Brief regering : Kwartaalrapportage kinderopvang: eerste kwartaal 2019
31 322 Kinderopvang
Nr. 395
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2019
Aanleiding
In deze brief informeer ik u over de ontwikkelingen van de uurtarieven en het gebruik
van de kinderopvang. Hiermee geef ik invulling aan de toezeggingen zoals ik deze heb
gedaan in mijn Kamerbrief1 van 14 september 2018 alsmede tijdens het Algemeen Overleg2 (AO) van 13 december 2018 over kinderopvang. Ook informeer ik u in deze brief over
de gevolgen van de nieuwe kwaliteitseisen in de kinderopvang voor de tarieven in de
kinderopvang en het gebruik van kinderopvang voor verschillende inkomensgroepen conform
de aangenomen motie3 van de leden Voortman en Yücel van 15 februari 2017. Omdat er tijdens het AO van
13 december vooral is ingegaan op de ontwikkelingen in de kinderdagopvang, ga ik hier
in mijn brief het meest uitgebreid op in. Bijgevoegd is de Kwartaalrapportage kinderopvang
over het eerste kwartaal van 20194.
Toegankelijke en kwalitatief goede kinderopvang die aansluit bij de wensen van ouders
en de ontwikkeling van kinderen, daar maak ik mij hard voor. Met de wet Innovatie
en Kwaliteit Kinderopvang (IKK), waarvan het merendeel van de maatregelen in 2018
en 2019 is geïmplementeerd, wordt de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland verder
verhoogd. Deze kwaliteitsverbetering kan leiden tot een verhoging van de kosten van
kinderopvangorganisaties, bijvoorbeeld omdat ze meer personeel moeten aannemen. Om
ouders tegemoet te komen voor de hogere tarieven heeft dit kabinet de maximum uurprijs
voor de dagopvang verhoogd. Zo hebben ondernemers hun tarieven als gevolg van kostenstijgingen
door de nieuwe maatregelen kunnen verhogen, zonder dat ouders hier de volledige rekening
van gepresenteerd krijgen. In 2018 is er discussie geweest of deze verhoging van de
maximum uurprijs voor de dagopvang voldoende zou zijn. Ik heb toen toegezegd de ontwikkelingen
van de uurtarieven te monitoren en uw Kamer hierover te informeren.
Ontwikkeling van de uurtarieven
De ontwikkeling van de uurtarieven op basis van cijfers in het eerste kwartaal 2019
worden weergegeven in onderstaande tabel. De cijfers zijn gebaseerd op de gegevens
die ouders zelf doorgeven aan de Belastingdienst. Ik monitor de ontwikkeling van de
uurtarieven en het gebruik van kinderopvang op basis van deze cijfers omdat ik zo
een beeld krijg van alle ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen. Het is echter niet
bekend in hoeverre ouders een wijziging van het uurtarief altijd doorgeven en deze
uurtarieven dus volledig aansluiten bij het uurtarief dat een kinderopvangorganisatie
vraagt. Daarnaast gaat het om voorlopige berekeningen. De cijfers kunnen wijzigen
als het inkomen en gebruik definitief worden vastgesteld na afloop van het toeslagjaar.
Omdat er in de gastouderopvang geen beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden, zal
ik hier in deze brief niet nader op ingaan. Voor de ontwikkelingen in de gastouderopvang,
verwijs ik u naar de bijgevoegde kwartaalrapportage.
Tabel 1: ontwikkeling gemiddeld uurtarief1 (in €)
1e kwartaal 2018
geheel 2018
1e kwartaal 2019
Gemiddelde uurtarief obv cijfers alle ouders2
Dagopvang
7,35
7,40
7,83
Buitenschoolse opvang
7,11
7,15
7,27
Maximum uurprijzen
Dagopvang
7,45
7,45
8,02
Buitenschoolse opvang
6,95
6,95
6,89
X Noot
1
Deze cijfers over het gemiddelde uurtarief zijn gebaseerd op de uurtarieven die ouders
aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders
een wijziging van het uurtarief altijd correct/volledig doorgeven en de uurtarieven
dus exact aansluiten bij het uurtarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt.
X Noot
2
Het betreft de gemiddelde uurtarieven, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie:
het uurtarief van gebruikers die per week 40 opvanguren afnemen weegt twee keer zo
zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als het uurtarief van gebruikers die 20
opvanguren afnemen.
Dagopvang
De maximum uurprijs in de dagopvang is voor 2019 vastgesteld op € 8,02. De maximum
uurprijs is als gevolg van de aanscherping in de beroepskracht-kindratio voor baby’s,
de introductie van de pedagogisch beleidsmedewerker en indexatie met 57 cent verhoogd
ten opzichte van 2018 (€ 7,45).
Het gemiddelde uurtarief in de dagopvang over het eerste kwartaal van 2019 van alle
ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen is € 7,83. Dit ligt 48 cent hoger dan het
gemiddelde tarief over het eerste kwartaal van 2018. Bij dit gemiddelde merk ik op
dat niet alle ouders in de eerste maanden van 2019 de nieuwe tarieven aan de Belastingdienst
hebben doorgegeven. Daarom heb ik ook gekeken naar het gemiddelde uurtarief van alleen
de ouders die in 2019 een (tariefs)wijziging hebben doorgegeven. Tot op heden heeft
40,8% van de ouders een wijziging doorgegeven. Voor deze groep bedraagt het gemiddelde
uurtarief € 8,13.
Het historische beeld van de cijfers van de Belastingdienst laat zien dat de groep
ouders die in het eerste kwartaal een wijziging doorgeeft, een tarief betaalt dat
iets boven het uiteindelijke gemiddelde uurtarief ligt. Mijn verwachting is dan ook dat het
gemiddelde uurtarief voor de dagopvang in 2019 uiteindelijk waarschijnlijk in de bandbreedte
van € 7,83 en € 8,13 komt te liggen. Daarmee lijkt dit gemiddelde niet sterk af te
wijken van de door mij gehanteerde maximum uurprijs.
Buitenschoolse opvang
Voor de buitenschoolse opvang is de maximum uurprijs in 2019 vastgesteld op € 6,89.
Dit is een verlaging met 6 cent ten opzichte van 2018 (€ 6,95). Met IKK is namelijk
de beroepskracht-kindratio in de buitenschoolse opvang versoepeld, waardoor er een
kostenbesparing mogelijk is omdat er meer kinderen kunnen worden opgevangen per beroepskracht.
Deze kostenbesparing zou naar verwachting hoger zijn dan de kostenstijging voor de
buitenschoolse opvang die gepaard gaat met de introductie van de pedagogisch beleidsmedewerker.
Het gemiddelde uurtarief in de buitenschoolse opvang over het eerste kwartaal van
2019 is € 7,27. Dit is 16 cent hoger dan het gemiddelde tarief over het eerste kwartaal
van 2018. Voor de buitenschoolse opvang heeft slechts 21% van de ouders een wijziging
doorgegeven aan de Belastingdienst. Van deze groep ouders is het gemiddelde uurtarief
voor 2019 € 7,40. Voor de buitenschoolse opvang verwacht ik daarom dat het gemiddelde
uurtarief in 2019 op de bandbreedte tussen € 7,27 en € 7,40 komt te liggen. Hiermee
lijkt het gemiddelde uurtarief in 2019 te zijn gestegen ten opzichte van 2018.
Ontwikkeling van het gebruik van de kinderopvang
Het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag is de afgelopen vijf
jaar fors toegenomen, van 621.000 in 2014 naar 790.000 in 2018. Op basis van deze
eerste kwartaalcijfers stel ik vast dat het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag
in 2019 verder is gestegen. Kanttekening is dat deze cijfers gebaseerd zijn op voorlopige
toekenning van het recht op kinderopvangtoeslag. Bij definitieve toekenning kan het
aantal nog licht wijzigen.
Tabel 2: gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag
1e kwartaal 2018
geheel 2018
1e kwartaal 2019
Aantal kinderen (x 1.000)
Totaal
777.000
790.000
815.000
Kinderdagcentra
324.000
328.000
338.000
Buitenschoolse opvang
359.000
370.000
386.000
Het totaal aantal kinderen wijkt af van de optelling van kinderdagcentra en buitenschoolse
opvang. Dit komt omdat de kinderen die naar de gastouderopvang gaan niet in deze tabel
zijn opgenomen, maar wel meetellen bij het totaal. Daarnaast kan een kind binnen een
kalenderjaar van meer dan één type opvang gebruik maken (bijvoorbeeld gastouderopvang
en kinderdagopvang). Voor het totaal aantal kinderen wordt zo’n kind één keer meegeteld.
Kinderdagopvang
In het eerste kwartaal van 2019 maakten 338.000 kinderen gebruik van de dagopvang,
waar dit een jaar eerder 324.000 kinderen waren. Het gemiddelde urengebruik5 per kind per maand in de dagopvang is gestegen. Dit ligt in het eerste kwartaal van
2019 op 80,3 uren, waar dit in 2018 in het eerste kwartaal 77,9 uren bedroeg.
Buitenschoolse opvang
In het eerste kwartaal van 2019 is het aantal kinderen op de buitenschoolse opvang
gestegen naar 386.000, een stijging van 27.000 kinderen ten opzichte van het eerste
kwartaal in 2018. Ook in de buitenschoolse opvang is het gemiddelde urengebruik licht
gestegen: 37,4 uur ten opzichte van 36,5 uur in het eerste kwartaal van 2018.
Gebruik kinderopvang naar inkomensgroepen
Ik acht het van groot belang dat kinderopvang voor alle werkende ouders, uit alle
inkomensgroepen, toegankelijk is. Om in het licht van de motie van de leden Voortman/Yücel
in te gaan op het gebruik van kinderopvang voor ouders met lage inkomens, baseer ik
me op het Rijksjaarverslag 2018 XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid6
7 dat op 15 mei jl. is uitgekomen. Omdat de Belastingdienst de inkomens van ouders
na afloop van het toeslagjaar definitief vaststelt, monitor ik het gebruik van kinderopvangtoeslag
naar inkomensgroepen op jaarbasis. Bij deze gebruikscijfers wordt er gekeken naar
het gebruik van kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen. Voor 2018 gaat het op jaarbasis
nog uitsluitend om voorlopige aantallen, omdat inkomen en gebruik nog niet definitief
zijn vastgesteld. Voor 2016 en eerdere jaren zijn vrijwel alle onderliggende gegevens
definitief. Ook voor 2017 is het grootste deel van de beschikkingen definitief.
Tabel 3: gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen1
2014
2015
2016
2017
2018
Aantal kinderen (x 1.000)
Tot 130% Wml
62
61
65
69
72
130% Wml tot 1 1/2 x modaal
160
160
167
179
188
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal
309
317
340
371
414
3 x modaal en hoger
90
93
102
110
116
X Noot
1
SZW, berekening op basis van informatie van CBS en Belastingdienst. Dit betreft het
gebruik van kinderopvangtoeslag voor alle opvangvormen (kinderdagopvang, bso en gastouderopvang).
Het gebruik van kinderopvangtoeslag voor alle opvangvormen is toegenomen bij alle
vier de inkomensgroepen die worden onderscheiden. Als ik specifiek kijk naar het gebruik
van kinderopvang onder ouders met lage inkomens (ouders met een verzamelinkomen tot
130% van het wettelijk minimumloon), zie ik dat het gebruik over de jaren toeneemt
en een vergelijkbare groei kent als de andere inkomensgroepen (met uitzondering van
de groep ouders die 1,5 tot 3x modaal verdienen, daarvan neemt het gebruik van kinderopvang
harder toe). In 2018, het eerste jaar na de invoering van de Wet IKK, is het aantal
kinderen met kinderopvangtoeslag van de groep ouders met een laag inkomen toegenomen
tot 72.000. In 2017 waren dit er nog 69.000.
Tegelijkertijd is ook het aantal uren kinderopvang per kind in deze groep toegenomen
van 72 uren per maand in 2017 naar 74 uren per maand in 2018. Dit wijkt af van de
andere inkomensgroepen, waarvan het urengebruik (nagenoeg) gelijk is gebleven. Daarbij
ligt het urengebruik onder lage inkomens in 2018 ruim (zo’n 9 à 19 uur) boven dat
van de andere inkomensgroepen.
De toename van het gebruik van kinderopvang onder lagere inkomens vind ik een positieve
ontwikkeling. Zowel voor de arbeidsmarktpositie en economische zelfstandigheid van
deze groep als voor de ontwikkeling van de kinderen zou het goed zijn als zij (meer)
gebruik maken van formele opvang. Daarom laat ik, zoals ik reeds heb aangekondigd
in mijn Kamerbrief over het SCP-rapport Kijk op de kinderopvang8, onderzoeken hoe kan worden bevorderd dat ouders met een lagere sociaal-economische
status (SES) kiezen voor formele opvang, zodat zij (meer) kunnen gaan werken. Voor
de zomer van 2019 informeer ik de Kamer nader over de opzet.
Beeld naar aanleiding van de cijfers
Het doet mij deugd om te zien dat het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang
wederom is toegenomen. Volgens de eerste kwartaalcijfers is zowel het aantal kinderen
dat gebruik maakt van de dagopvang en de buitenschoolse opvang, als het gemiddelde
urengebruik per kind per maand toegenomen ten opzichte van dezelfde periode een jaar
eerder. Ook de stijging van het gebruik van kinderopvang onder lage inkomens is een
positieve ontwikkeling.
In de afgelopen debatten is er terecht veel aandacht geweest voor het effect dat de
kwaliteitseisen zouden hebben op de ontwikkeling van de uurtarieven van de kinderdagopvang.
Een investering in kwaliteit brengt logischerwijs kosten met zich mee en de vraag
was of de stijging van de maximum uurprijs ouders voldoende compensatie zou bieden
voor de toegenomen kosten. Op basis van de cijfers van de Belastingdienst verwacht
ik dat het gemiddelde uurtarief voor 2019 binnen de bandbreedte van € 7,83 en € 8,13
uitkomt. De voor 2019 vastgestelde maximum uurprijs van € 8,02 ligt binnen deze bandbreedte.
De hoogte van tarieven is de uitkomst van een samenspel van factoren, waaronder marktontwikkelingen
en beleidsmatige ontwikkelingen. Naast de maatregelen van IKK kunnen tarieven bijvoorbeeld
ook stijgen als gevolg van de huidige economische situatie waarin er een hogere vraag
naar kinderopvang is. Daarnaast kan het ook zo zijn dat ouders kiezen voor extra diensten,
zoals flexibele opvang, (warme) maaltijden en uitstapjes. Daarnaast gaat de invoering
van nieuwe maatregelen gewoonlijk gepaard met een «gewenningsperiode» waarin gezocht
wordt naar de meest optimale wijze van organiseren. Dit kan op de langere termijn
een kostendrukkend effect hebben.
De stijging van de gemiddelde tarieven in de kinderdagopvang lijkt vooralsnog in lijn
met de stijging van de maximum uurprijs. Ook wijken de bandbreedte van de gemiddelde
uurtarieven en de maximum uurprijs voor de dagopvang voor 2019 niet sterk van elkaar
af. Daarom zal ik in 2020 alleen de gebruikelijke indexatie toepassen. De indexatie
betreft een compensatie voor de algemene loon- en prijsbijstelling en is opgenomen
in het ontwerpbesluit dat reeds aan uw Kamer is voorgelegd in de voorhangprocedure.
Na indexatie zal de maximum uurprijs voor de dagopvang in 2020 uitkomen op € 8,17.
Zoals beschreven ligt de bandbreedte van de gemiddelde uurtarieven van de BSO boven de door mij voor 2019 vastgestelde maximum uurprijs. Ook in de afgelopen jaren was
dit het geval, zoals u kunt zien in de grafiek in de bijlage. In 2019 lijkt vooralsnog
sprake van een lichte stijging van dit verschil. Een eenduidige reden hiervoor is
niet te geven, waardoor ik (nog) niet kan constateren of hier sprake is van een eenmalige
afwijking of van een trendbreuk. Daarom zal ik bij de monitoring van de uurtarieven
specifiek aandacht houden voor de ontwikkelingen in de BSO.
Tot slot
De kinderopvang is een marktsector, waarbij kinderopvangorganisaties zelf de tarieven
vaststellen en inspelen op de wensen en behoeften van ouders, binnen de kwaliteits-
en veiligheidskaders die de wet Kinderopvang voorschrijft. De uitkomsten ten aanzien
van de ontwikkeling van de uurtarieven vind ik op dit moment niet verontrustend. Ik
zie dat het gebruik van kinderopvang ook in 2019 is toegenomen.
Dit kabinet vindt de financiële toegankelijkheid van kinderopvang belangrijk. Naast
de verhogingen van de maximum uurprijs is er daarom de afgelopen jaren fors geïnvesteerd
in de verhoging van het toeslagpercentage, waardoor ouders een groter deel van de
maximum uurprijs vergoed krijgen. Vanaf 2016 is er geïnvesteerd in de kinderopvangtoeslag,
waarbij dit kabinet met ingang van 2019 nog eens structureel € 248 mln. extra heeft
geïnvesteerd om werkende ouders tegemoet te komen in de kosten voor kinderopvang.
Daarmee komen de totale uitgaven aan kinderopvangtoeslag op ruim drie miljard euro.
Op basis van deze kwartaalcijfers en de toename van het aantal kinderen dat naar de
opvang gaat, zal ik in 2020 alleen de gebruikelijke indexatie toepassen.
Vanzelfsprekend blijf ik de ontwikkelingen in de praktijk monitoren. Hierover informeer
ik u periodiek via de kwartaalrapportages kinderopvang en de begroting en het jaarverslag
van SZW.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Bijlage 1 Grafiek 1: gemiddelde tarief buitenschoolse opvang t.o.v. maximum uurprijs
Met een gemiddeld tarief van vooralsnog € 7,27 op basis van dit eerste kwartaal, ligt
het uurtarief in de buitenschoolse opvang boven de maximum uurprijs van € 6,89. In
2010 heeft iedere opvangvorm zijn eigen maximum uurprijs gekregen. Voor de BSO betekende
dit een verlaging van de maximum uurprijs ten opzichte van die van de dagopvang. Sindsdien
lagen de gemiddelde tarieven van de BSO altijd boven de maximum uurprijs. Grafiek
1 laat het verschil tussen het gemiddelde uurtarief en de maximum uurprijs in de bso
zien. Het verschil tussen de gemiddelde tarieven en de maximum uurprijs was het grootst
in 2012, zo’n € 0,47 (7,9%). In 2018 was het verschil afgenomen tot € 0,20 (2,9%).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid