Brief regering : Programma BES(t) 4 kids: goede en betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland
31 322 Kinderopvang
Nr. 397 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, DE MINISTER VOOR
BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2019
Kinderen in Caribisch Nederland hebben recht op dezelfde kansen om zich optimaal te
kunnen ontwikkelen als kinderen in Europees Nederland en ouders moeten net als in
Europees Nederland gebruik kunnen maken van kinderopvang. Tegen deze achtergrond hebben
de Openbare Lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba samen met de departementen van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken (BZK) de ambitie uitgesproken om te komen
tot een stelsel voor kwalitatief goede, veilige en betaalbare kinderopvang en buitenschoolse
voorzieningen1 in Caribisch Nederland. Begin 2019 hebben wij hiertoe met de openbare lichamen bestuurlijke
afspraken gemaakt.
De openbare lichamen en de rijksoverheid hebben besloten om daarvoor het programma
«BES(t) 4 kids» in te richten. De gekozen aanpak is in lijn met de motie van het lid
Diertens c.s. om zo snel mogelijk, in samenwerking met de lokale organisaties, de
kwaliteit van de kinderopvang in Caribisch Nederland te versterken en de kinderopvang
breed beschikbaar te maken.2
Op de eilanden zullen de openbare lichamen, de kinderopvangorganisaties, scholen en
de andere partners in de jeugdketen stappen zetten om voldoende en kwalitatief goede
opvang aan te bieden. Omdat het merendeel van de kinderen leeft in omstandigheden
waarbij het risico op een ontwikkel- en onderwijsachterstand realistisch is, is het
uitganspunt dat alle kinderen gebruik kunnen maken van deze voorzieningen. Financiële
toegankelijkheid is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Het kabinet stelt hiervoor
vanaf 2020 structureel 9,8 miljoen euro beschikbaar. Andere belangrijke elementen
van dit programma zijn het vaststellen van eisen aan de kwaliteit van de voorzieningen,
het inrichten van toezicht op de voorzieningen en het verhogen van het gemiddelde
opleidingsniveau van medewerkers. Vanuit het Rijk worden in overleg met de eilanden
de kaders voor kwaliteit, toezicht en financiering in wet- en regelgeving vastgelegd.
Hierbij wordt door de departementen van SZW, OCW, VWS en BZK nauw samengewerkt.
Het programma BES(t) 4 kids moet gezien worden in de brede aanpak van het kabinet
om bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland over de volle breedte te
verbeteren. In het regeerakkoord is aangegeven dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid
heeft voor de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Prioriteit hierbij is
om het economisch perspectief op de eilanden te verbeteren, onder meer door versterking
van de sociale en fysieke infrastructuur en het terugdringen van armoede. Daarom zijn
in juni 2018 in de kabinetsreactie ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland maatregelen
aangekondigd die de komende jaren worden genomen om de leefomstandigheden in Caribisch
Nederland verder te verbeteren. Ook zijn in het Bestuursakkoord met Bonaire over het
programma BES(t) 4 kids afspraken opgenomen.
Rond de zomer zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van de in de eerdergenoemde
kabinetsreactie aangekondigde maatregelen. Conform de motie Van der Graaf c.s.3 zal ik daarbij ook ingaan op de stappen die gezet moeten worden om een norm voor
het sociaal minimum vast te kunnen stellen. Hierbij wordt bezien of het mogelijk is
om een ijkpunt voor het sociaal minimum te kiezen als referentiepunt voor gerichte
maatregelen de komende jaren.
Met deze brief willen we uw Kamer nader informeren over het programma «BES(t) 4 kids»
en de hoofdlijnen van het beoogde stelsel.
Hieronder komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod: de huidige situatie
van de kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland; de hoofdlijnen
van het programma waaronder: de integrale benadering, het vergunningstelsel, kwaliteit,
arbeidsvoorwaarden, huisvesting, toezicht, kinderen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte
en financiële toegankelijkheid. Tot slot wordt ingegaan op de problematiek en aanpak
voor kinderen van dertien tot en met achttien jaar, de samenhang met ander beleid
en de vervolgstappen.
1. Huidige situatie van de kinderopvang en de buitenschoolse voorzieningen
Sinds de staatkundige transitie van 10 oktober 2010 is de verantwoordelijkheid voor
kinderopvang in Caribisch Nederland belegd bij de openbare lichamen. De Europees Nederlandse
wet- en regelgeving voor de kinderopvang en het onderwijsachterstandenbeleid is niet
van toepassing in Caribisch Nederland. Dit heeft onder meer tot gevolg dat ouders
in Caribisch Nederland geen kinderopvangtoeslag ontvangen en er geen specifieke middelen
beschikbaar zijn voor de aanpak van onderwijsachterstanden. Scholen zijn er wel op
gericht om onderwijsachterstanden aan te pakken.
Om een goed beeld te krijgen van de huidige situatie van de kinderopvang en buitenschoolse
voorzieningen in Caribisch Nederland is onder meer een nulmeting uitgevoerd.4 Deze nulmeting sturen we u toe als bijlage bij deze brief5.
De eilanden hebben de afgelopen jaren stappen gezet, zo zijn er beleidsplannen opgesteld
en subsidies aan kinderopvangorganisaties verstrekt. Het maakt ook duidelijk dat er
nog veel te doen is.
1.1 Diversiteit in de organisatie van de kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen
Niet alleen de schaalgrootte maar ook de wijze van organisatie in de kinderopvang
en buitenschoolse voorzieningen wijkt af van de Europees Nederlandse situatie en verschilt
bovendien aanzienlijk per eiland.
Daarbij hebben op alle eilanden organisaties te maken met ruimtegebrek. De ruimtes
zijn vaak niet toereikend en pedagogisch niet verantwoord om kinderen goed op te vangen.
Bonaire
Op Bonaire wonen zo’n 1.700 kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar en zijn veertig
organisaties die dagopvang, buitenschoolse opvang en naschoolse activiteiten aanbieden.
De organisaties verschillen sterk in grootte, variërend van een kleine organisatie
aan huis tot grotere organisaties in samenwerking met het primair onderwijs.
Een beperkt aantal kinderopvangorganisaties en organisaties voor buitenschoolse opvang
op Bonaire is onderdeel van de ontwikkeling van integrale kindcentra (IKC). Deze organisaties
werken samen met scholen voor primair onderwijs en maken in een deel van de gevallen
gebruik van de schoolgebouwen.
Verder is op Bonaire een aantal private organisaties (veelal stichtingen) actief.
Enkele kinderopvangorganisaties en organisaties voor buitenschoolse opvang worden
deels door het openbaar lichaam gesubsidieerd. Deze subsidie bestaat voor een aantal
organisaties uit een lumpsum vergoeding en daarnaast uit het verstrekken van kindplaatssubsidies,
waarmee de kosten voor een beperkte groep ouders worden vergoed.
St. Eustatius
Op St. Eustatius wonen ongeveer 480 kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar en zijn
er vijf organisaties die kinderopvang, buitenschoolse opvang en/of naschoolse activiteiten
aanbieden.
Het openbaar lichaam van St. Eustatius verstrekt een subsidie aan één dagopvangorganisatie
om de personele lasten te kunnen dekken. De overige kosten komen voor een belangrijk
deel voor rekening van de ouder. De buitenschoolse opvang wordt gecombineerd met het
organiseren van naschoolse activiteiten.
Saba
Op Saba wonen ruim 230 kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar en zijn er vier organisaties
voor kinderopvang, buitenschoolse opvang en/of naschoolse activiteiten.
De dagopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar is op Saba onderdeel van de taken van
het openbaar lichaam. Het personeel is in dienst van het openbaar lichaam. De financiering
is dan ook volledig in handen van het openbaar lichaam. De organisatie voor de buitenschoolse
opvang ontvangt een in verhouding beperkte subsidie van het openbaar lichaam. Andere
organisaties bieden buitenschoolse activiteiten.
Voor alle drie de eilanden geldt dat het gebruik van kinderopvang relatief groot is.
Ruim 60% van de kinderen maakt gebruik van opvang. Het gebruik van dagopvang (0–4 jaar)
is groter dan het gebruik van buitenschoolse opvang.
Naast de buitenschoolse opvang zijn op de eilanden organisaties die naschoolse activiteiten
aanbieden. Het Ministerie van VWS heeft tot 2018 subsidies aan deze organisaties verstrekt.
Op alle drie de eilanden zijn dergelijke organisaties actief voor kinderen tot ongeveer
15 jaar.
1.2 Merendeel kinderen risico op onderwijsachterstanden
Uit de nulmeting en eerder onderzoek blijkt dat veel kinderen in Caribisch Nederland
zich in een sociaaleconomisch ongunstige situatie bevinden. In de praktijk betekent
dit dat veel ouders (vaak beiden) genoodzaakt zijn meerdere banen te hebben en dan
nog komt men vaak niet rond. Dit speelt uiteraard ook voor eenoudergezinnen. Daardoor
is er aan de ene kant minder aandacht voor, en minder begeleiding van, de kinderen.
Aan de andere kant resulteert deze financiële druk in een situatie die in veel gevallen
nadelig is voor de ontwikkeling van kinderen.
In Europees Nederland ontvangen scholen en gemeenten middelen voor het voorkomen en
bestrijden van onderwijsachterstanden. Deze middelen worden verdeeld op basis van
een CBS-indicator, waarbij gekeken wordt naar het opleidingsniveau van ouders, de
verblijfsduur in Europees Nederland, het land van herkomst en of ouders in de schuldhulpverlening
zitten. Een dergelijke indicator kan op Caribisch Nederland niet gebruikt worden vanwege
het ontbreken van data, maar kijkend naar het (gemiddelde) opleidingsniveau en de
armoedeproblematiek, mag worden aangenomen dat het merendeel van de kinderen een hogere
kans heeft op een (onderwijs)achterstand. Scholen signaleren dit ook.
1.3 Hoge kosten kinderopvang en niet voor iedereen (financieel) toegankelijk
Net als in Europees Nederland dienen werkende ouders in Caribisch Nederland gebruik
te kunnen maken van kinderopvang. Op dit moment zijn de kosten van kinderopvang op
de eilanden, gerelateerd aan het besteedbare inkomen, hoog. De gemiddelde kosten voor
de dagopvang bedragen zo’n $ 400 per maand (bij vijf dagen per week) en voor de buitenschoolse
opvang zo’n $ 250 per maand (bij vijf dagen per week). De daadwerkelijke prijs die
ouders betalen varieert omdat (een deel van) de kosten soms door het openbaar lichaam
wordt gedragen.
Dat de kinderopvang als duur wordt ervaren, wordt bevestigd in de nulmeting. Een deel
van de bevraagde ouders die geen gebruik maken van opvang heeft aangegeven dat de
hoge kosten voor de kinderopvang reden zijn om er geen gebruik van te maken. Een andere
reden om geen gebruik te maken van kinderopvang is dat ouders hun kinderen liever
thuis opvangen6.
Hiervoor werd al opgemerkt dat veel ouders meerdere banen hebben om in hun levensonderhoud
te kunnen voorzien. Voor hen is goede en toegankelijke kinderopvang cruciaal.
1.4 Kinderen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte
Alle drie de eilanden hebben een onderwijszorgstelsel waarin leerlingen in het basis-
en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs die het nodig hebben, zoveel
mogelijk extra ondersteuning krijgen. In de huidige situatie is dit voor de kinderopvang
nog onvoldoende geregeld. Het is ook niet altijd duidelijk waar kinderopvangorganisaties
terecht kunnen voor ondersteuning. Met name het bieden van specialistische extra ondersteuning
aan kinderen blijkt een complex vraagstuk voor kinderdagopvangorganisaties. Op alle
drie de eilanden hebben de organisaties voorts aangegeven dat meer kennis gewenst
is over het signaleren van ontwikkelingsachterstanden, probleemgedrag en andere specifieke
ondersteuningsbehoeften.
1.5 Samenvattend:
Bovenstaande beschrijving van de huidige situatie in Caribisch Nederland laat zien
dat er grote verschillen zijn met de situatie in Europees Nederland. De problematiek
van armoede en achterstanden op het terrein van ontwikkelen en leren is evident. Dit
in combinatie met een stelsel van kinderopvang dat relatief duur is en niet toereikend
als het gaat om ruimte en kwaliteit, maakt dat verbetering nodig is. De samenhang
van de problematiek en de omvang ervan, gecombineerd met de kleinschaligheid, maken
een integrale aanpak niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk.
Tegen de hierboven beschreven achtergrond hebben de openbare lichamen en de rijksoverheid
als ambitie uitgesproken om voor alle kinderen in Caribisch Nederland kwalitatief
goede, veilige en betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen aan te bieden.
Daarbij is afgesproken de beoogde kwaliteitsverbetering vorm te geven door uit te
gaan van de situatie in Caribisch Nederland en van daaruit invulling te geven aan
de ambities.
2. Hoofdlijnen programma BES(t) 4 kids
In het programma BES(t) 4 kids staat het volgende in de periode van 2019–2022 centraal:
• Inrichting van een integraal stelsel voor kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen
op basis van een stelsel van vergunningverlening door de openbare lichamen;
• Versterking van de kwaliteit door uitvoering van plannen voor kwaliteitsverbetering
en het opnemen van kwaliteitseisen in wet- en regelgeving;
• Verbetering van de huisvesting van de voorzieningen voor kinderopvang en buitenschoolse
opvang;
• Inrichting van toezicht op basis van een gemeenschappelijk toezichtskader en vastgelegde
kwaliteitseisen;
• Inrichting van een integrale ondersteuningsstructuur voor kinderen met een specifieke
behoefte aan ondersteuning of zorg;
• Verbetering van de (financiële) toegankelijkheid en inrichting van structurele directe
financiering van de voorzieningen vanuit het Rijk.
Hiermee wordt de basis voor het beoogde stelsel gelegd. Hieronder gaan we daar op
onderdelen nader op in.
2.1 Integrale benadering
Gelet op de situatie op de eilanden en de noodzaak en wenselijkheid om al in een vroeg
stadium kinderen in hun ontwikkeling te stimuleren is gekozen voor een integrale benadering
voor zowel kinderopvang als buitenschoolse voorzieningen. Uitgangspunt is dat er op
de eilanden voor alle kinderen een doorlopende ontwikkel- en leerlijn is die start
vanuit de kinder- en buitenschoolse opvang en naar het primair en mogelijk voortgezet
onderwijs wordt doorgetrokken. Daarbij staat het kind centraal.
Dat betekent dat kinderopvangorganisaties, scholen, ouders en instellingen in de jeugdketen
waaronder de centra voor jeugd en gezin samen zullen moeten werken om die lijn te
borgen. Organisaties zullen ervoor moeten zorgen dat de overgang van kinderopvang
naar school en van school naar de buitenschoolse opvang door middel van een goed gedocumenteerde
en warme overdracht voor de kinderen en ouders goed verloopt.
2.2 Divers georganiseerd aanbod gebaseerd op een vergunningstelsel
De kinderopvang is op de eilanden verschillend georganiseerd en in het stelsel is
ruimte voor zowel publieke als private voorzieningen. Uitgangspunt voor de nieuwe
situatie is dat de kinder- en buitenschoolse opvangorganisaties en de organisaties
die activiteiten voor de kinderopvang aanbieden voldoen aan regelgeving (vastgelegd
in wetgeving en de lokale verordening) en de daarin opgenomen eisen voor veiligheid,
hygiëne en kwaliteit.
De basis van dit nieuwe stelsel zal komen te liggen in wetgeving specifiek geldend
voor Caribisch Nederland en de daarop gebaseerde eilandelijke verordeningen. De verordening
wordt door het openbaar lichaam vastgesteld; dat laat ruimte voor lokaal maatwerk.
De wet- en regelgeving schrijft straks voor dat kinder- en buitenschoolse opvangorganisaties
een vergunning moeten aanvragen om kinder- dan wel buitenschoolse opvang te mogen
aanbieden. De vergunningverlening vindt door het openbaar lichaam plaats.
2.3 Investeren in kwaliteit
Voor het realiseren van een goed pedagogisch klimaat in de kinderopvang en buitenschoolse
voorzieningen is het belangrijk dat de medewerkers zodanig zijn opgeleid dat zij in
staat zijn goed voor de kinderen te zorgen, signalen van verwaarlozing of kindermishandeling
te onderkennen en aandacht te besteden aan de (taal)ontwikkeling.
Voor een groot deel van de medewerkers in de kinderopvang geldt dat zij nu zijn opgeleid
op mbo2-niveau of lager7. Veel medewerkers zijn momenteel getraind in het werken met High Scope (ook bekend
als Kaleidoscoop), een programma voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Om een doorlopende
ontwikkel- en leerlijn voor kinderen te realiseren is een hoger gemiddeld opleidingsniveau
nodig. In 2019 wordt daarom gestart met het extra opleiden van de medewerkers. Ook
zal in alle voorzieningen de ontwikkeling van kinderen worden gestimuleerd door gebruik
te maken van een VVE-programma, zoals bijvoorbeeld het gebruikte programma High Scope.
Daarnaast is van belang te werken aan continue verdere professionalisering. Een punt
van aandacht hierbij is dat de ontwikkeling van kinderen op dit moment nog weinig
gestructureerd wordt gevolgd. Ook waar dit wel gebeurt is de overdracht van die informatie
van en naar scholen niet altijd op orde.
2.4 Betere arbeidsvoorwaarden
Een medewerker in de kinderopvang verdient nu vaak minder dan een onderwijsassistent
of medewerker in de zorg of detailhandel. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat medewerkers
in de kinderopvang soms meerdere banen nodig hebben om rond te kunnen komen.
Goede arbeidsvoorwaarden zijn een randvoorwaarde om de beoogde kwaliteits- en professionaliseringslag
binnen de kinderopvang te realiseren. Een passend salaris is daarvoor een vereiste.
Er is geen CAO voor personeel in de kinderopvang en met uitzondering van de kinderopvang
op Saba bouwen de medewerkers geen pensioen op. Binnen het programma BES(t) 4 kids
zullen we in samenwerking met de openbare lichamen en de verantwoordelijke organisaties
bekijken hoe een verbetering van de arbeidsvoorwaarden het beste kan worden bereikt.
2.5 Huisvesting
Een veilige en stimulerende omgeving stelt eisen aan de huisvesting van de kinderopvang.
Een eerste inventarisatie laat zien dat de kwaliteit van de huisvesting wisselend
is. Het komt (nogal eens) voor dat het aantal kinderen te groot is voor de betreffende
locatie en er sprake is van achterstallig onderhoud. De verwachting is dat een aantal
locaties zal moeten worden aangepast om aan de eisen van de verordening te voldoen
en voor een vergunning in aanmerking te komen. Om de verwachte groei van de kinderopvang
te kunnen opvangen, zal ook in extra huisvesting moeten worden geïnvesteerd. Dat is
in eerste aanleg een verantwoordelijkheid van de organisaties zelf. De vraag is of
deze organisaties dat kunnen financieren. In samenspraak met de openbare lichamen
zal worden nagegaan of er mogelijkheden zijn om de organisaties hierbij te ondersteunen.
2.6 Toezicht
De definitieve uitwerking van het toezicht zal (op hoofdlijnen) vastgelegd worden in de nog te ontwikkelen wet- en regelgeving. Bij de uitwerking
zal ook worden bepaald wie het toezicht gaat uitvoeren en bij wie de handhaving ligt.
Het toezichtstelsel ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: alle drie de eilanden hebben
een lokale verordening waarin de minimale kwaliteitseisen en de voorwaarden voor financiering
zijn opgenomen. Er is eerstelijns toezicht op de naleving van de verordening.
Bij het toezicht wordt zowel in de fase van opbouw en ontwikkeling als in de structurele
situatie uitgegaan van één gemeenschappelijk toezichtskader, met samenwerking tussen
de eilanden waarbij onafhankelijkheid van het toezicht wordt geborgd. Een ander uitgangspunt
is dat de Inspectie van het Onderwijs in het toezicht betrokken zal worden, onder
meer vanwege hun expertise met onderwijs op de eilanden en het interbestuurlijk toezicht
op de Kinderopvang en voorschoolse educatie en kwaliteitstoezicht voorschoolse educatie
in Europees Nederland. Daarnaast zal ook expertise benut worden van GGD Haaglanden.
Een derde uitgangspunt is het belang van betrokkenheid van ouders.
Voorop staat dat er een veilige omgeving is waarin tevens de ontwikkeling van het
kind wordt gestimuleerd. Kinderopvang als vorm van betaalde dienstverlening moet altijd
aan dat uitgangspunt voldoen. Dat geldt ook voor het gastouderschap. Als gastouderopvang
in de vorm van betaalde dienstverlening op een eiland wordt toegestaan, dan betekent
dat, dat de gastouders en de omgeving waar wordt opgevangen aan bepaalde kwaliteitseisen
moeten voldoen. Daarop zal dan ook toezicht van toepassing zijn.
2.7 Kinderen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte
Om kinderen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte optimaal te kunnen ondersteunen
en te zorgen voor een doorlopende ontwikkel- en leerlijn is een adequaat aanbod van
kinderopvang, onderwijs en zorg nodig. Daarbij is afstemming tussen de verschillende
ketenpartners noodzakelijk. Vooral nauwe samenwerking tussen de kinderopvangorganisaties,
scholen en jeugdhulp- en jeugdzorgorganisaties, en afstemming van hun aanpak, is nodig.
De uitgangspunten bij het verder uitwerken en vormgeven van deze samenwerking zullen
zijn: i. het kind centraal, ii. zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande organisaties
op de eilanden en iii. leren van ervaringen onderwijszorg.
2.8 Financiële toegankelijkheid
Het is belangrijk dat ouders gebruik kunnen maken van een goed functionerend stelsel
van kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen. Dat wil zeggen dat er voldoende
kwalitatief goede kinderopvang beschikbaar is en dat de voorzieningen voor ouders
ook betaalbaar zijn.
Hiervoor werd al opgemerkt dat de gemiddelde kosten (voor vijfdaagse opvang) op maandbasis
$ 400 voor de kinderopvang en $ 250 voor de buitenschoolse opvang zijn en dat de daadwerkelijke
prijs die ouders betalen varieert omdat (een deel van) de kosten soms door het openbaar
lichaam worden gedragen8.
Het is tegen die achtergrond het voornemen van het kabinet om financiële toegankelijkheid
van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren.
Dit betekent dat de kinder- en buitenschoolse opvang voor een aanzienlijk deel vanuit
de overheid zal worden gefinancierd. Zowel Rijk als openbare lichamen zullen daaraan
een bijdrage leveren. Ook van ouders wordt een eigen bijdrage verwacht. Omdat betrouwbare
en accurate informatie over huishoudinkomens vaak ontbreekt, zal nader onderzoek worden
gedaan naar de mogelijkheden waarop de eigen bijdrage van ouders kan worden geïnd
en hoe tegelijkertijd rekening gehouden kan worden met de verschillen in financiële
draagkracht van ouders.
Uitvoering van de regeling
Ten aanzien van de financiering geldt dat een uniforme en eenvoudige uitvoering wordt
voorgestaan. De financiering zal in tegenstelling tot in Europees Nederland niet via
de ouders verlopen, maar rechtstreeks met de kinder- en buitenschoolse opvangorganisaties
plaatsvinden. De uitvoering van de financiering van de organisaties zal voor de eilanden
gelijk zijn. Op korte termijn zal een uitvoerder voor de financiering van de kinder-
en buitenschoolse opvang in Caribisch Nederland worden gezocht. In samenspraak met
de openbare lichamen en de uitvoerder zal vervolgens de wijze van financiering nader
worden uitgewerkt.
Naast het financieel toegankelijk maken van de kinderopvang en buitenschoolse opvang
zijn, zoals hiervoor aangegeven, voor duurzame versterking van de opvang extra investeringen
nodig. Dat betekent dat de kosten voor de opvang zullen stijgen. Ook hiermee zal,
binnen de budgettaire kaders, bij de verdere uitwerking van de wijze van financiering
rekening worden gehouden.
Het realiseren van de gemeenschappelijke ambitie zal gefaseerd ter hand worden genomen.
In afwachting van de wettelijke regeling zal er een tijdelijke financieringsregeling
binnen het kader van de Wet FIN BES worden opgezet. Hiermee kunnen in de jaren 2020
en 2021 concrete stappen worden gezet zodat vanaf 2022 overgegaan kan worden op een
structurele financieringsregeling.
3. Opvang, ondersteuning en zorg voor 13 tot en met 18-jarigen
Kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen richten zich primair op kinderen in de
leeftijd van 0 tot en met 12 jaar. In Caribisch Nederland is het aanbod van een aantal
buitenschoolse voorzieningen ook gericht op kinderen in de leeftijd van 13 tot en
met 15 of 18 jaar en worden naschoolse activiteiten georganiseerd voor jongeren tot
en met 18 jaar. Om beter zicht te krijgen op de uitdagingen die jongeren uit deze
doelgroep ervaren en welke behoeftes zij hebben, is in de nulmeting ook specifiek
gekeken naar de doelgroep 13 tot en met 18 jaar.
De eerste reactie op de vraag waar jongeren vooral tegen aanlopen op de eilanden is
«verveling». Door de kleinschaligheid is er weinig variatie en stabiliteit in de naschoolse
activiteiten voor jongeren. Daarbij missen ze een plek om in hun vrije tijd bij elkaar
te kunnen komen, vaak vinden de jongeren de plekken die er zijn ongeschikt. Het beeld
bestaat dat de verveling eraan bijdraagt dat jongeren eerder in aanraking komen met
criminaliteit. Daarentegen wordt in vergelijking met Europees Nederland minder gerookt
en minder overmatig gedronken door de jongeren. Wel worden tienerzwangerschappen herkend
als probleem op alle drie de eilanden. Tot slot heeft een grote groep jongeren aangegeven
hun toekomstperspectief als uitzichtloos te ervaren. Armoede maakt het lastig om van
het eiland af te gaan. Jongeren die goed kunnen leren gaan van het eiland om te studeren.
Achterblijven op het eiland wordt door de jongeren gezien als een mislukking. Zij
hebben, mede door een beperkt lokaal opleidingsaanbod voor vervolgonderwijs, het idee
geen kansen te hebben.
De problematiek van de jongeren van 13 tot en met 18 jaar overziend is ook voor jongeren
en jongvolwassenen (adolescenten) een integrale aanpak gewenst. Het Rijk beziet in
overleg met de openbare lichamen de inhoud en opzet van deze aanpak. Hierbij wordt
ook gekeken op welke wijze deze aanpak aansluit op of (deels) onderdeel van het programma
BES(t) 4 kids kan zijn.
4. Samenhang met ander beleid
Organisaties die naschoolse activiteiten aanbieden, werden tot en met 2018 gesubsidieerd
door het Ministerie van VWS. Met ingang van 2019 zijn deze middelen, ongeveer 1 miljoen
euro, overgeheveld naar de openbare lichamen en onder de sturing van het programma
BES(t) 4 kids gebracht. In 2019 zullen de openbare lichamen met de organisaties spreken
over hun rol in het programma, de uitvoering van de plannen BES(t) 4 kids en de wijze
waarop dit wordt gefinancierd.
Een deel van de kinderrechtenmiddelen (2015–2018) die vanuit de begroting van het
Ministerie van BZK beschikbaar zijn gesteld voor het verbeteren van de positie van
kinderen in Caribisch Nederland zijn aangewend voor de kinderopvang en buitenschoolse
opvang; op Bonaire is een deel gebruikt voor het invoeren van het brede school of
IKC concept met de nadruk op naschoolse activiteiten op school en het versterken van
de kinderopvang. Op Saba is het deels gebruikt voor versterking van de dagopvang en
van de buitenschoolse opvang. Op Sint Eustatius wordt het jongerenhuis opgeknapt zodat
hier naschoolse activiteiten kunnen plaatsvinden. Het vervolg op deze activiteiten
zal plaatsvinden in het kader van BES(t) 4 kids.
Om kinderen die opgroeien in armoede meer kansen te geven om mee te doen is vanuit
het Ministerie van SZW jaarlijks 1 miljoen euro beschikbaar voor kinderen in Caribisch
Nederland. De middelen komen vanaf 2017 via de Subsidieregeling kansen voor alle kinderen
2017 direct in natura bij kinderen terecht van ouders met een laag inkomen en uit
gezinnen met een laag besteedbaar inkomen, bijvoorbeeld door schulden. Een aanzienlijk
deel van de middelen wordt besteed aan het aanbieden van gezond eten of naschoolse
activiteiten voor kinderen waarvan de ouders dat niet zelf kunnen betalen. Dit zal
vanaf 2020 in het programma BES(t) 4 kids worden opgenomen. Door het aanbieden van
naschoolse activiteiten en maaltijden via het programma BES(t) 4 kids, kunnen verstrekkingen
die nu worden gefinancierd vanuit de Subsidieregeling kansen voor alle kinderen op
structurele en integrale wijze worden gefinancierd en georganiseerd. Daarmee blijven
de financiële middelen structureel beschikbaar voor kinderen die in Caribisch Nederland
opgroeien. De staatsecretaris van SZW heeft u hierover in haar brief van 21 november
2018 geïnformeerd.9
De onderwijsinstellingen en Expertisecentra Onderwijszorg in Caribisch Nederland,
de drie openbare lichamen en het Ministerie van OCW werken gezamenlijk aan verbetering
van de kwaliteit van het onderwijs. Dit gebeurt sinds 2011 aan de hand van de eerste
Onderwijsagenda 2011–2016, die een gevolg heeft gekregen met de tweede Onderwijsagenda 2017–2020.10 Daarin liggen de gezamenlijke afspraken vast voor het verbeteren van het onderwijs.
Door de verschillende partijen wordt er hard gewerkt aan en is er fors geïnvesteerd
in de prioriteiten uit de Onderwijsagenda’s. Hierbij gaat het om zaken als bekostiging,
professionalisering van schoolteam en bestuur, huisvesting, volgen van de leerling,
onderwijsondersteuning, arbeidsvoorwaarden en leerplicht. Het onderwijsveld in Caribisch
Nederland signaleert dat het voor het goed volbrengen van hun taken ook nodig is dat
kinderen voordat zij naar school gaan reeds een zo optimaal mogelijke ontwikkeling
meekrijgen. Ook zij benadrukken het belang van goede kinderopvang waarin aandacht
wordt besteed aan voorschoolse educatie.
De Staatssecretaris van VWS heeft in mei 2019 met de openbare lichamen een sport-
en preventieakkoord gesloten. In het kader van dit akkoord wordt de aanpak Jongeren
op Gezond Gewicht (JOGG) versterkt en wordt sporten en bewegen van kinderen verder
gestimuleerd. De plannen en uitvoering van het sport- en preventieakkoord en programma
BES(t) 4 Kids worden zoveel mogelijk in samenhang georganiseerd.
5. Vervolgstappen
In het afgelopen jaar is de basis gelegd om door middel van het programma BES(t) 4
kids dat loopt tot 2022 structureel te gaan zorgen voor goede en betaalbare kinderopvang
en buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland.
In het jaar 2019 wordt op alle bovengenoemde onderdelen een start gemaakt met de implementatie
en wordt de aanpak voor de volgende jaren verder uitgewerkt. In 2019 wordt gestart
met de invoering en implementatie van de (aangescherpte) kwaliteitseisen, het verhogen
van het gemiddelde opleidingsniveau van de medewerkers en worden middelen ter beschikking
gesteld om kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen toegankelijker te maken. Ook
worden de eerste stappen in het wetgevingsproces gezet. Beoogde indiening van een
wetsvoorstel bij uw Kamer is in 2020. Tot slot zal in 2019 de monitoring van de resultaten
van het programma worden uitgewerkt. Hierin wordt onder andere de verbetering van
de toegankelijkheid voor verschillende groepen meegenomen.
We zijn ons bewust van de mogelijke spanning tussen het tegelijkertijd verhogen van
zowel de kwaliteit als de capaciteit. Dit onderstreept het belang van een goede coördinatie
van het programma. Voor de dagelijkse coördinatie en bewaking van de uitvoering van
het programma is door de Staatssecretaris van SZW een programmamanager aangesteld,
die wordt aangestuurd door een stuurgroep waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn.
De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de implementatie van de gemaakte afspraken
op eilandelijk niveau. De rijksoverheid biedt de openbare lichamen hierbij ondersteuning
met financiële middelen en expertise. Daarnaast wordt door het Rijk gezorgd voor de
verankering van het stelsel in wet- en regelgeving op landelijk niveau.
Het is van groot belang om kinderen in Caribisch Nederland optimale kansen te bieden
zich te ontwikkelen en ouders in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van
kinderopvang. Met het programma BES(t) 4 kids zetten we de stappen die hiervoor nodig
zijn en doen we dat in nauwe samenwerking met alle partijen. Dit wordt door alle betrokkenen
sterk gewaardeerd en we zien ernaar uit dat verder voort te zetten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media