Brief regering : Diverse toezeggingen naar aanleiding van het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid van 13 februari 2019
31 311 Zelfstandig ondernemerschap
Nr. 217
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2019
Inleiding
Met de tweede voortgangsbrief van 26 november 2018 (Kamerstuk 29 544, nr. 850) heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de stappen die zijn genomen op het
gebied van de uitwerking van de wetgeving ter vervanging van de Wet deregulering beoordeling
arbeidsrelaties (Wet DBA).1 Tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid van 13 februari jl. (hierna: AO Arbeidsmarktbeleid)
(Kamerstuk 29 544, nr. 890) is deze brief besproken en heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
een aantal toezeggingen gedaan. Met deze brief voldoen de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, en de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat, aan de toezeggingen op de volgende onderwerpen:
1. Meldpunt Belastingdienst
2. ZZP-certificaten
3. Internationale rechtszaken op het gebied van schijnzelfstandigheid
Deze onderwerpen worden hieronder toegelicht.
Meldpunt Belastingdienst
Tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid is door het lid Van Weyenberg gevraagd naar de mogelijkheden
om bij het vermoeden dat een bedrijf zich niet aan de regels houdt, hiervan een melding
te doen bij de Belastingdienst.
De Belastingdienst heeft meerdere meldpunten waar misdaad, fraude en misstanden gemeld
kunnen worden. Afhankelijk van de aard van de melding kan een meldpunt gekozen worden.
Een overzicht van deze meldpunten is te vinden op de website van de Belastingdienst.
Als het gaat om het melden van schijnzelfstandigheid bij de Belastingdienst hechten
wij eraan te benadrukken dat het begrip schijnzelfstandigheid geen welomschreven juridisch
begrip is. De handhaving door de Belastingdienst betreft de juiste kwalificatie van
de arbeidsrelatie in relatie tot de loonheffingen. Het is de taak van de Belastingdienst
om op basis van de relevante wet- en regelgeving toezicht te houden op de afdracht
van loonheffingen. Daarvoor kan het nodig zijn om een oordeel te vormen over de kwalificatie
van de arbeidsrelatie. Arbeidsrelaties die een (fictieve) dienstbetrekking zijn, moeten
in de aangifte voor de loonheffingen worden verantwoord. Omdat de Belastingdienst
niet controleert op schijnzelfstandigheid, heeft de Belastingdienst geen specifiek
meldpunt voor het melden van constructies van schijnzelfstandigheid.
Zoals het lid Van Weyenberg ook opmerkte, heeft de Inspectie SZW een centraal meldpunt.
Volledigheidshalve wordt hierover nog het volgende opgemerkt. De Inspectie SZW houdt
toezicht op de naleving van de publiekrechtelijke arbeidswetgeving. De Inspectie SZW
heeft in dat kader een centraal meldpunt waar elke burger, werknemer, werkgever of
instantie klachten en signalen kan melden over arbeidsomstandigheden, arbeidstijden,
onderbetaling, illegale arbeid, arbeidsongevallen en andere vormen van regelovertreding.
Schijnzelfstandigheid is geen zelfstandig beboetbaar feit, maar kan – als onderdeel
van de kwalificatie van de arbeidsrelatie – wel deel uitmaken van de overtreding van
arbeidswetgeving. Misstanden en ernstige overtredingen worden met voorrang opgepakt.
ZZP-certificaten
In de media is naar voren gekomen dat er private bureaus zijn die tegen betaling certificaten
aanbieden op basis waarvan zekerheid wordt geboden dat de arbeidsrelatie tussen een
opdrachtgever en opdrachtnemer door de Belastingdienst niet als dienstbetrekking wordt
aangemerkt. Het lid van Weyenberg heeft tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid gewezen
op de mogelijkheid van misleiding door deze certificaten.
Wij begrijpen de zorgen op dit punt. Uiteraard zijn private partijen, zoals opdrachtgevers
en opdrachtnemers, vrij om (juridisch) advies in te winnen over de status van de arbeidsrelatie.
De Belastingdienst kan een oordeel geven over de vraag of een belastingplichtige in
fiscale zin ondernemer is en of deze belastingplichtige voor de fiscaliteit buiten
dienstbetrekking kan werken. In dat geval hoeven geen loonheffingen te worden afgedragen.
De Belastingdienst kan dit oordeel alleen geven als alle feiten en omstandigheden
van het individuele geval bekend zijn. Om op het oordeel van de Belastingdienst te
mogen vertrouwen, moeten ook achteraf alle feiten en omstandigheden gelijk zijn aan
de vooraf gepresenteerde situatie. Bij wijze van dienstverlening heeft de Belastingdienst
de ondernemerscheck op de Belastingdienstwebsite beschikbaar gesteld. Deze ondernemerscheck
geeft een indicatie over de vraag of een belastingplichtige ondernemer is. De door
de Kamer vermelde certificaten zijn bij de Belastingdienst niet bekend. Het is vervelend
dat dergelijke websites suggereren zekerheid te kunnen bieden, terwijl dat niet het
geval is. De Belastingdienst heeft geen instrumenten om dergelijke websites tegen
te gaan.
Bij misleiding tussen private partijen biedt het burgerlijke recht hiervoor het wettelijke
kader. Indien een opdrachtnemer en/of opdrachtgever zich op het standpunt stelt dat
er sprake is van misleiding, dan is het denkbaar dat de aanbieder van het misleidende
product aansprakelijk wordt gesteld voor de hierdoor geleden schade.
Internationale rechtszaken op het gebied van schijnzelfstandigheid
Tijdens het AO Arbeidsmarkt is met uw Kamer gesproken over het feit dat diverse rechtszaken
in Europese lidstaten spelen waarin arbeidsrelaties getoetst worden aan de geldende
wetgeving van die lidstaat. Centraal daarbij staat de interpretatie van de begrippen
werknemer, zelfstandige en in lidstaten bestaande tussencategorieën, zoals bijvoorbeeld
«workers» in het Verenigd Koninkrijk. Achtergrond hierbij is de opkomst van nieuwe
vormen van werk, zoals werk gefaciliteerd door online platforms, en de daarbij behorende
gevolgen voor de bescherming van werkenden. Deze discussie speelt EU-breed, ook in
het kader van de recent door de Raad aangenomen Raadsaanbeveling «Toegang tot sociale
bescherming voor werknemers en zelfstandigen» en het voorlopig akkoord dat is bereikt
over de Richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden.2
Zoals ook in het debat is aangegeven, is het erg arbeidsintensief om alle lopende
rechtszaken en discussies in kaart te brengen. Vanwege het feit dat Europese regelgeving
het kader vormt voor de discussie over de hiervoor genoemde begrippen, ligt de focus
in deze brief op rechtszaken die binnen andere landen van de Europese Unie spelen.
Er is sprake van twee soorten rechtszaken: 1) zaken over de kwalificatie van online
platforms (waarbij bijvoorbeeld de vraag speelt of Uber een taxibedrijf of een IT-bedrijf
is) en, vaker voorkomend, 2) zaken over de status van de werkenden (waarbij zich bijvoorbeeld
de vraag voordoet of de Uber-chauffeur of een maaltijdbezorger een werknemer of een
zelfstandige is). Tot nu toe hebben verschillende rechters uiteenlopende uitspraken
gedaan, afhankelijk van de verschillende nationale omstandigheden en criteria. Ook
de Sociaal-Economische Raad heeft geconstateerd dat de vraag of bestaande nationale
arbeidswetgeving op platformwerkers van toepassing is, verschillend wordt beantwoord
door rechters in verschillende EU-lidstaten.3
In de bijlage bij deze brief is een aantal rechtszaken kort toegelicht. Hoewel de
arbeidswetgeving per land verschilt, laten deze zaken zien hoe ingewikkeld de materie
is.
Naast deze rechtszaken willen wij u – in dit kader – ook graag verwijzen naar verwijzen
naar het tripartiet bestuurde EU-agentschap Eurofound. Eurofound verspreidt kennis
ten behoeve van de ontwikkeling van sociaal, arbeidsgerelateerd en werkgelegenheidsbeleid,
en inventariseert en analyseert onder andere rechtszaken die zien op de status van
werkenden (met name toegespitst op online platforms). Deze informatie is beschikbaar
op de website van Eurofound.4 Op de site kan gezocht worden naar data over de platformeconomie, zoals publicaties
en rechtszaken, in diverse landen.5
Op de website van Eurofound is verder per lidstaat een overzicht te vinden van een
groot aantal werkgerelateerde zaken. Ook heeft Eurofound onderzoek gedaan naar werk
gefaciliteerd door online platforms binnen zes geselecteerde lidstaten waarbij ook
aandacht uitgaat naar nationale rechtszaken in die landen.6 Overigens wordt benadrukt dat de informatie van Eurofound geen uitputtend overzicht
biedt, maar wel een goede indruk geeft van ontwikkelingen binnen de Europese Unie.
Tot slot
Bovengenoemde onderwerpen laten zien dat maatregelen voor het beleidsterrein «werken
als zelfstandige» onverminderd nodig zijn. De terechte en blijvende aandacht van uw
Kamer onderschrijft dit standpunt. Het kabinet vindt het dan ook van belang om uw
Kamer, zoals eerder toegezegd, voor de zomer een brief te sturen over de voortgang
van de maatregelen uit het regeerakkoord. Tevens wordt u voor de zomer geïnformeerd
over het risicogericht toezicht door de Inspectie SZW op de naleving van de publiekrechtelijke
arbeidswetgeving en over de toezichts- en handhavingsstrategie van de Belastingdienst
op de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie in relatie tot de loonheffingen.
Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Bijlage – Highlights internationale rechtszaken op het gebied van schijnzelfstandigheid
Frankrijk – Cour d’appel de Paris, Arret 9 Novembre 2017 N. 16/12875
Op 9 november 2017 oordeelde het Hof van Beroep in Frankrijk dat er geen sprake was
van een arbeidsovereenkomst tussen de heer Y Z en Deliveroo France. De wijze waarop
het platform was ingericht, was onvoldoende om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst.
Ook speelde mee dat de koerier geen concurrentiebeding had en dus bij andere soortgelijke
dienstverleners kon werken.
Spanje – Labor Court No. 6 of Valencia
In Spanje oordeelde de rechter op 1 juni 2018 dat er sprake was van schijnzelfstandigheid
en de koerier in dienst was op basis van een arbeidsovereenkomst bij Deliveroo. Daarbij
speelden onder andere de volgende elementen een rol:
– De koerier was verplicht gebruik te maken van de applicatie van Deliveroo en lid te
worden van een online berichtendiensten.
– Het bedrijf zicht hield zicht op de locatie van de koeriers en hanteerde een tijdscontrole
bij elke bezorging.
– Het bedrijf bepaalde de prijzen voor de diensten die de koerier verleende.
– De koerier had binnen het tijdschema geen vrijheid om orders af te wijzen.
Verenigd Koninkrijk – Independent Workers» Union of Great Britain (IWGB) vs. Deliveroo,
Case no: TUR1/985(2016)
Op 14 november 2017 oordeelde het Central Arbitration Committee van het Verenigd Koninkrijk
dat de Deliveroo-koeriers geen werknemers zijn, omdat ze andere koeriers kunnen vragen
hun ritten over te nemen.
Verenigd Koninkrijk – Aslam and Farrar vs Uber, Case no: 2202550/2015
Het in Londen gevestigde Employment Tribunal oordeelde op 28 oktober 2016 dat twee
chauffeurs – op basis van het Uber-bedrijfsmodel – niet als zelfstandige aangemerkt
konden worden, maar als «workers» en dat ze daarom recht hadden op het nationale minimumloon
en vakantiedagen.
Verenigd Koninkrijk, Dewhurst vs. CitySprint, Case no: 2202512/2016
Mw. Dewhurst was een fietskoerier voor het platform CitySprint. Het Employment Tribunal
oordeelde op 12 januari 2017 dat zij een werknemer was van CitySprint. Daarbij keek
het tribunaal naar haar werkomstandigheden waaruit bleek dat zij duidelijk geïntegreerd
in de bedrijfsactiviteiten van CitySprint was. Daarbij speelden een aantal elementen
een rol. De koeriers konden bijvoorbeeld geen eigen invulling geven aan de manier
waarop de dienst werd uitgevoerd. Ook konden de koeriers in de praktijk de diensten
niet laten vervangen door de strikte formulering van het contract.
Italië – Tribunale di Torino, Ruling 7/5/2018 n. 778
Op 7 april 2018 verwierp het Tribunaal van Turijn een claim van zes koeriers van het
platform Foodora die stelden dat zij aangemerkt konden worden als werknemers. De rechter
oordeelde dat de koeriers de vrijheid hadden om te beslissen wanneer zij willen werken
en om eerder geaccepteerde shifts te annuleren.
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid