Brief regering : Bijenrichtsnoer
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 479 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Op woensdag 3 juli 2019 is op de website van Follow the Money (FTM) een artikel gepubliceerd
over het implementatieplan van het bijenrichtsnoer. In dit artikel is een conceptversie
van dit implementatieplan geplaatst en zijn twee experts gevraagd om hun commentaar.
Omdat ik hecht aan transparantie richting uw Kamer wil ik met deze brief ingaan op
het artikel en de voortgang op dit dossier.
Het gepubliceerde implementatieplan betreft een conceptversie waarin een disclaimer
staat dat het een werkdocument betreft dat bedoeld is voor discussie en vertrouwelijk
behandeld moet worden en waarin revisieopmerkingen zichtbaar zijn. Het is niet gebruikelijk
om dergelijke werkdocumenten van de Europese Commissie (EC) openbaar te maken. Bij
wijze van uitzondering stuur ik u het document hierbij wel toe, zodat uw Kamer kan
zien waar het bericht van FTM over gaat1.
De inzet van Nederland op dit dossier is altijd geweest om snel te komen tot een goed
bijenrichtsnoer. Ik heb uw Kamer meerdere malen geïnformeerd over mijn inzet op dit
dossier (Kamerstuk 27 858, nrs. 446 en 451). Hierbij heb ik uw Kamer tevens alle door Nederland bij de EC ingebrachte commentaren
gezonden inzake het bijenrichtsnoer vanaf 2013. Dergelijke commentaren worden ingediend
op verzoek van de EC en veelal ligt daar een werkdocument zoals door FTM gepubliceerd
aan ten grondslag. De ontvangen commentaren worden door de EC beoordeeld en verwerkt
in een nieuwe versie, dat ofwel opnieuw voor discussie wordt voorgelegd ofwel definitief
wordt gemaakt en ter stemming wordt geagendeerd voor een vergadering van SCoPAFF gewasbescherming.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, informeer ik u voorafgaand aan elke vergadering
van SCoPAFF gewasbescherming over de punten die ter stemming geagendeerd zijn en het
voorgenomen Nederlandse standpunt (op basis van advisering door het Ctgb).
Ik heb in voorgenoemde Kamerbrieven gemeld dat het implementatieplan voor het bijenrichtsnoer,
waaraan momenteel door de Europese Commissie wordt gewerkt, erin moet gaan voorzien
dat de onderdelen van het richtsnoer die wetenschappelijk actueel en praktisch uitvoerbaar
zijn op korte termijn worden ingevoerd (deel A van het implementatieplan). Vervolgens
worden de overige onderdelen verder uitgewerkt alvorens deze in te voeren (deel B
van het implementatieplan). In maart 2019 heeft de European Food and Safety Authority
(EFSA) het mandaat gekregen om deze onderdelen uit deel B binnen 2 jaar uit te werken.
Het artikel van FTM gaat in op de verschillende onderdelen van de risicobeoordeling
die in deel A en deel B van het implementatieplan zijn opgenomen. In mijn eerder gestuurde
stukken naar uw Kamer zijn de Nederlandse overwegingen beschreven om al dan niet te
pleiten voor het opnemen van onderdelen van de risicobeoordeling in deel A of deel
B van het implementatieplan. In deel A van het implementatieplan wordt, conform de
gepubliceerde conceptversie, het volgende geïmplementeerd:
• Nieuwe norm voor acute toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen via contact en orale
blootstelling voor volwassen honingbijen;
• Testprotocollen en richtsnoer voor het bepalen van de acute toxiciteit via vijf blootstellingsroutes
voor honingbijen:
– direct contact met het middel;
– oraal (via de voeding: nectar en pollen);
– oppervlaktewater;
– water in plassen;
– afbraakproducten van gewasbeschermingsmiddelen in planten waar honingbijen op foerageren;
• Testprotocollen en richtsnoer voor het realistischer bepalen van de blootstelling
via de verschillende routes (via nectar en stuifmeel, via direct contact) en de wijze
waarop risicomitigerende maatregelen de blootstelling kunnen verminderen;
• Richtsnoer met eisen aan (semi)veldstudies om het effect van gewasbeschermingsmiddelen
op (kolonies van) honingbijen te bepalen.
Deel B van het implementatieplan ziet op chronische toxiciteit, sublethale effecten
en risico’s voor hommels en solitaire bijen. Zoals hierboven aangegeven heeft EFSA
in maart jl. reeds het mandaat gekregen om deze onderdelen uit te werken.
Ik heb uw Kamer op 1 juli jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 462) gemeld dat het bijenrichtsnoer en implementatieplan nog niet in juli aan de lidstaten
zal worden voorgelegd. Er zal naar verwachting wel een wijziging van de Uniforme Beginselen
(Regulation (EU) 546/2011) aan de lidstaten worden voorgelegd waarbij de beoordelingseisen
voor de acute risico’s voor bijen worden verankerd in de risicobeoordeling (zie bijlage).
De publieke consultatie loopt nog tot 11 juli. De EC heeft besloten om de wijziging
van de Uniforme Beginselen na eventuele aanname door de lidstaten, conform controleprocedure
(scrutiny procedure), eerst voor te leggen aan het Europees parlement en de Europese
Landbouw- en Visserijraad alvorens het bijenrichtsnoer en implementatieplan in de
SCoPAFF voor te leggen aan de lidstaten. Inmiddels heeft het Ctgb positief geadviseerd
op dit voorstel voor de Uniforme Beginselen (zie bijlage)2. Ik ben dan ook voornemens om in te stemmen met het voorstel.
De EC streeft er nu naar om het bijenrichtsnoer en implementatieplan in oktober aan
de lidstaten voor te leggen. Wanneer er een definitieve versie aan de lidstaten wordt
voorgelegd, zal ik uw Kamer hierover informeren. Ik zal dan ook invulling geven aan
mijn toezegging om de verschillen aan te geven ten opzichte van het huidige toetsingskader.
Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld, zal ik naar aanleiding van de aangenomen motie
Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175) bij de EC pleiten voor een spoedige implementatie van het gehele bijenrichtsnoer
voor eind 2019.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit