Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Agema, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 14 mei 2019, over het bericht dat thuiszorginstellingen zich op ruime schaal bezondigen aan verboden dwangmaatregelen bij thuiswonende cliënten
23 235 Thuiszorg
Nr. 182
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2019
Het artikel over dwang in de thuiszorg brengt andermaal een ongemakkelijke situatie
onder onze aandacht waarvan we weten dat die voor komt, namelijk dat er dwang in de
thuissituatie wordt toegepast, terwijl dit vaak niet is toegestaan.1 Soms doen zich schrijnende gevallen voor in de thuissituatie die echt niet kunnen.
Tegelijkertijd realiseer ik me het dilemma van goedwillende zorgverleners, die in
een moeilijk parket zitten, omdat het huidige wettelijke kader niet goed aansluit
bij de wijze waarop de zorg nu georganiseerd is. Bij de behandeling van de Wet zorg
en dwang (Wzd) en de Wet verplichte ggz (Wvggz) is hier uitvoerig over gesproken met
uw Kamer. Het bericht onderstreept het belang van inwerkingtreding van de Wzd en de
Wvggz. Want waar zorgaanbieders nu dwang toepassen terwijl dit eigenlijk niet mag,
biedt de nieuwe wetgeving zorgverleners een helder afwegingskader en wordt een groep
kwetsbare mensen beter beschermd.
Dat dwang buiten de muren van de klassieke instelling voorkomt, bleek al uit de tweede
wetsevaluatie van de Wet Bopz.2 Destijds constateerde men dat in toenemende mate intensieve zorg geboden wordt buiten
de muren van de instelling. Met deze extramuralisering is de discussie over het toepassen
van vrijheidsbeperkingen meeverhuisd buiten de muren van de klassieke instelling.
De evaluatie toonde aan dat vrijwel iedere zorgaanbieder in de zorg voor mensen met
dementie of een verstandelijke beperking – in meer of mindere mate – wel eens te maken
heeft met dwang. De onderzoekers concludeerden al dat die dwang in de meeste gevallen
vanuit zorginhoudelijk oogpunt is te rechtvaardigen, maar dat de rechtsbescherming
van de Wet Bopz in die gevallen veelal ontbreekt, omdat deze wet uitsluitend in Bopz-aangemerkte
instellingen van toepassing is. Dit was ook een van de redenen om de Bopz te vervangen.
Zorgverleners passen de dwang nu veelal toe zonder daar in openheid over te spreken
en verantwoording over af te leggen. De wet staat het immers niet toe en zorgaanbieders
leggen hier dus ook niets over vast. Dit brengt risico’s met zich mee. Het is de vraag
of de omgeving thuis zich daar altijd voor leent en of adequate veiligheidsmaatregelen
zijn getroffen. Daarentegen hebben zorgverleners ook te maken met handelingsverlegenheid.
Ze weten dat vanuit zorginhoudelijk oogpunt een bepaalde ingreep te rechtvaardigen
is, terwijl ze tegelijkertijd ook weten dat de huidige wet deze interventie nu niet
toestaat waardoor ze besluiten om deze zorg niet te verlenen en de betrokkene niet
de zorg krijgt die hij allicht wel nodig heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
sommige kleinschalige wooninitiatieven, waar mensen met dementie verzorgd worden.
De nieuwe wetgeving geeft onder strenge voorwaarden aan zorgverleners de mogelijkheid
om op een open en transparante wijze ook buiten de muren van een zorginstelling dwang
toe te passen. Ook hier geldt uiteraard het belangrijkste uitgangspunt van de Wzd
en de Wvggz, namelijk dat dwang zoveel mogelijk moet worden voorkomen en altijd als
laatste redmiddel ingezet moet worden. Tijdens de uitgebreide voorbereiding van de
amvb’s die nadere regels stellen over ambulante dwang gaven vele partijen aan dat
er uiterst terughoudend omgegaan moet worden met toepassing van ambulante dwang, maar
dat het goed voorstelbaar is dat met een kleine interventie (bijvoorbeeld het afsluiten
van het gas) een grotere interventie (gedwongen verhuizing naar een instelling) voorkomen
kan worden. Doordat er met de nieuwe wetgeving naast een zorginhoudelijke basis nu
ook een juridische basis is voor ambulante dwang, is de cliënt buiten de instelling
met de nieuwe wetgeving juridisch beter beschermd.
Daar waar vrijheidsbeperking en onvrijwillige zorg niet kunnen worden voorkomen en
worden toegepast kijkt de IGJ (Inspectie) onder de nieuwe wet in haar toezicht of
dit zorgvuldig gebeurt. In de amvb’s worden voor de situatie buiten de accommodatie,
waaronder de thuissituatie, ook nadere zorgvuldigheidseisen gesteld. Daarbij blijft
de Inspectie met haar toezicht het voorkomen en terugdringen van dwang en vrijheidsbeperking
benadrukken.
Ten slotte wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om een misverstand over de
inzet van domotica (technologische hulpmiddelen) in de thuissituatie weg te nemen.
In het artikel van de Telegraaf valt te lezen dat zorgverleners aangeven dat ze in
de thuissituatie bij cliënten geen gebruik mogen maken van domotica zoals trackers
en belmatten. Domotica op zich is nu al niet verboden buiten de instelling, tenminste
als het niet als dwangmaatregel wordt ingezet. Dat neemt niet weg dat zorgaanbieders
ook in de huidige situatie bij de toepassing van domotica de mogelijke risico’s voor
de veiligheid en vrijheid van cliënten in de gaten moeten houden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport