft het kabinet toegezegd dat de Minister van BZK jaarlijks verslag doet per Ministerie
van de daar gerealiseerde banen en daarnaast ook geaggregeerd verslag doet van banen
die in samenwerking zijn gerealiseerd bij ministeries.
Naast deze bestuurlijke afspraken heeft het kabinet activiteiten geïnitieerd om werkgevers
te inspireren, motiveren en ondersteunen in het realiseren van banen. Zo worden er
samen met «De Normaalste Zaak» Praktijktafels georganiseerd waarbij de nieuw ontstane
samenwerkingsmogelijkheden tussen en binnen de sectoren overheid en markt worden onderzocht.
Het Ministerie van BZK heeft een Kennisalliantie ontwikkeld, een centraal punt waar
overheidswerkgevers informatie over de banenafspraak kunnen verkrijgen.
Een ander initiatief van het Ministerie van SZW en het Ministerie van OCW, in samenwerking
met de PO-Raad en de VO-raad is het project Baanbrekers. Dit project richt zich op
meer instroom van mensen uit de doelgroep banenafspraak door schoolbesturen in het
primair en voortgezet onderwijs te ondersteunen. Daarbij is er vooral aandacht voor
het oplossen van de praktische knelpunten die spelen bij deelnemende schoolbesturen.
De verwachting is dat dit project een grote spin-off zal hebben naar andere schoolbesturen
in de regio, waardoor deze geïnspireerd en gemotiveerd raken om ook met de banenafspraak
aan de slag te gaan.
Om een inclusieve arbeidsmarkt te hebben met mensen uit de doelgroep banenafspraak
die echt deel uit maken van het reguliere arbeidsproces, is het van belang dat er
reguliere banen komen. Sommige stakeholders, waaronder vakbonden en werkgeversorganisaties,
hebben de vrees geuit dat overheidswerkgevers hun verantwoordelijkheden zouden kunnen
afwentelen op de marktsector, bijvoorbeeld door alleen via SROI-verplichtingen banen
te realiseren. Zou dit zich inderdaad voordoen, dan zou dit betekenen dat overheidswerkgevers
zich niet opstellen als een inclusieve werkgever. Dankzij mijn vereenvoudigingsvoorstellen
hebben overheidswerkgevers nu meer mogelijkheden om ook zelf banen te realiseren,
ook zonder tot inbesteding of SROI over te gaan. Ik zal met de Minister van BZK bekijken
welke mogelijkheden er zijn om overheidswerkgevers te stimuleren ook zelf reguliere
banen te blijven realiseren.
Tot slot
Bij iedereen die ik spreek is er commitment om te werken aan een inclusieve arbeidsmarkt.
Bij mensen met een arbeidsbeperking zie ik de wens en de motivatie om te kunnen laten
zien wat zij waard zijn. Voor werkgevers is er een welbegrepen eigenbelang en vooral
ook een intrinsiek enthousiasme om met zulke gemotiveerde talenten aan de slag te
gaan.
Ik wil dan ook geen tijd verliezen met de nieuwe mogelijkheden om banen te realiseren
open te stellen voor werkgevers. Ik zal in de tweede helft van dit jaar een wetsvoorstel
aan uw Kamer zenden met inachtneming van de gebruikelijke uitvoeringstoetsen. Dit
wetsvoorstel zal de inhoud van deze brief wettelijk verankeren.
Tot die tijd wil ik het nieuwe elan dat bij werkgevers is gekomen door de plannen
voor vereenvoudiging gebruiken. Ik zal daarom zo veel mogelijk van de flankerende
maatregelen, waaronder de inspirator voor de 125.000 extra banen, al in gang zetten.
Hoewel wetsbehandeling nog moet plaatsvinden, zal ik in het belang van het realiseren
van zoveel mogelijk banen, in mijn voorlichting wijzen op de nieuwe mogelijkheden.
Gegeven de resultaten van de afgelopen jaren samen met de voorgestelde wijzigingen
zie ik op deze manier de toekomst vol vertrouwen tegemoet.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid