Brief regering : Monitor invoering Omgevingswet
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 119
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2019
In het interbestuurlijk programma Aan de Slag met de Omgevingswet werken gemeenten,
provincies, waterschappen en Rijk samen aan de implementatie van de Omgevingswet.
In afstemming met de bestuurlijke partners informeer ik u ieder half jaar over de
voortgang waarvoor, mede op verzoek van uw Kamer, tweemaal per jaar een monitor wordt
uitgevoerd1.
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de monitor die eind 2018 is uitgevoerd
en over de conclusies die ik, in samenspraak met de bestuurlijke partners, daaruit
heb getrokken en de acties die wij gezamenlijk op grond daarvan ondernemen. Op verzoek
van de Eerste Kamer2 is extra aandacht besteed aan de Omgevingsdiensten. Daarnaast informeer ik u over
de voortgang van de ontwikkeling van de Landelijke Voorziening van het Digitaal Stelsel
Omgevingswet (DSO-LV).
Kenmerkend voor de transitie in het omgevingsrecht is dat er sprake is van een gefaseerde
verandering. Alle partijen werken richting de beoogde datum van inwerkingtreding van
de Omgevingswet (1 januari 2021), maar het voltooien van de transitie loopt daarna
nog lange tijd door.
Evenwel is helder dat een aantal zaken afgerond moet zijn op de datum van inwerkingtreding
om klaar voor de start te kunnen zijn. Uit de monitor blijkt dat, nu die datum steeds dichterbij komt, er
behoefte is aan duidelijkheid over wat nu echt gereed moet zijn bij de overheden en
wat ze daar voor nodig hebben.
Een nieuwe wet, met eenvoudiger en beter instrumentarium
De Omgevingswet bundelt de inhoud van 26 bestaande wetten met betrekking tot de fysieke
leefomgeving en stroomlijnt deze. Er zijn hierdoor minder regels die bovendien overzichtelijker
worden. Er komt meer ruimte voor initiatieven, meer ruimte voor maatwerk en snellere
en betere besluitvorming.
De uitvoering van de regelgeving in het fysieke domein ligt ook nu bij gemeenten,
provincies, waterschappen en Rijk. De impact op de uitvoering is daarmee anders van
karakter dan bij de opgaven die vloeiden uit decentraliseringen in andere domeinen
de afgelopen jaren. Want hoewel de Omgevingswet een nieuwe wet is, heeft deze maar
beperkt impact op de bevoegdheidsverdeling tussen de overheidslagen. Van een grote
decentralisatie is dan ook geen sprake.
Het werken met de Omgevingswet zorgt er wel voor dat een aantal processen op een andere
manier zal gaan verlopen. Er komt meer ruimte voor particuliere ideeën en er is meer
ruimte voor lokale afweging. Overheden zullen gaan werken vanuit een meer samenhangende
benadering van de fysieke leefomgeving en zullen daarbij meer de samenwerking moeten
gaan zoeken. Zij moeten een omgevingsvisie vaststellen. Het nieuwe omgevingsplan is
breder van scope dan de huidige bestemmingsplannen. In bepaalde gevallen moeten processen
van vergunningverlening sneller worden afgerond.
Het veranderen van de manier waarop gewerkt wordt vraagt tijd en inspanning. Daarbij
is sprake van een meerjarige transitieperiode; niet alles kan en hoeft in één keer.
Het primaire proces staat daarbij voorop: bedrijven en burgers moeten vergunningen
kunnen blijven aanvragen, overheden moeten die kunnen blijven afdoen en het moet voor
iedereen duidelijk zijn wat er wanneer geldt. De overgang van het ene stelsel naar
het andere moet vloeiend gaan. Daarom bestaat voor veel van de vernieuwingen overgangsrecht:
op 1 januari 2021 moeten overheden in staat zijn vergunningaanvragen en meldingen
te ontvangen en deze te behandelen volgens de nieuwe wetgeving en procedures. Maar
pas per 2029 zal het nieuwe omgevingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied
verplicht worden. Zo kennen alle overheden een opgave die bij inwerkingtreding af
moet zijn en onderdelen die later gereed mogen zijn. Dat zorgt voor een zachte landing
en een geleidelijke overgang. De lessen die geleerd zijn uit eerdere transities worden
hiermee toegepast.
Organisaties boeken voortgang, maar zien dat er nog veel moet gebeuren
Alle overheidsorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het kiezen van een implementatiestrategie.
En ook voor het voorbereiden van hun eigen organisatie op wat de Omgevingswet vraagt
van hun manier van werken, digitale systemen en juridische instrumenten. De monitor
implementatie Omgevingswet peilt of overheden voldoende voortgang maken met de implementatie
van de wet om op tijd klaar te zijn voor de inwerkingtreding. Daarnaast peilt de monitor
welke ondersteuningsbehoefte er is bij de organisaties. Het interbestuurlijke programma
Aan de Slag met de Omgevingswet, waarin de vier overheden samenwerken aan de implementatie
van de Omgevingswet, en de koepelorganisaties van de vier overheden, spitsen het aanbod
daar dan op toe.
We zien in de monitor ook deze keer dat de voorbereidende activiteiten bij overheden
verder zijn gevorderd. We zien ook dat overheden steeds beter zicht krijgen op de
voorbereidingen die getroffen moeten worden. Ten opzichte van de vorige meting is
het percentage organisaties dat denkt met de huidige aanpak en inspanningen op tijd
klaar te zijn gedaald: van 75% in de eerste helft van 2018 naar 57% in de tweede helft
van dat jaar.
Hier sluit bij aan dat het percentage dat verwacht dat de organisatie meer moet doen
dan nu is gepland, is gestegen van 16 naar 31%. Ik neem waar dat het gevoel van urgentie
stijgt, wat twee jaar voor inwerkingtreding ook te verwachten is.
Het onderzoek laat ook zien dat meer organisaties een ambitieniveau hebben bepaald,
zodat zij meer focus kunnen aanbrengen in waarop zij zich met de invoering van de
Omgevingswet richten. Ambities zijn onder meer gericht op burgerparticipatie, duurzaamheid
of de woningbouwopgave. Ook de samenwerking in de regio wordt intensiever. Wat opvalt
is dat vooral provincies samenwerking zoeken met andere overheden (82%). Dit stijgt
ook bij waterschappen en rijksinstanties. 100% van de responderende waterschappen
is door een andere overheid benaderd voor samenwerking. Ook Omgevingsdiensten, Veiligheidsregio’s
en andere organisaties zoals Gemeentelijke Gezondheidsdiensten worden veel uitgenodigd
om samen te werken (89%, 82% en 100%). Door het overgrote deel van de overheden worden
hierbij pilots met andere overheden opgezet. Omdat het versterken van interbestuurlijke
samenwerking cruciaal is voor het slagen van de Omgevingswet, is het belangrijk dat
dit in de praktijk al zichtbaar wordt.
Inmiddels heeft 32% van de organisaties budget gereserveerd voor de implementatie
van het DSO. Daarnaast is een groot deel daar nu mee bezig of gaat dit binnenkort
doen. Het percentage dat het antwoord op deze vraag niet weet of daar nog geen plannen
voor heeft gemaakt, daalt van 30% tot 20%. Overheden kunnen in de plannen voor volgend
jaar, die zij deze zomer maken, nadrukkelijk rekening houden met investeringen in
2020.
Het percentage organisaties dat een plan heeft opgesteld voor de digitaliserings-opgave
is sterk gestegen. Bijna 60% van de organisaties die mee doen aan de monitor, is bezig
of klaar met dit plan. In het vorige onderzoek was dit nog 41%.
In de monitor is aan de project- en programmamanagers in het land gevraagd wat in
de huidige fase van de implementatie hun grootste uitdagingen en knelpunten zijn.
Dan zien we dat aansluiting op DSO het vaakst als uitdaging wordt genoemd, namelijk
door bijna 60% van de organisaties. 54% noemt de kosten voor invoering, de financiering
en het vrij maken van capaciteit. Ook meer dan de helft van de organisaties vindt
het betrokken krijgen en houden van medewerkers (53%) een aandachtspunt, evenals het
doorvoeren van een cultuuromslag binnen de organisatie (51%).
Omgevingsdiensten
Om een duidelijker beeld te krijgen van de mate waarin omgevingsdiensten zijn toegerust
voor het uitvoeren van taken op grond van de Omgevingswet (dit naar aanleiding van
een vraag van Eerste Kamerlid Verheijen3) is de monitor nogmaals uitgevoerd bij de omgevingsdiensten. Hierdoor is de oorspronkelijke
respons van 8 verhoogd naar 27 van de 29 omgevingsdiensten.
Uit het onderzoek blijkt dat omgevingsdiensten in toenemende mate samenwerken met
overheden in de regio. Tweederde is tevreden over de mate van samenwerking, 33% zou
nog meer willen samenwerken. Omgevingsdiensten zijn in toenemende mate betrokken bij
de ontwikkeling van kerninstrumenten van hun deelnemers (gemeenten en provincies),
85% van de omgevingsdiensten heeft de opdracht gekregen om met één of meer pilots
in gemeenten mee te doen en een even grote groep geeft advies bij plannen of visies.
Omgevingsdiensten zien de kosten voor invoering en de financiering van capaciteit
als grootste uitdaging. Gemiddeld hebben zij nog meer behoefte aan informatie over
wat wanneer gaat veranderen dan de andere organisaties.
Het hoeft (nog) niet af om er klaar voor te zijn
De hiervoor weergegeven signalen uit de praktijk zijn voor mij van groot belang. Ze
geven aan dat overheden zich actief voorbereiden op de komst van de Omgevingswet,
maar ook dat ze zich beter bewust zijn van de hoeveelheid werk die er in de komende
anderhalf jaar nog op ze afkomt. Een belangrijke stap die ik dit voorjaar daarom samen
met VNG, IPO en Unie van Waterschappen en de betrokken ministeries heb genomen, is
het concreet in beeld brengen wat er minimaal klaar moet zijn om de nieuwe wet op
1 januari 2021 in werking te kunnen laten treden. Reden hiervoor is dat overheden
aangeven het moeilijk te vinden om focus aan te brengen en het daardoor lastig vinden
om te bepalen wat ze in ieder geval moeten doen.
In de bijlage is opgenomen wat gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk op grond
van de nieuwe regelgeving klaar moeten hebben en wat ze moeten kunnen als de wet in
werking treedt op 1 januari 20214. Doel van deze lijst is uitdrukkelijk om houvast te bieden bij de vraag «wat moet
er tenminste af zijn, en waar moet ik beginnen». Hierbij moet worden opgemerkt dat
om daadwerkelijk niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de Omgevingswet
te gaan werken, deze invulling niet genoeg is. De bestuurlijke ambitie, die ook is
vastgelegd in het bestuursakkoord van juli 2015, gaat verder dan de minimale vereisten
vanuit de wet, vooral waar het de dienstverlening aan burgers betreft. Daarom hebben
de koepels ten behoeve van hun achterban ook op een rijtje gezet welke zaken wettelijk
gezien weliswaar niet tot de minimum vereisten behoren, maar wel noodzakelijk zijn
om de Omgevingswet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest toe te passen
en het dienstverleningsniveau van de overheid op zijn minst op hetzelfde niveau te
houden.
Deze informatie is met de achterbannen van de koepels gedeeld en is voor iedereen
een belangrijke leidraad bij de voorbereiding op de komst van de Omgevingswet. Tegelijkertijd
is van andere grote wetswijzigingen geleerd dat het belangrijk is om de lat aan het
begin niet te hoog te leggen, maar oog te hebben voor een passend groeipad. Een cultuuromslag
als bij deze nieuwe wet is beoogd, bereik je niet op een dag.
Ondersteuning bij de implementatie
De vraag om ondersteuning van overheden bij de implementatie wordt steeds concreter
en intensiever. Dat past ook bij de fase waarin we ons bevinden. In de beginfase was
vooral sprake van bewustwording. Inmiddels bevindt het programma zich in de fase van
verdieping. Langzamerhand gaat het programma over naar de fase van verankering. De
nieuwe regelgeving is vergaand uitgekristalliseerd en de landelijke voorziening van
het DSO komt aan het eind van het jaar beschikbaar om mee te testen. Dat betekent
dat de overheden nu zelf aan zet gaan komen om daadwerkelijk stappen te zetten: aansluiten
op de landelijke voorziening, werkprocessen inrichten om aan de nieuwe regelgeving
te kunnen voldoen, en in sommige gevallen actief aan de slag met de nieuwe decentrale
regelgeving. De koepels van de drie overheden, het Rijk en het interbestuurlijke programma
Aan de Slag bieden daarbij ondersteuning. Uitgangspunt hierbij is dat alle overheden
al dan niet met gebruikmaking van deze ondersteuning hun eigen verantwoordelijkheid
kunnen waarmaken.
In de monitor is gevraagd naar de ondersteuningsbehoefte van project- en programmamanagers.
Deze zijn spiegelbeeldig met de uitdagingen en knelpunten die uit het onderzoek naar
voren komen. Zo blijkt dat er vooral behoefte is aan ondersteuning bij de aansluiting
op DSO; 60% van de respondenten geeft dit aan. Naast de technische beschrijvingen
voor aansluiting die al via de website www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl beschikbaar waren, heeft het programma Aan de Slag mede in reactie hierop een migratieteam
geformeerd. Samen met de tactisch beheerder van het DSO, het Kadaster, ondersteunt
het migratieteam overheden actief bij de aansluiting.
Ook vanuit de ontwikkelpartners en koepels is ondersteuning beschikbaar met specifieke
kennis over onderdelen van het DSO. Het migratieteam begeleidt ook de overgang van
de huidige voorzieningen (via het Omgevingsloket Online, de Activiteitenbesluit Internet
Module en Ruimtelijkeplannen.nl) naar het nieuwe DSO. De VNG heeft recentelijk een
overzicht gepubliceerd van de specificaties waaraan de verschillende software voor
planvorming en vergunningverlening moeten voldoen om te kunnen aansluiten op het DSO.
Daarnaast voert de VNG een marktverkenning uit om na te gaan hoe ver leveranciers
zijn met de aanpassing van hun softwarepakketten. De provincies zijn een gezamenlijk
traject gestart met leveranciers om te oefenen met de 0.97-versie van de standaard
voor de Omgevingsverordening. Doel is om afspraken te maken over harmonisatie van
bijvoorbeeld annotaties, modelleerrichtlijnen en legenda’s.
Informeren, oefenen en leren
Bijna de helft van de organisaties heeft behoefte aan meer informatie over de exacte
betekenis van de nieuwe regels, wanneer ze nu precies ingaan en wat de gevolgen zijn.
Ook is ondersteuning gewenst bij het omzetten van beleid naar toepasbare regels die
via digitale systemen kunnen worden ontsloten. Deze behoeften zijn voor mijn bestuurlijke
partners en mij de leidraad bij het inrichten van het ondersteuningsaanbod.
VNG, IPO en Unie van Waterschappen ondersteunen zoals eerder aangegeven gemeenten,
provincies en waterschappen bij het implementeren van de Omgevingswet. Het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet dat voor betrokken rijkspartijen.
Zij verstrekken informatie aan hun achterban over wat zij moeten doen om aan te sluiten
op de landelijke voorziening van het DSO, en ontwikkelen gezamenlijke ondersteunende
producten. Naar aanleiding van de uitkomsten uit de monitor wordt deze inzet iedere
keer aangescherpt.
Door het implementatieprogramma Aan de Slag worden al langere tijd regionale bijeenkomsten
georganiseerd waarvoor veel belangstelling is. In de komende tijd wordt het aanbod
nog meer gedifferentieerd naar de verschillende doelgroepen binnen het veld, waardoor
nog gerichter kan worden geleerd.
Zo was er onlangs een Wetgevingsupdate voor programmamanagers en juristen. Vanuit
het DSO worden per kwartaal demonstraties georganiseerd voor de overheden en leveranciers.
Deze dagen worden inmiddels ook live uitgezonden via internet. Daarnaast komt binnenkort
een Train de Trainer programma beschikbaar door alle organisaties om een bijdrage
te leveren aan het vergroten van de kennis over de wet in organisaties.
In het najaar zijn twee grote bestuurdersbijeenkomsten gepland voor bestuurders respectievelijk
topambtenaren van de vier bestuurslagen. Doel daarvan is om vanuit verschillende verantwoordelijkheden
gezamenlijk vooruit te kijken naar de beoogde inwerkingtredingsdatum van de wet.
Online komt er vanuit het programma Aan de Slag een steeds groter aanbod van kennis
en informatie beschikbaar. Het youtube-kanaal van het programma biedt inmiddels tal
van uitleg en kennis video’s. In samenwerking met het AenO fonds, provincies, waterschappen
en gemeenten is een online leeromgeving uitgegeven van video registraties op het gebied
van anders samenwerken. (https://omooc.nl/moocs/anders-samenwerken-door-de-omgevingswet).
Steeds meer wordt ingezet op het oefenen in de praktijk. Op dit moment is een aantal
regio’s in de praktijk aan het oefenen met de nieuwe systemen in zogenoemde try-outs. Daar is veel belangstelling voor: er hebben zich 17 regio’s aangemeld om interbestuurlijk
onder begeleiding van het programma Aan de Slag samen te gaan oefenen met eigen vraagstukken.
De Try-out is voor de overheden een manier om vooraf procedures, beleid en ICT met
elkaar af te stemmen om zo te ervaren wat de nieuwe manier van werken daadwerkelijk
betekent. De leerresultaten van de try-outs worden beschikbaar gesteld aan de rest
van het land.
Door de waterschappen worden werkateliers voor leidinggevenden ingezet om het leren
van elkaar te faciliteren. De rol van leidinggevenden is cruciaal voor de implementatie
en het welslagen van de Omgevingswet. Voor projectleiders invoering Omgevingswet organiseren
de waterschappen de leerkring Omgevingswet, die gericht is op kennisdeling, kennisoverdracht
en intervisie.
Een ander voorbeeld van de ondersteuning van leerervaringen is het concept van de omgevingstafel dat wordt gefaciliteerd door de VNG. Dit is een vorm van vooroverleg die aansluit
bij de bedoeling van de Omgevingswet. In regio’s in het hele land oefenen gemeenten
en hun ketenpartners bij het maken van nieuwe afspraken over ketensamenwerking bij
vergunningverlening. De waterschappen hebben in samenwerking met Het Waterschapshuis
een game ontwikkeld. Deze kan intern binnen de waterschappen, maar ook samen met de
andere overheden in de regio worden gebruikt om te oefenen met casuïstiek. Ook binnen
het Rijk wordt een game ontwikkeld.
Naast leren van elkaar worden zowel door het interbestuurlijke programma als door
de koepels handreikingen over de kerninstrumenten van de wet opgesteld. De provincies
hebben een handreiking Omgevingsverordening 2.0 gemaakt waarin de waaier van wettelijke
verplichtingen en mogelijkheden voor de omgevingsverordening in beeld is gebracht
en wordt toegelicht. De handreiking ondersteunt provincies bij het ontwerpen en vaststellen
van de omgevingsverordening en besteedt aandacht aan de digitale vereisten die daaraan
worden gesteld. Ook de waterschappen werken gezamenlijk aan handreikingen voor onder
meer het opstellen van een digitale waterschapsverordening, voor projectbesluiten
en voor het opstellen van het waterbeheerprogramma.
Daarnaast zijn er handreikingen gericht op het realiseren van nieuwe werkwijzen met
de Omgevingswet. De VNG ondersteunt gemeenten bij de overgang naar het nieuwe stelsel
door middel van een transitiehandreiking: een digitale handreiking waarin verschillende onderwerpen die aandacht behoeven
in de transitieperiode verder worden uitgediept. Er staan concrete handreikingen in
voor gemeenten om keuzes te kunnen maken. De waterschappen hebben hiervoor een routekaart Anders Werken ontwikkeld. Geen blauwdruk, maar een handig hulpmiddel dat bijvoorbeeld de stappen
beschrijft om te komen tot een samenhangende invoeringsstrategie die aansluit bij
de ambities en de maatschappelijke opgaven van waterschappen.
Ook worden staalkaarten of bibliotheken gemaakt waaruit organisaties kunnen putten.
De VNG ondersteunt bijvoorbeeld gemeenten bij de voorbereiding op het omgevingsplan
door thematische en gebiedsgerichte, beleidsneutrale voorbeeldregels te maken, die
gemeenten naar eigen inzicht kunnen gebruiken in hun omgevingsplan. Door Aan de Slag
is een verkenning Projectbesluit uitgegeven. Deze informatie wordt ook online beschikbaar
gesteld en bij diverse bijeenkomsten in de vorm van een workshop aangeboden.
De VNG maakt voorbeelden van zogenoemde toepasbare regels (vragenbomen) voor de activiteiten
die het meest worden aangevraagd worden bij gemeenten. Dit maakt regels digitaal inzichtelijk
voor burgers, en zo kunnen zij via een kaart en vragenbomen zien waar welke regels
gelden. Deze zogenoemde bibliotheek van juridische en toepasbare voorbeeldregels wordt
in de loop van 2019 en 2020 verder gevuld. De provincies doen onderzoek naar het gebruik
van toepasbare regels. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
regisseert op dit moment de rijksbrede digitalisering van rijksregels die deel uitmaken
van het basisniveau en het omzetten van alle rijksregels naar toepasbare regels.
Tevens werkt mijn ministerie nauw samen met de koepelorganisatie VNO/NCW/MKB. De Omgevingswet
is immers ook voor het bedrijfsleven van groot belang. De komende periode vinden bijeenkomsten
plaats om belangstellende ondernemers te betrekken bij de ontwikkelingen van het digitale
stelsel. Op deze wijze willen we gezamenlijk invulling geven aan de motie Ronnes5 over het uitvoeren van een MKB-toets voor de introductie van het nieuwe stelsel.
Ook wordt met de koepelorganisatie besproken hoe we gezamenlijk kunnen komen tot adequaat
communicatie- en voorlichtingsmateriaal.
Tot slot zij vermeld dat het programma in toenemende mate samenwerking zoekt met bewonersgroepen,
al dan niet verenigd in een landelijke organisatie, zoals het Landelijke samenwerkingsverband
actieve bewoners (LSA). Initiatieven van actieve bewoners voor hun leefomgeving passen
bij de Omgevingswet. In verschillende projecten wordt gezamenlijk bekeken hoe dergelijke
initiatieven het beste aansluiting kunnen vinden bij processen van de overheid.
Op deze manieren proberen mijn bestuurlijke partners en ik zo goed mogelijk concrete
en actieve ondersteuning te bieden bij de vragen die in de praktijk leven.
Voortgang Digitaal Stelsel Omgevingswet
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 moeten burgers en bedrijven
als initiatiefnemer digitaal een melding kunnen doen van hun activiteiten in de fysieke
leefomgeving en een vergunning digitaal kunnen aanvragen. Op dit moment verloopt dit
via het Omgevingsloket Online (OLO) en de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM),
maar met de komst van de Omgevingswet gaat dit via het loket van de landelijke voorziening
van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV).
De ontwikkeling van de landelijke voorziening van het digitale stelsel bevindt zich
momenteel in de laatste fase. Ik verwacht dat het basisniveau van DSO-LV aan het eind
van dit jaar werkend wordt opgeleverd. Dat geeft gemeenten, provincies, waterschappen
en de rijksoverheid de gelegenheid om een jaar voor inwerkingtreding van de wet het
systeem te testen, erop aan te sluiten, te oefenen en lokale systemen in te regelen.
Ook kunnen overheden nu al beginnen met de voorbereidingen voor het vullen van DSO
met lokale regels en vragenbomen.
Al geruime tijd wordt in regionale praktijkproeven verkend in hoeverre de reeds opgeleverde
delen van DSO-LV aansluiten bij de uitvoeringspraktijk. Dit levert voortdurend ervaring
en input op voor het zetten van volgende stappen in de ontwikkeling van en het werken
met het DSO.
Parallel aan de ontwikkeling van het DSO-LV worden de voorbereidingen voor de beheerfase
getroffen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op grond van
de wet verantwoordelijk voor het beheer van de landelijke voorziening. Bij de concrete
werkzaamheden voor dit beheer word ik ondersteund door diverse partijen. Zoals ik
u reeds heb bericht in mijn brief van 25 januari 2019 wordt het beheer van DSO-LV
ingericht langs drie lijnen: strategisch, tactisch en operationeel beheer.6 Dit is vastgelegd in de beheerovereenkomst DSO-LV, die op 18 december 2018 door de
interbestuurlijke partijen is ondertekend. Het Kadaster zal het tactisch beheer namens
mij op zich nemen.7
Voor het aansluiten van systemen van overheden op de landelijke voorziening zijn drie
zogenoemde standaarden belangrijk. Deze standaarden zijn de gemeenschappelijke taal
waarin landelijke en lokale systemen met elkaar communiceren. Twee van de drie standaarden
zijn inmiddels interbestuurlijk vastgesteld. Het toepassen van de standaard voor het
ontvangen van aanvragen en meldingen op de landelijke voorziening is succesvol beproefd
en het aansluiten van lokale systemen is daarvoor al mogelijk. Ook de standaarden
en het aansluitproces voor systemen voor vragenbomen zijn al zover beproefd dat aansluiting
mogelijk is.
De standaard voor het beschikbaar stellen en bekendmaken van omgevingsdocumenten is
nog in ontwikkeling. In het eerste kwartaal van dit jaar is geconstateerd dat deze
standaard nog onvoldoende was om in de hele keten van DSO te implementeren. Er is
in de afgelopen twee kwartalen gewerkt aan oplossingen waarmee de standaard beter
implementeerbaar is, zowel in de landelijke voorziening als in de systemen van bevoegde
overheden. Dit heeft geleid tot aanpassingen in de standaard. De samenwerking met
softwareleveranciers van bevoegde overheden is geïntensiveerd, met als doel zeker
te stellen dat de gekozen oplossingen ook voor hun systemen werkbaar zijn. De extra
tijd die voor het uitwerken van deze oplossing en het implementeren daarvan in de
landelijke voorziening nodig is, kan binnen de looptijd van het programma DSO worden
opgevangen, en de beoogde opleverdatum van de landelijke voorziening van het DSO komt
daarmee voor zover ik nu kan zien niet in gevaar.
De standaard voor beschikbaar stellen en bekendmaken van omgevingsdocumenten kan naar
verwachting later dit jaar bestuurlijk worden vastgesteld. Ik ben met de bestuurlijke
partners en met de softwareleveranciers in gesprek om te bezien hoe we de beschikbare
aansluit- en oefentijd zo goed mogelijk kunnen inrichten en de implementatie van de
standaard kunnen faseren.
Dit geldt met name voorde provincies omdat zij de omgevingsverordening voor 2021 in
de standaard moeten publiceren. Het Rijk heeft hier mee te maken voor de omgevingsregeling
en de bruidsschat uit het invoeringsbesluit. De benodigde voorbereidingstijd daarvoor
is kort. Dit betekent voor provincies dat zij, gelijktijdig met het aanpassen van
de systemen ten behoeve van de aansluiting op het DSO, het traject voor vaststellen
en ontsluiten van die verordening moeten doorlopen. Ik ben in overleg met alle partners
om te overleggen hoe we hen daarbij zo goed mogelijk kunnen ondersteunen.
Gerichter meten, meer houvast
De monitor levert ieder halfjaar nuttige informatie op over de voortgang van de implementatie.
Het onderzoek heeft zich tot nu toe vooral gericht op het in beeld brengen van inspanningen
en verwachtingen. Nu we dichter bij de beoogde datum van inwerkingtreding komen, geeft
dat niet altijd meer de benodigde informatie. Ik bereid daarom met de partners verdiepende
metingen voor, gebaseerd op de mijlpalen in de bijlage. Door deze aanpassing kunnen
overheden zich nog concreter en gerichter voorbereiden op de transitie en zorgen dat
ze op 1 januari 2021 klaar voor de start zijn. Een dergelijk aanvullend onderdeel
van de monitor kan worden ingezet als een zelfevaluatie: waar sta ik ten opzichte
van hetgeen in deze fase moet zijn afgerond? Het ondersteuningsaanbod zal naar aanleiding
van de uitkomsten nog beter worden toegespitst.
In december zal ik u informeren met een integrale voortgangsbrief over zowel wetgeving
als over de implementatie van de Omgevingswet. Hierin worden ook de vernieuwde monitorresultaten
betrokken. Ik heb u eerder toegezegd8 dat ik in die brief mijn inschatting zal geven van wat nodig is voor de uitvoeringspraktijk
om gereed te zijn voor inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2021. Voor de beantwoording
van die vraag is een samenhangend geheel aan randvoorwaarden van belang. Het gaat
hierbij om de tijdige beschikbaarheid van wetgeving, een werkend digitaal stelsel,
voortgang van de voorbereidingen van de implementatie bij de overheden en voldoende
tijd om aan te sluiten en te oefenen met nieuwe systemen.
Over de gehele linie zie ik dat door alle betrokken organisaties hard wordt gewerkt
aan de voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet. Het is een forse opgave,
maar door een heldere fasering is het een reële opgave. We hebben inmiddels forse
inzet gepleegd, we zijn er nog niet, maar we liggen wel op koers.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.