Brief regering : Slavernijverleden
35 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Op 18 september 2018 heeft uw Kamer de motie van het lid Özütok (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 18) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om in overleg te treden met de verschillende
projectfinanciers van de herdenking van de afschaffing van de slavernij en te onderzoeken
of de financiering structureel kan worden ingebed. Met deze brief geef ik, mede namens
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitvoering aan deze motie. Tevens geeft deze brief
een reactie op het verzoek van het lid Kuzu om een brief over het aanbieden van excuses
voor het slavernijverleden door het kabinet, ingediend tijdens het ordedebat van 3 juli
2018.
Ter voorbereiding van deze brief is gesproken met relevante partijen als het Nationaal
instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), dat jaarlijks de herdenking
bij het Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden organiseert, de gemeente Amsterdam,
het Mondriaan Fonds (verstrekt jaarlijks een OCW-subsidie voor de nationale herdenking)
en het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Deze brief gaat eerst in op de activiteiten gericht op het slavernijverleden, waar
het kabinet al bij betrokken is. Daarna op het verzoek over het aanbieden van excuses
voor het slavernijverleden en het starten van een dialoog over het slavernijverleden.
Tot slot komt de structurele inbedding van de financiering van de herdenking waar
de motie van het lid Özütok om verzoekt aan bod.
Aandacht voor het slavernijverleden
Tijdens de herdenking van het slavernijverleden op 1 juli 2018, benadrukte ik als
vertegenwoordiger van het kabinet het belang van aandacht voor het slavernijverleden:
«Slavernij staat haaks op de waarden in onze Grondwet, haaks op het gelijkheidsbeginsel,
haaks op ons idee van menselijke waardigheid, haaks op wat wij als land willen zijn.
Samen herdenken wij wat in het verleden is gebeurd, samen houden we de verhalen levend,
en samen vieren wij die belangrijke stap naar gelijkwaardigheid en gerechtigheid die
155 jaar geleden is gezet. Een gerechtigheid die nooit vaststaat, nooit gegarandeerd
wordt, maar te allen tijde onze actieve bescherming verdient».
Deze woorden liggen in het verlengde van het huidige Regeerakkoord, dat het belang
van een gedeelde geschiedenis en de waarde om die actief uit te dragen onderstreept
door de kennis daarover en de toegankelijkheid ervan te bevorderen. De geschiedenis
van de slavernij maakt deel uit van onze gezamenlijke Nederlandse geschiedenis. De
sporen daarvan zijn overal zichtbaar, in archieven, musea, historische gebouwen, de
namen van straten en pleinen, de diversiteit in Nederland en onze internationale relaties
met overzeese gebieden waarmee we een verleden delen. Sporen van het slavernijverleden
werken in de samenleving door tot op de dag van vandaag.
Het kabinet vindt het van belang om jaarlijks bij de afschaffing van de slavernij
en de doorwerking van het slavernijverleden stil te staan en daarnaast ook op andere
manieren hieraan actief aandacht te schenken. Hiermee wil het kabinet een rol spelen
in het levend houden én aan volgende generaties doorgeven van de herinnering over
het slavernijverleden, zodat nooit vergeten wordt dat ook het leed van zovelen in
slavernij, deel uitmaakt van onze geschiedenis.
Zo heeft de Minister van OCW aandacht voor het onderwerp vanuit diverse invalshoeken.
Via erfgoed en onderwijs, door de herziening van de Canon van Nederland, waarin aandacht
zal zijn voor multiperspectiviteit, diversiteit en verhalen van verschillende groepen.
Via archieven, onder meer door archieven over dit onderwerp digitaal toegankelijk
te maken, waardoor deze archieven voor een breed publiek beschikbaar komen. Maar ook
door de verkenning herinneringserfgoed die de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
uitvoert en die een relatie legt tussen herinneringserfgoed en de herdenkingscultuur
in Nederland. Daarnaast stimuleert de Minister de uitbreiding van het Netwerk Slavernijverleden,
een netwerk dat de activiteiten van culturele instellingen in Nederland, gericht op
het slavernijverleden, zichtbaar maakt. Ook is de Minister van OCW in gesprek met
de gemeente Amsterdam over de ontwikkeling van een nationale museale voorziening slavernijverleden.
De Raad voor Cultuur heeft hier positief over geadviseerd. In de Uitgangspuntenbrief
Cultuurbeleid 2021–2024 heeft de Minister van OCW voor de ontwikkeling van een dergelijke
voorziening 1 miljoen euro per jaar gereserveerd. Tot slot is het erfgoedveld zelf
ook actief betrokken bij dit onderwerp. Musea hebben steeds meer aandacht voor het
onderwerp in hun collectieregistraties en tentoonstellingen, zoals de Slavernijtentoonstelling
(2020–2021) die het Rijksmuseum nu voorbereidt of de publicatie «Words Matter» van
het Museum van Wereldculturen.
De Minister van SZW besteedt eveneens aandacht aan het onderwerp via de coördinatie
van de Nederlandse invulling van het decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst.
De VN heeft de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2024 uitgeroepen tot
«International Decade for People of African Descent» (hierna: «Decade»). De Nederlandse
invulling richt zich op de versterking van de aanpak van racisme in Nederland. Een
aantal activiteiten in het kader van de Decade raakt ook aan bewustwording van het
gedeeld verleden. Zo heeft SZW bijgedragen aan de Black Achievement Month: een maand
waarin de bijdragen van personen van Afrikaanse afkomst aan de Nederlandse samenleving
centraal staan. Eind 2017 zijn in het kader van de Decade twee Fondsen op Naam opgericht
om initiatief vanuit de samenleving op het gebied van maatschappelijk welzijn, cultureel
erfgoed, inclusie en sociale verbinding ten aanzien van personen van Afrikaanse afkomst
te steunen met financiële middelen van SZW. De twee Fondsen op Naam zijn ondergebracht
bij het Prins Bernard Cultuurfonds (VN Decennium Fonds Cultuur) en het Oranje Fonds
(VN Decennium Fonds Sociaal). Beide fondsen kennen een looptijd tot en met 2020.
Dialoog slavernijverleden
Door het lid Kuzu (DENK) is om een brief gevraagd waarin het kabinet ingaat op het
aanbieden van formele excuses voor het slavernijverleden.
Het kabinet kan de tijd niet terugdraaien, maar betreurt het ten zeerste dat slavernij
onderdeel uitmaakt van onze gezamenlijke geschiedenis. Evenals voorgaande kabinetten,
heeft het kabinet diepe spijt en berouw over hoe Nederland is omgegaan met de menselijke
waardigheid ten tijde van het slavernijverleden.
Het kabinet acht het van groot belang dat er een dialoog over het slavernijverleden
en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving plaatsvindt gericht op een
bredere erkenning en inbedding van dit gedeelde verleden. Deze dialoog richt zich
niet alleen op Nederlanders van Afrikaanse afkomst, maar op de Nederlandse samenleving
in zijn geheel. Het kabinet realiseert zich dat het slavernijverleden in het bijzonder
ook de Caribische delen van het Koninkrijk raakt. Het kabinet gaat met deze landen
en openbare lichamen hun betrokkenheid bespreken bij deze dialoog over het slavernijverleden.
Een dialoog gericht op verbinding kan plaats vinden in de vorm van een platform of
andere vorm. Uit de dialoog zou nader historisch onderzoek of andere voorstellen voor
activiteiten die bijdragen aan een goede inbedding van het slavernijverleden en de
doorwerking daarvan in het heden, kunnen voortkomen.
Het kabinet wil, naast de in deze brieven genoemde activiteiten, ook aanvullende concrete
stappen nemen die in de volgende paragraaf aan de orde komen.
Motie van het lid Özütok: structurele inbedding van de financiering van de herdenking
De aandacht voor het slavernijverleden staat centraal in de jaarlijkse herdenking
op 1 juli. Het belang dat het kabinet hecht aan deze herdenking blijkt allereerst
uit de terugkerende aanwezigheid van het kabinet bij de nationale herdenking. Ook
in financiële zin heeft het Rijk bijgedragen aan zowel de nationale herdenking als
lokale herdenkingsactiviteiten.
Het is gezien het voorgaande van belang om deze jaarlijkse herdenking ook voor de
toekomst te borgen. Wij hebben daarom besloten om de financiering van de herdenking
bij het Nationaal Monument Slavernijverleden structureel in te bedden. Daarmee benadrukken
wij het belang van een bredere erkenning en bewustwording van het slavernijverleden
als onderdeel van onze gedeelde geschiedenis.
Voor 2019 heeft de Minister van SZW nog eenmaal op projectbasis subsidie voor herdenkingsactiviteiten
verstrekt. Voor de periode vanaf 2020 wordt een structurele financiering vormgegeven.
Hiervoor gaat de Minister van OCW in gesprek met het NiNsee en de gemeente Amsterdam.
Uitgangspunten daarbij zijn:
• Het onderwerp wordt bij één ministerie belegd, te weten het Ministerie van OCW;
• Het NiNsee blijft de organisator van de herdenking;
• De Minister van OCW maakt met het NiNsee nieuwe afspraken over professionalisering
van de organisatie en verbreding en verdieping van de herdenking;
• De Ministers van OCW, SZW en BZK stellen samen een daarbij passend budget beschikbaar;
• Er wordt daarbij gehecht aan samenwerking met de gemeente Amsterdam;
• Er komt een meerjarige financiering in plaats van jaarlijkse financiering.
Tot slot
Met de voorgenomen dialoog en de jaarlijkse herdenking bij het Nationaal Monument
Nederlands Slavernijverleden wil het kabinet herdenken wat in het verleden is gebeurd,
met elkaar de verhalen hierover levend houden en niet vergeten, en samen die belangrijke
stap naar gelijkwaardigheid en vrijheid vieren en vorm blijven geven, die 156 jaar
geleden met de afschaffing van de slavernij is gezet.
Door stil te blijven staan bij deze betreurenswaardige periode in ons gedeelde verleden
en bewustwording te stimuleren over de geschiedenis van personen van Afrikaanse afkomst
in onze samenleving, zorgen wij ervoor dat de lessen uit het verleden niet worden
vergeten en nog altijd relevant zijn voor de wijze waarop wij heden ten dage in diversiteit
samenleven. Op deze wijze kunnen wij een pijnlijk verleden omzetten in iets wat ons
als samenleving verbindt in plaats van verdeelt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties