Brief regering : Hoofdlijnenbrief Schone Lucht Akkoord
30 175 Luchtkwaliteit
Nr. 339
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2019
Schone lucht is van levensbelang. Luchtverontreiniging behoort tot een van de belangrijkste
risicofactoren voor de gezondheid, in dezelfde orde van grootte als overgewicht. Door
Europees, nationaal en decentraal beleid is de luchtverontreiniging sinds 1990 ongeveer
gehalveerd en is de lucht een stuk schoner geworden. Toch zorgt luchtverontreiniging
nog voor substantiële gezondheidsschade, ook al wordt vrijwel overal aan de Europese
grenswaarden voldaan. Gemiddeld leven Nederlanders door luchtverontreiniging 9 maanden1 korter en jaarlijks overlijden 11.000 mensen als gevolg van blootstelling aan luchtverontreiniging.
De verschillen in gezondheidsimpact van luchtverontreiniging zijn groot. Afhankelijk
van de locatie loopt het levensduurverlies uiteen van gemiddeld vier maanden in de
schonere delen van het land tot 18 maanden op locaties met de hoogste concentraties
luchtverontreiniging.
Het kabinet heeft de ambitie om samen met decentrale overheden een permanente verbetering
van de luchtkwaliteit te bewerkstelligen om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland
te realiseren. Dit krijgt vorm in het Schone Lucht Akkoord, dat in samenwerking tussen
decentrale overheden en het Rijk tot stand zal komen. Samen met hen werk ik het akkoord
verder uit, om de ambitie gezamenlijk te verwezenlijken. In de uitvoering worden ook
burgers en bedrijven betrokken. Het kabinet zal voor de uitvoering van de maatregelen
dan ook middelen reserveren in de ontwerpbegroting 2020.
Via deze brief informeer ik uw Kamer over de ambitie en de inzet vanuit het Rijk voor
het Schone Lucht Akkoord2. De kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
(NSL) en de kabinetsreactie op het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Luchtkwaliteit
ontvangt u parallel aan deze hoofdlijnenbrief. De aanbevelingen van deze twee onderzoeken
zijn, samen met het advies van de Gezondheidsraad3, bouwstenen voor het Schone Lucht Akkoord. Bijgevoegd vindt u ook de eerste tussenrapportage
van de gezondheidsindicator, waarmee de potentiële gezondheidswinst door vermindering
van blootstelling aan luchtverontreiniging voor een gebied in beeld wordt gebracht.
De gezondheidseffecten van luchtverontreiniging zijn fors
Naast verlies in levensverwachting tast luchtverontreiniging ook de kwaliteit van
leven aan en heeft het impact op de natuur. De lijst met bewezen gezondheidseffecten
is lang. Blootstelling aan luchtverontreiniging is verantwoordelijk voor 3,5% van
de ziektelast in Nederland. Na roken (9,4%) behoort luchtverontreiniging daarmee tot
een van de belangrijkste risicofactoren voor de gezondheid, in dezelfde orde van grootte
als overgewicht (3,7%)4. Luchtverontreiniging heeft bewezen effecten op post-neonatale sterfte, bronchitisklachten
bij kinderen, chronische bronchitis bij volwassenen, het aantal ziekenhuisspoedopnamen
voor hart- en vaatklachten en luchtwegklachten, werkverzuim, een laag geboortegewicht,
longkankersterfte en het beïnvloedt het functioneren op school en werk. Kinderen,
ouderen en mensen met luchtwegaandoeningen (vooral astmapatiënten) en hart- en vaataandoeningen
zijn extra gevoelig voor de effecten van luchtverontreiniging.
Ambitie voor het Schone Lucht Akkoord
In het Schone Lucht Akkoord staat gezondheidswinst door schonere lucht voor alle mensen
in Nederland centraal5. Hiertoe zet het kabinet in op ambitieus nationaal en internationaal luchtkwaliteitsbeleid
met een gezamenlijke aanpak van Rijk en decentrale overheden.
Inzet van het kabinet is om in alle relevante sectoren een dalende trend in te zetten
van emissies naar de lucht, met als doel om 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte
van 2016 te behalen, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen.
De ambitie en doelstelling zijn gebaseerd op huidige prognoses. Nadere uitwerking
volgt bij de doorrekening van de maatregelpakketten voorafgaand aan het definitieve
akkoord. Ik streef ernaar uw Kamer hierover in het najaar 2019 te informeren.
Gemiddeld komt ongeveer de helft van de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging
in Nederland door luchtvervuiling uit het buitenland. Hoewel de ontwikkeling van emissies
uit het buitenland niet direct te beïnvloeden is, kan een stevige Nederlandse inzet
hier zeker aan bijdragen. Daarom versterkt het kabinet ook de inzet in internationaal
verband voor ambitieus luchtkwaliteitsbeleid. Zowel het IBO luchtkwaliteit als de
beleidsdoorlichting NSL onderstrepen het belang van een stevige inzet op Europees
bronbeleid.
Deze nationale en internationale inzet heeft als streefresultaat dat in 2030 gemiddeld
ruim vier maanden gezondheidswinst wordt gerealiseerd en dat jaarlijks 4.000 tot 5.000
sterfgevallen als gevolg van blootstelling aan luchtvervuiling worden voorkomen. De
maatschappelijke baten hiervan worden ingeschat op € 3 tot € 7 miljard per jaar in
2030 ten opzichte van 2016.
Aanpak Schone Lucht Akkoord
Met het Schone Lucht Akkoord wordt de samenwerking tussen Rijk en decentrale overheid
bekrachtigd. In lijn met de adviezen van de Gezondheidsraad, het IBO Luchtkwaliteit
en de beleidsdoorlichting NSL, richt de aanpak zich enerzijds op generieke maatregelen
welke zorgdragen dat de luchtverontreiniging overal in Nederland wordt verminderd
(ook wel de deken van luchtverontreiniging genoemd), en anderzijds op een gerichte
aanpak voor dichtbevolkte locaties met hoge concentraties luchtverontreiniging. Deze
plekken, waar de blootstelling het hoogst is en de potentiële gezondheidswinst het
grootst, liggen verspreid over het land, maar zijn vooral in de Randstad, in de grote
steden en nabij veehouderijen te vinden. Zoals ook uit het IBO Luchtkwaliteit en de
beleidsdoorlichting NSL volgt, is voor de aanpak van deze hoog blootgestelden samenwerking
met decentrale overheden essentieel. Daarom wordt, samen met decentrale overheden,
een gebiedsgerichte aanpak om hoog blootgestelden te beschermen uitgewerkt. Kwetsbare
groepen, zoals kinderen en astmapatiënten, hebben extra last van de gevolgen van slechte luchtkwaliteit. Daarom worden
hiervoor in het Schone Lucht Akkoord specifieke maatregelen uitgewerkt. Bijvoorbeeld
een stookalert bij ongunstig weer.
Om een dalende trend in alle sectoren in te zetten, treft het kabinet, in lijn met
de aanbevelingen uit het IBO luchtkwaliteit, maatregelen om de emissies in de sectoren
(weg)verkeer, landbouw, scheepvaart, industrie, huishoudens en luchtvaart af te laten
nemen. De grootste gezondheidswinst is te behalen door het versterken en borgen van
de effectiviteit van bestaand beleid, zoals emissie-eisen aan voertuigen en bedrijven.
Daarnaast leveren veel maatregelen uit het Klimaatakkoord een bijdrage. Daarbovenop
worden een aantal aanvullende maatregelen getroffen. Hieronder worden de belangrijkste
maatregelen per sector uitgelicht. In de bijlage vindt u een uitgebreider overzicht
van de luchtkwaliteitsmaatregelen per sector.
(Weg)verkeer
Voor het wegverkeer wordt ingezet op een verdere aanscherping van de Europese emissie-eisen
voor voertuigen en een verdere verbetering van de monitoring en het toezicht in Nederland.
Voor mobiele werktuigen zoals bouwmachines is een forse gezondheidswinst mogelijk
door het versneld schoner maken van de machines, vooral via de overheidsaanbestedingen
van wegen en kunstwerken. Daarnaast leveren maatregelen uit het Klimaatakkoord, waaronder
elektrificatie, de werkgeversaanpak en efficiënte logistiek, aanzienlijke reducties
op.
Landbouw
In de landbouw wordt, in overleg met de sector, een plan uitgewerkt met concrete maatregelen
om de emissies van primair fijnstof in de pluimveehouderij te reduceren. Ammoniakreductie
draagt zowel bij aan minder stikstofdepositie en daarmee natuurdoelen als aan minder
fijnstof en daarmee gezondheidsdoelen. Maatregelen voor ammoniakreductie zijn emissiearme
stallen, voer en managementmaatregelen, emissiearme mestaanwending en beweiding. De
gezondheidsdoelen uit het Schone Lucht Akkoord worden meegenomen in de uitwerking
van het bronbeleid voor ammoniakreductie ten behoeve van de instandhoudingsdoelen
voor natuur. De precieze consequenties van de recente uitspraak van de Raad van State
over het Programma Aanpak Stikstof moeten nog nader worden bezien, zoals aangegeven
door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat, in een nadere reactie op de uitspraak (Kamerstuk
32 670, nr. 147, d.d. 11 juni 2019). Voor de langere termijn dragen (stal)innovatie en de ontwikkeling
van kringlooplandbouw bij aan verdergaande ammoniakreductie en gezondheidswinst.
Scheepvaart
De ambitie is een nagenoeg emissievrije binnenvaart in 2050. Tussendoel is om de emissies
van luchtverontreinigende stoffen door de binnenvaart in 2035 met minimaal 35% terug
te dringen ten opzichte van 2015 en indien mogelijk tot 50%. Dit wordt in de Green
Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens samen met het bedrijfsleven en stakeholders verder
uitgewerkt.
Industrie
In de industrie en energiesector wordt ingezet op het aanscherpen van de gehanteerde
emissie-eisen in de vergunningverlening en het verbeteren van de algemene minimum
(emissie-)eisen voor de industrie en energiesector in de regelgeving. De sluiting
van kolencentrales die wordt voorzien in het Klimaatakkoord, kan ook een grote bijdrage
leveren aan vermindering van de fijnstofblootstelling. Daarbij zet ik mij ervoor in
te voorkomen dat inzet van biomassa, als vervanging van fossiele brandstoffen, tot
een toename van luchtverontreiniging leidt.
Huishoudens
In het ontwerp Klimaatakkoord is afgesproken dat het kabinet als onderdeel van de
evaluatie van de ISDE in 2019 kritisch zal kijken naar de wenselijkheid van verdere
stimulering van kleinschalige verbranding van biomassa (pelletkachels en installaties
<0,5 MW). Onderzoeksbureau SEO voert de evaluatie van de ISDE uit en deze zal in het
derde kwartaal van 2019 worden afgerond. Vanwege de aanbevelingen uit het IBO luchtkwaliteit
heeft de begeleidingscommissie voor de evaluatie van de ISDE aan SEO gevraagd om vooruitlopend
op de definitieve evaluatie hier een deeladvies op te presenteren. Op 28 juni heeft
SEO op basis van een mini-MKBA een advies gepresenteerd dat ingaat op de neveneffecten
van de subsidie op pelletkachels. In dit advies staat dat uit de vergelijking tussen
pelletkachels en warmteproductie op basis van gas blijkt dat de CO2-reductie niet opweegt tegen de negatieve milieueffecten op de luchtkwaliteit. Ervan
uitgaande dat het bereiken van CO2-reductie het uiteindelijke doel wordt van de ISDE, adviseert SEO daarom dat op basis
van het negatieve maatschappelijk saldo het welvaartsbevorderend is om de subsidie
op pelletkachels af te schaffen. Hoewel dit advies vooruitloopt op de definitieve
evaluatie heeft het kabinet op basis van dit advies en andere literatuurgegevens6 en de wens vanuit de maatschappij en de Kamer besloten om de subsidie op pelletkachels
uiterlijk per 1 januari 2020 af te schaffen. Bij de presentatie van de volledige evaluatie
van de ISDE zal het kabinet reageren op alle andere aanbevelingen die daaruit voortvloeien.
Daarnaast wordt een stookalarm ingevoerd voor dagen met ongunstig weer. Samen met
gemeenten wordt in kaart gebracht hoe houtstookvrije wijken kunnen worden gerealiseerd
en hoe deze ook naar de toekomst toe houtstookvrij kunnen worden gehouden. Daarnaast
wordt ingezet op de verdere aanscherping van de eisen van de Ecodesign-richtlijn,
waarbij ook in Benelux-verband samenwerking wordt gezocht. Houtstookmaatregelen zijn
onderdeel van het Schone Lucht Akkoord en zullen structureel worden meegenomen in
de monitoring van het Schone Lucht Akkoord conform de motie van der Lee7.
Luchtvaart
De gezondheidseffecten van ultrafijn stof worden in beeld gebracht door het RIVM.
De tussenresultaten zijn reeds naar de Tweede Kamer gezonden en worden betrokken bij
de uitwerking van het Schone Lucht Akkoord. De resultaten van de studie naar langetermijneffecten
worden naar verwachting in 2021 gepubliceerd. Elektrificatie kan een bijdrage leveren
om de uitstoot van (ultra)fijnstof en stikstofdioxide te reduceren. Hiertoe is een
aantal maatregelen in gang gezet in het kader van het Klimaatakkoord. Zo is als doel
opgenomen dat in 2030 alle grondgebonden luchtvaartactiviteiten van luchthavens zero-emissie
zijn. Daarnaast is als ambitie opgenomen om elektrisch taxiën als standaardprocedure
toe te passen in 2030. In het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart committeren de partijen
zich tevens aan de doelstelling dat 14% van de brandstof voor luchtvaart in Nederland
in 2030 duurzaam is. Daarbij gaat het om biokerosine, waterstof, synthetische kerosine
uit groene stroom en elektrisch vliegen. De vervanging van kerosine door deze brandstoffen
kan mogelijk bijdragen aan een reductie van (ultra)fijnstof.
Overige inzet
Naast de maatregelen in verschillende sectoren, wordt een verkenning gestart om in
beeld te brengen hoe luchtkwaliteit en gezondheidsdoelen beter kunnen worden verankerd
in andere sectoren en beleidsterreinen. Dit volgt uit de aanbevelingen van het IBO
luchtkwaliteit. De uitkomsten hiervan worden opgenomen in het definitieve Schone Lucht
Akkoord. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Kröger8, waarin de regering wordt verzocht om bij het inventariseren van mogelijke luchtkwaliteitsmaatregelen
over de departementale grenzen heen te kijken.
Op internationaal gebied kan een verdere aanscherping van Europees en internationaal
bronbeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit in Nederland. Zo
zet Nederland zich onder andere actief in voor een Europabrede aanscherping van emissie-eisen
(BBT). Ambitieus nationaal luchtkwaliteitsbeleid zorgt voor een betere uitgangspositie
om te komen tot afspraken over verdere emissiereductie met omringende landen. In het
uiteindelijke Schone Lucht Akkoord wordt een internationale agenda gepresenteerd.
Kennis over effectief luchtkwaliteitsbeleid is continu in ontwikkeling. Daarom wordt
het luchtkwaliteitsbeleid gaandeweg herijkt. Voor een aantal bronnen zijn er nog onvoldoende
toepasbare, kosteneffectieve maatregelen beschikbaar, of op korte termijn (door lange
afschrijvingstermijnen) nog niet haalbaar. Bijvoorbeeld voor houtstook, de scheepvaart
en stallen. Effectief luchtkwaliteitsbeleid vraagt daarom, naast concrete maatregelen,
ook om een kennis- en innovatieagenda van het kabinet. Een belangrijk onderdeel van
deze agenda is het verder verbeteren van de kennis over bronnen van luchtverontreiniging,
alsmede nader onderzoek naar de gezondheidseffecten van verschillende verontreinigende
stoffen. Zo is nog weinig bekend over de schade van houtstook en zogenaamde condensables.
Daarnaast wordt, als onderdeel van de agenda, een aantal pilots opgestart. Het doel
daarvan is om samen met decentrale overheden te experimenteren met vernieuwende en
verdergaande maatregelen om de luchtkwaliteit aan te pakken. Bij gebleken succes worden
afspraken gemaakt over een verdere uitrol. Deze pilots zijn:
• Lokale aanpak van gezondheidsschade door houtstook en de mogelijkheden voor houtstookvrije
(nieuwbouw)wijken
• Een gebiedsgerichte pilot voor een schone, gezonde haven
• Schonere landbouw
• Een optimale benutting van de ruimte binnen de vergunningverlening industrie
• Samenwerken aan schone lucht; verdere uitwerking en doorontwikkeling van een lokale
aanpak van de luchtkwaliteit met inwoners, bedrijven en overheden.
Tot slot, zet het kabinet zich in om het beleid dat reeds is ingezet maximaal effectief
uit te voeren. Zoals het IBO Luchtkwaliteit adresseert, is het niet waarschijnlijk
dat reeds ingezet en voorgenomen beleid 100% effectief wordt uitgevoerd. Om optimale
effectiviteit te realiseren is een verdere versterking en borging van de uitvoering
en een goede monitoring van de effecten van belang. In het Schone Lucht Akkoord worden
afspraken opgenomen om de uitvoering van staand en voorgenomen beleid te borgen en
waar nodig te versterken. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van de Beste Beschikbare
Technieken in algemene regels en in vergunningen en het blijvend voldoen aan emissie-eisen
van voertuigen, mobiele werktuigen en schepen.
De gezondheidsindicator, monitoren van gezondheidswinst
Het RIVM heeft voor het Schone Lucht Akkoord een eerste versie van een gezondheidsindicator
voor luchtkwaliteit ontwikkeld. De gezondheidsindicator berekent hoeveel maanden korter
Nederlanders leven als gevolg van luchtverontreiniging en welk percentage van de totale
Nederlandse bevolking, provincie, gemeente, wijk of buurt het betreft. Dit draagt
bij aan het beter in beeld brengen van de effectiviteit van beleid. Als bijlage9 bij deze brief ontvangt u de tussenrapportage van de gezondheidsindicator, met daarin
de doorrekening van staand beleid en nadere uitleg over het instrument en de mogelijkheden
die het biedt. De indicator is geschikt voor het doorrekenen van het totale maatregelpakket
voor het Schone Lucht Akkoord en monitoring van de voortgang. Voor het doorrekenen
van de impact van afzonderlijke maatregelen en specifieke (infrastructurele) projecten
is de indicator niet geschikt. De gezondheidsindicator sluit aan bij de aanbeveling
uit de beleidsdoorlichting NSL om beter te monitoren. Met de gezondheidsindicator
wordt invulling gegeven aan de gewijzigde motie Kröger10 die de regering verzoekt, te onderzoeken, of en hoe in het nieuwe luchtkwaliteitsbeleid
kwantitatieve doelstellingen voor het terugdringen van de gezondheidsschade door luchtverontreiniging
kunnen worden geformuleerd.
Samenwerking en communicatie
Luchtkwaliteit raakt niet alleen mensen, ook bedrijven ervaren direct de gevolgen
van de gezondheidseffecten door verhoogd ziekteverzuim. Enerzijds omdat zij hinder
en (dreigende) gezondheidsschade ervaren en anderzijds vanwege maatregelen om de emissies
terug te dringen. Daarom worden bij de uitwerking van relevante maatregelen inwoners
en bedrijven betrokken en wordt beter voor het voetlicht gebracht wat mensen zelf
kunnen doen om de luchtkwaliteit in de eigen woonomgeving te verbeteren. Hoe het bewustzijn
bij burgers en bedrijven kan worden vergroot, is in elke sector een aandachtspunt.
Invoering van het stookalert en voorlichting over onjuist stookgedrag voor houtstook
zijn hier voorbeelden van. Steeds meer mensen gaan aan de slag met het zelf meten
van de luchtkwaliteit (Citizens science). Citizens science kan een positieve bijdrage
leveren aan het luchtkwaliteitsbeleid. Het uitbreiden van het burger-meetnetwerk dient
meerdere doelen: het geeft burgers een actieve rol in het monitoren van de luchtkwaliteit
en zorgt ervoor dat tegen geringere kosten een grotere hoeveelheid data kan worden
verzameld. Dit wordt samen met een aantal gemeenten, provincies, kennisinstituten
en maatschappelijke organisaties verder uitgewerkt.
Vervolgproces met gemeenten en provincies
Voor het verbeteren van de luchtkwaliteit en het realiseren van gezondheidswinst is
samenwerking tussen overheden essentieel. Schone lucht is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Daarom heb ik de afgelopen anderhalf jaar samen met provincies, gemeenten en andere
belanghebbende partijen gewerkt aan de inhoud van het Schone Lucht Akkoord. Momenteel
werken decentrale overheden aan maatregelpakketten. De inzet van alle betrokkene partijen
wordt gebundeld en vastgelegd in het Schone Lucht Akkoord. Daarin worden tevens afspraken
vastgelegd over de uitvoering van gezamenlijke maatregelen, de pilots en voor de governance,
monitoring, evaluatie en verantwoording van het akkoord. Hierbij worden ook de aanbevelingen
uit de beleidsdoorlichting NSL ten aanzien van evaluatie en monitoring betrokken.
Het Schone Lucht Akkoord zal de vorm van een bestuurlijke overeenkomst tussen Rijk
en decentrale overheden krijgen.
Tot slot
Met het Schone Lucht Akkoord wordt in alle sectoren een dalende trend van emissies
naar de lucht ingezet om 50% gezondheidswinst te realiseren in 2030 door emissies
afkomstig uit Nederlandse bronnen ten opzichte van 2016. Daarmee wordt toegewerkt
naar de WHO-advieswaarden in 2030. Het kabinet zal voor de uitvoering van de genoemde
maatregelen dan ook middelen reserveren in de ontwerpbegroting 2020. Hiermee zet het
kabinet een stevige stap om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren.
De komende maanden werk ik het Schone Lucht Akkoord samen met decentrale overheden
verder uit. Het is mijn streven om het Schone Lucht Akkoord, samen met deelnemende
partijen, in het najaar van 2019 te ondertekenen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Bijlage: Rijksmaatregelen Schone Lucht Akkoord in verschillende sectoren
(Weg)verkeer
Voor mobiliteit leveren Europese emissie-eisen een belangrijke bijdrage aan de gezondheidswinst.
Daarnaast zijn in het Klimaatakkoord veel mobiliteitsmaatregelen opgenomen die ook
de luchtemissies sterk kunnen terugdringen, vooral op de langere termijn. De belangrijkste
daarvan zijn: het stimuleren van zero-emissie personenvervoer, zero-emissie stadsdistributie
(voor bestelwagens en vrachtwagens) in 30 tot 40 steden, de gedifferentieerde kilometerheffing
voor het vrachtverkeer en het bijbehorende innovatiefonds, efficiëntere mobiliteit
door de werkgeversaanpak en logistieke aanpak en de zero-emissie mobiele werktuigen.
Naast deze klimaatmaatregelen leveren ook de harmonisatie van milieuzones, de agenda
fiets, de tariefdifferentiatie in de autobelastingen en de voorgenomen roettoeslag
een bijdrage aan emissiereductie. We zetten in op een verdere aanscherping van de
Europese emissie-eisen voor voertuigen en op een verdere verbetering van de monitoring
en het toezicht in Nederland. Een belangrijke stap daarvoor is de invoering van een
roetmeting in de APK. Dit voorkomt dat roetfilters uit auto’s worden verwijderd. Ook
wordt onderzocht hoe permanente verbetering van de luchtkwaliteit een plek kan krijgen
in het mobiliteitsbeleid.
Mobiele werktuigen zoals bouwmachines en aggregaten blijken, ondanks hun beperkte
aantal, een belangrijke bron van luchtverontreiniging en gezondheidseffecten te zijn.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat ook voor deze machines een zero-emissie ingroeipad
geldt. De rijksoverheid heeft met de aanbesteding van wegen en kunstwerken een belangrijke
invloed op deze markt. We onderzoeken daarom ten behoeve van het Schone Lucht Akkoord
de mogelijkheden voor een verdere aanscherping van de emissie-eisen bij aanbestedingen
vanuit de rijksoverheid en decentrale overheden en de mogelijkheid om dit met een
verbeterde keuring en toezicht te ondersteunen.
Landbouw
De landbouw draagt met name bij aan negatieve gezondheidseffecten door primair fijnstof,
afkomstig van pluimveehouderijen, en secundair fijnstof door de uitstoot van ammoniak.
Voor de pluimveehouderij wordt, in overleg met de sector, een plan uitgewerkt met
concrete maatregelen om de emissies van primair fijnstof te reduceren, waarbij de
ambitie van het kabinet is neergelegd in de brief van de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit11.
Tot voor kort werd gewerkt aan ammoniakreductie in het kader van het programma aanpak
stikstof (PAS). Na de recente uitspraak van de Raad van State over het PAS is duidelijk
geworden dat dit beleid moet worden herzien. Het beleid om ammoniakemissie te reduceren
draagt ook bij aan de gezondheidsdoelen uit het Schone Lucht Akkoord. Maatregelen
voor ammoniakreductie zijn emissiearme stallen, voermaatregelen, emissiearme mestaanwending
en meer beweiding.
In het kader van de verduurzaming van de veehouderij en de omslag naar kringlooplandbouw
wordt ingezet op integraal duurzame en emissiearme bedrijfssystemen voor schadelijke
emissies uit stallen (ammoniak, methaan, geur en fijnstof). De Minister van LNV werkt
aan een subsidieregeling voor verdergaande innovatie en brongerichte verduurzaming.
Ook de subsidieregeling voor de sanering van de varkenshouderij heeft een positief
effect op de luchtkwaliteit.
Scheepvaart
De Rijksinzet is om de emissies van luchtverontreinigende stoffen door de binnenvaart
in 2035, conform de Verklaring van Mannheim, met minimaal 35% terug te dringen ten
opzichte van 2015 en indien mogelijk tot 50%. In de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart
en Havens wordt dit samen met het bedrijfsleven en stakeholders verder uitgewerkt.
In 2050 zou de binnenvaart nagenoeg emissievrij en klimaatneutraal moeten zijn. De
emissies door de zeevaart worden teruggedrongen in lijn met de in internationaal verband
(milieucommissie IMO) gemaakte afspraken. De belangrijkste afspraken betreffen het
instellen van «Emission Control Areas» in onder meer de Noordzee en het vaststellen
van mondiale uitstootnormen. Het maximum toegestane zwavelgehalte van brandstof voor
zeeschepen in de Noordzee is teruggebracht van 1% naar maximaal 0,1% en in 2020 wordt
het toegestane maximale zwavelgehalte wereldwijd 0,5%. Inzake NOx moeten alle nieuwgebouwde schepen die op de Noordzee varen vanaf 1 januari 2021 aan
nieuwe normen voldoen, die ruim 70% strenger zijn dan de huidig geldende normen. Voor
de middellange termijn vindt dit zijn uitwerking in de uitrolstrategie voor walstroom,
duurzaam inkopen door overheden en grote verladers. In samenwerking met decentrale
overheden wordt een gebiedsgerichte pilot voor een schone, gezonde haven uitgewerkt.
De resultaten van deze pilot kunnen bij positieve effecten breder worden uitgerold
naar een lokale strategie voor schone scheepvaart.
Industrie
In de industrie en energiesector wordt ingezet op het aanscherpen van de gehanteerde
emissie-eisen in de vergunningverlening. Naast eisen in vergunningen specifiek voor
een bedrijf, gelden er op basis van regelgeving ook algemene minimum (emissie-)eisen
voor de industrie en energiesector. Onderzocht wordt of en hoe deze regels kunnen
worden verbeterd ten behoeve van een betere luchtkwaliteit. Op dit moment loopt al
een onderzoek naar de haalbaarheid om emissie-eisen voor het stoken van biomassa in
middelgrote installaties aan te scherpen. Voor de aanscherping van de emissie-eisen
in Europees verband (BBT) wordt de Nederlandse inzet versterkt. De implementatie daarvan
in Nederlandse regelgeving blijft in het teken staan van emissiereductie. Zo zijn
onlangs de aangescherpte Europese eisen voor grote energiecentrales in Nederlandse
regelgeving opgenomen.
Huishoudens
Zonder aanvullend beleid is de verwachting dat de emissies en gezondheidseffecten
van houtstook de komende jaren zullen toenemen. Dit is deels het effect van een toename
van houtstook voor kleinschalige warmte-opwekking zoals (pellet)kachels. De meeste
hinder en gezondheidsschade hiervan vindt plaats in dichtbevolkte gebieden, op dagen
met ongunstig weer en door onjuist stookgedrag. Handhavers worden ondersteund met
een meetmethode, die door TNO in opdracht van IenW is ontwikkeld. Ook vindt kennisdeling
met gemeenten en burgers plaats om overlastsituaties aan te pakken. Klachten die via
de stookwijzer binnenkomen worden doorgestuurd naar gemeenten. Daarnaast worden de
mogelijkheden onderzocht voor de invoering van een verplichte koolstofmonoxidekeuring
vanaf 2022 en wordt bezien of Europese emissie-eisen aan kachels versneld kunnen worden
ingevoerd. Met het deeladvies van SEO dat vooruitloopt op de definitieve evaluatie
van de subsidie op pelletkachels en op basis van andere literatuurgegevens12 en de wens vanuit de maatschappij en de Kamer heeft het kabinet besloten om de subsidie
op pelletkachels uiterlijk per 1 januari 2020 af te schaffen. Bij de presentatie van
de volledige evaluatie van de ISDE zal het kabinet reageren op alle andere aanbevelingen
die hieruit voortvloeien.
Er wordt een stookalert ingevoerd voor dagen met ongunstig weer. In het IBO Luchtkwaliteit
komen mogelijke substantiële baten van invoering van het Duitse systeem met onder
meer een verplichting voor schoorsteenvegen naar voren. Het is onzeker of dit in de
Nederlandse situatie kansrijk en effectief kan zijn. Dit zal worden onderzocht. In
gebieden die hoog worden belast onderzoeken we de mogelijkheden om uitbreiding van
particuliere en kleinschalige inzet van biomassa te voorkomen. Voor nieuwe wijken
en de meest hoogbelaste gebieden wordt samen met gemeenten onderzocht hoe houtstookvrije
wijken kunnen worden gerealiseerd en deze ook naar de toekomst toe houtstookvrij te
houden. De praktische en juridische invulling daarvan wordt nader uitgewerkt. Met
onze buurlanden zijn voorbeelden uitgewisseld van hoe er wordt omgegaan met de schadelijke
emissies van houtstook. In dit overleg is de wens uitgesproken om in Benelux-verband
in te zetten op de verdere aanscherping van de eisen uit de Ecodesign-richtlijn zoals
ook verzocht met de motie van Eijs13.
Luchtvaart
De gezondheidseffecten van ultrafijnstof worden momenteel in beeld gebracht door het
RIVM. De tussenresultaten zijn reeds naar de Tweede Kamer gezonden en worden betrokken
bij de uitwerking van het Schone Lucht Akkoord. De resultaten van de studie naar langetermijneffecten
zullen naar verwachting in 2021 worden gepubliceerd. De uitstoot van ultrafijnstof
is een gevolg van de verbranding van kerosine. Elektrificatie kan helpen om de uitstoot
van ultrafijnstof te beperken. Hiertoe zijn reeds een aantal maatregelen in gang gezet
in het kader van het Klimaatakkoord. Zo is als doel opgenomen dat in 2030 alle grondgebonden
luchtvaartactiviteiten van luchthavens in 2030 zero-emissie zijn. Daarnaast is als
ambitie opgenomen om elektrisch taxiën als standaardprocedure toe te passen in 2030.
In het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart committeren partijen zich tevens aan de
doelstelling dat 14% van de brandstof voor luchtvaart in Nederland in 2030 duurzaam
is. Daarnaast zet Nederland zich, conform de afspraak in het Regeerakkoord, in voor
Europese afspraken over een belasting op luchtvaart. Ook wordt bezien of een heffing
op lawaaiige en vervuilende vliegtuigen mogelijk is. Verder is afgesproken dat indien
deze routes onvoldoende opleveren per 2021 een nationale vlieg(ticket)belasting zal
worden ingevoerd. Inmiddels is gebleken dat een Europese belasting niet op korte termijn
is te realiseren, mede vanwege de komende wisseling van de Europese Commissie. Daarom
wordt thans ook een nationale vliegbelasting uitgewerkt. Momenteel vindt in opdracht
van het Ministerie van Financiën nader onderzoek plaats.
Bijlage Toezeggingen en moties
Met deze brief wordt invulling gegeven aan een aantal toezeggingen en moties:
Kamerstuk
Omschrijving
30 175, nr. 257
De Gezondheidsraad zal begin 2018 advies uitbrengen over op welke stoffen en sectoren
het luchtkwaliteitsbeleid zich zou moeten richten voor het realiseren van gezondheidswinst.
Dit advies kan als basis dienen voor het nationaal actieplan luchtkwaliteit.
30 175, nr. 299
Ook wanneer de grenswaarden zijn gehaald, kunnen we niet stilzitten. Luchtverontreiniging
leidt jaarlijks tot 12.000 vroegtijdige sterfgevallen. Daarom zet ik met het Schone
Lucht Akkoord in op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit. Zo werken we
toe naar de streefwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie en verminderen we het
aantal vroegtijdige sterfgevallen door luchtverontreiniging. Ik verwacht u het Schone
Lucht Akkoord in het voorjaar van 2019 te kunnen aanbieden.
29 383, nr. 318
De Kamer zal voor de zomer worden geïnformeerd hoe het referentiepunt zal worden bepaald
op basis van de nieuwe gezondheidsindicatoren in relatie tot het SLA. Dit zal worden
meegenomen in de verzamelbrief over dit onderwerp.
Kamerstuk
Omschrijving
Kamerstuk 34 550 XII, nr. 46
verzoekt de regering, samen met provincies en gemeenten in 2017 overleg te voeren
met als doel in 2018 te komen met een nationaal luchtplan (NLP), dit NLP te richten
op de streefwaarden voor gezonde lucht, de meest vervuilde punten als eerste aan te
pakken en daarvoor samen met de partners te bezien welke maatregelen daarvoor effectief
zijn uit oogpunt van zowel gezondheidswinst als kosten,
30 175, nr. 305
verzoekt de regering om, meer aandacht te besteden aan de negatieve gezondheidseffecten
van PM2,5 en dit mee te nemen in het Schone Lucht Akkoord,
30 175, nr. 286
verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe in het nieuwe luchtkwaliteitsbeleid
kwantitatieve doelstellingen voor het terugdringen van de gezondheidsschade door luchtvervuiling
kunnen worden geformuleerd,
28 089, nr. 102
verzoekt de regering, om deze maatregelen structureel onderdeel van het luchtkwaliteitsbeleid
te laten zijn en de effectiviteit ervan jaarlijks te evalueren, en de Kamer hierover
te informeren,
30 175, nr. 307
verzoekt de regering om, bij het inventariseren van mogelijke luchtkwaliteitsmaatregelen
over de departementale grenzen heen te kijken, deze extra baten en effecten te onderzoeken
en zo mogelijk gezamenlijk uit te voeren.
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat