Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake het bericht "Hoe politie informanten werft onder klimaatactivisten"
29 628 Politie
Nr. 885 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2019
Op 5 juni jl. heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij verzocht een
                  brief te zenden naar aanleiding van het bericht hoe de politie informanten werft onder
                  klimaatactivisten (Nrc.nl, 4 juni 2019). Ik zet eerst kort uiteen wanneer een activist
                  subject van onderzoek door de politie kan worden. Daarna ga ik in op de vraag waarom
                  de politie informanten kan werven en welke kaders hiervoor gelden.
               
Inleiding
In het algemeen geldt dat burgers in beeld kunnen komen bij de politie als zij strafbare
                  feiten plegen of beramen of de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren. Daarnaast
                  kunnen zij in beeld komen bij de politie als zij activiteiten ontplooien of dreigen
                  te ontplooien die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid en democratische
                  rechtsorde (de zogenaamde Wiv-taak van de politie).
               
Informanten en de politie
Sinds de vorming van de Nationale Politie per 1 januari 2013 hebben alle politie-eenheden
                     een eigen informatieorganisatie. Deze bestaat onder meer uit drie verschillende teams
                     die bevoegd zijn informanten in te zetten: het Team Criminele Inlichtingen (TCI),
                     het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) en de Afdeling Inlichtingendienst Wet op
                     de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (afdeling ID-Wiv).1
Laatstgenoemde afdeling verricht werkzaamheden ten behoeve van de AIVD, die hier verder
                     buiten beschouwing wordt gelaten.
                  
De politie zet heimelijke informatie-inwinning in, omdat een deel van de informatie
                  die van groot belang is voor de taakuitvoering vaak niet door burgers bij de politie
                  uit zichzelf wordt gemeld. Voorbeelden daarvan zijn informatie over gewelddadige confrontaties
                  tussen hooligans; een opdracht aan een huurmoordenaar; een voorgenomen niet-aangekondigde
                  demonstratie van een groep rechts-extremisten of de voorbereiding van een overval.
                  De politie werft informanten vanwege hun specifieke informatiepositie. Heimelijkheid
                  is daarbij noodzakelijk, omdat de informanten die een bijzondere informatiepositie
                  hebben, ernstige fysieke, sociale en/of maatschappelijke schade kunnen oplopen als
                  bekend zou worden dat zij de informatie met de politie hebben gedeeld.
               
Het Team Criminele Inlichtingen wint inlichtingen in die relevant zijn voor opsporingsonderzoeken
                     en/of veiligheidsbeelden op het gebied van (zware) criminaliteit. Daarbij is het team
                     op zoek naar informatie over personen die zich mogelijk bezig houden met het plegen
                     of beramen van (zware) delicten.
                  
Het Team Openbare Orde Inlichtingen wint informatie in met het oog op (potentiële)
                     ernstige verstoringen van de openbare orde. Daarbij zoekt de politie naar informatie
                     over bewegingen en activiteiten van groepen van personen die mogelijk tot ernstige
                     openbare ordeverstoringen kunnen leiden. Deze informatie wordt gebruikt om dergelijke
                     verstoringen te voorkomen of repressief de orde te herstellen.
                  
Kaders voor de inzet van informanten door de politie
De politie mag gebruik maken van informanten die zichzelf hebben gemeld, maar de politie
                  mag ook mensen actief hiervoor benaderen. Er zijn op voorhand geen algemene wettelijke
                  beperkingen gesteld aan wie de politie mag benaderen. Dit kunnen ook burgers zijn
                  die actief zijn in de politiek. De informant mag niet onder druk worden gezet. De
                  eventuele medewerking van een burger gebeurt altijd op basis van vrijwilligheid en
                  na een gezamenlijke afweging van alle relevante factoren, waaronder veiligheidsrisico’s.
               
Artikel 3 Politiewet is altijd de grondslag voor de inwinning ten behoeve van de openbare
                     orde en is in veel gevallen ook de grondslag voor (de eerste fase van de) inwinning
                     ten behoeve van de opsporing. Dit betekent dat aan de informant niet gevraagd mag
                     worden een min of meer volledig beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van iemands
                     leven en deze informatie aan de politie te verstrekken.2 Bij uitzondering en onder strikte voorwaarden kan het Team Criminele Inlichtingen
                     ook informatie inwinnen via een informant op grond van artikel 126v van het Wetboek
                     van Strafvordering (stelselmatige informatie-inwinning door een burger).
                  
Voor het bevragen van informanten en het langs die weg verkrijgen van informatie geldt
                     dat voldaan moet worden aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en noodzakelijkheid.
                     Dit volgt voor de openbare orde en strafvordering uit de ongeschreven fundamentele
                     rechtsbeginselen. Verder bevat de Wet politiegegevens (Wpg) nadere waarborgen voor
                     het omgaan met de verkregen informatie.3
Voor de taken opsporing en openbare orde gebeurt het verzamelen van inlichtingen met
                  behulp van informanten onder het gezag van het Openbaar Ministerie respectievelijk
                  de burgemeester.
               
Afsluitend
De politie mag pas over gaan tot het benaderen van een burger met het verzoek informant
                  te worden als daartoe voldoende noodzaak en aanleiding is. Hierboven is uiteengezet
                  wat de geldende kaders zijn.
               
Tot slot kan ik gelet op de vertrouwelijkheid in deze brief niet ingaan op de concrete
                  casus.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.