Brief regering : Evaluatie Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart
24 804 Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart
Nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2019
Zoals toegezegd in de Kamerbrief over de opvolging van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (hierna te noemen: OVV) van 29 maart 2019 (Kamerstuk 24 804, nr. 98) informeren wij uw Kamer hierbij, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Defensie, over de derde evaluatie van
de uitvoering en werking van het convenant inzake de deling van dreigingsinformatie
voor de burgerluchtvaart.
Aanleiding
Sinds 30 juni 2016 is het delen van dreigingsinformatie geborgd in het «Convenant
inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart» (bijlage bij Kamerstuk
24 804, nr. 90)tussen overheidspartijen, Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en Vereniging Nederlandse
Verkeersvliegers (hierna te noemen: het convenant). Met deze Kamerbrief ontvangt u
de derde evaluatie van het convenant.
Convenant
De doelstelling van het convenant is het nationaal borgen van het delen van dreigingsinformatie
tussen de overheid en Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zodat luchtvaartmaatschappijen,
mede gebaseerd op deze informatie, een zo goed mogelijke risico analyse kunnen maken
voor een veilige vluchtuitvoering buiten het Nederlandse luchtruim. Nederlandse wetgeving
biedt geen mogelijkheid voor de overheid een vliegverbod op te leggen aan Nederlandse
luchtvaartuigen in verband met vliegen in buitenlands luchtruim. Uitgangspunt daarbij
is dat de soevereine staten primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in hun
luchtruim en dat luchtvaartmaatschappijen verantwoordelijk zijn voor hun vluchtuitvoering
en de keuze welke route wordt gevlogen door opengesteld luchtruim.
Derde evaluatie
De derde evaluatie beslaat de periode van 30 juni 2018 tot en met 30 juni 2019. In
deze periode zijn er acht reguliere bijeenkomsten van de expertgroep geweest. Daarnaast
is de expertgroep twee keer ad hoc bij elkaar gekomen om dreigingsinformatie te delen.
De stuurgroep is twee maal bij elkaar gekomen. Alle onder het convenant beschreven
partijen zijn betrokken bij de uitvoering van deze evaluatie. Tijdens en naast de
reguliere bijeenkomsten van expertgroep hebben de partijen actief dreigingsinformatie
gedeeld. Zo heeft de Nederlandse overheid in de expertgroep een briefing gegeven over
de veiligheidssituatie in Venezuela en is er in de afgelopen periode verscherpte aandacht
geweest voor de ontwikkelingen rond de Perzische Golf en de Golf van Oman. De in deze
evaluatieperiode gedeelde informatie in de expertgroep heeft bijgedragen aan de risicoanalyses
die door de luchtvaartmaatschappijen zijn uitgevoerd. Deze informatie is daarbij gebruikt
om reeds bij luchtvaartmaatschappijen beschikbare informatie te valideren en bij te
stellen. De luchtvaartmaatschappijen geven aan dat dit van grote waarde is gebleken
en van invloed is geweest op het al dan niet uitvoeren van bepaalde vluchten. Op basis
hiervan is geconcludeerd dat de doelstelling deze evaluatieperiode wederom is behaald
en dat het convenant naar tevredenheid is uitgevoerd.
Binnen de kaders van het convenant worden ontwikkelingen in conflictgebieden regulier
besproken. De leden constateren dat veranderlijke situaties ook buiten de bekende
conflictgebieden kunnen leiden tot een plotselinge opkomende dreiging tegen de burgerluchtvaart.
Informatie die niet direct de veilige vluchtuitvoering raakt, kan van invloed zijn
op de uitkomst van de risicoanalyse zoals deze door luchtvaartmaatschappijen wordt
uitgevoerd. Om die reden is in de expertgroep meer nadruk komen te liggen op het bespreken
van niet-acute dreigingsinformatie ten aanzien van bepaalde landen en eventuele gevolgen
van geopolitieke ontwikkelingen.
Aansluiting bij DGHOME en EASA
In de tweede evaluatie (Kamerstuk 24 804, nr. 97) bent u geïnformeerd over het feit dat de Europese informatie- en besluitvormingsstructuren
van DGHOME1 en van EASA2 een steeds belangrijkere rol voor lidstaten en luchtvaartmaatschappijen spelen. Deze
ontwikkeling heeft zich deze evaluatieperiode doorgezet. De aansluiting van EASA in
het DGHOME-overleg is verder versterkt, waardoor EASA meer accurate aanbevelingen
kan uitbrengen over vliegroutes boven conflictgebieden. Daarnaast hebben luchtvaartmaatschappijen
– onder andere op initiatief van Nederland – een positie gekregen in het proces alvorens
een definitief advies wordt uitgebracht door EASA. Hiermee hebben luchtvaartmaatschappijen
de mogelijkheid om beter toelichting te geven op de vliegroutes en de operationele
aspecten die een rol spelen bij hun veilige vluchtuitvoering. Passend bij deze ontwikkelingen
is de vertegenwoordiging van de Nederlandse overheidspartijen in Brussel geïntensiveerd.
Opvolging aanbevelingen OVV
De OVV heeft in zijn rapport «Vliegen over conflictgebieden – Opvolging aanbevelingen
onderzoek MH17 Crash» (Kamerstuk 24 804, nr. 98) gesteld dat de informatiedeling in staten over snel escalerende conflictsituaties
ad hoc en via informele netwerken plaatsvindt. De OVV concludeert dat staten en luchtvaartmaatschappijen
hiermee niet zeker stellen dat de dreigingsinformatie tijdig wordt gedeeld en luchtvaartmaatschappijen
maatregelen kunnen treffen. Specifiek benoemt de OVV dat voor toegang tot relevante
informatie een goede relatie en wederzijdse communicatie tussen een luchtvaartmaatschappij
en de inlichtingendienst(en) van een staat waar die maatschappij gevestigd is, essentieel
is. In Nederland is er sprake van een wederzijds vertrouwen tussen de onder het convenant
functionerende partijen. Dit draagt eraan bij dat de overheidspartijen en luchtvaartmaatschappijen
in Nederland ook bij tijdsgevoelige actualiteiten tijdig en adequaat kunnen handelen.
Internationaal is er interesse getoond in de Nederlandse werkwijze en heeft er in
juni 2019 in Den Haag een internationale workshop plaatsgevonden waar door de Nederlandse
partijen een toelichting is gegeven over de samenwerking van de Nederlandse partijen
onder het convenant.
De overheid zal zich samen met de betrokken partijen onder het convenant blijven inspannen
om optimaal invulling te geven aan de uitvoering van het convenant.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.