Brief regering : Geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli 2019
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 462 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Donderdag 4 en vrijdag 5 juli vindt de informele Raad voor Concurrentievermogen (RvC)
plaats in Helsinki. Er zal worden gesproken over de interne markt, industrie en onderzoek.
Dit is de eerste RvC van het Finse voorzitterschap en deze zal in het teken staan
van duurzame groei.
Bijgevoegd vindt u de geannoteerde agenda, die ik u mede namens de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap stuur.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Onderdeel onderzoek
Tijdens deze informele RvC op 4 juli zal de Raad, net als tijdens de vorige formele
bijeenkomst, debatteren over het belang van onderzoek en innovatie voor duurzame groei
en een sterk Europa.
In de komende periode worden belangrijke beslissingen genomen over de toekomst van
Europa met de komst van onder andere een nieuwe Europese Commissie en de onderhandelingen
over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. De Raad voor Concurrentievermogen
beoogt daarom te onderstrepen dat een focus op onderzoek en innovatie daarbij van
groot belang is. Daarbij vraagt het Finse Voorzitterschap, ook met het oog op de discussie
in het Interne Markt- en Industriedeel van deze Raad, naar verbindingen met ander
beleid en hoe die gelegd zouden kunnen worden.
Nederland ondersteunt de ambitie van de Raad en zal bij dit debat dezelfde lijn volgen
als tijdens de Raad van 28 mei jl. en interveniëren conform het bnc-fiche Horizon
Europe en de Nederlandse MFK-positie. Het Nederlandse kabinet beschouwt onderzoek
en innovatie als cruciaal voor de toekomst van Europa. Lidstaten moeten daar zelf
in investeren en Europese gelden zijn daarop een aanvulling, waarbij een gebalanceerd
en omvangrijk Kaderprogramma van belang is.
Bij investeringen vanuit het Kaderprogramma gaat het zowel om fundamenteel onderzoek
als om sleuteltechnologieën, om samenwerkingsverbanden en om innovatie. Daarmee wordt
er samengewerkt aan het versterken van de wetenschappelijke basis, het oplossen van
maatschappelijke uitdagingen en het bereiken van impact, onder andere door het versterken
van het Europese concurrentievermogen. Ook samenwerking tussen lidstaten in de ontwikkeling
van het Europese onderzoek- en innovatiesysteem is van belang, waarbij open science,
waarderen en belonen van onderzoekers en het benutten van alle talent in het bijzonder
de aandacht vragen.
De synergie met het Cohesiebeleid blijft voor Nederland in het bijzonder belangrijk.
Naast investeringen in Horizon Europe, moeten de middelen voor het Cohesiebeleid wat
Nederland betreft meer gericht worden op onderzoek en innovatie. De inzet van die
middelen moeten aansluiten op doelstellingen en investeringen voor onderzoek en innovatie
die via Horizon Europe worden gedaan. Voor de bijdrage vanuit het industriebeleid
verwijs ik u naar het Interne Markt- en Industriedeel van deze geannoteerde agenda.
In de middag zal het tijdens het Onderzoeksdeel van de informele Raad gaan over Horizon
Europe en missies als strategisch instrument daarvan.
Het concept van missies voor onderzoek en innovatie binnen Horizon Europe is nieuw
ten opzichte van het huidige Kaderprogramma. De gedachte erachter is dat door het
definiëren van duidelijke doelen de effectiviteit en impact van middelen voor onderzoek
en innovatie zichtbaarder gemaakt wordt. De hoofdspreker van de middag is Mariana
Mazzucato, professor in innovatieve economie en publieke waarde aan het University
College London en auteur van het boek «Mission-Oriented Research & Innovation in the European Union – A problem-solving
approach to fuel innovation-led growth». Mariana Mazzucato zal het nieuwe rapport «Governing missions» presenteren, dat op
dezelfde dag zal worden gepubliceerd. Na haar introductie zullen de lidstaten in kleinere
groepen met elkaar in gesprek gaan over het thema.
Onderwerp van gesprek zal zijn hoe we er in Europa voor kunnen zorgen dat de geselecteerde
missies in het verlengde liggen van de Sibiu Verklaring en de EU-strategie voor de
komende vijf jaar.1 De Sibiu Verklaring gaat onder andere over een Europa waarin we naar gemeenschappelijke
oplossingen zoeken, resultaten neerzetten waar dat het meeste nodig is en de toekomst
vrijwaren voor de volgende generaties Europeanen.
Zowel het gezamenlijk werken aan missies onder Horizon Europe als de gekozen gebieden
voor missies dragen bij aan Sibiu doelstellingen.2 Nederland staat positief tegenover de introductie van missies, hetgeen eveneens aansluit
bij het Nederlandse Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid3 waar missies ook integraal onderdeel van uitmaken in opmaat naar de kennis-en innovatieagenda’s.
Missies binnen Horizon Europe moeten wat Nederland betreft aansprekend zijn voor de
samenleving, potentieel grote impact tot stand kunnen brengen en Europese toegevoegde
waarde hebben. Nederland acht het ook van belang dat belanghebbenden hier op een pragmatische
manier bij worden betrokken en dat gebeurt vooralsnog ook. De missiegebieden zijn
in de Verordening van Horizon Europe vastgesteld. Nederland heeft in het debat rondom
de missiegebieden naast de nationale belangen, waaronder de aansluiting op de in het
Nederlandse Missiegedreven Topsectoren- en innovatiebeleid geïdentificeerde missies,
ook bredere Europese belangen voor ogen gehouden.4 Er is recent een brede oproep gedaan door de Commissie voor aanmelding van de leden
van de mission boards, die de Europese Commissie zullen adviseren over de definitieve invulling van de
missiegebieden. Voor elk missiegebied komt er een mission board. De voorzitters van de mission boards worden naar verwachting bekend gemaakt tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen.
Onderdeel interne markt en industrie
Op vrijdag 5 juli zal de informele Raad verschillende discussies voeren over duurzame
economische groei.
De Raad begint met een discussie over de uitdagingen en kansen voor duurzame groei
in de EU op het gebied van de interne markt, de digitale economie en een modern industriebeleid.
De discussie wordt ingeleid door drie sprekers en voortgezet in vier subgroepen. De
onderwerpen van discussie in de subgroepen zijn achtereenvolgens de toekomst van de
Europese industrie; de interne markt als dienstenmarkt; stimulering van digitale economische
activiteiten; en de externe dimensie van Europees concurrentievermogen. Nederland
is ingedeeld in de subgroep over de interne markt als dienstenmarkt. Het voorzitterschap
zal de uitkomsten van alle subgroepen tijdens de lunch toelichten. Ik zal uw Kamer
hierover informeren in het verslag van de informele Raad. De uitkomsten zullen worden
gebruikt als input voor Voorzitterschapsconclusies die tijdens de formele Raad voor
Concurrentievermogen 26 en 27 september 2019 aan de lidstaten zullen worden voorgelegd.
In het licht van veranderde mondiale verhoudingen, de snelle digitale technologische
ontwikkelingen en de transitie naar een duurzame economie dringt zich de vraag op
of de Europese economie voldoende klaar is voor de toekomst. Voor duurzame groei moet
de Europese Unie inzetten op het versterken van de interne markt, de kansen van de
digitale economie omarmen evenals de uitdagingen aanpakken, en dit aanvullen met een
modern industriebeleid gericht op innovatie. Onder dit agendaonderwerp wordt de vraag
aangesneden hoe de drie beleidsterreinen meer «geïntegreerd» aangevlogen kunnen worden
onder de nieuwe Commissie, dat wil zeggen dat beleid op deze drie terreinen in samenhang
met elkaar gemaakt wordt. Het kabinet vindt het positief om deze drie en andere beleidsterreinen
in samenhang te bezien, vanwege hun bijdragen aan het mondiale concurrentievermogen
van de EU. Deze aanpak sluit ook aan bij de kabinetspositie «Europese concurrentiekracht»
(Kamerstuk 30 821, nr. 73).
Toekomst van de Europese industrie
Met betrekking tot het industriebeleid zal een subgroep spreken over benodigdheden
voor een wereldwijd succesvolle Europese maakindustrie. Het kabinet is van mening
dat een modern industriebeleid nodig is om de EU wereldwijd leidend te houden op het
gebied van innovatie en in de transitie naar een duurzame economie. Om de industrie
mondiaal te kunnen laten concurreren zijn de randvoorwaarden waarbinnen de industrie
opereert van groot belang. Een modern industriebeleid moet de toegankelijkheid en
ontwikkeling van sleuteltechnologieën in Europa mogelijk maken.5 Samenwerkingsverbanden zoals in het Nederlandse smart industry-beleid, waar kennisinstellingen,
bedrijven en overheden samenwerken binnen zogenaamde fieldlabs, dragen hier aan bij.
Een grotere rol voor onderzoek en innovatie binnen het MFK is dan ook één van de prioriteiten
van Nederland in de onderhandelingen.6 Ook steunt het kabinet de introductie van missies als onderdeel van Horizon Europe,
zoals hierboven al nader toegelicht. Door vroegtijdig een koploperspositie te verwerven
in grote mondiale transities biedt het exporteren van deze kennis kansen om het Europese
verdienvermogen verder te versterken.
Europese samenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie en de toepassing van
nieuwe duurzame technologieën dient geïntensiveerd te worden. Nederland verwacht hier
een faciliterende rol van de Europese Commissie, ook met het oog op de duurzame en
digitale transitie. Zo zal de energie-intensieve industrie, als belangrijk onderdeel
van Europese waardeketens zoals de auto-industrie, toenemend grensoverschrijdend samenwerken
om tot een klimaatneutrale economie in 2050 te komen. Wel is het van belang om het
mondiale gelijke speelveld te bewaken zonder in te boeten op de ambitie tot verduurzaming.
Interne markt als een dienstenmarkt
De interne markt is één van de belangrijkste verworvenheden binnen de Europese Unie
en vormt de basis voor een hogere welvaart, meer banen en een betere economische weerbaarheid.
Het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen is hierin cruciaal.
De interne markt zorgt voor de concurrentie en schaalvoordelen die Europese bedrijven
innovatiever en internationaal concurrerend maken. Ondernemers lopen echter nog steeds
tegen belemmeringen aan. Nederland zal in de subgroep over de interne markt als dienstenmarkt
inbrengen dat deze belemmeringen met name op de dienstenmarkt zeer divers zijn en
per sector of per (grens)regio kunnen verschillen. Zo gaat het in de transportsector
bijvoorbeeld om verschillende tolsystemen of een gebrek aan uniforme handhaving, terwijl
bepaalde zakelijke dienstverleners bijvoorbeeld aanlopen tegen administratieve lasten
en procedures rondom het openen van een vestiging. Gelet op de ervaringen van de afgelopen
jaren en diverse gesprekken met belanghebbenden, lijkt nieuwe horizontale wetgeving
daar vaak niet de oplossing. Daarom bepleit het kabinet een nieuwe aanpak voor de
interne markt, waarin enerzijds meer maatwerk geboden wordt om belemmeringen te adresseren,
op basis van feiten en de behoeften van ondernemers en consumenten, en waarin anderzijds
betere en meer uniforme implementatie en handhaving van bestaande regelgeving een
prioriteit is.7
Stimulering van digitale bedrijvigheid
Om in de toekomst de concurrentiepositie van de EU te blijven versterken en Europese
waarden te borgen, vindt het kabinet dat de EU sterk moet inzetten op een integraal
digitaal beleid dat de kansen van de digitale economie op verantwoorde wijze benut.
In aanloop naar de nieuwe Europese Commissie wordt daarom nagedacht over de volgende
digitale agenda die de huidige EU Digital Single Market-strategie moet opvolgen. Hierover zijn tijdens door de Telecomraad van 7 juni raadsconclusies
aangenomen. Nederland brengt in deze discussies ook de inzet op specifieke thema’s
in. Zo heeft het kabinet onlangs de Nederlandse visie op datadeling tussen bedrijven
(Kamerstuk 26 643, nr. 594) uitgebracht met als doel het versterken van de data-economie, en een visie op het
mededingingsrecht in relatie tot online platforms (Kamerstuk 27 879, nr. 71). Daarnaast kijkt het kabinet, door samenwerking in de EU, hoe de ontwikkeling van
sleuteltechnologieën zoals AI beter benut kan worden om de EU concurrentiekracht te
versterken.
EU-concurrentiekracht in de wereld
Voor eerlijke concurrentie en het kunnen behouden van een open houding richting de
wereld is een gelijk speelveld van belang. Het kabinet benoemt dit in de Kabinetspositie
over Europese concurrentiekracht als één van de prioriteiten om de Europese concurrentiekracht
te versterken. Het is van belang dat Europese bedrijven in een gelijk speelveld binnen
en buiten de interne markt kunnen concurreren met bedrijven uit derde landen. Dit
vergt het actief bewaken van dat gelijk speelveld onder andere op handel, investeringen
en aanbestedingen. Ook moet het intellectueel eigendom adequaat worden beschermd.
Om een gelijk speelveld te creëren ten aanzien van handel is het zaak om de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) te versterken en multilateraal goede afspraken te maken en handhaven. Aangezien
de WTO in toenemende mate onder druk staat moet er ook naar andere manieren gekeken
worden om een gelijk speelveld te creëren en strategische afhankelijkheid te voorkomen.
Nederland steunt de inzet van de Europese Commissie om dit, naast een multilaterale
aanpak, via bilaterale handels- en investeringsakkoorden met derde landen mogelijk
te maken
Daarnaast is het van belang om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Om dit
te kunnen doen is in 2018 de hervorming van het handelsdefensief instrumentarium afgerond.
Hiermee kan beter worden opgetreden tegen dumping en handelsverstorende subsidiëring.
Tijdens de informele raad wordt in de middag gesproken over duurzame groei en de verbinding
tussen concurrentievermogen en klimaatneutraliteit. Nederland zal tijdens de Raad
uitdragen dat het van belang is om het industriebeleid in lijn te brengen met de klimaatdoelstellingen.
Eind november 2018 publiceerde de Commissie de mededeling «A Clean Planet for all»8, een Europese strategische langetermijnvisie voor een klimaatneutrale economie in
2050. Daarover heeft u eind januari jl. een BNC-fiche ontvangen.9 Nederland steunt de visie van de Commissie voor een klimaatneutrale Unie in 2050
en zet in op een gezamenlijke Europese aanpak om uitdagingen aan te gaan en economische
kansen te verzilveren.10 Voor de Nederlandse industrie is daarbij de opgave te komen tot een transitie die
zorgt voor verduurzaming en tegelijkertijd bijdraagt aan het innoverend vermogen en
de concurrentiekracht van de industrie. Dit vereist een toekomstgerichte publiek-private
aanpak waarbij het bedrijfsleven investeert in een duurzame toekomst en de overheid
dat gericht faciliteert en ondersteunt.
Zo ondersteunt de overheid in onderzoek en ontwikkeling, pilots en demo’s en in de
uitrol van CO2-reducerende investeringen. Daarnaast kan het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid
hier aan bijdragen. Kansen kunnen zich manifesteren in de vorm van nieuwe verdienmogelijkheden
en de ontwikkeling van slimme technologieën, zoals de elektrificatie van chemische
processen, bio-based recycling en lage temperatuurprocessen. Nederland zet daarbij in op technologieneutraliteit,
met CCS als een transitietechnologie. Op deze manier creëren we een zo effectief en
kostenefficiënt mogelijk klimaatbeleid. Nederland ziet daarmee duurzame groei met
innovatieve technologische ontwikkelingspaden als integraal onderdeel van de oplossing
voor het bereiken van een competitieve en klimaatneutraal Europa. Wel is het van belang
om het mondiale gelijke speelveld te bewaken zonder in te boeten op de ambitie op
verduurzaming.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.