Brief regering : Rapportage eerste meting evaluatieonderzoek AMvB reële prijs en eindrapportage Regiegroep reële prijs
29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning
Nr. 298
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
In 2018 heb ik onderzoeksbureau Berenschot opdracht gegeven een evaluatieonderzoek
uit te voeren, waarin over meerdere jaren wordt bezien hoe de AMvB reële prijs door
gemeenten en aanbieders wordt toegepast. In het onderzoek wordt breed gekeken naar
de toepassing van de AMvB voor alle Wmo-voorzieningen. Over de opzet van het onderzoek
heb ik uw Kamer op 29 oktober 2018 per brief geïnformeerd.1 Op 6 maart 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over een eerste (extra) tussenrapportage
die vanuit het evaluatieonderzoek was vervaardigd.2 In de betreffende rapportage werd specifiek belicht in hoeverre tarieven eind 2018
waren aangepast naar aanleiding van afspraken over de invoering van een nieuwe loonschaal
voor huishoudelijke hulpen en een brede verhoging van de salarissen in de CAO VVT.
Met deze brief bied ik uw Kamer de rapportage over de volledige eerste meting vanuit
het evaluatieonderzoek aan3.
Tevens bied ik uw Kamer met deze brief de eindrapportage aan van de onafhankelijke
deskundige van de zogenoemde Regiegroep reële prijs, prof. dr. J. Telgen4. Na het van kracht worden van de AMvB reële prijs in juni 2017, is met de vertegenwoordigers
van gemeenten, vakbonden en brancheorganisaties (specifiek huishoudelijke ondersteuning)
afgesproken om gemeenten en aanbieders tijdelijk te ondersteunen bij de implementatie
van de AMvB reële prijs vanuit een landelijk in te richten regiegroep reële prijs.
In het belang van gezamenlijk leren heeft de regiegroep tot eind 2018 signalen over
een vermeende onjuiste toepassing van de AMvB reële prijs in behandeling genomen en,
indien hier voldoende aanleiding toe bestond, laten onderzoeken door een externe deskundige.
Na de afronding van alle onderzoeksprocedures in 2019 is bijgevoegde eindrapportage
opgesteld. In de rapportage geeft de bij de regiegroep betrokken externe deskundige
een overzicht van zijn onderzoeksbevindingen en de lessen die hier volgens hem uit
kunnen worden getrokken.
Hieronder zet ik globaal uiteen welke inzichten de eerste rapportage voor het evaluatieonderzoek
en de eindrapportage voor de Regiegroep reële prijs hebben opgeleverd. Daarna geef
ik aan welk vervolg ik op grond van de huidige inzichten vanuit beide rapportages
en de gesprekken hierover met de betrokken begeleidingscommissies voor ogen heb.
Verkregen inzichten
De rapportage over de volledige eerste meting vanuit het evaluatieonderzoek en het
eindrapport van de onafhankelijk deskundige van de Regiegroep reële prijs geven een voorzichtig (eerste) beeld van de wijze waarop gemeenten en aanbieders
in de eerste periode na de inwerkingtreding van de AMvB reële prijs aan de slag zijn
gegaan met de implementatie van de AMvB.
Eerste belangrijke constatering vanuit de eerste meting voor het evaluatieonderzoek
is dat eind 2018 (het moment dat de enquete voor de eerste meting aan gemeenten is
voorgelegd) nog niet alle gemeenten AMvB-plichtig zijn. Van de 208 gemeenten die aan
de enquete voor de eerste meting hebben meegedaan, hebben 144 gemeenten aangegeven
voor een of meerdere vormen van Wmo-ondersteuning AMvB-plichtig te zijn. Dit hangt
samen met de manier waarop de AMvB reële prijs in werking treedt. Gemeenten dienen
de AMvB toe te passen bij (1) aanbestedingen die na 1 juni 2017 zijn aangekondigd
of (2) bij contracten die na 1 juni 2017 worden verlengd. Contracten die eerder zijn
afgesloten en sindsdien niet verlengd hoefden te worden, vallen nog niet onder de
werking van de AMvB reële prijs.
In gemeenten die in de periode tot eind 2018 nieuwe aanbestedingen hebben aangekondigd
of bestaande contracten hebben verlengd, zijn de ervaringen met de toepassing van
de AMvB wisselend, zowel vanuit gemeentezijde als vanuit de zijde van aanbieders.
Gemeenten geven aan dat door de toepassing van de AMvB de juiste discussie met aanbieders
op lokaal niveau gevoerd wordt. Gemeenten en aanbieders zijn echter (nog) niet onverkort
positief over de toepassing van de AMvB. In sommige gemeenten heeft het gesprek over
kostprijselementen zelfs geleid tot een verharding van de relatie tussen de gemeente
en de zorgaanbieder. Dit blijkt zowel uit de rapportage over de volledige eerste meting
vanuit het evaluatieonderzoek als uit de eindrapportage van de onafhankelijk deskundige
van de Regiegroep reële prijs. De bij de regiegroep betrokken onafhankelijke deskundige wijst gemeenten en aanbieders
in zijn eindrapportage dan ook op het belang van wederzijdse transparantie. Alleen
indien aanbieders transparant zijn in de kosten die zij maken en gemeenten transparant
zijn in de berekeningen waarmee zij tot een tarief komen, kan een goed inhoudelijk
gesprek worden gevoerd.
Ondanks de constatering dat gemeenten en aanbieders soms nog worstelen met de toepassing
van de AMvB, kan ook worden vastgesteld dat discussies over de toepassing van de amvb
in 2018 niet tot een buitensporig aantal onderbouwde meldingen bij de Regiegroep reële
prijs heeft geleid. In totaal zijn in de periode van eind 2017 tot eind 2018 55 meldingen
bij de regiegroep ingediend, waarvan in 30 gevallen (betreffende in totaal 74 gemeenten)
door de regiegroep is besloten dat er op grond van de melding voldoende aanleiding
was voor nader onderzoek door de externe deskundige. Uit de rapportage over de volledige
eerste meting vanuit het evaluatieonderzoek blijkt ook dat juridische procedures over
de toepassing van de AMvB in 2017 en 2018 nagenoeg achterwege zijn gebleven.
Van de 30 meldingen die in opdracht van de regiegroep nader zijn onderzocht, heeft
de externe deskundige in 12 gevallen geconstateerd dat de AMvB correct was toegepast.
Het signaal dat de AMVB niet juist was toegepast, bleek in deze gevallen achteraf
bezien niet terecht te zijn. In 10 gevallen constateerde de deskundige dat de AMvB
op onderdelen niet goed was toegepast. In deze gevallen heb ik de betreffende gemeenten
en aanbieders verzocht in onderling overleg tot een oplossing te komen. In 8 gevallen
bleek uit het onderzoek van de deskundige vooral dat onvoldoende onderling overleg
tussen gemeente en aanbieder had plaatsgevonden. In deze gevallen heeft de deskundige
geen inhoudelijke uitspraken over de toepassing van de AMvB gedaan, maar er vooral
op gewezen dat meer inhoudelijk overleg wenselijk is. Als voorbeeld noemt de externe
deskundige in zijn eindrapportage de situatie waarin een aanbieder stelt dat er sprake
is van een incorrecte opbouw van een door de gemeente voorgesteld tarief, maar dit
niet onderbouwt met feiten vanuit de eigen bedrijfsvoering. Deze situatie kwam, vooral
in de eerste fase van de regiegroep, diverse keren voor.
In de eindrapportage constateert de externe deskundige dat de indexatie van tarieven
het meest opgeworpen punt van discussie vormde in de bij de regiegroep aangedragen
casussen. Ook valt zowel in de rapportage voor het evaluatieonderzoek en in de eindrapportage
van de regiegroep te lezen dat de afgelopen periode meermaals discussie is ontstaan
over het gebruik en de interpretatie van verschillende (versies van) rekentools.
Helaas dient ook te worden geconstateerd dat de eerste meting voor het evaluatieonderzoek
op onderdelen niet het volledig beeld over relevante ontwikkelingen in de periode
van 2015 tot eind 2018 heeft opgeleverd, zoals beoogd vanuit de onderzoeksopzet. Zo
is het vanuit de eerste meting niet gelukt een volledig beeld op te halen van de feitelijke
ontwikkelingen in tarieven die in de periode van 2015 tot eind 2018 hebben plaatsgevonden.
Vervolginzet
Met de bij het evaluatieonderzoek betrokken technische begeleidingscommissie en bestuurlijke
begeleidingscommissie is uitvoerig gesproken over de gewenste vervolginzet voor het
evaluatieonderzoek. Op grond van het overleg met de begeleidingscommissies heb ik
met onderzoeksbureau Berenschot afgesproken de onderzoeksopzet voor de tweede en derde
fase van het evaluatieonderzoek aan te passen, zodat een vollediger beeld van de feitelijke
ontwikkelingen in de toepassing van de AMvB reële prijs, de ontwikkelingen in tarieven
kan worden gepresenteerd en diepgaander in kaart kan worden gebracht op welke wijze
de AMvB reële prijs invloed heeft gehad op deze ontwikkelingen. Ook heb ik met onderzoeksbureau
Berenschot afgesproken op onderdelen meer verdieping te zoeken in meting twee en drie
van het onderzoek.
Dit geldt in het bijzonder voor de wijze waarop gemeenten en aanbieders op grond van
de AMvB reële prijs tot afspraken over de indexatie van tarieven komen. De afspraken
over de wijzigingen in de onderzoeksaanpak hebben geen gevolgen voor de beoogde oplevermomenten
voor de tweede deelrapportage (november 2019) en de eindrapportage voor het onderzoek
(april 2020).
Naar aanleiding van het gesprek over de eerste onderzoeksbevindingen vanuit het evaluatieonderzoek
hebben de bij de bestuurlijke begeleidingscommissie op 19 juni jl. aanwezige koepelorganisaties5 ook gesproken over het belang en de urgentie van een gezamenlijke vervolginzet in
de ondersteuning van gemeenten en aanbieders bij de uitvoering van de AMvB reële prijs.
Deze vervolginzet richt zich op een aantal praktijkvraagstukken, waarvan op dit moment
breed geconstateerd wordt dat gemeenten en aanbieders baat hebben bij een betere ondersteuning.
1. Allereerst hebben de partijen afgesproken op korte termijn toe te werken naar een
toekomstbestendige rekentool voor de huishoudelijke hulp die op een eenduidige wijze
beschikbaar kan worden gesteld aan aanbieders en gemeenten. De lessen die uit de ontwikkeling
van deze rekentool kunnen worden getrokken, zijn ook bruikbaar voor de doorontwikkeling
van bestaande rekentools voor andere vormen van ondersteuning. Met de afgesproken
inzet willen de betrokken koepelorganisaties bevorderen dat gesprekken over de invulling
van de AMvB reële prijs op lokaal niveau op een constructieve inhoudelijke manier
kunnen worden gevoerd.
2. Ook zijn de bij de begeleidingscommissie aanwezige koepelorganisaties overeengekomen
op korte termijn toe te werken naar een gezamenlijke richtlijn voor loon- en prijsindexatie.
Gedachte is dat gemeenten en aanbieders bij het aangaan van hun contracten naar deze
richtlijn kunnen verwijzen als het gaat om de indexatie van tarieven, waardoor ontwikkelingen
in cao-afspraken en de afspraken over de indexatie van tarieven beter met elkaar in
de pas lopen. Partijen hebben hier vanuit het oogpunt van continuïteit van zorg en
een marktconforme ontwikkeling van arbeidsvoorwaarden een gezamenlijk belang in.
De betrokken koepelorganisaties schatten in dat met bovenstaande inzet een belangrijke
bijdrage kan worden geleverd aan een zorgvuldige invulling van de AMvB reële prijs
op lokaal niveau. Aangezien aanbieders en gemeenten nog in gesprek zijn over de tarieven
voor 2019 of al in gesprek gaan over de contracten voor 2020, is het noodzakelijk
dat hier op korte termijn eenduidige afspraken over worden gemaakt. In het geval dat
een gemeente en een aanbieder desondanks niet tot overeenstemming komen over een vraagstuk
ten aanzien van de uitvoering van de AMvB reële prijs, kan men zich in gezamenlijkheid
wenden tot de recent opgerichte Geschillencommissie Sociaal Domein.
Ik heb uw Kamer toegezegd periodiek op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in
het kader van deze evaluatie. Volgens planning zal ik de Kamer begin 2020 informeren
over de bevindingen van de tweede fase van dit onderzoek en medio april 2020 de definitieve
rapportage aanbieden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport