Brief regering : Landenbeleid Iran
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2508 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Op 21 maart jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht
uitgebracht over Iran. Dit ambtsbericht bevat een actualisering van eerdere ambtsberichten
over Iran en beslaat de periode van juni 2017 tot en met februari 2019. De informatie
uit het ambtsbericht is voor mij reden om het landgebonden asielbeleid voor Iran op
enkele punten aan te passen.
Om de voorgestelde wijzigingen inzichtelijk te maken wordt hieronder eerst uiteengezet
hoe het landenbeleid Iran in de Vreemdelingencirculaire was opgenomen. De volgende
categorieën vreemdelingen waren aangeduid als groep van bijzonder aandacht, als groep
die systematisch vervolgd wordt of als risicogroep:
Groep van bijzondere aandacht
De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel
29, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet aan Iraanse LHBT’s, tenzij uit
het individuele asielrelaas blijkt dat de vreemdeling niet zal worden blootgesteld
aan vervolging.
Groepen die systematisch worden blootgesteld aan vervolging
a. christenen die actief zijn voor «nieuwe kerken» of evangeliseren;
b. leden van huiskerken;
c. tot het christendom bekeerde moslims die hun geloof openlijk belijden, bijvoorbeeld
door het bijwonen van kerkdiensten.
Risicogroepen
a. christenen;
b. bahai’s;
c. soefi’s;
d. yarsani’s;
e. personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van de mensenrechten
en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten; en
f. afvalligen van het islamitisch geloof.
Voor wat betreft christenen (onder a genoemd) ziet dit op christenen die niet reeds
vallen onder groepen die systematisch worden blootgesteld aan vervolging.
Op basis van de informatie uit het algemeen ambtsbericht Iran heb ik vervolgens bezien
of er nog steeds aanleiding bestaat om dit beleid te handhaven. Ik heb besloten om
het landenbeleid op enkele punten te wijzigen, zoals hieronder uiteengezet.
Groep van bijzondere aandacht
Zoals hierboven beschreven waren LHBT’s opgenomen als groep van bijzondere aandacht
in het landenbeleid. Interseksuelen waren niet aangewezen als aparte groep in het
landenbeleid. Op basis van het huidige ambtsbericht is er geen aanleiding om het beleid
hierop te wijzigen, immers het huidige ambtsbericht geeft aan dat er geen sprake is
van een actief en systematisch opsporingsbeleid.
Het huidige ambtsbericht schetst een positieve ontwikkeling ten aanzien van de positie
van LHBT’s in de Iraanse maatschappij. Het ambtsbericht geeft aan dat er geen sprake
is van een actief en systematisch opsporingsbeleid van LHBT’s. Voor wat betreft transseksuelen
zijn er geen bronnen die stellen dat zij systematisch achtergesteld worden. Ik heb
daarom besloten om niet langer transseksuelen als groep apart op te nemen in het landenbeleid
Iran. De LHB’s wijs ik in het nieuwe beleid aan als risicogroep. LHBT’s komen hiermee
te vervallen als groep van bijzondere aandacht. Door deze beleidswijziging sluit het
beleid tevens aan bij het huidige systeem van het algemene asielbeleid, waar groepen
van bijzondere aandacht niet langer een onderdeel van uitmaken. Het aanwijzen van
LHB’s als risicogroep betekent dat vreemdelingen die geloofwaardig tot deze groep
behoren, met geringe indicaties aannemelijk kunnen maken dat hun problemen een gegronde
vrees voor vervolging vormen. Op basis van een volgend ambtsbericht van de Minister
van Buitenlandse Zaken zal ik bezien hoe deze situatie zich verder ontwikkeld heeft.
Groepen van systematische vervolging
Voor de groepen waarbij sprake is van systematische vervolging heb ik besloten het
beleid te handhaven met betrekking tot
a. christenen die actief zijn voor «nieuwe kerken» of evangeliseren;
b. leden die huiskerken bezoeken;
Voor wat betreft sub c «tot het christendom bekeerde moslims die hun geloof openlijk
belijden, bijvoorbeeld door het bijwonen van kerkdiensten» geldt dat deze categorie
niet langer als een aparte groep in het beleid behouden wordt. Wanneer moslims zich
bekeren tot het christendom en vervolgens hun geloof openlijk belijden, kunnen zij
afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval behoren tot een van de
volgende groepen die in het landenbeleid aangewezen zijn:
– christenen die actief zijn voor «nieuwe kerken» of evangeliseren;
– leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen
– afvalligen van het islamitisch geloof die hun afvalligheid actief uitdragen (risicogroep).
Risicogroepen
Op basis van het ambtsbericht heb ik besloten wijzigingen aan te brengen in de risicogroepen.
De yarsani’s en de christenen komen te vervallen in het landenbeleid Iran.
In 2017 zijn de yarsani’s voor het eerst aangemerkt als risicogroep, echter informatie
uit het huidige ambtsbericht geeft niet langer aanleiding om yarsani’s als risicogroep
aangemerkt te houden, deze groep komt in het huidige beleid te vervallen. Tevens zal
de risicogroep christenen komen te vervallen. Geboren christenen die behoren tot de
zogenoemde oude kerken zijn een grondwettelijk erkende religieuze minderheid. Het
ambtsbericht bevat geen informatie waardoor christenen – anders dan de christenen
die vallen onder groepen van systematische vervolging- behouden moeten worden als
risicogroep.
Ik heb besloten de volgende groepen binnen het landenbeleid Iran aan te wijzen als
risicogroep:
a. bahai’s;
b. Gonabadi soefi’s;
c. personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van de mensenrechten
en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten;
d. afvalligen van het islamitisch geloof die hun afvalligheid actief uitdragen;
Afvalligen van het islamitisch geloof is als risicogroep in 2017 opgenomen in het
landenbeleid Iran. Aan uw Kamer is gemeld dat op basis van een volgend ambtsbericht
bezien werd hoe deze situatie zich ontwikkeld heeft. Het huidige ambtsbericht geeft
aan dat afvalligen negatief in de belangstelling van de autoriteiten kunnen komen
te staan als zij daar openlijk voor uitkomen. Dit kan leiden tot arrestaties en strafrechtelijke
vervolging. Ik heb daarom besloten deze groep te behouden als risicogroep.
In de vorige verslagperiode werd aangegeven dat soefi’s het risico liepen om gearresteerd
te worden én dat zij vervolgd werden vanwege het praktiseren van hun geloof. Het recente
ambtsbericht bevat dergelijke informatie niet ten aanzien van soefi’s. Echter met
betrekking tot de soefi Gonabadi-orde is er wel verontrustende berichtgeving. De huidige
risicogroep soefi’s is daarom aangescherpt in het landenbeleid tot Gonabadi soefi’s.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid