Brief regering : Toezegging met betrekking tot stand van zaken van de wachtrijen bij de reclassering en inzet van vrijwilligers
29 270 Reclasseringsbeleid
Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Met deze brief doe ik een toezegging gestand die ik uw Kamer heb gedaan met betrekking
tot de stand van zaken van de wachtrijen bij de reclassering. Daarmee geef ik uitvoering
aan de motie van de leden Van Nispen (SP) en Buitenweg (GroenLinks) van 19 juni 2018.1 Daarnaast informeer ik u in deze brief over de stand van zaken ten aanzien van het
voornemen uit het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) om meer ruimte te bieden voor de inzet van vrijwilligers bij de reclassering.
1. Wachtrijen toezicht
Met het aannemen van de motie van de leden Van Nispen (SP) en Buitenweg (GroenLinks)
van 19 juni 2018, is mij verzocht uw Kamer periodiek te rapporteren over de effecten
van de maatregelen gericht op het terugdringen van wachtrijen voor het toezicht, zoals
aangekondigd in mijn brief van 18 juni 2018.2 Daarin heb ik aangegeven voor de jaren 2018 en 2019 extra financiële middelen aan
de reclassering beschikbaar te stellen. Het ging daarbij om een bedrag van 2,1 miljoen euro
voor 2018 en 0,9 miljoen euro voor 2019. Daarmee heeft de reclassering in eerste instantie
een verlaging van de caseload gerealiseerd, om de werkdruk bij het personeel te verminderen
en de kwaliteit van het werk op peil te kunnen houden. Een daling van de wachtrij
was daardoor niet direct zichtbaar.
Zoals ook uit onderstaande grafiek blijkt, fluctueerde de omvang van de wachtrij in
2018 gedurende het jaar, maar uiteindelijk was de eindstand van 2018 nagenoeg gelijk
aan de beginstand van dat jaar. In de eerste maanden van 2019 is echter sprake van
een significante daling van de wachtrij, namelijk van 680 toezichten eind 2018 naar
349 toezichten eind april 2019. Dit is volgens de reclassering mede het gevolg van
een lichte daling van de instroom van toezichtopdrachten, nadat deze over een langere
periode stabiel was.
Om de wachtrij verder terug te dringen en de reclassering in staat te stellen om toezichten
sneller in uitvoering te nemen, zal ik voor 2019 en de jaren 2020 en 2021 extra budget
beschikbaar stellen. Deze extra middelen worden gedekt uit aanvullende budgetten die
in het kader van de meest recente PMJ-ramingen op de JenV-begroting zijn geboekt.3 Ik heb met de reclassering afgesproken de ontwikkeling van de wachtrij nauwlettend
te blijven monitoren en zal uw Kamer overeenkomstig de motie periodiek informeren.
Overigens geldt dat zaken met een hoge prioriteit altijd met voorrang worden uitgevoerd,
dus niet in de wachtrij komen.4
Tot slot wijs ik er op dat uit onlangs gepubliceerde cijfers van het WODC blijkt dat
bij ex-ondertoezichtgestelden de recidive is gedaald van 41% van de personen van wie
het toezicht in 2006 is afgerond, naar 36% van de personen van wie het toezicht in
2015 is afgerond.5 Hoewel dit een positieve ontwikkeling is, hecht ik er hoe dan ook aan dat er onverminderd
aandacht blijft voor het nog verder terugdringen van de recidive.
2. Inzet vrijwilligers
In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is aangekondigd dat bij de tenuitvoerlegging van sancties meer aandacht en ruimte
komt voor vrijwilligerswerk. De RSJ beschrijft in zijn advies «Reclassering in een
veranderende omgeving» (2017) hoe de reclassering een groter appèl kan doen op de
samenleving door vrijwilligers in te schakelen. Daarmee wordt de band met de samenleving
versterkt en wordt de samenleving als het ware mede verantwoordelijk gemaakt voor
het helpen resocialiseren en re-integreren van justitiabelen.
Waar het gaat om de inzet van vrijwilligers op het terrein van de reclassering zijn
intussen verschillende onderzoeken verricht die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling
van beleid hieromtrent. Zo heeft «Mechtild Höing onderzoek, advies en training» in
opdracht van het WODC onderzoek gedaan naar de inzet van vrijwilligers bij de reclassering
in Engeland, Ierland, Oostenrijk, Zweden en Japan. Dit onderzoek werd op 23 april
jl. gepubliceerd op de website van het WODC.6 Erasmus School of Health Policy and Management (ESHPM) onderzocht in opdracht van
de reclassering de bestaande praktijk van een aantal langer lopende initiatieven in
Nederland en ontdekte dat de inzet van vrijwilligers gepaard gaat met een aantal dilemma’s.7
Tijdens een symposium «Samen Werkt» van de reclassering op 16 mei jl. werden bovenstaande
onderzoeken gepresenteerd aan een publiek van reclasseringswerkers, vrijwilligersorganisaties
en beleidsmedewerkers. Ook werd een aantal pilots uitgelicht, waarin sinds oktober
vorig jaar op verschillende manieren wordt geëxperimenteerd met de inzet van vrijwilligers
binnen het reclasseringswerk. Bijvoorbeeld door op een taakstraflocatie in Amsterdam
een kamer beschikbaar te stellen voor een wekelijks spreekuur van Humanitas. Of door
een ex-verslaafde reclasseringscliënt als vrijwilliger in te zetten als extra ondersteuning
voor een onder toezicht gestelde cliënt van de verslavingsreclassering. Het doel van
het symposium was de bekendheid met het onderwerp te vergroten en successen en knelpunten
in de uitvoering bespreekbaar te maken. De bijeenkomst maakte duidelijk wat de positieve
effecten van de betrokkenheid van een vrijwilliger voor een reclasseringscliënt kunnen
zijn.
Wat ook tijdens het symposium duidelijk werd, is dat het niet wenselijk is om een
blauwdruk te ontwikkelen voor de inzet van vrijwilligers. De ondersteuningsvraag van
de cliënt kan immers uiteenlopen en het lokale vrijwilligersaanbod varieert. Wel is
er behoefte aan een aantal beleidsuitgangspunten, bijvoorbeeld als het gaat om de
taakverdeling tussen vrijwilliger en reclasseringswerker en hun informatie-uitwisseling.
Het lectoraat «Werken in gedwongen kader» zal de komende maanden een aantal pilots
evalueren om dergelijke uitgangspunten te kunnen vaststellen.
Begin 2020 zal ik uw Kamer nader informeren over mijn visie op een toekomstbestendige
reclassering. De manier waarop de reclassering vrijwilligers kan inzetten, is daarin
een van de onderdelen. Ik ben er van overtuigd dat de inzet van vrijwilligers de effectiviteit
van het reclasseringswerk ten goede komt. Door het contact met de vrijwilliger voelt
de persoon in kwestie zich weer meer onderdeel van de samenleving. In reclasseringstermen
is dit een beschermende factor die bijdraagt aan het voorkomen van recidive. De inzet
van de vrijwilliger draagt er ook toe bij dat de reclasseringsprofessional zich in
zijn contacten meer kan toeleggen op zijn kerntaken. Ik streef er dan ook naar dat
het inschakelen van vrijwilligers over een aantal jaar een vanzelfsprekend onderdeel
is van het reclasseringswerk.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming