Brief regering : Verslag informele bijeenkomst milieuministers van 20-21 mei 2019 te Boekarest
21 501-08 Milieuraad
Nr. 776 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN
ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2019
Graag informeren wij u over de informele bijeenkomst van Milieuministers die op 20 en 21 mei 2019 onder Roemeens voorzitterschap plaatsvond in Boekarest.
Op de agenda stonden de onderwerpen transitie naar klimaatneutraliteit, biodiversiteit
en ecosysteemdiensten en watermanagement en verontreiniging door plastic afval. Hierover
heeft een vrije gedachtewisseling plaatsgevonden, zonder besluitvorming.
Met deze brief informeert de Staatssecretaris u tevens over de resultaten die bereikt
zijn op de drievoudige Conferentie van Partijen Chemicaliën en Afval, het overleg
over het Global Pact for the Environment onder de vlag van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties en over de vierde United Nations Environment Assembly.
I. Informele bijeenkomst milieuministers
EU-langetermijnstrategie voor klimaat
Het Roemeens voorzitterschap had aan de hand van een discussiestuk de ministers gevraagd
het debat toe te spitsen op de vraag hoe kansen op het gebied van levensstijl, circulariteit
en ruimtelijke ordening beter kunnen worden benut. Het voorzitterschap nodigde lidstaten
daarbij uit om te reflecteren op de kansen om de maatschappelijke transitie richting
een klimaatneutrale economie te stimuleren.
Meerdere lidstaten benoemden het belang van een brede betrokkenheid van burgers, bedrijven
en maatschappelijke organisaties om voldoende draagvlak te garanderen voor de transitie
naar een klimaatneutrale economie. Ook werd het belang benadrukt van het vergroten
van het bewustzijn van burgers voor wat betreft de voordelen van de transitie, en
de noodzaak om het gemakkelijker te maken om klimaatvriendelijke keuzes te maken.
Verder benadrukten enkele ministers het belang van ruimtelijke ordening, en wezen
bepaalde lidstaten erop dat de overgang naar een circulaire economie belangrijke synergievoordelen
kan bieden. Diverse lidstaten gaven voorbeelden van de manieren waarop zij hier al
invulling aan geven.
Steun voor het doel van klimaatneutraliteit in de EU in 2050 werd door meerdere lidstaten
uitgesproken, waaronder naast Nederland en andere Noordwest-Europese lidstaten ook
enkele Zuid-Europese lidstaten. Veel Oost-Europese lidstaten wezen op hun specifieke
nationale omstandigheden en benadrukten het belang om rekening te houden met verschillende
startpunten. Ook riepen zij op tot meer financiering op EU-niveau om de transitie
te ondersteunen, met name voor regio’s die het meest afhankelijk zijn van fossiele
brandstoffen en/of van banen in de energie-intensieve industrie (just transition).
Het Roemeens voorzitterschap concludeerde dat de discussie een belangrijke bijdrage
levert aan dit dossier en dat het van groot belang is voor beleidsmakers om ervoor
te zorgen dat de langetermijnstrategie voor klimaat een transitie inluidt die haalbaar
en betaalbaar is voor burgers.
Voorafgaand aan de informele ministersbijeenkomst vond een (hoogambtelijke) bijeenkomst
plaats met de leden van de kopgroep. Hierbij is afgesproken om nauw samen te blijven
werken in aanloop naar besluitvorming over de EU-langetermijnstrategie in de Europese
Raad later dit jaar. De samenwerking zal zo mogelijk worden verbreed richting lidstaten
die in aanloop naar de informele Europese Raad in Sibiu op 9 mei jl. steun hebben
uitgesproken voor meer ambitieuze klimaatactie in de EU, zoals verwoord in het gezamenlijke
non-paper dat op initiatief van Frankrijk namens de kopgroep aan Europese Raadsvoorzitter
Tusk is gestuurd. Daarnaast is afgesproken om de druk hoog te houden op de Commissie
om na het bereiken van een akkoord over 2050 zo snel mogelijk aan de slag te gaan
met een voorstel voor de aanscherping van het 2030-doel.
Biodiversiteit
Deelnemers hebben van gedachten gewisseld over de belangrijkste uitkomsten van het
Intergouvernementeel Platform over Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) Global
Assessment rapport. Het IPBES-rapport is een zeer uitgebreide synthese over de staat
van de biodiversiteit, de beïnvloedende factoren en de gevolgen daarvan. De samenvatting
voor beleidmakers is tijdens de 7e plenaire vergadering van IPBES te Parijs woord voor woord goedgekeurd door de 132
lidstaten, waaronder Nederland. De conclusies van het IPBES-rapport geven reden tot zorg over de
wereldwijde achteruitgang van diersoorten en biodiversiteit.
In de discussie over de belangrijkste uitkomsten van het rapport onderschreven de
lidstaten de urgentie om gezamenlijk in actie te komen. De Europese Commissie heeft
aangegeven dat het tegenhouden van de achteruitgang van biodiversiteit prioriteit
zou moeten krijgen in de plannen op meerdere beleidsterreinen en binnen diverse sectoren,
zoals landbouw, visserij, infrastructuur en energie. Het behoud van natuur en biodiversiteit
vergt een omslag van wereldwijde consumptie- en productiepatronen. Internationaal
klimaatbeleid en de transitie naar een duurzame en circulaire economie worden noodzakelijk
geacht om op zowel de korte als de lange termijn tastbare resultaten te kunnen boeken.
De lidstaten waren het eens dat er een breed spectrum aan acties beschikbaar is om
direct te kunnen implementeren Daarnaast bestond er veel steun voor extra inzet op
de monitoring van de voortgang.
In het najaar van 2020 zal naar verwachting een nieuw strategisch raamwerk voor het
VN-Biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD) worden vastgesteld.
Een meerderheid van de aanwezige deelnemers heeft zich uitgesproken om, in navolging
van het Parijse Klimaatakkoord (Kamerstuk 31 793, nr. 134), ambitieuze doelen vast te stellen die tevens in lijn zijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen
van de VN. Tevens benadrukken veel landen, net als Nederland, dat een mechanisme ontwikkeld
moet worden dat implementatie en concrete actie bevordert. De uitkomsten van het IPBES-rapport
bieden een stevige basis voor de gezamenlijke EU-inzet in de onderhandelingen in aanloop
naar de Conferentie van Partijen bij de CBD van 2020.
Watermanagement en plastic afval
Deelnemers hebben ideeën en ervaringen uitgewisseld over manieren waarop individuele
lidstaten, in aanvulling op EU-beleid, de toevoer van verontreinigende stoffen, plastics
en microplastics vanuit rivieren naar oceanen kunnen beperken. De uitkomsten van de
discussie dienen als input voor de Europese Commissie om na te gaan welke acties op
Europees niveau genomen kunnen worden om kennis te vergroten en watervervuiling door
plastics en microplastics tegen te gaan.
De Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) verplicht lidstaten om, indien nodig, maatregelen
te nemen tegen afval op zee. De lidstaten benadrukten dat de aanpak van verontreinigende
stoffen en afval in het water en milieu in verschillende Europese wet- en regelgeving
ligt vastgelegd en dat ernaar gestreefd moet worden om het probleem van plastic en
microplastics via een geïntegreerde aanpak te benaderen. Het is de wens van Nederland
om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te benutten als geïntegreerd kader voor de aanpak
voor deze problematiek in de binnenwateren. Uw Kamer wordt afzonderlijk geïnformeerd
over de Nederlandse inzet bij de fitness check KRW. Een aantal lidstaten gaf nadrukkelijk
aan dat een versoepeling van de ambitie van de huidige KRW absoluut niet wenselijk
wordt geacht.
De lidstaten stelden gezamenlijk vast dat extra acties op verschillende plekken in
de keten genomen kunnen worden. Er bestaat wel een tegenstelling tussen lidstaten
waar in de keten de focus zou moeten liggen. Een oproep voor het versterken van Europees
bronbeleid «safe by design», investeren in innovatie om tot zuiver duurzaam recyclebaar
plastic te komen werd veelvuldig aangehaald. Daarnaast werden door lidstaten diverse
voorbeelden aangedragen hoe zij werken aan het zuiveren van zowel grond- en oppervlaktewater
als kustgebieden en mariene wateren:
– Elimineren van onnodige consumptie van plastic
– Strengere standaarden hanteren voor het labelen van bioplastics
– Bronaanpak, terugdringen van plasticbehoefte van consumenten
– Een verbod op het gebruik van microplastics in bepaalde productgroepen
– Investeren in de ontwikkeling van «groene» chemicaliën
– Stimuleren van maatschappelijke opruimingsinitiatieven
– Uitwisseling van best practices tussen lidstaten in regionale samenwerkingsverbanden als riviercommissies en regionale
zeeconventies
– Monitoring van vooruitgang via online platforms publiekelijk toegankelijk maken.
II. Resultaten drievoudige Conferentie van Partijen Chemicaliën en Afval
Van 29 april–10 mei 2019 heeft in Genève de drievoudige Conferentie van Partijen Chemicaliën
en Afval plaatsgevonden bij de verdragen van Stockholm (persistente organische verontreinigende
stoffen), Bazel (transport van gevaarlijke en andere afvalstromen) en Rotterdam (voorafgaande
geïnformeerde toestemmingsprocedure). De belangrijkste resultaten zijn:
– het aannemen van een verdragswijziging onder het Verdrag van Bazel (grensoverschrijdend
vervoer van afval) zodat niet eenvoudig recyclebaar plastic afval met ingang van 1 januari
2021 onder het Bazel-controleregime valt. Het doel van deze wijziging is het voorkomen
dat plastic afval wordt geëxporteerd naar ontwikkelingslanden die dit afval niet goed
kunnen verwerken;
– het opnemen van een nalevingsmechanisme in het Verdrag van Rotterdam over het vooraf
notificeren van export van toxische chemicaliën en het opnemen in dit Verdrag van
de twee gevaarlijke stoffen waarover nu voorafgaand aan de export moet worden genotificeerd
aan het importerende land;
– het opnemen onder het Verdrag van Stockholm van een verbod tot productie en gebruik
van twee stoffen.
III. Global Pact for the Environment
Frankrijk is een initiatief gestart om tot een nieuw mondiaal juridisch bindend milieu-instrument
te komen met als doel verbeterde implementatie van het internationale milieurecht.
Dit onderwerp is besproken in drie sessies van de Ad Hoc Open Ended Working Group
(AHOEWG,) ingesteld onder de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN)1. Zowel binnen de EU als daarbuiten is het draagvlak zeer klein om tot een juridisch
bindend instrument te komen.
Binnen de AHOEWG is overeenstemming bereikt over een aanbeveling die de AVVN in het
najaar zou kunnen aannemen. Nederland is tevreden met het resultaat. Het inhoudelijke gedeelte van de aanbeveling richt zich met name op het verbeteren van de tekortkomingen in
internationale milieuregimes. Het procedurele gedeelte houdt in dat UNEA 5 (februari 2021) de opdracht krijgt een politieke verklaring voor
te bereiden ten behoeve van een high level meeting in 2022 in het kader van de viering
van de oprichting UNEP in 1972 in Stockholm.
IV. United Nations Environment Assembly (UNEA4)
Van 11–15 maart vond in Nairobi de vierde UNEA plaats, een meeting die werd bezocht
door meer dan 2000 deelnemers (overheid, ngo’s, bedrijfsleven). Thema van UNEA-4 was
Innovative solutions for environmental challenges and sustainable consumption and
production. De meeting is succesvol verlopen, met de aanname van 27 resoluties en een ministeriële
verklaring. Nederland heeft zich in de onderhandelingen en in de inbreng bij het High
Level Segment van de conferentie gericht op het versterken van het politieke draagvlak
voor de circulaire economie en landen uitgenodigd actief deel te nemen aan PACE, het
Platform for the Acceleration of the transition towards a Circular Economy. Inhoudelijk is met de aanname van de resoluties vooruitgang geboekt op het vlak
van o.a. duurzaam consumeren en produceren (circulaire economie in het bijzonder)
en duurzame mobiliteit en infrastructuur. Andere resoluties hebben betrekking op de
aanpak van vervuiling door chemicaliën, afval en meer specifiek de bestrijding van
marien plastic zwerfvuil en single-use plastics. Plastic voor eenmalig gebruik is ook in de ministeriële verklaring waar landen zich
committeren aan een significante reductie in 2030. Verder is ook afgesproken de werkwijze
van de bestuurslichamen van UNEP en UNEA tegen het licht te houden, ter verdere verbetering
van de efficiëntie en slagkracht van de organisatie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat