Brief regering : Voortgang van het Kustpact
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Nr. 326
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2019
Op 21 februari 20171 hebben bijna 60 bij de kust betrokken overheden en maatschappelijke organisaties
het Kustpact ondertekend. Met het Kustpact streven partijen naar een balans tussen
ontwikkeling van de kust en het beschermen van haar kernkwaliteiten en collectieve
waarden. De Kustpact-partijen hebben o.a. afgesproken een zonering op te stellen die
aangeeft waar wel, waar geen en waar onder voorwaarden nieuwe recreatieve bebouwing
is toegestaan.
Op 5 juli 20182 heb ik u de eerste voortgangsbrief over het Kustpact gestuurd. Ik heb daarin gerapporteerd
over de zoneringen die de kustprovincies hebben opgesteld. Daarnaast zijn in die brief
drie toezeggingen gedaan:
– de vastlegging van de zonering voor de kust in provinciale verordeningen door enkele
provincies;
– het opnemen en uitwerken van het nationale belang van de kust in het beleidsvoornemen
van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI);
– U informeren over voorstellen voor de beleidslijn kust en het Besluit regels ruimtelijke
ordening (Barro).
Tot slot heb ik aangekondigd met de partners van het Kustpact een gebiedsgerichte
samenwerking voor de kust uit te werken.
In deze voortgangsbrief rapporteer ik over de bereikte resultaten, waarmee ik gehoor
geef aan de maatschappelijke zorg en politieke onrust over toenemende bebouwing aan
de kust. Met de uitwerking van de door mij gedane toezeggingen is er enerzijds recht
gedaan aan de positie van decentrale overheden, die voldoende ruimte krijgen om hun
rol in te vullen, en anderzijds aan de behoefte van maatschappelijke organisaties
om regels te stellen die de kust beschermen. Het bereikte evenwicht tussen aan de
ene kant bescherming en aan de andere kant ontwikkeling van de kust is het resultaat
van een gezamenlijk en van onderop opgebouwd proces, waarin de betrokken overheden,
bedrijven en maatschappelijke organisaties hebben laten zien goed samen te kunnen
werken.
Ik beschouw het Kustpact daarmee als een goed voorbeeld van de rol die het Rijk speelt
bij ruimtelijke opgaven. Door niet naar het middel van formele wetgeving te grijpen
en recht te doen aan de verschillende verantwoordelijkheden door vanuit verschillende
opvattingen en rollen bestuurlijk goed samen te werken zijn resultaten gehaald die
zowel op regionaal als nationaal niveau maatschappelijk waardevol zijn. Hoe verschillend
ze ook zijn het Rijk, provincies, gemeenten en maatschappelijke partners dragen nu
samen zorg voor de kwaliteit van de kust. Dit is een goed voorbeeld van het samenwerkingsmodel
dat ik ook in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) heb geïntroduceerd.
Vastlegging van de zonering in regels
In mijn voortgangsbrief van 5 juli 2018 rapporteerde ik dat de provincies Zeeland,
Zuid-Holland en Noord-Holland een zonering voor de kust hebben opgesteld (Kamerstuk
29 383, nr. 303). De provincie Friesland zet, conform de afspraak in het Kustpact, het bestaande
terughoudende beleid voort ten aanzien van nieuwe recreatieve bebouwing in de kustzone
van de Waddeneilanden en werkt bij het actualiseren van de provinciale omgevingsvisie
een zonering uit. Het College voor Rijksadviseurs (CRA) beoordeelde het totaalresultaat
van de provinciale zonering als positief. Hoewel de zoneringen qua methodiek verschillen,
hebben ze gemeen dat gestuurd wordt op het beperken van uitbreiding van nieuwe recreatieve
voorzieningen en een duidelijke begrenzing van natuur- en recreatiestranden. De provincies
Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland hebben intussen de zonering vertaald in een
geactualiseerd beleid voor de kustzone. Ook hebben zij regels voor recreatieve bebouwing
vastgelegd in de provinciale verordening. Daarmee is de kernafspraak uit het Kustpact
uitgevoerd.
Het nationaal belang van de kust in de NOVI
In het Kustpact hebben overheden en maatschappelijke organisaties zich vastgelegd
op het borgen van een goede balans tussen bescherming en behoud van de kernkwaliteiten
en collectieve waarden van de kustzone enerzijds en de ontwikkeling van de kustzone
anderzijds. Via het beleidsvoornemen van de NOVI leg ik de keuze voor een samenhangende
ontwikkeling, bescherming en beheer van de kust ook vast in het nationale ruimtelijke
beleid. In de NOVI heb ik de kustzone gedefinieerd en de kernkwaliteiten en collectieve
waarden overgenomen. Hiermee is een kader geschapen voor de integrale afweging van
nationale belangen in de kustzone. Het opnemen van de kernkwaliteiten en collectieve
waarden in de NOVI is tevens noodzakelijk als basis voor de aanpassing van het Barro.
Nationale regels en provinciale zonering
In de voortgangsbrief van 5 juli 2018 heb ik gesignaleerd dat de regels voor het kustfundament
in het Barro op onderdelen een belemmering vormen voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen
die volgens de provinciale zonering mogelijk zijn. Ik heb aangegeven dat ik in overleg
zal treden met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de kustpactpartners
om het nationale beleid en de regelgeving voor de kust te stroomlijnen.
In samenspraak met de partners van het kustpact en de Minister van IenW heb ik een
wijziging van het Barro voorbereid. In de wijziging van het Barro wordt recreatieve
bebouwing toegevoegd aan de reeds bestaande uitzonderingen op het zogenaamde «bouwverbod»
buiten het stedelijk gebied in het kustfundament. Op deze wijze sluit de landelijke
regelgeving aan op de zonering die in het kader van het kustpact is opgesteld en die
is vastgelegd in het beleid en de verordeningen van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland
en Zeeland.
Daarnaast worden de afspraken van het kustpact bestendigd door het Barro aan te vullen
met een instructieregel aan provincies om in het belang van de bescherming en instandhouding
van de kernkwaliteiten en collectieve waarden in het kustfundament regels te stellen
voor recreatieve bebouwing. Dit zijn de kernkwaliteiten en collectieve waarden die
de basis vormen voor de zonering die in het kader van het kustpact is opgesteld. De
provinciale regels zullen naar een kaartbeeld verwijzen waarop de zonering is weergegeven.
Via het bestaande instrument van de watervergunning zal daarnaast het nationale belang
van de kustveiligheid gewaarborgd worden.
Met deze aanpassing neem ik strijdigheden tussen nationale en provinciale regelgeving
weg en ontstaat er een in elkaar grijpend systeem van regels dat een samenhangende
ontwikkeling van de kust borgt. Het Rijk geeft de provincie een instructie om regels
voor de zonering op te nemen, de provincies leggen de zonering vast in beleid en stellen
regels op in de verordening. De gemeentelijke bestemmingsplannen dienen te voldoen
aan de provinciale verordening.
Het voorstel tot wijziging van het Barro heb ik op 29 maart 2019 via de Staatscourant
(Stcrt. 2019, nr. 17461) bekend gemaakt. Ik verwacht het wijzigingsvoorstel voor het Barro nog voor het zomerreces
aan u voor te leggen in het kader van de voorhangprocedure.
Verdere samenwerking tussen kustpactpartners
Bij de voortgangsbrief van 5 juli 2018 is het advies «De Kwaliteit van de kust» van
het CRA bijgevoegd (Kamerstuk 29 383, nr. 303). Het CRA beveelt aan om met een gebiedsgerichte samenwerking kwaliteitsambities,
regionale opgaven en nationale opgaven met elkaar te verbinden.
In mijn brief van 13 april 20183 over de NOVI heb ik aangegeven dat het Kustpact een goed voorbeeld is van de rol
die het Rijk kan spelen bij ruimtelijke opgaven waar verantwoordelijkheden grotendeels
decentraal zijn belegd. Vanuit die houding heb ik met de partners in het Kustpact
het gesprek gevoerd over de vorm van verdere samenwerking. Zij waarderen die rol van
het Rijk en geven aan dat de samenwerking van het Kustpact veel heeft opgeleverd.
Er is een «kustcommunity» ontstaan waar zowel overheden als maatschappelijke partijen
op verschillende schaalniveaus deel van uit maken vanuit een gevoel van gedeeld eigenaarschap
voor de kust. Dat gedeelde eigenaarschap heeft hernieuwd provinciaal beleid voor de
kustzone en zoneringen opgeleverd. De betrokken partijen voeren structureel overleg
op provinciaal niveau over de uitvoering en toepassing daarvan. Daarmee is het acute
maatschappelijke vraagstuk van de kust geadresseerd. Het CRA onderstreept het belang
van een actieve en betrokken kustcommunity en ook de partijen zelf willen deze effectieve
samenwerking graag voortzetten.
Ik heb daarom met de partners van het Kustpact afgesproken te blijven werken aan een
betere ruimtelijke kwaliteit voor de kust. De focus van die samenwerking blijft liggen
op recreatieve bebouwing in relatie met de kansen en bedreigingen voor de kwaliteit
van de kust. Uitbreiding van die focus zou vermenging opleveren met andere bestuurlijke
gremia zoals het Deltaprogramma of het Landelijk Overleg Kust. Dat leidt tot bestuurlijke
drukte en een afnemende effectiviteit. Inhoudelijk wordt de samenwerking gericht op
drie onderdelen:
– monitoring en toetsing van recreatieve bebouwing en afspraken uit het Kustpact;
– voeren van een kennisagenda en dialoog waarin nieuwe ontwikkelingen die van invloed
kunnen zijn op de balans tussen ontwikkelen en beschermen verkend worden;
– vertalen van inzichten uit de monitor en verkenningen naar voorstellen voor eventuele
aanpassing van beleid en regelgeving en de input voor omgevingsagenda’s.
Ter uitvoering van de NOVI ben ik voornemens landsdelige Omgevingsagenda’s op te stellen
waar nationale en regionale ruimtelijke opgaven samenkomen. De verbinding tussen kwaliteitsambities
voor de kust, regionale opgaven en nationale opgaven zal dan ook plaatsvinden in de
Omgevingsagenda Zuidwest en de Omgevingsagenda Noordwest. Het bestuurlijk overleg
Kustpact blijft in stand. Dit is een plek waar partijen elkaar kunnen aanspreken op
de gemaakte afspraken en eventuele urgente situaties kunnen agenderen en interventies
besproken kunnen worden.
Samenvattend
Er is sinds de vorige voortgangsbrief van 5 juli 2018 veel vooruitgang geboekt (Kamerstuk
29 383, nr. 303). Door het vastleggen van de zoneringen in provinciale verordeningen is er op provinciaal
niveau een stelsel van regels ontstaan waarmee de samenhangende ontwikkeling van de
kust geborgd is. Ook is er een stevige kustcommunity ontstaan met korte lijntjes tussen
de betrokken partijen en waarin op provinciaal niveau gedeeld eigenaarschap voor de
kust wordt gevoeld en gezamenlijk toegezien wordt op het naleven van de gemaakte afspraken.
Dit geeft mij het vertrouwen om een uitzonderingsbepaling voor recreatieve bebouwing
in het kustfundament in het Barro op te nemen waardoor de rol van de provincies versterkt
en geformaliseerd wordt. Via de NOVI leg ik ook een nationale verantwoordelijkheid
voor een samenhangende ruimtelijke ontwikkeling voor de kust vast. Daarmee is er een
ruimtelijk kwaliteitskader voor afwegingen rond nationale belangen in de kustzone
geschapen. Met de partners van het Kustpact heb ik afgesproken te blijven werken aan
een betere ruimtelijke kwaliteit voor de kust.
In de zomer van 2020 zal ik u opnieuw per brief informeren over de voortgang van het
Kustpact.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties