Brief regering : Ontwerpbesluit maatregelen kunststof drankflessen
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 231
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2019
Op 4 maart 2019 stuurde ik uw Kamer in het kader van de voorhangprocedure mijn ontwerpbesluit
maatregelen kleine kunststof drankflessen1. Op 28 maart 2019 heeft uw Kamer schriftelijke vragen gesteld over dit ontwerpbesluit.
Daarnaast heb ik van maatschappelijke partijen en particulieren in totaal 45 zienswijzen
op mijn voorstel ontvangen. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen en gestelde
vragen heb ik het ontwerpbesluit aangepast. Met deze brief informeer ik u over deze
voorgenomen wijzigingen en ontvangt u het gewijzigde ontwerpbesluit2. In Kamerstuk 30 872, nr. 232 van deze brief beantwoord ik de door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen. In bijlage
2 vindt u een aangepast ontwerpbesluit. In hoofdstuk 5 van de nota van toelichting
bij dit besluit reageer ik op de binnenkomen zienswijzen en geef ik aan hoe deze in
het concept wijzigingsbesluit zijn verwerkt.
90% norm
In mijn brief van 10 maart 2018 heb ik mijn voornemen geuit om een 90% recyclenorm
voor kleine plastic flessen op te nemen in het Besluit beheer verpakkingen 2014. Mijn
streven om met een ambitieuze en afrekenbare kwantitatieve norm de inzet van bedrijven
te borgen is onveranderd. Ik constateer tegelijkertijd dat in de op 21 mei 2019 door
de Europese Unie vastgestelde Single Use Plastics richtlijn een doelstelling van 90%
gescheiden inzameling voor plastic flessen is opgenomen. Met deze doelstelling wordt
de inzet van alle bedrijven voor alle plastic flessen geborgd. Nederland is eraan
gehouden deze doelstelling in wetgeving te implementeren.
Uw Kamer heeft verschillende vragen gesteld over de verhouding tussen de door mij
voorgestelde nationale norm voor recycling en de Europese doelstelling voor gescheiden
inzameling. Ook in de ingediende zienswijzen is dit onderwerp door uiteenlopende partijen
aan de orde gesteld. Zo stelt de milieubeweging dat er een systeem dient te worden
opgezet waarbij minimaal 90% van de kleine plastic flessen gescheiden wordt ingezameld.
De milieubeweging stelt dat met een inzet voor gescheiden inzameling de kwaliteit
van de recycling beter wordt geborgd dan met een doelstelling van 90% recycling.
Daarnaast zet de milieubeweging vraagtekens bij de handhaafbaarheid van een 90% recyclenorm.
Ook het bedrijfsleven stelt in haar zienswijze dat met het oog op de Single Use Plastics
richtlijn complexiteit van overlappende inzamel- en recyclingdoelstellingen moet worden
vermeden. Daarnaast stelt het bedrijfsleven dat met het aanscherpen door de EU van
de meetmethode voor recycling, 90% recycling in de praktijk onhaalbaar zou zijn en
een onwenselijke prikkel voor laagwaardigere vormen van inzameling en recycling zou
veroorzaken.
Ik deel deze inzichten en heb besloten om mijn ontwerpbesluit aan te passen en de
90% recyclingnorm voor kleine plastic flessen te vervangen door een 90% norm voor
gescheiden inzameling. Deze zal gaan gelden voor alle plastic flessen tot en met 3
liter. Met een norm voor gescheiden inzameling wordt gestuurd op een hoge kwaliteit
van inzameling en recycling van plastic flessen. Tevens voorkom ik met deze aanpassing
dat er met de implementatie van de SUP-richtlijn een onnodige stapeling van doelen
ontstaat. De wettelijke norm om 90% van alle plastic flessen tot en met 3 liter gescheiden
in te zamelen gaat gelden vanaf kalenderjaar 2021. Daarmee wil Nederland de Europese
doelstelling 8 jaar eerder realiseren dan de richtlijn van de lidstaten vraagt en
behoud Nederland de koploperspositie binnen de EU.
Een doel voor gescheiden inzameling stuurt op kwaliteit en daarmee op een betere toepassing
van het recyclaat. Mijn inzet is nadrukkelijk dat de flessen die als gevolg van de
inzameldoelstelling additioneel worden ingezameld, ook daadwerkelijk leiden tot extra
plastic recycling. Bovendien wil ik dat Nederland ambitieuze koploper in Europa blijft
voor de recycling van verpakkingen. Ik heb uw Kamer toegezegd om u voor de zomer te
informeren over de nieuwe recyclingdoelstellingen. Ik zal een recyclepercentage voor
kunststof verpakkingen opnemen waarin groei is geborgd en waarmee Nederland haar koploperspositie
binnen Europa behoudt. Met de doelstelling voor gescheiden inzameling van de plastic
flessen en een ambitieus recycledoel voor kunststof verpakkingen borg ik dat de totale
hoeveelheid gerecycled plastic verpakkingen toeneemt.
Grote flessen
In mijn brief van 10 maart 2018 heb ik mijn beleidsinzet geformuleerd ten aanzien
van kleine plastic flessen (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 135). Mijn motivatie daarvoor lag in de bijdrage die kleine plastic flessen leveren aan
het zwerfafval en de plasticsoep. In Nederland kennen we een goed werkend statiegeldsysteem
voor grote plastic flessen. Omdat het statiegeldsysteem voor grote flessen goed werkt
en grote flessen daarmee niet of nauwelijks in het zwerfafval terecht komen, heb ik
de grote flessen niet meegenomen in mijn oorspronkelijke voorstel. Wel heb ik in mijn
brief van 10 maart 2018 aangegeven open te staan om de systemen voor grote en kleine
flessen te integreren.
Het statiegeldsysteem voor grote flessen werd tot 1 januari 2015 geborgd middels een
productschapsverordening van het Productschap dranken. Met het opheffen van de productschappen
is deze borging komen te vervallen. Sindsdien wordt het systeem op grote flessen uitgevoerd
door Stichting Afvalfonds Verpakkingen op basis van de door mij algemeen verbindend
verklaarde overeenkomst.
In de ingediende zienswijzen is door uiteenlopende partijen waaronder het bedrijfsleven,
gemeenten en de milieubeweging verzocht ook het statiegeldsysteem voor grote flessen
op te nemen in mijn ontwerpbesluit.
Ook uw Kamer heeft hierom gevraagd. Ik heb besloten om mijn ontwerpbesluit aan te
passen en ook grote flessen op te nemen in het statiegeldsysteem. Daarmee borg ik
dat er één laagdrempelig, efficiënt en toekomstbestendig statiegeldsysteem ontstaat
voor zowel grote als kleine flessen. De statiegeldbepalingen zijn in het aangepaste
besluit van toepassing op alle plastic flessen voor frisdrank en water. Daarbij hanteer
ik een bovengrens van tot en met 3,0 liter. Hiermee liggen de norm voor 90% gescheiden
inzameling en de bepalingen omtrent statiegeld direct in elkaars verlengde. Het statiegeldbedrag
op grote flessen blijft 25 cent.
De enige uitzondering hierop zijn de flessen voor sappen en zuivel. Deze flessen zijn
wel onderdeel van de 90% norm voor gescheiden inzameling voor alle flessen, maar ik
neem geen verplichting op om deze middels een statiegeldsysteem in te zamelen. De
voornaamste redenen daarvoor liggen op het vlak van hygiëne en in het feit dat voor
het verpakken van sappen en zuivel vaak gebruik wordt gemaakt van andere soorten plastic.
Ook in het bestaande statiegeldsysteem voor grote flessen en in veel andere landen
zijn flessen voor sappen en zuivel uitgezonderd. Het staat het bedrijfsleven uiteraard
vrij om flessen voor sappen en zuivel gescheiden in te zamelen middels een statiegeldsysteem.
Indien zij hier niet voor kiezen dient het bedrijfsleven deze flessen op een andere
manier gescheiden in te zamelen om te kunnen voldoen aan de 90% norm voor gescheiden
inzameling. Wanneer er na de laatste meting in 2020 besloten zou worden om statiegeld
in te voeren, zullen ook afspraken gemaakt worden over een evaluatiemoment. Bij deze
evaluatie van het statiegeldsysteem zullen de ontwikkelingen op het gebied van de
flessen voor sappen en zuivel aan de orde komen.
Prestatieafspraken
In mijn brief van 10 maart 2018 heb ik aangegeven dat na de laatste meting in 2020
wordt bepaald of door het bedrijfsleven is voldaan aan de prestatieafspraken van 90%
recycling van kleine plastic flessen en 70%-90% reductie van kleine plastic flessen
in het zwerfafval (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 135). Ik hecht eraan te benadrukken dat deze eenmalige prestatieafspraken met deze brief
ongewijzigd blijven.
Aangepast ontwerpbesluit en vervolg wetgevingsproces
In de bijlage van deze brief vindt u een aangepast ontwerpbesluit, waarin ik de in
deze brief genoemde wijzigingen heb geëffectueerd. In de toelichting op dit ontwerpbesluit
wordt nader ingegaan op de in deze brief genoemde wijzigingen.
Ik streef ernaar het voorliggende ontwerpbesluit zo spoedig mogelijk en uiterlijk
in het voorjaar van 2020 af te ronden. In 2020 kan dan op basis van het nu voorliggende
ontwerpbesluit worden besloten over de invoering van statiegeld in het voorjaar 2021.
Daarom is het wenselijk dat de behandeling van het ontwerpbesluit door uw Kamer voor
de zomer van 2019 wordt afgerond.
Na behandeling door uw Kamer zal ik het ontwerpbesluit aan de Raad van State voorleggen
ter advisering. Ik ben voornemens dit gedurende de zomer te doen. Het najaar van 2019
is nodig om de notificatieprocedure in Brussel te doorlopen.
Ik kijk daarom uit naar een spoedige behandeling door uw Kamer.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat