Brief regering : Voortgangsrapportage programma Langer Thuis
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 425 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2019
Dit is de eerste jaarlijkse voortgangsrapportage van het programma Langer Thuis, één
van de drie programma’s onder het Pact voor de Ouderenzorg. In verschillende Kamerbrieven
bent u al over de voortgang van een aantal specifieke acties geïnformeerd.2 In deze brief wordt verdere voortgang toegelicht, mede op basis van de monitor (en
tevens nulmeting) die het RIVM heeft uitgevoerd. U treft deze aan in de bijlage3.
Aanleiding en doel van het programma Langer Thuis
We staan met zijn allen voor een enorme uitdaging. Onze samenleving vergrijst.
Het aantal 75-plussers ligt nu rond de 1,3 miljoen. In 2040 zal dit aantal bijna verdubbeld
zijn. Steeds meer ouderen wonen zelfstandig: 92% van de 75-plussers. Ongeveer een
kwart van de 75-plussers maakt gebruik van (complexe) ondersteuning en zorg uit meerdere
domeinen. Er zijn 4,4 miljoen mantelzorgers. 1 op de tien voelt zich onder druk staan.
In de toekomst neemt het aantal potentiële mantelzorgers verder af. 19% van de ouderen
geeft aan dat hun woning niet of niet helemaal past bij hun huidige leven en 65% van
de 75-plussers ervaart een goede kwaliteit van leven.4 Er moet dus flink wat gebeuren om voor de grote en groeiende groep ouderen die zelfstandig
thuis wil blijven wonen dit ook in de toekomst te kunnen doen.
Doel van het programma is dan ook dat ouderen in hun eigen vertrouwde omgeving zelfstandig
oud kunnen worden met een goede kwaliteit van leven. Het programma kent drie actielijnen:
Actielijn 1 – Goede ondersteuning en zorg thuis
Actielijn 2 – Mantelzorg en vrijwilligers in zorg & welzijn
Actielijn 3 – Wonen
Langer Thuis: een bredere beweging
In het hele land bestaan inmiddels initiatieven die eraan bijdragen dat ouderen zelfstandig
kunnen wonen, bijvoorbeeld:
– De Drentse Alliantie zorg voor ouderen, waarin gemeenten, de zorgverzekeraar, (medische)zorg,
wonen, welzijn en senioren gezamenlijk werken aan een lokale aanpak ouderen langer
thuis te kunnen laten wonen;
– Het programma Ouder en Wijzer van de gemeente Rotterdam; een lokale samenwerkingsagenda
voor ouderen gericht op vitaliteit, «er toe doen», wonen en woonomgeving en zorg en
ondersteuning;
– GezondVeluwe het project waar het programma Langer Thuis meer dan een jaar geleden
werd gepresenteerd. Hier worden een lokaal team van wijkverpleegkundigen, een ouderenadviseur
en een specialist ouderengeneeskunde aan huisartsenpraktijken gekoppeld om zorg te
bieden aan ouderen;
– De online portal, speciaal voor mantelzorgers ontworpen door CZ, waar mantelzorgers
zelf kunnen aangeven op welke manier zij ontlast zouden willen worden van hun intensieve
mantelzorgtaken. Via pilots in Breda, Moerdijk en Tilburg wordt de portal komend jaar
verfijnd en aangepast
– Gemeenschappelijk wooninitiatieven zoals de Knarrenhof. Op steeds meer plekken wordt
gesproken over het realiseren van leeftijdsbestendige bouw van woongroepen voor zelfredzame
senioren.
En zo zijn er nog meer voorbeelden terug te lezen in deze brief. Door al deze initiatieven
zie ik een brede beweging waarin thuiswonende ouderen centraal staan.
Eén jaar Langer Thuis
In het eerste jaar van het programma heb ik samen met alle betrokken partijen een
stevige impuls gegeven om deze beweging verder te versnellen.5 De impact daarvan wordt al op veel plaatsen in het land zichtbaar, zoals blijkt uit
onderstaand kaartbeeld (zie figuur 1) uit de monitor Langer Thuis, en is ook samengevat
in de infographic (zie bijlage)6.
Deze voorgangsrapportage geeft aan wat in het eerste jaar is bereikt en is als volgt
opgebouwd:
• De monitor Langer Thuis
• Voortgang Actielijn 1: Ondersteuning en zorg thuis
• Voortgang Actielijn 2: Mantelzorgers en vrijwilligers in zorg & welzijn
• Voortgang Actielijn 3: Wonen
• Terug- en vooruitblik
In deze brief ga ik tevens in op aangenomen moties en door mij gedane toezeggingen.
Figuur 1 Integratief beeld; geografische spreiding van indicatoren per actielijn (bron;
RIVM).
De monitor Langer Thuis
De voortgang van het programma wordt gemonitord aan de hand van 32 indicatoren die
voor de drie verschillende actielijnen geselecteerd zijn. Er zijn drie type indicatoren:
• Uitkomstindicatoren: deze zeggen iets over de maatschappelijke doelen van de actielijnen.
• Procesindicatoren: bevatten informatie die gebruikt kan worden om de voortgang van verschillende acties
te monitoren.
• Narratieve indicatoren: hiermee wordt ook de leefwereld van ouderen en hun mantelzorgers zelf in beeld gebracht.
De uitkomsten van de monitor en de duiding hiervan zijn hieronder verwerkt in de stand
van zaken van de verschillende actielijnen. De indicatoren waarvan op dit moment nog
onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om goed mee te nemen in de nulmeting,7 worden op de website van de monitor gepubliceerd zodra deze beschikbaar komen.8
Verschillende Kamerleden hebben het belang van het betrekken van beschikbare informatie
van de Patiëntenfederatie door Mijnkwaliteitvanleven.nl benadrukt. Omdat ik het perspectief
van ouderen en mantelzorgers en vrijwilligers zelf als uitgangspunt heb genomen bij
het opstellen mijn indicatoren, was het van meerwaarde om Mijnkwaliteitvanleven.nl
als bron voor 5 uitkomstindicatoren en voor alle narratieven te gebruiken. Voorts
voer ik gesprekken met de Patiëntenfederatie over het stimuleren van het gebruik van
Mijnkwaliteitvanleven.nl. Hiermee geef ik invulling aan de motie Bergkamp en De Lange.
Voortgang Actielijn 1: Ondersteuning en zorg thuis
Resultaten in het kort:
• 10 projecten versterking sociale basis;
• In 65% van de gemeenten een netwerk integrale ouderenzorg in beeld;
• 35 lokale netwerken integrale ouderenzorg (ZonMW) gesubsidieerd, met bereik van 200.000
ouderen;
• Aanpak voor een landelijke dekkend netwerk van regionale samenwerking tussen inkopers;
• Handreiking «Ondersteuning en zorg voor kwetsbare ouderen thuis» vastgesteld;
• 90 Quickscans, en 1 goedgekeurde aanvraag Stimuleringsregeling e-Health Thuis (SET);
• 14 proeftuinen gegevensuitwisseling/PGO (InZicht-regeling);
• 20% stijging van inzet specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn en acute zorg
naar 66.000 uur;
• De helft van de regionale coördinatiefuncties voldoet al aan de onlangs vastgestelde
minimumeisen en 90% coördineert meer zorgvormen dan het eerstelijnsverblijf (ELV).
Veel ouderen willen graag zo lang mogelijk mee doen aan het dagelijks leven. Actielijn
1 van het programma Langer Thuis is erop gericht de ondersteuning en zorg voor ouderen
zo te versterken dat dit zo lang mogelijk kan. Momenteel ervaart 60% van de ouderen
aansluiting van ondersteuning en zorg. Ook krijgt volgens de monitor 71% van de ouderen
naar eigen zeggen de ondersteuning en zorg goed geregeld en ervaart 71% van de 75-plussers
dat zij regie heeft over zijn/haar eigen leven. Dit kan beter. Binnen Actielijn 1
werk ik daarom aan vier doelen:
Doel 1: Versterken van de zelfredzaamheid van ouderen en hun sociale omgeving
• Het bevorderen van contacten tussen buurtbewoners, het verenigingsleven en maatschappelijke
initiatieven vindt met name op lokaal niveau plaats. Elke gemeente werkt met zijn
eigen lokale partners aan een stevige sociale basis. Binnen het traject «Versterking Sociale Basis» van het programma Sociaal Domein zijn samen met mensen in de wijk, vrijwilligers,
welzijnsorganisaties en gemeenten 10 lokale pilots opgezet om de «brede sociale basis»
te versterken. Eén van de leerpunten is dat het voor professionals en gemeenten lastig
blijkt om uit te gaan van wat er al is georganiseerd in de wijk en inwoners eigenaarschap
te blijven geven. Binnen de trajecten wordt komend jaar gemonitord hoe gemeenten hier
beter mee om kunnen gaan.
• Ook doen een aantal sociaal werkers in opdracht van Langer thuis actie-onderzoek
naar hoe wijkgericht sociaal werk een stevige(re) sociale basis voor ouderen kan creëren.
Via concrete casuïstiek en verhalen van ouderen over hoe zij de sociale basis vanuit
hun leefwereld beleven, ontstaat een rijk beeld over wat de sociale basis voor ouderen
al betekent; welke partners hier een rol in hebben, wat mogelijk nog tekortschiet
en hoe we dit zouden kunnen verbeteren.
• In het kader van de aanpak cliëntondersteuning werken we eveneens aan het versterken van eigen regie en de toegang tot goede ondersteuning
thuis voor onder meer ouderen. Uw Kamer is hier afgelopen maand over geïnformeerd.9 Een aantal gemeenten gaat ervaring op doen hoe (gespecialiseerde) cliëntondersteuning
kan worden ingericht in pilots voor vier doelgroepen, waaronder zelfstandig wonende
ouderen. Tenminste 2 gemeenten gaan specifiek voor ouderen aan de slag. In de komende
maanden wordt verkend of en welke toerusting van vrijwillige cliëntondersteuners er
nodig is (bijvoorbeeld via de ouderenbonden).
• Mijnkwaliteitvanleven.nl. wordt voorgezet. Ouderen die hieraan meedoen kunnen aan de hand van hun persoonlijke
uitkomsten een gericht gesprek voeren over passende zorg en ondersteuning.
Doel 2: professionals werken als een team rondom een oudere met een complexe zorgvraag
en leveren afgestemde zorg op maat
Goed voorbeeld: Lokale samenwerking rond kwetsbare ouderen in Zuid-Oost Nederland
Wijkverpleegkundigen, huisartsen en professionals uit het sociaal domein werken samen
in de wijk in samenwerkingsverbanden ondersteund door DementieNet. Het lokale netwerk
overlegt met het bredere netwerk van specialistische zorgverleners, zoals specialisten
ouderengeneeskunde en casemanagers dementie. Samen stemmen zij de ondersteuning en
zorg af op de behoeften van de oudere. Bijzonder aan de werkwijze van DementieNet
is dat zij professionals praktisch ondersteunen bij het opzetten van een netwerk en
hen 2 jaar lang begeleiden. DementieNet heeft dit soort samenwerking bijvoorbeeld
in Enschede, Gemert, Nijmegen, Wijchen en Berg en Dal tot stand gebracht en zo al
40 netwerken opgezet. Dit leidt ook in de praktijk tot verbetering van zorg: het netwerk
in Nijmegen-West werkte aan het verbeteren van het signaleren van mensen met cognitieve
stoornissen. Bij de start van het netwerk waren er 5 mensen met dementie bekend in
de wijk, na twee jaar waren dit er 27. Langer Thuis ondersteunt via het ZonMw Programma
Langdurige Zorg en Ondersteuning het opzetten van netwerken van DementieNet.
• Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over het toekomstperspectief van de wijkverpleging.10 Centraal daarin staat de waarde die de wijkverpleging toevoegt voor de cliënt en
de inzet om te komen tot herkenbare teams van wijkverpleegkundige zorg in de wijk.
De maatregelen waarin ik samen met partijen van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging
werk (waaronder aanpassing van de contractering en de bekostiging zodat kwaliteit
(uitkomsten voor cliënten) beter wordt beloond en samenwerking door wijkverpleegkundigen
met andere lokale partners wordt gefaciliteerd) dragen één op één bij aan het stimuleren
en vergemakkelijken van lokale samenwerking tussen zorg- en hulpverleners rond kwetsbare
ouderen.
• Voor ouderen en hun mantelzorgers is het prettig als deze professionals als één team
samenwerken, dat ze elkaar kennen en weten te vinden, weten wat de situatie van de
oudere is en weten wie ze kunnen inschakelen als specifieke hulp, kennis of expertise
nodig is. Op steeds meer plekken in het land ontstaan dit soort netwerken. Zo reageerden
104 van 209 bij ons bekende lokale netwerken ouderenzorg op een uitvraag van Langer Thuis. In 65% van de gemeenten hebben we daarmee een netwerk
in beeld dat zich bezig houdt met afgestemde ondersteuning en zorg voor ouderen. In
78% van deze netwerken wordt samengewerkt tussen het sociaal domein, de eerste- en
de tweedelijnszorg.
• Via het programma Langdurige Zorg en Ondersteuning van ZonMw heb ik inmiddels 35 van dit soort lokale netwerken gesubsidieerd. De netwerkpartners geven aan dat zij hiermee in totaal ruim 200.000
ouderen in beeld hebben en kunnen ondersteunen. De inzet is om dit jaar in totaal
60 netwerken te ondersteunen. Via actieleren wordt ingezet op het vergroten van het
lerend vermogen van de netwerken, zodat zij ook na het einde van de subsidie zelf
door kunnen ontwikkelen. ZonMw stimuleert daarnaast ook kennisuitwisseling tussen
de verschillende netwerken.
Een greep uit de 35 projecten die we ondersteunen met een ontwikkel- of uitwerkingssubsidie
via het ZonMw-programma LZO: Regionaal Programma integrale zorg voor kwetsbare ouderen
in Westfriesland, Goat Goan: prettig oud worden in Markelo, Intensieve zorg en welzijn
voor kwetsbare ouderen in Bussum, Samen – Redzamer in Overvecht, Samenwerking in de
wijk Ommoord – Rotterdam Prins Alexander, Wijkgericht werken: een goede samenwerking
rondom kwetsbare ouderen in Tegelen, Ouderennetwerk Presikhaaf- Arnhem; geen brug
te ver!, Ouderen in Beweging – Hoogeveen, Ouderen Netwerk Rijswijk, Versterken lokaal
netwerk kwetsbare ouderen Beuningen, Beter Thuis Loosduinen, Maak de burger Meester
in Hilversum.
• Lokale en regionale netwerken kunnen sinds kort ook gebruik maken van de handreiking voor «Kwetsbare ouderen thuis – Integrale zorg en ondersteuning in de wijk». Deze is in mei 2019 vastgesteld door
17 landelijke partijen uit het medisch, sociaal en zorgdomein, zorgverzekeraars, gemeenten
en rijksoverheid. De handreiking richt zich op de meest kwetsbare ouderen die het
thuis nog net redden en waarbij sprake is van (dreigend) regieverlies. De handreiking
beschrijft wat persoonsgerichte, proactieve en samenhangende zorg en ondersteuning
(kortweg integrale zorg en ondersteuning) voor thuiswonende kwetsbare ouderen betekent.11
• Naast het lokale niveau, wordt de samenwerking rond (kwetsbare) ouderen ook gezocht
op het regionale niveau. Inkoopafspraken tussen gemeenten en zorgverzekeraars faciliteren een goede aansluiting van ondersteuning en zorg in de wijk en dragen
bij aan randvoorwaarden zoals voldoende afstemmingstijd. In de praktijk vindt dit
soort samenwerking steeds meer plaats. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben al langer een samenwerkingsagenda die is
bedoeld gemeenten en zorgverzekeraars te ondersteunen bij het maken van regionale
afspraken over met name ouderenzorg, preventie en de ggz. In maart 2019 hebben ZN
en VNG een aanpak om gezamenlijk te komen tot een landelijk dekkende samenwerkingsstructuur aan VWS gepresenteerd. Doel is in elke regio de integrale samenwerking op ondersteuning
en zorg te bevorderen. Uitgangspunt is dat de werkstructuur in oktober 2019 operationeel
is. In januari 2020 zal een eerste (nul)meting plaatsvinden, waarmee de stand van
zaken van het samenwerkingsproces inzichtelijk wordt. In het voorjaar 2020 organiseren
ZN en VNG een eerste gezamenlijk congres om het onderling leren tussen regio’s te
bevorderen. Tijdens het AO WMO van 26 juni jl. heb ik uw Kamer toegezegd dat u deze
afspraken ontvangt, zie bijlage12.
• Om de regionale samenwerking rondom ouderenzorg verder te versterken, heb ik de Regionale
Ondersteuningsstructuur (ROS) Raedelijn opdracht gegeven gedurende de looptijd van
programma Langer Thuis ook het leren tussen regio’s op het gebied van ouderenzorg
te faciliteren. Hiertoe organiseert Raedelijn inspiratiebijeenkomsten en masterclasses voor koplopers én worden adviestrajecten
op maat aangeboden. De eerste bijeenkomsten staan gepland voor dit najaar. Daarnaast wordt een netwerkbureau
opgericht waar partijen terecht kunnen met vragen over regionale samenwerking rond
langer thuis. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Renkema en Ellemeet13 over een vraagbaak kwetsbare ouderen.
• Via haar toezicht draagt ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd bij aan afgestemde ondersteuning
en zorg. Met het toezicht op netwerken stimuleert de IGJ het leveren van goede netwerkzorg
dichtbij de patiënt.14 De inspectie kijkt onder meer naar de regionale samenhang. Daarnaast maakt de IGJ
sinds november 2018 gebruik van een toetsingskader e-health bij inspectiebezoeken
aan zorgaanbieders. Het kader geeft aan wat de IGJ in het toezicht op de bestaande
regels en normen op dit moment vooral belangrijk vindt vanuit het oogpunt van kwaliteit
en veiligheid.
• Naast het verbeteren van de samenwerking, kan ook de inzet van e-health bijdragen
aan het verbeteren van afgestemde ondersteuning en zorg voor ouderen. Dit stimuleer
ik via de Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET). Door toepassingen zoals beeldzorg of tele-alarmering kunnen ouderen op afstand ondersteuning
krijgen, zodat zij meer regie behouden en minder afhankelijk zijn van het tijdstip
dat een professional kan langskomen. SET vraagt zorgaanbieders en zorginkopers samen
een aanvraag in te dienen. Door inkopers aan de voorkant te betrekken, is de kans
groot dat de e-health toepassing ook voor ouderen beschikbaar blijft als de subsidie
stopt. De regeling staat sinds 1 maart 2019 open. De interesse in de regeling is groot.
Er zijn 80 partijen die een QuickScan hebben laten doen of zij in aanmerking komen
voor de regeling, meer dan 600 mensen hebben voorlichtingsbijeenkomsten bezocht en
meer dan 10.000 mensen hebben de informatiepagina’s over SET bekeken. Inmiddels is
één aanvraag gehonoreerd. De samenwerking die gevraagd wordt, betekent wel dat aanvragers
meer tijd nodig hebben tot een aanvraag te komen. Vanuit RVO en ZonMw zetten we daarom
in op gerichte voorlichting en ondersteuning richting partijen.
• Zoals toegezegd in de brief van 16 oktober 201815 informeer ik u over de vormgeving van de regeling InZicht en de proeftuinen. Via deze regeling werk ik aan het versnellen van de digitale gegevensuitwisseling.
In de huidige situatie moet een (transfer)verpleegkundige bijvoorbeeld voor één oudere
ongeveer vijf maal gegevens overtypen om hem van ziekenhuis naar wijkverpleging over
te dragen of moet een oudere na een heupoperatie uit het ziekenhuis keer op keer zijn
verhaal doen. Het merendeel van de overdrachten, gemiddeld 60%16, blijkt vanuit de wijkverpleging in de thuissituatie naar het ziekenhuis plaats te
vinden. De wijkverpleegkundige blijkt niet altijd op de hoogte van de opname waardoor
deze onnodig voor een dichte deur staat. Met circa twintig duizend overdrachten17 per maand van het ziekenhuis naar de wijkverpleging en vice versa bespaart het slimmer
inrichten van de overdracht door digitale stroomlijning op termijn veel tijd.
– De regeling InZicht sluit aan bij mijn ambitie om de administratieve lasten voor de
professional in de (wijk)verpleging terug te dringen.
– De regeling is cross-sectoraal en beperkt zich niet tot de care sector, maar staat
ook deels open voor instellingen uit de cure.
– Daarnaast wordt het mogelijk om zorgaanbieders voor te bereiden op ontsluiting van
gegevens voor de cliënt (en/of hun mantelzorgers, familie of zaakwaarnemers) via de
module van een (PGO) persoonlijke gezondheidsomgeving en het medicatieproces.
– Er zijn inmiddels 14 proeftuinen toegekend, gericht op gegevensuitwisseling en het
werkend krijgen van een PGO voor de cliënt. Deelnemers aan proeftuinen worden begeleid
om opgedane ervaring over de cross-sectorale gegevensuitwisseling met elkaar te delen.
– De ervaringen van de proeftuinen worden ook gedeeld en in samenhang bezien met het
zorgbrede programma gegevensuitwisseling en de onderdelen van de roadmap van mijn
collega Bruins waarover hij uw Kamer na de zomer een derde brief zal sturen.
• Er wordt een programmabureau (V&VN, ACTIZ, VGN en ZorgthuisNL) neergezet door ICTU
waar beoogde aanvragers terecht kunnen voor vragen en ondersteuning bij het doen van
hun aanvraag voor InZicht.
De regeling Inzicht wordt uiterlijk in de zomer van 2019 opengesteld.
Doel 3: Specialist ouderengeneeskunde op juiste moment, op juiste plek
• Bij complexe zorgvragen en in crisissituaties thuis is het belangrijk dat de huisarts
direct de specifieke kennis en expertise van een specialist ouderengeneeskunde (SO) kan inschakelen. Dat ontlast huisartsen, kan onnodige ziekenhuisopnames voorkomen
en laat cliënt, mantelzorger en hulpverleners beter anticiperen op acute situaties.
Het kabinet breidt daarom het Zvw-pakket per 1 januari 2020 uit met de specialist
ouderengeneeskunde.18 Daarnaast:
– is voor de SO structureel € 6 miljoen per jaar extra beschikbaar gesteld vanuit het
programma Langer Thuis, waarmee flink ruimte is voor intensivering van de inzet in
de eerste lijn.
– sluit het tarief per 2019 beter aan bij de praktijk. De NZa houdt daarbij rekening
met een hogere functiewaardering en een ander productiviteitsniveau (meer indirecte
tijd).
Uit de cijfers van het Zorginstituut blijkt dat het aantal uren inzet van de SO in
de eerste lijn in 2018 met 20% is gestegen (van 55.000 naar 66.000 uur) ten opzichte
van 2017. Dat vind ik bemoedigende cijfers. Daarmee is de specialist ouderengeneeskunde
veel beter en dichterbij toegankelijk voor thuiswonende ouderen.
Doel 4: Doorstroom van en naar tijdelijk verblijf soepel laten verlopen
• De overgang tussen thuis en tijdelijk niet thuis, of indien nodig naar een verpleeghuis,
moet voor ouderen zo soepel mogelijk verlopen en moet aansluiten bij de zorgvraag
die zij op dat moment hebben. Dat vraagt – naast samenwerking tussen de verschillende
financiers en professionals – voldoende én gemakkelijk vindbare tijdelijke plekken.
De motie Ellemeet en Hermans19 vroeg mij op dit punt ook naar de kennisuitwisseling tussen het verpleeghuis en de wijk(verpleging) te kijken. Ik heb Vilans gevraagd een knelpuntenanalyse naar deze overgang uit te
voeren. Zodra deze gereed is zal ik hiermee gezamenlijk met partijen aan de slag gaan.
• Voor een oudere moet het niet uitmaken op welke plek zijn of haar zorgvraag terecht
komt. Aan de achterkant moet de zorg zo geregeld zijn, dat de oudere zonder problemen
op de goede plek komt. Uitgangspunt moet zijn: «no wrong door». Daarom werken we aan
het verbeteren van de instroom bij verschillende vormen van (tijdelijk) verblijf. Naar aanleiding van de motie Renkema en Ellemeet20 inventariseert onderzoeksbureau Significant initiatieven waar verschillende vormen
van (tijdelijk) verblijf via één ingang worden georganiseerd en hoe dit breder in
Nederland kan worden uitgerold. Ik verwacht deze inventarisatie in het najaar 2019
naar uw Kamer te kunnen sturen.
• In 2017 is gestart met het opzetten van regionale coördinatiefuncties eerstelijnsverblijf (ELV) om zorgprofessionals inzicht te geven in de beschikbare capaciteit ELV en hen
te ondersteunen bij het snel vinden ervan. Per mei 2018 is een landelijk dekkend netwerk
van coördinatiefuncties gerealiseerd, die wel nog veel diversiteit in opzet kenden.
Om te komen tot uniformiteit hebben Zorgverzekeraars Nederland en ActiZ, in afstemming
met andere betrokken partijen, in april 2019 vastgesteld wat de coördinatiefuncties
minimaal moeten doen («goed werkend») en wie welke verantwoordelijkheid heeft:
– Triage conform de omschrijving van het afwegingsinstrument van Verenso;
– 24/7 bereikbaarheid en inzicht in beschikbare capaciteit;
– Monitoring en evaluatie van het functioneren van de coördinatiefunctie;
– Kwaliteit- en effectmeting van de coördinatiefunctie.
Uit de nulmeting van dit voorjaar blijkt dat de helft van de coördinatiefuncties inmiddels
al aan alle vereisten voldoet.21 Daar waar dit nog niet zo is, gaat het vooral over de onderdelen triage (door de
coördinatiefunctie) en kwaliteit- en effectmeting die nog niet volgens de recente
eisen worden georganiseerd. Verder blijkt dat het overgrote deel met doorontwikkeling
bezig is: met de samenwerking tussen de betrokken partijen, met (een van) de functionaliteiten,
of met verbreding naar andere zorgvormen met tijdelijk verblijf (soms ook naar wijkverpleging).
Van de coördinatiefuncties die inmiddels aan alle vereisten voldoen, coördineert 95%
meer dan het ELV, namelijk Wlz-crisiszorg (46%), geriatrische revalidatiezorg (33%),
wijkverpleging (18%) en/of Wmo-spoedzorg (15%). Een klein aantal coördineert ook nog
andere zorgvormen, zoals observatiebedden en acute thuiszorg. Van alle coördinatiefuncties
coördineert 90% meer zorgvormen dan het ELV. Partijen vinden het overigens van belang
dat de coördinatiefuncties de basis eerst op orde hebben, voordat gewerkt wordt aan
(verdere) verbreding.
Adequate financiering is een andere belangrijke factor. Zowel zorgverzekeraars als
de zorgaanbieders hebben sterke voorkeur voor lumpsumfinanciering. De wijze waarop
dat vormgegeven kan worden en in hoeverre dat goed uitvoerbaar is op korte termijn
wordt op dit moment uitgezocht.
De meerwaarde van een goed werkende coördinatiefunctie is voor de oudere heel concreet.
Bijvoorbeeld in ’t Gooi en in Deventer is de zoektijd voor verwijzende professionals
(vaak huisartsen) beduidend verminderd en komt de patiënt veel sneller op de goede
plek terecht.
Met de resultaten van de nulmeting en de geschetste doorontwikkeling voldoe ik aan
de motie van Geleijnse.22 Hiermee voldoe ik tevens aan de toezegging van collega Bruins uw Kamer te informeren
over de werking en doorontwikkeling van de regionale coördinatiefuncties en of deze
de samenwerking verbeteren.
Samenhang lokaal, regionaal, landelijk
Afgestemde ondersteuning en zorg in de wijk voor ouderen is het centrale doel van
actielijn 1. Samenwerken in de gemeente/wijk en over zorgdomeinen heen is daarvoor
randvoorwaardelijk. Vanuit actielijn 1 ondersteunen we daarom de ontwikkeling van
samenwerking rondom ouderen op verschillende niveaus. Alleen door een gezamenlijke
aanpak, met maatregelen bij alle partners, en op lokaal, regionaal én landelijk niveau
kunnen we impact maken voor onze ouderen. Deze gezamenlijke visie en de verschillende
acties die daaraan bijdragen zijn door partners in een beeld samengevat. Zie figuur
2.
Figuur 2; samenhang in de wijk
Actielijn 2 Mantelzorgers en vrijwilligers in zorg & welzijn
Resultaten in het kort:
• 8 regionale bewustwordingsbijeenkomsten voor mantelzorgers (Moeder aan de lijn)
• Denktank «Ontregel de mantelzorg» gestart
• 10 pilots logeerzorg gestart
• Landelijke aanjager respijtzorg aan de slag
• 4 pilots sociale benadering dementie
• 19 pilots Samen Ouder Worden
• Werk & Mantelzorg gestart voor bewustwording onder werkgevers met 337 mantelzorgvriendelijke
bedrijven in Nederland
Veel van de hulp aan thuiswonende ouderen komt van naasten: een echtgenote, een zoon,
een dochter, een buurvrouw. Deze mantelzorgers – 4,4 miljoen mensen – zijn onmisbaar
voor thuiswonende ouderen. De helft van de mantelzorgers vindt dat de samenwerking
met professionals beter kan en beter moet. Daarnaast weten we, dat in de samenleving
in de toekomst alleen maar een groter beroep op mantelzorgers zal worden gedaan. Op
elke 85-jarige zijn er 15 potentiële mantelzorgers. In 2040 zijn dat er nog maar 6.
Zoals in het rapport van het PBL en het SCP wordt benoemd, zal in de toekomst een
groter beroep worden gedaan op «jongere ouderen» dan nu het geval is. Er zal meer
gevraagd worden van langer doorwerkende zestigers. Dit besef leeft breed onder mantelzorgers,
zo bleek
recent uit interviews in het NRC23, waarop uw Kamer mij verzocht te reageren. Ik zet daarom in op een meer structureel
geregelde ondersteuning van informele zorg. Binnen actielijn 2 werk ik, samen met
partijen, hard aan vier doelen.
Doel 1: Mantelzorgers weten dat zij er niet alleen voor staan
• Samen met MantelzorgNL, gemeenten en veldpartijen voeren wij verschillende campagnes
om mantelzorgers zich ervan bewust te maken dat zij ondersteuning kunnen vragen zodat
zij het zorgen langer volhouden. Vanwege het succes van de 8 regionale bijeenkomsten van «Moeder aan de lijn» gaan we in 2019 en 2020 nog eens 20 bijeenkomst organiseren. Er zullen in 2019 en
2020 ook themabijeenkomsten worden georganiseerd voor bijvoorbeeld mantelzorgers met
een migratieachtergrond en bij werkgevers. Andere acties die wij doen op het gebied
van Werk en Mantelzorg staan beschreven in de brief die ik 1 april jl. naar uw Kamer
heb verzonden.24
• MantelzorgNL voert momenteel de campagne «voorbereiden op mantelzorg» gericht op vitale ouderen. Deze ouderen worden gestimuleerd om laagdrempelig met
hun sociale omgeving, zoals bijvoorbeeld hun kinderen, te bespreken wie er later voor
hen gaat zorgen en wat mensen hierbij wel of niet van elkaar kunnen verwachten. Op
basis van de werkzame elementen van deze verschillende campagne-onderdelen in 2019
wordt een gezamenlijke campagnestrategie ontwikkeld met alle veldpartijen zoals gemeenten
en MantelzorgNL voor een landelijke campagne in 2020.
• Sinds april dit jaar heeft stichting Werk & Mantelzorg het programma «Mantelzorg werkt» gelanceerd met subsidie vanuit de Ministeries van VWS en SZW. Dit project heeft als
doel om erkenning en ondersteuning van mantelzorgers op het werk te stimuleren. Er
zijn nu 337 mantelzorgvriendelijke bedrijven en dat aantal moet blijven toenemen.
Naast bedrijven moeten er ook meer mantelzorgvriendelijke gemeenten komen. Het doel
is het aantal verdrievoudigen: van 73 nu naar 230 over 2 jaar.
Doel 2: Mantelzorgers worden ontzorgd
• De voormalig Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Clemence
Ross, is als landelijk aanjager respijtzorg nu een paar maanden bezig met het in kaart brengen van vraag en aanbod van alle vormen
van respijtzorg. Zij constateert veel animo voor mantelzorg en respijtzorg bij partijen
in het veld. Er is besef dat goede ondersteuning van mantelzorgers van groot belang
is. Tegelijkertijd is het ook een diffuus thema waar nog veel mogelijkheden voor verbeteringen
liggen: aan de vraagkant (hoe zorgen we ervoor dat mantelzorgers een hulpvraag durven
stellen?), hoe kan het aanbod van respijtzorg veel beter aansluiten bij waar echt
behoefte is, hoe kunnen we gezamenlijk de toegang verbeteren en hoe voorkomen we dat
veel tijd verloren gaat aan «wie betaalt wat». Op 21 juni organiseerde de landelijk
aanjager een congres om aanbevelingen te toetsen bij het veld. Ik ontvang deze aanbevelingen
binnenkort. Daarna volgt de fase van implementeren in de praktijk en tot het komen
van breed draagvlak bij partijen. Eind van dit jaar ontvang ik het eindrapport van
de aanjager, wat ik uw Kamer zal sturen.
• Mantelzorgers hebben vaak te maken met onnodig veel regels en formulieren. We kunnen
hen ontzorgen door het aantal regels te verminderen en de beschikbare informatie veel
duidelijker aan te bieden. Daarom is sinds april van dit jaar de Denktank Ontregel de mantelzorg gestart met schrapsessies over «mantelzorgregels». In de denktank zitten mantelzorgers
en vertegenwoordigers van organisaties die veel met mantelzorgers in contact komen
(gemeenten, zorgaanbieders, verzekeraars en andere experts). De Denktank overhandigt
mij rond Prinsjesdag haar advies.
• Ontzorgen kan ook betekenen dat de zorg overgenomen wordt, bijvoorbeeld door een zorgprofessional
in een respijtvoorziening. Dit gebeurt in de 10 pilots logeerzorg die ik op 17 april jl. lanceerde. In de praktijk blijkt dat nog altijd weinig gebruik
wordt gemaakt van respijtzorg door mantelzorgers. Dit komt mede omdat de toeleiding
niet altijd goed genoeg is geregeld en het aanbod niet altijd aansluit bij de vraag.
Daarom zijn 10 gemeenten (Westland, Capelle a/d IJssel, Dordrecht, Hoeksche Waard,
Zeist, Nieuwegein, Helmond, Ede, Heerde en Assen) samen met zorgverzekeraars en aanbieders
gestart met de pilots.
De partijen investeren gezamenlijk in de verbetering van de toeleiding en ontwikkeling
van het aanbod om de mantelzorgers te ontlasten. Een belangrijke reden te starten
met deze pilots is dat op het gebied van de inkoop van plekken nog niet altijd duidelijk
is hoe logeerzorg te organiseren is. Zeker als het gaat om de structurele variant
waarbij er regelmatig een paar dagen per week kan worden gelogeerd. Gemeenten en zorgverzekeraars
moeten daarvoor samenwerken, maar die samenwerking is nog niet vanzelfsprekend. Met
de pilots stimuleren wij dat de lessen uit deze samenwerking verder worden verspreid
via de veldpartijen die betrokken zijn bij Programma Langer Thuis zodat op zoveel
mogelijk plekken mantelzorgers gebruik kunnen maken van logeerzorg.
Een goed voorbeeld van een vangnet voor mantelzorgers: inzet logeerzorg.
In de pilot in de Hoeksche Waard kunnen ouderen die thuis zorg krijgen van een mantelzorger
tijdelijk logeren. Er is een nieuw Wijkpensioen gebouwd gericht op tijdelijk verblijf.
In de pilot wordt gewerkt de behoefte naar mantelzorg in kaart te brengen, het gebruik
te stimuleren zodat de mantelzorger wordt ontlast en daarmee het aanbod te ontwikkelen
en oplossingen te vinden voor de structurele financiering door gemeenten en zorgverzekeraars.
• Het ontzorgen van mantelzorgers die iemand met dementie ondersteunen heeft ook nadrukkelijk
onze aandacht. Via de pilots sociale benadering dementie, die afgelopen januari officieel van start zijn gegaan in Rotterdam, Amsterdam, Amstelveen
en Den Bosch wordt gewerkt aan interventies om het leven van cliënten en mantelzorgers
te vergemakkelijken. De eerste resultaten geven aan dat met name (andere) behoefte
is aan hulp, meer diversiteit in de dagbesteding en meer hulp in de laatste fase van
dementie (rouw / verlies). Alzheimer Nederland is nauw betrokken bij de uitvoering
van deze experimenten. Zodat de uitkomsten geïmplementeerd worden in de reguliere
zorg, en het niet blijft bij experimenten. De social trials lopen vier jaar en ik
zal uw Kamer informeren over de voortgang.
• Het door mij gefinancierde programma Samen Dementievriendelijk heeft al ruim 200.000 dementievrienden opgeleverd. Hierbij ligt de focus op het vergroten
van de bewustwording van het perspectief van mensen met dementie en hun mantelzorgers.
Doel 3: Professionals werken samen met mantelzorgers
• Via het tweejarige traject In voor mantelzorg-thuis willen we de samenwerking tussen formele en informele zorg versterken. Dat doen we
door samen met lokale organisaties in de praktijk gedurende twee jaar aan de slag
te gaan met actuele vraagstukken:
– Verbetering in de samenwerking met mantelzorgers met bijvoorbeeld huisartsen, POH’ers,
thuiszorgmedewerkers en welzijnsmedewerkers
– Het ontbreken van de mogelijkheid van mantelzorgers om te mogen meebeslissen over
de zorg.25
– Beroepskrachten kunnen, door goede overdrachtsmomenten, onderling nog beter samenwerken
in het samenspel met mantelzorgers.
– Het beter benutten van technologische hulpmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan communicatiemiddelen
als beeldbellen, gps en personen alarmering. Maar ook hulpmiddelen om langer thuis
te kunnen wonen met bijvoorbeeld leefstijlmonitoring of een medicijndispenser.
– Betere inzet van vrijwilligers zodat het netwerk rond de oudere en de mantelzorger
vergroot worden.
Doel 4: We zorgen voor betere ondersteuning van vrijwilligers
• Via het programma Samen Ouder Worden werkt vrijwilligerskoepel NOV samen met ongeveer tien landelijk werkende vrijwilligersorganisaties
aan het realiseren van een activiteitenaanbod dat beter aansluit bij de wensen en
behoeften van ouderen. Met behulp van vrijwilligers zorgen we ervoor dat ouderen hun
leven op een zinvolle manier kunnen invullen. Binnen het programma willen we ook de
mogelijkheid voor ouderen zelf als vrijwilliger actief te zijn vergroten. Er worden
in totaal veertig lokale trajecten opgestart waarin vrijwilligersorganisaties met
elkaar en samen met beroepskrachten in zorg en welzijn, bewonersinitiatieven en de
lokale overheid nadenken over onder andere nieuwe vormen van vrijwilligerswerk, het
terugdringen van overbelasting onder vrijwilligers, het (beter) betrekken van vrijwilligersorganisaties
bij lokaal beleid en het versterken van de rol van vrijwilligerscoördinator. De eerste
twintig lokale trajecten gaan voor de zomer van start.
Reactie Motie Kerstens/ Geleijnse
Om uitvoering te geven aan de motie Kerstens / Geleijnse26 om de bevindingen en aanbevelingen zoals verwoord in het rapport «Borg de Zorg» van
de Nationale ombudsman te betrekken bij de verdere uitwerking van het programma zal
ik in het najaar samen met Alzheimer Nederland een bijeenkomst met de werkgroep Langer
Thuis organiseren. Ik wil met hen in kaart brengen hoe we het leven van mensen met
dementie die nog thuis wonen samen kunnen verbeteren. Juist iemand met dementie is
erbij gebaat in zijn eigen, vertrouwde omgeving te blijven wonen en een waardevol
en gerespecteerd deelnemer aan de samenleving te blijven.
Voortgang Actielijn Wonen
Resultaten in het kort:
• 24 gebiedscoalities gevormd voor «Langer Thuis in inclusieve wijken»
• Taskforce Wonen en Zorg van start
• Ondersteuningsteam Experts Wonen en Zorg van start
• Ouderenhuisvesting opgenomen in 2 woondeals
• Eerste onderzoeksubsidie verleend onder Stimuleringsregeling Wonen en Zorg
Dit kabinet wil dat iedereen zoveel mogelijk kan wonen op een voor hem of haar passende
plek met – indien nodig – passende ondersteuning. De vergrijzing betekent een stijgende
vraag van ouderen naar voor hen geschikte woningen. Volgens de monitor geeft 81% van
de ouderen aan dat hun woning geschikt is, vindt 14% van de ouderen dat hun woning
niet geheel en 5% helemaal niet past bij hun huidige situatie.27
Ook vraagt het groeiende aantal ouderen om beter toegankelijke wijken met goed bereikbare
voorzieningen. Hoewel de verhuisgeneigdheid laag blijft, geeft een groeiend aantal
ouderen aan naar een andere woning te willen verhuizen. Het aandeel 65-plushuishoudens
dat aangaf eventueel te willen verhuizen steeg ook van tien procent in 2012 naar 17
procent in 2018. Het aandeel dat aangeeft beslist te willen verhuizen bleef echter
stabiel met vier procent (WoON 2018). In onderzoek van de ANBO (2019) gaf 46,3% van
de respondenten aan zich te kunnen voorstellen met voldoende zelfstandigheid in een
geclusterde setting te wonen.28 Ook KBO PCOB geeft aan dat opvallend vaak senioren een woonvorm wensen die te weinig
bestaat: een wooneenheid met zorg of samenwonen onder gelijkgestemden met zorg dichtbij,
zoals een hofje.29
In actielijn 3 wordt daarom gestimuleerd dat in alle gemeenten wordt gewerkt aan de
opgave met betrekking tot de woonbehoeften van ouderen. De Minister van BZK en ik
zetten samen met de bij het programma betrokken partijen in op:
1. Het in beeld brengen van de lokale woonopgave voor ouderen;
2. Het vergroten van het aanbod van (geclusterde) woon(zorg)vormen voor ouderen;
3. Ertoe bijdragen dat minder mensen in een ongeschikte woning wonen.
Tijdens het AO Ouderenzorg van 7 februari 2019 heb ik toegezegd u zo precies mogelijk
te informeren over de verschillende aspecten rond Wonen en Zorg. In het kader van
de actielijn Wonen en zorg zijn verschillende acties uitgevoerd. Die acties raken
aan twee moties die zijn aangehouden. Ten eerste de motie Dik-Faber/ Segers, die de
regering verzoekt, in het kader van het ouderenwoonakkoord in overleg te gaan met
provincies, gemeenten en woningcorporaties. Dit met als doel concrete afspraken te
maken over de beschikbaarheid van woningen voor ouderen en voorts ervoor te zorgen
dat bewonersinitiatieven de ruimte krijgen kleinschalige woonvormen voor ouderen in
verschillende inkomensklassen te realiseren.30 Ten tweede de motie Agema die de regering verzoekt op basis van demografische ontwikkelingen
de volledige bouwopgave voor ouderenhuisvesting voor de aankomende vijf, tien en twintig
jaar in kaart te brengen.31
Ik heb in het VAO Ouderenzorg van 12 maart daarnaast toegezegd uiteen te zetten wat
uw Kamer allemaal kan verwachten tot het einde van dit jaar op het gebied van het
inzichtelijk maken van de ontwikkelingen op het terrein van wonen en zorg. In deze
brief voldoe ik aan deze toezegging.
Tot slot, heb ik in het AO Verpleeghuiszorg van 20 februari 2019 toegezegd onderzoek
te doen naar de vastgoedsituatie in de verpleeghuissector en de Kamer per brief te
informeren. Ook heb ik toegezegd om u in het najaar een brief te sturen over de opgave
rond verpleeghuizen zoals genoemd in de motie Agema.
Ik zal op korte termijn een «foto» maken van de vastgoedopgave in de verpleeghuiszorg
door bestaande informatie over het beschikbare aanbod en de vervangingsbehoefte van
dat aanbod te combineren met gegevens over demografie en ziektebeelden. Vanzelfsprekend
betrek ik hierbij ook de zorgkantoren vanwege hun zorgplicht voor mensen met een Wlz-indicatie.
Ik zal de uitkomsten van deze analyse in de brief van het najaar met u delen.
Doel 1: Het in beeld brengen van de lokale woonopgave voor ouderen
• In het Programma Langer Thuis roepen we gemeenten op de opgave rond de vraag en aanbod van woonvormen voor ouderen kwantitatief en kwalitatief in beeld te brengen en een lokale aanpak
te maken die mensen helpt in een geschikte woning te wonen. De opgave wonen en zorg
verschilt immers per gemeente of regio en vraagt inzet van gemeenten, corporaties,
zorgaanbieders, marktpartijen en bewoners. We zien verder in veel gemeenten dat gebiedscoalities
bezig zijn de opgave gezamenlijk op te pakken. Een mooi voorbeeld hiervan is de gebiedscoalitie
in de gemeente Enschede (zie kader).
• Om het aanpakken van de lokale opgave kracht bij te zetten, hebben de VNG, Actiz,
Aedes en de Ministeries van BZK en VWS daarom een Taskforce Wonen en Zorg gestart die onder meer tot taak heeft te stimuleren dat in alle gemeenten de lokale
opgave in beeld wordt gebracht en dat woon-zorgvisies worden ontwikkeld op basis waarvan
prestatieafspraken kunnen worden gemaakt. Deze Taskforce bestaat uit bestuurders en
directeuren van gemeenten, corporaties en zorginstellingen, en zal worden voorgezeten
door de heer Hans Adriani, wethouder te Nieuwegein. De Taskforce zal gemeenten en
regio’s met elkaar in gesprek brengen rond bovenstaande doelen, goede aanpakken verspreiden
en daarmee energie brengen om het thema wonen en zorg actief op gaan te pakken. De
Taskforce krijgt daarmee ook meer zicht op eventuele knelpunten op het gebied van
wonen en zorg. Ter ondersteuning van de Taskforce zal ik met de betrokken partijen
een kwartiermaker aanstellen. De kwartiermaker krijgt de opdracht de komende maanden
een aanpak te ontwikkelen die gemeenten de komende jaren zal stimuleren en faciliteren
in het behalen van hun ambities op het gebied van wonen en zorg.
Goed voorbeeld van een aanpak waarin de lokale woon en zorg opgave wordt opgepakt.
Gebiedscoalitie Droomwijk De Posten, Enschede
Hoe maken we een Droomwijk voor iedereen? Samen met inwoners ontwikkelt de gebiedscoalitie
van woningcorporatie Domijn, gemeente Enschede, zorgorganisatie De Posten, provincie
Overijssel een plan voor de wijk De Posten in Enschede. De verbouw van het zorgcentrum
en nieuwe appartementen maken hier deel vanuit, maar ook wordt vorm gegeven aan preventie,
samenleven en talentontwikkeling. De Posten is een buurt in Enschede-Zuid met ongeveer
4.000 bewoners die snel vergrijst en waar een concentratie van lagere inkomensgroepen
woont. De wijk heeft inwoners met een verschillende culturele afkomst. In het hart
ligt Zorgcentrum De Posten, een instelling met zorg en ondersteuning voor senioren.
De verbouwing van het zorgcentrum is als kans aangegrepen opnieuw na te denken over
welk aanbod nodig is voor de wijk. Hoe maken we met elkaar van de Posten een wijk
waar plek is voor jong en oud, verschillende culturen, alleenstaanden, gezinnen, mensen
met een beperking, mensen die zorg nodig hebben, kortom voor alle bewoners? Met ondersteuning
van een procesmanager zijn partijen van de gebiedscoalities in gesprek gegaan met
elkaar, maar ook met de inwoners.
• Goede aanpakken waarmee gemeenten de woonopgave in beeld kunnen brengen worden in
samenwerking met de G40 in het Innovatieprogramma Langer thuis – Inclusieve wijk verzameld. Dit programma is in het voorjaar gestart. Het wordt uitgevoerd in 24 wijken, waarbij
gebiedscoalities zijn gevormd tussen gemeenten en bijvoorbeeld corporaties, bewoners en zorgaanbieders.
Deze goede aanpakken zullen na de zomer 2019 worden uitgewerkt, zodat ook andere gemeenten
van deze kennis kunnen profiteren. Daarnaast wordt in het Innovatieprogramma gekeken
naar geschiktheid van woningen en naar benodigde voorzieningen in de buurt. De gemeenten
zullen de opgave integraal oppakken: dat wil zeggen dat ze niet alleen naar ouderen
zullen kijken maar ook naar de woonbehoefte van andere groepen. Inmiddels zijn de
eerste bijeenkomsten geweest met de gemeenten die hier de komende twee jaar mee aan
de slag gaan. In het kader van het Innovatieprogramma wordt tenslotte een vragenlijst
onder gemeenten en corporaties uitgezet om de huidige stand rond woon-zorgvisies in
beeld te brengen en te bezien in hoeverre een lokale aanpak is ontwikkeld ten aanzien
van het geschikt wonen. Hierbij wordt tevens beoogd een beeld te krijgen in hoeverre
gemeenten de opgave in cijfers scherp hebben en afspraken over zorgdoelen ook hebben
vastgelegd in prestatie-afspraken. Dit beeld zal ook gebruikt worden door de Taskforce.
• Gemeenten kunnen bij vragen, zoals het in beeld brengen van de lokale opgave, de aanpak
van een wijk, of het opzetten van een plan van aanpak meer mensen geschikt te laten
wonen, ook hulp vragen aan een ondersteuningsteam Wonen en Zorg. Dit team is sinds mei 2019 werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
• In het notaoverleg van 10 september 2018 over de zorgbuurthuizen heb ik aangegeven
te willen monitoren hoeveel nieuwe wooninitiatieven tot stand komen. Ik heb daarom
en – mede naar aanleiding van de discussies bij het VAO ouderenzorg – samen met de
Minister van BZK de opdracht gegeven te onderzoeken op welke wijze en met welke onderverdeling
de stand en ontwikkeling van het aantal woon(zorg)vormen in beeld kan worden gebracht. De bedoeling is dat de meting die hierbij wordt uitgevoerd als
nulmeting gaat dienen. Ik verwacht dat deze monitor na de zomer 2019 zal worden opgeleverd.
• De lokale opgave over ouderenhuisvesting wordt verder opgepakt in de woon- en regiodeals, die de Minister van BZK met verschillende
regio’s sluit. Regio- en Woondeals zijn partnerschappen tussen Rijk en regio. In de
Woondeal Groningen is bijvoorbeeld afgesproken dat Rijk en gemeente nagaan op welke
wijze de ondersteuningsinstrumenten in Groningen kunnen worden ingezet. In de woondeal
Zuidelijke Randstad staat dat de gemeenten in deze regio ernaar streven dat ouderen
geschikt wonen en dat in het eerste half jaar van 2019 de gemeenten en de Minister
de inzet van de instrumenten van het Rijk verkennen. Hierbij is aandacht voor de inkomenspositie
en de lage verhuisbereidheid.
Doel 2 Het vergroten van het aanbod van (geclusterde) woon(zorg)vormen voor ouderen
• Met de stimuleringsregeling wonen en zorg stimuleer ik de totstandkoming van nieuwe woonvormen van bewonersinitiatieven en
sociale ondernemers. De regeling bestaat enerzijds uit een subsidie voor het onderzoek
in de initiatieffase naar de haalbaarheid van een nieuwe woonvorm en anderzijds uit
een borgstelling voor leningen door banken in de planontwikkel-, bouw- en nafinancieringsfase.
Ik heb hiertoe afgelopen 3 april bij het bezoek aan de Knarrenhof overeenkomsten getekend
met de ABN AMRO, ING, Rabobank en Triodos en in dat kader gemeenten en provincies
ook opgeroepen ruimte vrij te maken voor initiatieven voor ouderen. De eerste subsidie
is inmiddels verleend en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland verwacht dat de
komende maanden een subsidie aan een tiental andere initiatieven zal worden verleend.
• Verder is Platform31 gestart met het kennisprogramma woon-zorginitiatieven en de selectie van tien initiatieven die in 2019 worden gevolgd. Dit zijn zowel initiatieven
van sociale ondernemers of bewonersinitiatieven, als van zorgaanbieders of woningcorporaties.
Met het kennisprogramma wordt mede onderzocht waar partijen tegenaan lopen bij de
totstandkoming van nieuwe initiatieven en wordt inzichtelijk gemaakt hoe partijen
hier mee om zijn gegaan.
• De Rijksbouwmeester is onder meer in gesprek met de gemeenten Almere, Groningen, Rotterdam
en Sittard-Geleen over de totstandkoming van de initiatieven van de prijswinnaars
van Who Cares. Het ontwerp van een van de prijswinnaars wordt gebruikt bij de gebiedsvisie voor
Almere-Haven. Inmiddels wordt onderzocht of het project van Michi Noeki uit Groningen,
dat als doel meer ontmoeting in de wijk heeft, ook kan worden toegepast in Den Haag,
Amersfoort en Apeldoorn. Er wordt in Rotterdam gezocht naar een nieuwe locatie voor
het plan van «Who Dares» voor de herontwikkeling van een wijk. Voor de realisatie
van het plan in Sittard-Geleen («De wijk als (t)huis») wordt een stuurgroep gevormd
en is door gemeente en Limburg een subsidie ter beschikking gesteld de haalbaarheid
te onderzoeken. Daarnaast is een eerste werkconferentie geweest voor ca. 100 mensen
met workshops over de thema’s Geld en Grond, Techniek, Diversiteit en Bewonersinitiatief.
Jonge zestigers maken gebruik van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg
De nieuwe Stimuleringsregeling Wonen en Zorg is sinds 15 april geopend. Een groep
jonge zestigers heeft de eerste aanvraag gedaan. Zij willen de haalbaarheid onderzoeken
van de realisatie van een woonhofje bestaand uit 8 gelijkvloerse levensloopbestendige
woningen met een centrale ontmoetings-/zorgruimte. De woningen worden comfortabel,
rolstoeltoegankelijk, duurzaam en energieneutraal.
De initiatiefnemers zien zichzelf als jonge zestigers die het noodzakelijk vinden
om na te denken over toekomstig wonen. Eén van de initiatiefnemers, legt uit: «We
zullen langer zelfstandig moeten blijven wonen en meer op elkaars hulp aangewezen
zijn. Goed nabuurschap kan ons hierbij helpen». Ook is het woonhofje volgens de zestigers
een goede oplossing eenzaamheid bij ouderen te voorkomen.
De behandeling en verwerking van de subsidieaanvragen voor de initiatieffase is belegd
bij het team Woonregelingen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Doel 3: Ertoe bijdragen dat minder mensen in een ongeschikte woning wonen
• Op dit moment geeft 81% van de 75-plussers aan dat ze geschikt wonen. De acties die
hierboven zijn ingezet de lokale opgave in beeld te brengen, dragen er ook toe bij
dat minder mensen in een ongeschikte woning (komen te) wonen. Daarnaast zijn de Minister
van BZK en ik- naar aanleiding van de motie Dik-Faber/Ronnes – met de ouderenbonden
in gesprek om te kijken hoe wooncoaches kunnen worden opgeleid.32 In haar brief van 22 februari 2018 heeft de Minister van BZK verder aangekondigd
dat corporaties binnen wettelijke principes en uitgangspunten meer mogelijkheden krijgen
om op lokaal niveau met gemeenten en huurders invulling te geven aan de volkshuisvesting.
Dat geldt bijvoorbeeld op het gebied van leefbaarheid, waarvoor de Minister voornemens
is activiteiten gericht op ontmoeting toe te staan en de beperking van leefbaarheidsuitgaven
op 125 euro per woning los te laten. Om de woningkeuze voor ouderen in de corporatiesector
verder te vergroten, zal de Minister van BZK een uitzondering maken op het passend toewijzen voor ouderen met een laag inkomen, maar
met vermogen.33 Zij kunnen desgewenst een woning toegewezen krijgen met een hogere huurprijs, indien
deze beter aansluit bij hun woonbehoefte. Samen met de sector zal de Minister van
BZK een traject inzetten de lokale samenwerking op wonen-zorg-welzijn te verbeteren,
de regierol van gemeenten te versterken, onderlinge prestatieafspraken te stimuleren
en te bevorderen dat de kwaliteit van woonvisies verder verbetert.
Terug- en vooruitblik
Slimmer Thuis
Op 23 mei organiseerde ik met partnerorganisaties het congres Slimmer Thuis. Het congres
komt voort uit het idee dat we op dit moment midden in een samenleving staan waarbij
techniek en slimme oplossingen een steeds grotere rol spelen. De komende generatie
ouderen zal veel vertrouwder zijn met nieuwe mogelijkheden, dan de huidige groep ouderen.
Een belangrijke vraag is waarom implementatie en opschaling van slimme oplossingen
onvoldoende van de grond komt. Tijdens het congres stond de boodschap centraal dat
partijen met elkaar moeten samenwerken om slimme oplossingen daadwerkelijk geïmplementeerd
te krijgen. Met zo’n 750 deelnemers was het congres goed bezocht en zal daarom ook
opvolging krijgen. Er wordt een thematische technologiecoalitie rondom dementie gestart
en er wordt een Slimmer Thuis coalitie in Zoetermeer gevormd. Daarnaast ga ik samen
met partijen aan de slag om de bewustwording omtrent voorbereiding op het ouder worden
te stimuleren.
De goede woning op de goede plaats
De gemeente Berkelland streeft ernaar om voor alle inwoners geschikte woningen beschikbaar
te hebben, nu en in de toekomst. «Heerlijk thuis in huis» wil mensen bewust maken
van de mogelijkheden om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen.
«Heerlijk thuis in huis» helpt bij het vinden van het antwoord zodat mensen veilig,
duurzaam en comfortabel langer thuis kunnen blijven wonen. En hun eigen dagelijkse
dingen kunnen blijven doen, ook als ze minder vitaal en mobiel worden.
Berkelland heeft speciaal opgeleide vrijwillige wooncoaches die hierover in gesprek
gaan met de mensen in Berkelland. Daar waar de woning niet aansluit denkt de wooncoach
mee over slimme oplossingen. [https://www.gemeenteberkelland.nl/Inwoners/Wonen_ver_bouwen_en_verhuize…]
Advies Raad van Ouderen
In het kader van het programma Langer Thuis heb ik de Raad van Ouderen advies gevraagd
over het vraagstuk: «voorbereiden op Ouder worden». Ik vroeg hen: «Zijn er specifieke momenten of situaties waarop ouderen openstaan
tijdig na te denken over plezierig ouder worden?» Kern van het advies is dat er niet
alleen een rol voor ouderen zelf is weggelegd, maar voor de hele samenleving. De Raad
van Ouderen geeft hierbij aan dat het voor ouderen én de samenleving als geheel gaat
het om goed ouder worden, de verantwoordelijkheden hierbij, maar vooral ook om het
in al haar diversiteit benutten van de mogelijkheden van deze levensfase. Voorop staat
dat ouderen zelf een goed beeld zouden moeten hebben van de waarde van het oud zijn
en het oud worden. Aan mij is het advies gegeven een integrale langetermijnvisie op
ouderen in Nederland te ontwikkelen. Het advies bevat bruikbare handvatten en tips
voor vervolg. Bij het ontwikkelen van een strategische aanpak wil ik als eerste stap
meer leren van ervaringen die in gemeenten, regio’s en provincies al zijn opgedaan
om te bezien hoe hierop kan worden voortgebouwd.
Bij de voortgangsrapportage Langer thuis van 1 februari heb ik u geïnformeerd over
het advies van de Raad van ouderen over de campagne die als doel heeft de beeldvorming
over ouderen en ouder worden in positieve zin te veranderen.34 De Raad heeft geadviseerd onderzoeksrapporten te betrekken die gaan over beeldvorming
van ouderen. Ik heb daarom de Leyden Academy gevraagd een rapport op te stellen over
de inzichten over «beeldvorming van ouderen» en handvatten mee te geven voor de uitwerking van de campagne. Dit rapport is als
bijlage bijgevoegd35. Op basis van het advies van de Raad van Ouderen en aanvullende gesprekken met hen
is een conceptversie van de campagne ontwikkeld. Inmiddels wordt er gesproken met
relevante partners, zoals KBO-PCOB, maar andere Pact partijen. De landelijke zichtbaarheid
van de campagne volgt in het najaar 2019.
Slot
Deze eerste voortgangsrapportage laat zien dat veel werk wordt verzet in het hele
land. Ik wil komend jaar voortbouwen op de beweging die is gestart, en ga eraan werken
deze nog veel meer zichtbaar en merkbaar te maken voor ouderen, mantelzorgers en professionals.
Daar gaat het immers om. Ook wil ik kennis over goede voorbeelden en praktijken die
wordt opgedaan bij de verschillende pilots, projecten en samenwerkingsnetwerken toegankelijk
maken voor mensen die met vergelijkbare vraagstukken bezig zijn op andere plaatsen
in het land. Zo kan samen worden geleerd en lessen worden geborgd in de lokale praktijk.
Daartoe heb ik afgelopen jaar ook een website voor het programma ingericht.36 Ik blijf het programma monitoren en ik heb veel vertrouwen in de samenwerking met
alle partnerorganisaties. Om onszelf scherp te houden zal ik komend jaar ook een klankbordgroep
inrichten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport