Brief regering : Prevalentieonderzoek Vrouwelijke genitale verminking in Nederland
32 462 Genitale verminking
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Hierbij bied ik u de resultaten van het prevalentie- en incidentieonderzoek naar Vrouwelijke
genitale verminking (hierna: VGV) in Nederland aan1. Het prevalentie- en incidentieonderzoek VGV is met financiering van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) uitgevoerd door kennisinstituut
Pharos in samenwerking met Erasmus MC. Het prevalentie- en incidentieonderzoek VGV
heeft actuele cijfers opgeleverd over het aantal besneden vrouwen dat in Nederland
woont en het aantal in Nederland woonachtige meisjes dat een risico loopt om besneden
te worden. De vorige cijfers dateren uit 2013. In deze brief licht ik een aantal van
de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek toe.
Prevalentie- en incidentieonderzoek VGV 2019
Pharos is eind 2017 gestart met de uitvoering van dit onderzoek. Het onderzoek bestaat
uit een drietal deelstudies, waaronder de nationale studie naar de omvang van het
risico op VGV in Nederland. De uitkomsten van deze eerste deelstudie zijn sinds vandaag
beschikbaar.
Het rapport met de resultaten van de andere twee studies en de aanbevelingen van de
onderzoekers voor beleid worden aan het einde van 2019 verwacht.2 Ik zal dit rapport zodra het beschikbaar is aan uw Kamer sturen.
Belangrijkste uitkomsten
Uit het onderzoek blijkt dat op peildatum 1 januari 2018 ongeveer 95.000 meisjes en
vrouwen in Nederland woonden, afkomstig uit een van de 29 landen waar VGV wordt gepraktiseerd
en waarvan VGV-prevalentiecijfers beschikbaar zijn of die geboren zijn in Nederland
en waarvan ten minste één ouder afkomstig is uit een van de 29 landen. Van deze vrouwen
is naar schatting 43% besneden, bijna 41.000 vrouwen. Ongeveer 82% van de besneden
vrouwen is afkomstig uit Somalië, Egypte, Ethiopië, Eritrea, Soedan en Irak.
Op peildatum 1 januari 2018 liepen van de ongeveer 38.000 meisjes in de leeftijd van
0 tot 19, afkomstig uit 29 landen waar VGV wordt gepraktiseerd en waarvan prevalentiecijfers
beschikbaar zijn, naar schatting in totaal 4190 meisjes het risico om in de komende
20 jaar besneden te worden. Uit het onderzoek blijkt dat de duur van het verblijf
in Nederland, sociale druk, kennis en houding ten opzichte van VGV het risico voor
meisjes om besneden te worden beïnvloeden. Het risico wordt reëel bij een bezoek aan
het land van herkomst.
De uitkomsten van het huidige prevalentieonderzoek laten zich niet vergelijken met
de uitkomsten van het onderzoek uit 2013. Dit omdat de methodologie voor het berekenen
van prevalentie en incidentie verbeterd is door voortschrijdend wetenschappelijk inzicht.
De cijfers van 41.000 vrouwen die besneden zijn en 4190 meisjes die in de komende
20 jaar het risico lopen om besneden te worden, zijn een weergave van de huidige situatie
in Nederland. Het onderzoek doet geen uitspraken over de effectiviteit van de Nederlandse
ketenaanpak.
Reactie
VGV is een schending van de rechten van het kind en van de rechten van vrouwen. VGV
kan lichamelijke, psychische en seksuele problemen veroorzaken, zowel tijdens de ingreep
maar ook daarna. In Nederland zijn alle vormen van VGV verboden. Dit geldt voor iedereen
die in Nederland woont. Het is strafbaar gesteld als vorm van mishandeling. Daarnaast
valt VGV onder de wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Voor professionals
die vallen onder de Meldcode en die in hun werk te maken krijgen met (dreiging van)
VGV geldt dat zij moeten handelen volgens de meldcode.
Het huidige prevalentieonderzoek maakt de omvang van VGV in Nederland inzichtelijk.
Het is goed dat weer actuele cijfers beschikbaar zijn. Deze uitkomsten onderstrepen
het belang van een stevige gezamenlijke aanpak van VGV.
In Nederland geldt al jaren een zero tolerance beleid ten aanzien van VGV. De Nederlandse
ketenaanpak van VGV bestaat uit een combinatie van preventie, wetshandhaving en goede
zorg voor vrouwen die een besnijdenis hebben ondergaan. Het beleid in Nederland is
vooral gericht op voorkomen dat een meisje besneden wordt. Als preventie niet gelukt
is, is repressie aan de orde. Veel professionals hebben een rol bij de aanpak van
VGV, waaronder de Jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, het onderwijs en verloskundigen.
Ik investeer op verschillende manieren in de aanpak van VGV in Nederland:
• Ik zet in op het vergroten van kennis bij betrokken professionals om VGV te kunnen
signaleren. Zo worden Pharos en GGD GHOR Nederland financieel ondersteund bij het
organiseren van een jaarlijkse campagne in het onderwijs, om in de periode voor de
zomervakantie aandacht te vragen voor VGV bij leraren. Hierdoor kunnen signalen beter
worden opgepakt.
• Ik geef subsidie aan Pharos voor de inrichting van een informatie- en adviespunt waar
iedereen terecht kan met vragen over VGV.
• Ik ondersteun de Federatie van Somalische Associaties Nederland (hierna: FSAN) bij
de inrichting van een landelijk netwerk van sleutelpersonen. Ze geven voorlichting
en stimuleren gedragsverandering in gemeenschappen waarin VGV een traditie is (voor
alle duidelijkheid: dus niet alleen in Somalische gemeenschappen maar breed in gemeenschappen
waar VGV een issue is). De rol van sleutelpersonen VGV is onmisbaar in de preventie
van VGV. Sleutelpersonen hebben dezelfde culturele achtergrond als de mensen uit de
risicogroep. Zij vormen een brug tussen meisjes, vrouwen en hun families en professionals.
• Ten slotte heb ik subsidie beschikbaar gesteld aan GGD GHOR Nederland voor het houden
van laagdrempelige spreekuren voor besneden vrouwen op verschillende plekken in Nederland.
Vervolg
De cijfers die ik u hierbij aanbied maken inzichtelijk wat de omvang van het probleem
van VGV in Nederland is. De uitkomsten betrek ik bij de gesprekken die ik momenteel
voer met betrokken beroepsgroepen, kennisinstituten, veldpartijen en betrokken departementen
over welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de aanpak van VGV in Nederland verder
te versterken. Dit doe ik vooruitlopend op de aanbevelingen die de onderzoekers eind
december 2019 aan mij zullen presenteren. De onderzoekers betrek ik ook nu al bij
de gesprekken die ik voer. In de tweede Voortgangsrapportage van het programma Geweld
hoort nergens thuis van dit jaar informeer ik uw Kamer over de vervolgmaatregelen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport