Brief regering : Informatie over de uitkomsten van de Strategische Bestuurlijke Overleggen MIRT en over de voortgang in het MIRT
35 000 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2019
Nr. 122 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN INFRASTRUCTUUR
EN WATERSTAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2019
Met deze brief informeren wij u over de uitkomsten van de Strategische Bestuurlijke
Overleggen MIRT die we in mei 2019 met de vijf landsdelen en het programma goederenvervoercorridors
hebben gevoerd. Tevens informeren wij u over de voortgang in het MIRT, inclusief een
aantal moties en toezeggingen.
1. Uitkomsten strategische bestuurlijke overleggen MIRT
Net als vorig jaar waren de strategische bestuurlijke overleggen MIRT een combinatie
van een werkbezoek en een strategisch gesprek met bestuurders van provincies, gemeenten,
regio’s en waterschappen in de vijf landsdelen (Oost, Noord, Zuid, Zuidwest en Noordwest).
Tijdens de werkbezoeken is ingezoomd op actuele opgaven op het gebied van de fysieke
leefomgeving in de betreffende landsdelen: de landbouw- en energietransitie, klimaatadaptatie,
verstedelijking en slimme en duurzame mobiliteit. In het strategisch gesprek heeft
het instrument omgevingsagenda centraal gestaan. In de omgevingsagenda worden de prioriteiten uit de NOVI
geconcretiseerd tot gebiedsopgaven waar Rijk en regio elkaar nodig hebben. In de bestuurlijke
gesprekken zijn, gegeven de verschillende context per landsdeel, met provincies, gemeenten,
regio’s en waterschappen afspraken gemaakt over het proces voor totstandkoming van
een omgevingsagenda en een eerste uitwisseling van beelden over de inhoud ervan.
De omgevingsagenda is een actualisatie en een verbreding van de huidige MIRT-gebiedsagenda’s.
Met de omgevingsagenda stellen Rijk en regio een gezamenlijke bestuurlijke samenwerkingsagenda
voor de fysieke leefomgeving (het domein van de NOVI) op. In de omgevingsagenda worden
op basis van nationale en regionale visies de gezamenlijke opgaven vastgesteld. Na
agendering van de gezamenlijke opgaven zal de omgevingsagenda een handelingsperspectief
bieden dat kan bestaan uit een programmatische aanpak met acties hoe de opgaven met
elkaar op te pakken. De omgevingsagenda slaat zo een brug tussen opgaven en concrete
projecten. Met deze ronde strategische gesprekken is feitelijk een start gemaakt met
de uitvoering van de NOVI. De ontwerp NOVI verschijnt naar verwachting in juni 2019.
Een tweede belangrijk bespreekpunt in de landsdelen Noordwest en Zuidwest waren de
verstedelijkingsstrategieën voor de Zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Amsterdam
en de regio Utrecht. De verstedelijkingsstrategieën leveren in de eerste plaats een
fasering en prioritering op van de woningbouwopgave in de MRDH, MRA en MRU en maken
de keuzes inzichtelijk waar op de middellange en lange termijn verstedelijking plaats
gaat vinden. Deze verstedelijkingstrategieën zorgen ook voor een samenhangende aanpak
van de complexe opgaven op het gebied van wonen, werken, bereikbaarheid, leefbaarheid,
klimaatadaptatie en energietransitie. Ten slotte vormen het belangrijke bouwstenen
voor de omgevingsagenda’s voor deze landsdelen.
In de strategische bestuurlijke overleggen van Noordwest en Zuidwest is tevens gesproken
over alternatieve bekostigingsmogelijkheden voor gebiedsontwikkeling en bereikbaarheid.
Momenteel worden onder andere door de G4 en het Rijk verschillende opties voor alternatieve
bekostiging onderzocht. Dit zal naar verwachting ook een gespreksonderwerp in het
Bestuurlijk Overleg MIRT van dit najaar zijn. Daarnaast is in alle landsdelen gesproken
over het Mobiliteitsfonds.
In het strategisch bestuurlijk overleg met het landsdeel Zuid is de samenwerkingsovereenkomst
voor de ontwikkeling van EIK-XL (ontwikkeling stationsgebied Eindhoven) door Rijk,
provincie Noord-Brabant en Eindhoven getekend.
Uitkomsten per landsdeel
Landsdeel Oost
Afgelopen jaar is in landsdeel Oost een start gemaakt met de pilot voor de omgevingsagenda
Oost Nederland. Op het strategisch bestuurlijk overleg zijn de opbrengsten tot nu
toe besproken. Tevens is de afspraak gemaakt dat Rijk en regio gezamenlijk de eerste
proeve van de Omgevingsagenda verder uitwerken tot een volwaardige omgevingsagenda
die in het najaar van 2019 gereed is. In het najaar wordt op verschillende bestuurlijke
tafels de omgevingsagenda, en de wijze waarop mogelijke vervolgacties daarin een plek
krijgen, geagendeerd.
Verder is een tweetal procesafspraken op het dossier wonen gemaakt. Een eerste afspraak
betreft het vervolgonderzoek naar de netto instroom van inwoners uit de Randstad.
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wordt gekeken of en zo ja welke afspraken
op het gebied van wonen en bouwen, in samenhang met andere opgaven in de fysieke leefomgeving,
gemaakt moeten worden. De uitkomsten komen aan de orde in het bestuurlijk overleg
MIRT najaar 2019. Daarnaast wordt voor zowel de provincies Gelderland als Overijssel
samen met het Ministerie van BZK een regionale versnellingsaanpak flexwonen opgesteld,
met als doel gemeenten actief te ondersteunen in de totstandkoming van meer flexibele
woningen. Daarbij zijn de regionale woningbouwopgaven leidend. Voor Overijssel is
dit een voorbeeld om anders om te gaan met kwalitatief en adaptief plannen waarbij
flexibiliteit van belang is. De juiste woning, voor de juiste bewoner op de juiste
plek. Specifiek voor de Achterhoek zal de versnellingsaanpak flexwonen onderdeel uitmaken
van de regiodeal.
Landsdeel Noord
In landsdeel Noord is de afspraak gemaakt dat Rijk en regio samen een plan van aanpak
uitwerken om te komen tot een omgevingsagenda. Deze aanpak wordt vastgesteld in het
Bestuurlijk Overleg MIRT in het komende najaar. Onderdeel van die aanpak is het gezamenlijk
identificeren van omgevingsopgaven. In het bestuurlijk overleg is gewisseld dat landsdeel
Noord een gebied is waar veel grote (ruimtelijke) opgaven spelen die gezamenlijk optrekken
van overheden vragen. Daarmee is er een duidelijke urgentie om te gaan werken met
een Omgevingsagenda. Daarnaast is de Startbeslissing voor de MIRT-verkenning Buitendijkse
slibsedimentatie Eems-Dollard ondertekend (Kamerstuk 35 000 A, nr. 95).
Landsdeel Zuid
Ook in Landsdeel Zuid is gestart met de omgevingsagenda. Eind 2019 zal ook voor dit
landsdeel een plan van aanpak gereed zijn, waarin zowel de richting voor de opgaven
als de inrichting van het proces, de samenhang met andere trajecten en de governance
zijn uitgewerkt. Onderdeel van die aanpak is het gezamenlijk identificeren van de
opgaven voor de fysieke leefomgeving in Zuid Nederland. In het strategisch bestuurlijk
overleg in het voorjaar van 2020 zullen de eerste uitkomsten van deze analyse van
opgaven en kansen gepresenteerd worden. In 2021 zal een concept omgevingsagenda gereed
zijn.
Aansluitend op het bestuurlijk overleg is door Rijk, provincie Noord-Brabant en gemeente
Eindhoven de samenwerkingsovereenkomst Eindhoven Internationale Knoop XL ondertekend.
Deze samenwerkingsovereenkomst bevat afspraken over de bestuurlijke samenwerking,
governance, rollen en bijdrage aan proces- en advieskosten binnen het Programma Eindhoven
Internationale Knoop XL. Dit programma richt zich op de ontwikkeling van Eindhoven
Internationale Knoop XL tot een hoogstedelijke en aantrekkelijke woon- en werkomgeving
in de komende vijf jaar. Deze samenwerkingsovereenkomst vloeit voort uit afspraken
in de bestuurlijke overleggen MIRT van 2017 en 2018 en de woondeal die onlangs gesloten
is met Eindhoven. De samenwerkingsovereenkomst is als bijlage bij deze brief opgenomen1.
Landsdeel Zuidwest
In landsdeel Zuidwest is met betrekking tot de omgevingsagenda afgesproken dat dit
jaar wordt gestart met het opstellen van de omgevingsagenda Zuidwest, beginnend met
de opgaven in Zeeland. Zeeland ziet een relevante samenwerkingsagenda rond de thema’s
wonen, bereikbaarheid, de energietransitie en de grensoverschrijdende ontwikkeling.
Voor de verduurzaming en de kwaliteitsimpuls van de bestaande woningvoorraad komt
de provincie Zeeland met een nieuwe woonaanpak. Samen met de regio worden de mogelijkheden
voor integrale ondersteuningsmaatregelen bezien. Zeeland vervolgt graag het overleg
met het Rijk over de bereikbaarheidsopgave, zoals het versnellen van OV-verbindingen
richting de Randstad, buisleidingen en grensoverschrijdend vervoer.
In Zuid-Holland lopen reeds verschillende trajecten zoals REOS toplocaties, de integrale
verstedelijkings- en bereikbaarheidsstrategie en landschappelijke kwaliteit Groene
Hart die aangemerkt kunnen worden als belangrijke bouwstenen voor de omgevingsagenda
Zuidwest. Uitgangspunt is dat het instrument omgevingsagenda meerwaarde moet hebben
en zorgt voor extra realisatiekracht om bovengenoemde trajecten te versterken.
In het strategisch bestuurlijk overleg Zuidwest voorjaar 2020 wordt de concept inhoudsopgave
van de omgevingsagenda Zuidwest besproken, inclusief de provincie-overstijgende opgaven
voor Zuid-Holland en Zeeland in relatie tot de Noordzee en Vlaanderen, en worden de
processtappen vastgesteld om te komen tot bestuurlijke vaststelling van de omgevingsagenda
Zuidwest.
De aanpak op hoofdlijnen van de adaptieve ontwikkelstrategie, als onderdeel van de
Werkplaats Metropolitaan OV en Verstedelijking wordt onderschreven. In dit kader zijn
al eerder besluiten genomen over de (MIRT-)verkenningen oeververbindingen Rotterdam
en CID-Binckhorst. Doel van de ontwikkelstrategie is het integreren en afstemmen in
de tijd van de verstedelijkingsopgave (woningbouw, arbeidsplaatsen, voorzieningen)
en de OV-bereikbaarheid (inclusief fiets en knooppunten). Deze strategie draagt bij
aan het faciliteren van de grote stedelijke woningvraag, het versterken van de agglomeratiekracht,
het ontlasten van de weginfrastructuur en het beschermen van het buitengebied. Daarmee
vormt de adaptieve strategie een belangrijke bouwsteen voor het Integrale Verstedelijkingsakkoord
zuidelijke Randstad (zie hieronder). Toegewerkt wordt naar een gemeenschappelijk eindbeeld
waarbij verwezen wordt naar het Toekomstbeeld OV (een S-bahn-achtig concept op de
Oude Lijn) dat vervlochten wordt met binnenstedelijke verdichting (170.000 – 200.000
woningen binnen de acht gemeenten van de Verstedelijkingsalliantie.
In het Bestuurlijk Overleg MIRT najaar 2019 wordt de uitgewerkte strategie met inzicht
in financiële consequenties, maatschappelijke kosten en baten en kansen voor alternatieve
bekostiging, vervolgstappen en benodigde monitorings- en procesafspraken ter bespreking
en besluitvorming voorgelegd.
Het Verstedelijkingsakkoord wordt beschouwd als het startschot voor een langjarige
samenwerkingsagenda tussen Rijk en regiopartners. Het gaat over langjarige afspraken
tussen Rijk en regio over de ontwikkeling van verstedelijking in nauwe samenhang met
mobiliteit: locaties, aantallen en woonmilieus, fasering en prioritering van de te
ontwikkelen gebieden, randvoorwaarden (bouwen in hoogstedelijke milieus met bijbehorend
ruimtelijke inrichting waaronder fiets en parkeerbeleid), bekostiging, financiering
en samenwerking. Ook de wisselwerking met de Woondeal Zuidelijke Randstad, de klimaat-
en energieopgave in de regionale energiestrategieën en landschappelijke kwaliteit
wordt in dit akkoord geborgd. De geografische scope van dit Verstedelijkingsakkoord
is de provincie Zuid-Holland en gaat daarmee over de (in 2018) vastgestelde, woningbouwbehoefte
van circa 210 duizend woningen (2017–2040). De samenwerkingsagenda start vanuit de
scope van de Adaptieve Ontwikkelingsstrategie en de Verstedelijkingsalliantie. Regio
en Rijk benadrukten in het overleg de urgentie om tot besluitvorming komen gezien
de druk op de regionale woningmarkt.
In het Bestuurlijk Overleg MIRT najaar 2019 wordt ook het Integraal Verstedelijkingsakkoord
zuidelijke Randstad ter besluitvorming voorgelegd met een voorkeursstrategie en een
aantal eerste uitvoeringsafspraken.
Het volgende strategisch bestuurlijk overleg zal in Zeeland plaatsvinden.
Landsdeel noordwest
Net als in landsdeel Zuidwest geldt in landsdeel Noordwest dat momenteel reeds verschillende
trajecten starten of lopen die bouwstenen opleveren voor de omgevingsagenda Noordwest.
Voorbeelden zijn de verstedelijkingsstrategieën voor de MRA en de MRU. In de komende
jaren worden de verschillende bouwstenen geïntegreerd tot een omgevingsagenda. Deze omgevingsagenda zal het gebied van de provincies Noord-Holland, Utrecht
en Flevoland omvatten. Afgesproken is dat in het voorjaar van 2020 de bestuurlijke
partners besluiten wanneer en op welke wijze een synthese tussen lopende trajecten
in de omgevingsagenda tot stand kan komen.
Voor de Metropoolregio Amsterdam (MRA) hebben Rijk en regio afgesproken een gezamenlijke
verstedelijkingsstrategie te ontwikkelen die integraal uitwerking geeft aan de grote
en complexe ruimtelijke opgaven op het gebied van leefbaarheid, wonen, werken, bereikbaarheid,
landschap, klimaatadaptatie, circulaire economie en energietransitie. Deze strategie
richt zich zowel op de middellange (tot 2030) als ook de lange termijn (2030–2050).
Uitgangspunt is dat hierin de nationale, regionale en lokale doelen en lopende trajecten
samenkomen die passen bij een duurzame inclusieve aantrekkelijke economisch sterke
metropoolregio.
De verstedelijkingsstrategie omvat de volgende drie onderdelen: de hoofdlijnen voor
het verstedelijkingsconcept van de MRA voor de middellange en lange termijn, een fasering
en prioritering van integraal te ontwikkelen gebieden met bijbehorende ijkmomenten
en een investeringsstrategie. Voor de verstedelijkingsstrategie starten Rijk en regio
niet bij nul. Er wordt op dit moment aan diverse bouwstenen gewerkt, zowel aan MRA-
als aan Rijkszijde. Daaronder vallen onder andere de nationale, provinciale en gemeentelijke
omgevingsvisies, het gezamenlijke Rijk/regio ontwikkelperspectief van het gebiedsgerichte
bereikbaarheidsprogramma «Samen bouwen aan Bereikbaarheid», het Handelingsperspectief
MRA Oost, de nieuwe MRA Agenda 2020–2024. Vanuit de MRA zijn de geselecteerde sleutelgebieden
voor grote gebiedsontwikkelingen belangrijke input voor de op te stellen verstedelijkingsstrategie.
Het bestuurlijk overleg MIRT vormt het besluitvormend gremium voor de verstedelijkingsstrategie
MRA. In het najaar 2019 worden de uitgangspunten voor de verstedelijkingsstrategie
vastgesteld. Doel is de verstedelijkingsstrategie, inclusief investeringsstrategie,
in het BO MIRT najaar 2020 vast te stellen. Investeringsbeslissingen voor mobiliteit
worden in het kader van het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma Samen Bouwen
aan Bereikbaarheid en de BO’s MIRT genomen.
Voor de regio Utrecht (MRU) geldt dat Rijk en regio reeds met de opstelling van een
integrale verstedelijkingsstrategie zijn gestart binnen het kader van de U Ned samenwerking
(gebiedsgericht bereikbaarheidsprogramma). Voor de lange termijn ontwikkeling is,
conform het besluit in het bestuurlijk overleg MIRT najaar 2018, inmiddels een breed
MIRT onderzoek gestart. Dit onderzoek moet een gezamenlijk gedeeld beeld opleveren
van de meest waarschijnlijke en gewenste ontwikkeling en de majeure ruimtelijke keuzes
en investeringen in de MRU. De scope van het onderzoek is 2030–2040 met een doorkijk
naar 2050. Afgesproken is dat in het bestuurlijk overleg MIRT van dit najaar Rijk
en regio op basis van de doorrekening van verstedelijkingsmodellen de contouren vaststellen
van een verstedelijkingsperspectief voor dit gebied. In het bestuurlijk overleg MIRT
in het najaar van 2020 wordt dan het verder ontwikkelde adaptieve ontwikkelpad voor
het verstedelijkingsperspectief MRU vastgesteld.
Programma Goederenvervoercorridors
In het kader van het programma Goederenvervoercorridors is een werkbezoek gebracht
aan het logistieke knooppunt Tilburg. Stilgestaan is bij de verwachte toekomstige
groei van het goederenvervoer en de wijze waarop deze groei kan worden opgevangen.
Hierbij kan worden gedacht aan maatregelen op het gebied van modal shift van weg naar andere modaliteiten, bundeling van ladingsstromen en integrale ruimtelijke-economische
knooppuntontwikkeling. Deze maatregelen dragen bij aan het verminderen van de uitstoot,
het verbeteren van de betrouwbaarheid van de logistieke keten en een betere benutting
van vaar- en spoorwegen. De goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost spelen hierbij
een belangrijke rol. Immers, meer dan de helft van het wegvervoer in Nederland verloopt
via deze corridors, evenals een groot deel van het spoorgoederenvervoer en ongeveer
70% van het transport over water.
2. Voortgang MIRT
Tijdens de recente Strategische Bestuurlijke Overleggen MIRT hebben wij gesproken
over de strategische opgaven in de verschillende regio’s. Ondertussen werken wij in
alle regio’s in het kader van het MIRT hard aan veel projecten. Over een aantal van
deze projecten willen wij u met deze brief informeren. Daarnaast informeren wij u
over een aantal niet-regio specifieke onderwerpen en verschillende moties en toezeggingen.
U ontvangt de Schets Mobiliteit in 2040: veilig, robuust en duurzaam. In deze Schets
laten wij de samenhang van ons mobiliteitsbeleid zien en zetten wij de speerpunten
voor de komende jaren neer. Recent bent u geïnformeerd over de voortgang van de vorming
van het Mobiliteitsfonds (Kamerstuk 35 000 A, nr. 94).
Ook waterprogramma’s en -projecten zijn onderdeel van het MIRT. In deze programma’s
en projecten hebben wij de nodige voortgang geboekt. Zo is de voorkeursbeslissing
over het project Ecologische Maatregelen Markermeer afgerond in het najaar van 2018.
Voor het project «Lob van Gennep» is zoals eerder gemeld (Kamerstukken 32 698 en 31 710, nr. 45) de startbeslissing voor de Verkenning genomen. Op 20 juni vindt het AO Water plaats.
Ter voorbereiding van dit AO ontvangt u een brief. Voor verdere informatie over waterprogramma’s
en -projecten, waaronder de ontwikkeling van integraal riviermanagement, wordt verwezen
naar deze brief.
Voortgang projecten per regio
Landsdeel Oost
Op 11 maart jl. is de startbeslissing A1/A30 Barneveld ondertekend om de doorstroming
te verbeteren op de A1 tussen de aansluitingen Barneveld en Voorthuizen en op de aansluiting
A1/A30 zelf. Hiermee wordt weer een belangrijke stap gezet in het realiseren van de
afspraken uit het Regeerakkoord en het oplossen van een NMCA-knelpunt.
Op 13 maart jl. is de starthandeling verricht van de realisatie van de A1 Apeldoorn
– Azelo. De tweede fase van dit project wordt met vier jaar versneld. Dat betekent
een snellere een betere doorstroming op de A1 Oost.
De provincie Gelderland heeft aangegeven geen noodzaak te zien tot aanvullende robuustheid
verhogende maatregelen op de Valleilijn, omdat zowel de punctualiteit als de capaciteit
in de spits nu op orde zijn. Wij hebben met dat besluit ingestemd.
Bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden over het vervolg van het project spoorzone
Ede. Dit nadat de aanbesteding eind 2018 mislukt is verklaard. Daarbij is door alle
partijen de ambitie uitgesproken om door te gaan met het project. Op dit moment wordt
de optimale wijze van het borgen van de projectdoelen in relatie tot het budget in
een nieuwe aanbesteding onderzocht.
Landsdeel Noord
Met de regio zijn afspraken gemaakt over het doortrekken van de trein voor het personenvervoer
op de lijn Groningen–Veendam naar Stadskanaal en de bijdrage hierin van € 5 miljoen,
zodat deze plannen nu verder uitgewerkt en tot realisatie kunnen worden gebracht.
Conform de afspraken in het Bestuurlijk Overleg MIRT van najaar 2018 wordt, samen
met de regio, gewerkt aan een quick scan voor het versnellen van de bestaande verbinding
tussen Noord- en Oost-Nederland en de Randstad en aan een ontwikkelagenda voor het
vergroenen van het regionale spoor in deze regio.
Afgelopen half jaar zijn stevige stappen gezet bij de realisatie van de extra sneltrein
Groningen–Leeuwarden. Ten behoeve van een betere treindienst naar het noorden van
het land is in Zwolle gestart met de realisatie van de spoorverdubbeling, de ongelijkvloerse
kruising (dive-under) bij Herfte en de aanleg van extra opstelsporen.
In overleg met de provincie Groningen zijn wij bereid om bestuurlijk afspraken te
maken over het versneld beschikbaar stellen van de bijdrage voor station Hoogkerk
(€ 6,5 miljoen). De provincie draagt zorg voor de realisatie van een station bij Hoogkerk
in het kader van de bredere doelstelling van het programma Groningen Spoorzone, waar
ook de werkzaamheden aan het spoor en station Groningen onderdeel van uitmaken.
Over verbreding van het sluiscomplex bij Kornwerderzand bent u vorige week via een
separate brief geïnformeerd (Kamerstuk 35 000 A, nr. 97). Na de extra bijdrage van € 40 miljoen van het Kabinet resteert er nog een financiële
opgave van circa € 45 miljoen. Rijk en regio zijn in constructief overleg om te bezien
hoe de resterende opgave overbrugd kan worden. Wij streven ernaar om uw Kamer nog
voorafgaand aan het AO MIRT nader te informeren.
Op 1 april jl. is het startsein gegeven voor de werkzaamheden aan de Afsluitdijk.
Op verschillende plaatsen wordt inmiddels volop gewerkt. Onlangs is naar voren gekomen
dat een aanpassing nodig is aan het ontwerp van de nieuw te bouwen spuisluizen als
gevolg van een noodzakelijke aanpassing van de hydraulische randvoorwaarden door Rijkswaterstaat.
Hierdoor kan de bouw van de nieuwe spuisluizen niet zoals gepland eind 2019 starten.
In goede samenwerking met de aannemer wordt gekeken of het ontwerp en de planning
kunnen worden aangepast zonder uitstel van de MIRT-mijlpaal. Na de zomer is dit duidelijk.
U wordt hierover nader geïnformeerd.
Landsdeel Zuid
Op 19 februari jl. is de voorkeursbeslissing voor de A67 Leenderheide – Zaarderheiken
vastgesteld (Kamerstuk 35 147, nr. 1). Het maatregelpakket (korte en lange termijn) is geraamd op € 154 miljoen, waarvan
€ 6 miljoen voor smart mobility maatregelen. Daarnaast wordt ingezet op een capaciteitsuitbreiding
van Leenderheide tot Geldrop, waarbij de noordbaan van Knooppunt Leenderheide tot
Geldrop wordt uitgebreid met een weefvak en op de zuidelijke rijbaan een derde rijstrook
wordt toegevoegd. Hiermee wordt de verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid op de
A67 verbeterd.
Het Tracébesluit voor de A27 Houten–Hooipolder is in het vierde kwartaal 2018 vastgesteld.
Dit is een kwartaal eerder dan in de planning was voorzien. De A27 tussen Houten en
Hooipolder wordt met dit besluit over een lengte van 47 kilometer uitgebreid. Hierin
zijn onder andere de vervanging van de Merwedebrug, Keizersveerbrug en Hagesteinsebrug
toegevoegd. Ook het HooipolderPlus-plan is opgenomen in het Tracébesluit. Door de
verbreding van de A27 verbetert de doorstroming en wordt het sluipverkeer in de regio
verminderd.
Op 2 april jl. bent u geïnformeerd over de afspraken met de provincies Limburg, Noord-Brabant
en Gelderland omtrent het project Elektrificatie Maaslijn. In goed overleg hebben
Rijk en regio besloten om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te nemen om de ontstane
situatie in het belang van de reiziger op te lossen. Wij onderschrijven het belang
van de werkzaamheden aan de Maaslijn om een robuuste dienstregeling uit te kunnen
voeren. Naast de verbetering van de robuustheid draagt dit project ook bij aan verduurzaming.
Om het project te realiseren draagt de regio gezamenlijk circa € 153 miljoen bij aan
het project en het Rijk circa € 60 miljoen. De afspraken worden uitgewerkt in een
bestuursovereenkomst die naar verwachting deze zomer wordt vastgesteld.
Op basis van de standpunten van gedeputeerde staten van Limburg en college van B&W
van de gemeente Venlo is, door alle betrokken partijen, geconcludeerd dat de Integrale
MIRT/HWBP Verkenning Meer Maas Meer Venlo stopt. Aanleiding was de financiële positie
van de gemeente Venlo en het besluit van het college van B&W om daarom uit het project
te treden. Het project is inmiddels, door de ondertekening van de beëindigingsovereenkomst,
formeel beëindigd.
Landsdeel Zuidwest
In het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma MoVe werken wij samen met de regio
aan het verbeteren van de bereikbaarheid en agglomeratiekracht op korte en langere
termijn. Dit krijgt vorm in verschillende trajecten, waaronder de werkplaats Metropolitaan
OV en verstedelijking en de MIRT-verkenning naar een nieuwe oeververbinding in Rotterdam.
Tijdens het recente Strategische Bestuurlijk Overleg MIRT is het voornemen bevestigd
om in juli 2019 de startbeslissing te nemen voor de MIRT-verkenning Oeververbinding
Rotterdam, conform de afspraken van het Bestuurlijk Overleg MIRT 2018. Toegewerkt
wordt naar een startbeslissing waarin de scope van de verkenning wordt vastgelegd,
inclusief keuze voor de locatie van een nieuwe oeververbinding.
Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de motie Hoogland/Visser (Kamerstuk 34 550 A, nr. 37). Deze motie verzoekt onder meer de oeververbinding Rotterdam en N59 te beoordelen
op de bijdrage aan de verbetering van de doorstroming tussen het regionale en landelijke
wegennet en met de regio afspraken te maken hoe bij een positieve beoordeling deze
projecten een plaats kunnen krijgen in het gebiedsprogramma Rotterdam–Den Haag. Voor
wat betreft de N59 geldt dat, in vervolg op de gemaakte afspraken tijdens het Bestuurlijk
Overleg MIRT Zuidwest-Nederland najaar 2017, in 2018 een Bestuurlijke Overeenkomst
is getekend met de regio. Hierin is verwoord hoe de eerder geselecteerde maatregelen
voor verkeersveiligheid, doorstroming en duurzaamheid zullen worden uitgewerkt. De
uitwerking van enkele maatregelen is nog gaande. De verwachting is dat hierover dit
jaar een besluit genomen kan worden. Hiermee beschouwen wij de motie met Kamerstuk
34 550 A, nr. 37 als afgerond.
Voor de CID Binckhorst (Den Haag) is hard gewerkt aan de totstandkoming van een zogenaamd
no regretpakket. Dit pakket van € 137 miljoen, waarvan het Rijk 1/3 deel voor haar rekening neemt,
bestaat uit een samenspel van maatregelen zoals de ombouw van viaducten ten behoeve
van HOV en fiets, uitbreiding van fietsstallingen bij stations en mobilityhubs. Beoogd wordt om het pakket in de periode 2019–2023 uit te voeren zodat de eerste
nieuwe bewoners in dit gebied daar direct van kunnen profiteren. In april is tevens
gestart met de uitvoering van het «Projectplan Verkenning CID Binckhorst». In september
worden daar de eerste tussenresultaten verwacht in de vorm van een trechtering van
tien naar drie alternatieven.
Op 11 maart jl. is de voorkeursbeslissing voor de A20 Nieuwerkerk aan den IJssel–Gouda
naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 385, nr. 98). Tegelijkertijd is met de regionale partners een bestuursovereenkomst ondertekend,
waarin afspraken worden gemaakt over aanvullende bereikbaarheidsmaatregelen en meekoppelkansen.
In het voorkeursalternatief is de verbreding opgenomen van de A20 van 2 x 2 naar 2 x 3
rijstroken tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda. De aanpak moet er voor zorgen
dat het grote landelijke fileknelpunt verdwijnt. Het verkeer kan met de verbreding
veiliger en beter doorrijden op de A20.
Op 18 maart jl. is het officiële startsein gegeven voor de realisatie van de A16 Rotterdam.
De weggebruikers kunnen vanaf eind 2024 gebruik maken van deze nieuwe snelweg. Het
verkeer in de drukke regio Rotterdam kan hierdoor vlotter doorrijden.
Voor de PHS-corridor Den Haag–Breda is ProRail gestart met verdubbeling van de sporen
tussen Rijswijk en Delft Zuid. Eind 2024 moet dit klaar zijn, zodat er een 7e en 8e intercity en een 5e en 6e sprinter per uur kan gaan rijden tussen Den Haag en Rotterdam. Bovendien hebben wij
begin dit jaar samen met de regio besloten te investeren in viersporigheid bij Schiedam,
zodat Schiedam een intercitystop kan blijven en een robuustere dienstregeling mogelijk
is. Hiermee gaan de reizigersgroei, stedelijke ontwikkeling en ontwikkeling van aantrekkelijk
hoogfrequent OV hand in hand.
Samen met de provincies Zuid-Holland en Utrecht, de gemeenten langs de spoorlijn,
ProRail en NS wordt onderzoek gedaan naar de verbetering van de treinverbinding tussen
Leiden en Utrecht. Eerder werd uw Kamer al geïnformeerd dat door problemen in de ondergrond
op dit traject, de gewenste «versnelde intercity»-variant niet gerealiseerd kan worden
zonder grootschalige maatregelen aan de spoorbaan (Kamerstuk 34 775 A, nr. 76). Voor de korte termijn is gezamenlijk een oplossing gevonden waardoor in de brede
spits elk kwartier in plaats van elk half uur een sprinter tussen Leiden en Utrecht
kan rijden. Hiervoor zijn beperkte infrastructuurmaatregelen nodig. ProRail bekijkt
wanneer deze maatregelen uitgevoerd kunnen worden.
In december 2018 is het nieuwe station Lansingerland-Zoetermeer in gebruik genomen
en opgenomen in de NS-dienstregeling 2019. De gehele OV knoop inclusief de verlenging
van de Randstadrail naar dit nieuwe station en de aansluiting op het busnetwerk is
op 17 mei jl. geopend. Station Lansingerland Zoetermeer draagt bij aan een betere
afstemming tussen het regionaal OV en het hoofdrailnet als nieuw vervoerknooppunt
tussen trein, Randstadrail, bus, fiets en auto.
In lijn met Kamermotie Jetten en van der Graaf (Kamerstuk 29 984, nr. 746) is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de provincies Zuid-Holland
en Noord-Brabant, de gemeenten Dordrecht en Breda en NS in overleg getreden over mogelijke
verbeteringen van de verbinding tussen Dordrecht en Brabant voor de periode 2020 t/m
2024. Van de verschillende door NS onderzochte varianten is één kansrijk gebleken.
Dit betreft een viermaal daagse Intercityverbinding tussen Dordrecht en Eindhoven.
Met deze verbinding wordt de reistijd tussen Dordrecht en Eindhoven met ruim 10 minuten
verkort. Recentelijk is overeenstemming bereikt over de realisatie en bekostiging
van deze verbinding. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal de exploitatiekosten
van deze verbinding bekostigen, met een beperkte financiële bijdrage van de NS. Deze
kosten voor het ministerie zijn geraamd op circa € 7 miljoen voor de periode 2020
t/m 2024. Onderdeel van deze afspraak is dat de regionale partijen een extra bijdrage
leveren aan de realisatie van keersporen op Rotterdam Centraal en het 4de perronspoor Tilburg. Deze projecten worden uitgevoerd in het kader van het Programma
Hoogfrequent Spoorvervoer en dragen bij aan het verbeteren van de regionale bereikbaarheid.
Deze extra bijdrage bedraagt éénmalig € 1,72 miljoen per provincie. De afspraken worden
momenteel uitgewerkt in een bestuursovereenkomst die naar verwachting deze zomer wordt
vastgesteld. Zoals gebruikelijk is de realisatie van de verbinding tussen Dordrecht
en Eindhoven onder voorbehoud van de definitieve capaciteitsverdeling door ProRail,
en zijn de afspraken die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de regio
overeen zijn gekomen onder voorbehoud van besluitvorming in de gedeputeerde staten.
In Zeeland (Oosterschelde, Westerschelde) is er als gevolg van de stroming een tamelijk
grote oevererosie. Door het herstellen van de steenbekleding, alsmede steenbestortingen
om zettingsvloeiing tegen te gaan, worden de vooroevers versterkt. Het op deze manier
tegengaan van oevererosie levert een adequate bescherming op tegen overstromingen.
Het project Vooroeververdediging heeft de afgelopen jaren te maken gehad met een aantal
tegenvallers, waaronder een arbitragetraject met de aannemer en het uitvoeren van
een door de Raad van State verplichte compensatiemaatregel. Dit leidt tot een vertraging
van twee jaar waarbij oplevering wordt verwacht in 2023. Daarnaast hebben verschillende
kostenstijgingen plaatsgevonden van materiaal, specialistische onderzoeken en monitoring.
Door het optreden van vertraging en genoemde kostenstijgingen is besloten om € 7,8 miljoen
extra budget toe te kennen.
In 2018 is het Kierbesluit van de Haringvlietsluizen inwerking gesteld. Hierdoor kunnen
trekvissen de Haringvlietsluizen weer passeren en de stroomgebieden van de Rijn en
de Maas weer bereiken. Door het Kierbesluit kan het westelijke deel van de Haringvliet
verzilten. De daar gelegen inlaatpunten van het waterschap Hollandse Delta en Evides
Waterbedrijf zijn de afgelopen jaren naar het oosten verplaatst, zodat zoetwater voor
landbouw, drinkwater en industrie beschikbaar blijft. Deze compenserende maatregelen
zijn in 2018 opgeleverd.
Bij een lage afvoer van de rivier gaan de sluizen bij vloed weer dicht en wordt het
Haringvliet «zoetgespoeld». De komende jaren zal het Kierbesluit door middel van «lerend
implementeren» stapsgewijs worden ingevoerd. Daarbij wordt praktijkkennis over zoutverspreiding
opgedaan en de visintrek geoptimaliseerd.
Landsdeel Noordwest
In het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma van de metropoolregio Utrecht, U Ned,
werken wij samen met de regio aan het verbeteren van de bereikbaarheid en gezonde
groei. Dit krijgt vorm in verschillende trajecten, zowel op de korte als de lange
termijn. Zo werken we no-regret maatregelen uit om op korte termijn de bereikbaarheid van Utrecht Science Park te
verbeteren en de OV-terminal op Utrecht Centraal te ontlasten. Tevens worden maatregelen
uitgewerkt om op korte termijn de Merwedekanaalzone beter per OV te ontsluiten. Reizigers
zullen hierdoor verleid worden om meer gebruik te maken van de Randstadspoorstations,
zoals Lunetten en Overvecht. Op dit moment worden kansrijke maatregelen voor bereikbaarheid
in relatie tot woningbouw voor de middellange- en lange termijn verder onderzocht
en uitgewerkt, zowel voor wegen als het openbaar vervoer. In het Bestuurlijk Overleg
MIRT van dit najaar worden de resultaten en vervolgstappen besproken.
In het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma van de metropoolregio Amsterdam, «Samen
Bouwen aan Bereikbaarheid» (MRA), werken wij samen met de regio aan bereikbaarheidsoplossing
in relatie tot de verstedelijking. Dit krijgt vorm in verschillende trajecten, zowel
op de korte als de lange termijn. Onder andere is een MIRT-Verkenning gestart over
het Rottepolderplein en wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd naar quick wins op de A27. Eind dit jaar worden er richtinggevende keuzes gemaakt ten aanzien van
de lange termijn aanpak. Daarbij staat de hoofdvraag centraal hoe binnen de MRA 250.000
extra woningen gebouwd kunnen worden met een goede bereikbaarheid van economische
toplocaties. Tegelijkertijd willen Rijk en regio de concurrentiepositie versterken,
de leefbaarheid verbeteren en klimaatdoelen realiseren. Het MIRT-onderzoek naar stedelijke
ontwikkeling en daarbij horende bereikbaarheid van Zuidwestkant Amsterdam Schiphol–Hoofddorp
zal aan het eind van dit jaar een ontwikkelstrategie opleveren, waarbij ook de lange
termijn van de Multimodale knoop Schiphol wordt betrokken. Voor het hele MRA-gebied
zal gekeken worden naar verstedelijkingslocaties, welk type vervoersmodel daarbij
past en hoe we daar stapsgewijs naartoe werken (ontwikkelpad).
Ook de komende jaren wordt het OV al op veel plaatsen in de Metropoolregio Amsterdam
flink verbeterd. Op dit moment lopen studies naar verschillende (PHS-)corridors en
stations. Hieronder vallen ook de studies Airportsprinter (hoogfrequente «city shuttle»
op de westtak van het hoofdspoor) en het derde perron voor Amsterdam Zuid, die volgen
uit het Groot-Amsterdambesluit van vorig jaar. Samen met de gemeente Amsterdam, de
vervoerregio Amsterdam, NS en ProRail streven wij er naar één variant van de Airportsprinter
verder uit te werken en om – zo mogelijk al per dienstregeling 2023 – een hoogfrequente
city shuttle (uiteindelijk acht keer per uur) tussen Hoofddorp en Schiphol te laten
rijden. Dat maakt het bovendien mogelijk tijdens de verbouwing van Amsterdam Centraal
in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) een betrouwbaar aanbod
voor de reiziger te handhaven. In de Amsterdamse regio wordt de Amstelveenlijn – inmiddels
omgedoopt tot Amsteltram – op dit moment gerealiseerd. Gewerkt wordt onder meer aan
een aantal ongelijkvloerse kruisingen. De Amsteltram zal worden doorgetrokken naar
Uithoorn.
Nog dit jaar verwachten wij een voorkeursbeslissing te nemen over de aanpassingen
op de Multimodale Knoop Schiphol om de veiligheid en capaciteit voor de middellange
termijn te borgen. Over de PHS-projecten bent u separaat geïnformeerd met de basisrapportage
PHS (Kamerstuk 32 404, nr. 92). Met partijen in de metropoolregio en uit de sector zijn werkafspraken gemaakt om
de voortdurende samenhang tussen de verschillende projecten te bewaken en deze expliciet
te bespreken in komende MIRT-overleggen.
Over het project Zuidasdok bent u geïnformeerd met Kamerbrief 32 668, nr. 12.
Op 6 februari j.l. is de 3e kolk van de Prinses Beatrixsluis in gebruik genomen.
Dit sluizencomplex is een belangrijk verbindingspunt in de hoofdvaarwegen tussen de
havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Met de nieuwe kolk is de capaciteit
aanzienlijk vergroot en kunnen tegelijkertijd meerdere grote binnenvaartschepen door
de sluis.
Niet regio-specifieke onderwerpen
Korte termijn aanpak files
Uw Kamer is in december 2018 geïnformeerd over de tweede tranche van de Korte termijn
aanpak files (Kamerstuk 31 305, nr. 270). Rijkswaterstaat is hard aan de slag gegaan om deze maatregelen zo spoedig mogelijk
te realiseren. Inmiddels is gestart met de inzet van extra bergers en weginspecteurs
op strategische locaties langs de snelwegen. Dit zorgt voor een kortere aanrijtijd,
waarmee de afhandeling van een incident sneller kan starten en de doorstroming sneller
weer op gang komt. De maatregel om de aansluiting bij Castricum op de A9 te verbeteren
is inmiddels gereed. Ook zijn dit voorjaar de eerste slimme stoplichten (iVRI’s) vanuit
de korte termijn aanpak files opgeleverd. Het doel is dat alle maatregelen van de
korte termijn aanpak files uiterlijk in 2021 worden uitgevoerd.
Veiligheid, programma Meer Veilig
Vanuit het programma Meer Veilig wordt € 50 miljoen geïnvesteerd in veilige berminrichting
van N-wegen. Daarvan is € 25 miljoen aan provincies beschikbaar gesteld in de vorm
van cofinanciering. De provincies hebben inmiddels voorstellen ingediend voor de uitvoering
van maatregelen om de verkeersveiligheid op provinciale N-wegen te verbeteren. Voor
1 juli 2019 wordt hierover een besluit genomen. Ook op Rijks-N-wegen worden maatregelen
voorbereid. Op autosnelwegen in beheer van het Rijk is, eveneens in het kader van
Meer veilig, gestart met de uitvoering van de eerste tranche van nieuwe maatregelen
voor veilige inrichting van bermen. Deze maatregelen zijn gebaseerd op de nu beschikbare
middelen (€ 40 miljoen) en op de kansen bij het combineren met andere projecten. 110
van de 390 maatregelen zijn in uitvoering of al gerealiseerd. Het overige deel is
in voorbereiding en zal voor 2022 in uitvoering worden genomen.
Aanpak overwegen
De aanpak van overwegen, in samenwerking en met cofinanciering van decentrale overheden,
is voortgezet. Van de overwegen in het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO),
wordt het grootste deel met generieke maatregelen aangepakt. Voor een beperkt deel
worden specifieke maatregelen getroffen. Nieuw zijn onder andere Hilversum, Castricum,
Renkum en Apeldoorn. Hier worden verbeteringen gerealiseerd, variërend van optimalisaties
van overwegen tot het opheffen van overwegen en het realiseren van onderdoorgangen.
In het kader van het programma voor niet actief beveiligde overwegen (NABO) waren
aan het eind van het eerste kwartaal van 2019 23 overwegen definitief aangepakt (of
met een tijdelijke maatregel volledig afgesloten) en zijn er vier van tijdelijke maatregelen
voorzien in afwachting op de definitieve maatregel (saneren). De ambitie is om uiterlijk
in 2023 alle openbare en openbaar toegankelijke NABO’s te hebben aangepakt.
Binnenkort ontvangt u een brief over spoorveiligheid waarin een meer gedetailleerd
beeld van de voortgang van de aanpak van overwegen wordt gegeven.
Securitymaatregelen op stations
Eenmalig wordt een bedrag van € 3,5 miljoen geïnvesteerd om de security op een zestal stations te verbeteren. Op deze stations worden maatregelen getroffen
die passen bij het actuele dreigingsniveau. De uitvoering van de fysieke maatregelen
zal dit jaar starten en zoveel mogelijk worden gecombineerd worden met lopende projecten.
Internationaal spoorvervoer
Over de ontwikkelingen op het dossier van het internationaal spoorvervoer ontvangt
u rond de zomer een separate brief. Wel kunnen wij u nu reeds meedelen dat de overeenkomst
met Verkehrsverbund Rhein-Ruhr (VRR) over de vanaf eind 2025 aan te bieden treindienst Eindhoven–Düsseldorf op 9 mei
2019 is ondertekend. De overeenkomst zorgt voor een doorgaande treinverbinding van
Eindhoven naar Düsseldorf in plaats van een verbinding met een overstap te Venlo.
Fiets
In de MIRT-brief van november 2018 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 78) is aangekondigd dat de in het Regeerakkoord gereserveerde € 100 miljoen voor fietsinfrastructuur
heeft geleid tot meer dan een verdrievoudiging van deze middelen: € 345 miljoen. Voor
vijftien snelfietsroutes is cofinanciering beschikbaar gesteld. Naar verwachting start
de aanleg van acht routes van de in totaal 15 snelfietsroutes dit jaar. De start van
de aanleg van de andere routes is voorzien in de loop van 2020. Voor fietsparkeren
bij stations zijn bij het Bestuurlijk Overleg MIRT 2018 middelen voor de realisatie
van circa 25.000 fietsparkeerplaatsen toegezegd (4 complexe ingebouwde voorzieningen
en 29 maaiveldstallingen). Ook is aan 17 complexe locaties een rijksbijdrage voor
het opstellen van voorbereidingsplannen toegezegd. In tranche II (Bestuurlijk Overleg
MIRT 2019) kan naar verwachting aan enkele daarvan onder voorwaarden een toezegging
voor de realisatie worden gedaan.
Ook is recentelijk drie miljoen euro subsidie beschikbaar gesteld vanuit een Europees
fonds (CEF). Deze middelen dragen bij aan de realisatie van 75.000 fietsparkeerplekken
in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht.
Naast investeringen in infrastructurele maatregelen is het van belang dat ingezet
wordt op fietsstimulering. Daarom wordt ingezet op samenwerking binnen de regionale
werkgeversnetwerken via een korte termijn aanpak. Fietsstimuleringsmaatregelen zijn
een onderdeel binnen deze werkgeversaanpakken. Zo worden er bijeenkomsten georganiseerd
om informatie rond fietsregelingen breed te delen. Tevens zetten diverse regio’s in
op uitbreiding met het MKB. Vanuit het Rijk is een netwerk van inmiddels dertien fietsambassadeurs
opgezet, een selecte en diverse groep van betrokken bedrijven, van de Efteling en
de Nationale Politie tot drukkerij Zalsman. Allen stimuleren meer fietsen richting
hun werknemers en inspireren werkgevers in hun regio en/ of branchegenoten.
Klimaatbestendige netwerken
Conform het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, wordt er door RWS en ProRail gewerkt
aan stresstesten voor hoofd-, spoor- en vaarwegen en hoofdwatersysteem. Deze testen
moeten inzicht geven in de kwetsbaarheden van de Rijksinfrastructuur. Voor het hoofdwegennet
is dit beeld na de zomer gereed. De andere volgen kort erna.
Brandwerendheid tunnels
Op 9 oktober 2018 is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken over de verminderde
brandwerendheid van beton bij vier wegtunnels die na 2008 zijn opgeleverd en één tunnel
in aanbouw (Kamerstuk 29 296, nr. 34) en de besluiten die ik genomen heb. Het betreft de Salland-Twentetunnel (N35), de
Ketheltunnel (A4), de Tweede Coentunnel (A10) en de Koning Willem Alexandertunnel
(A2) en de Gaasperdammertunnel (A9).
Momenteel zijn de herstelwerkzaamheden in de Gaasperdammertunnel in volle gang. Deze
werkzaamheden kunnen relatief eenvoudig worden uitgevoerd omdat deze tunnel nog in
aanbouw is. Voor de vier bestaande tunnels vinden er voorbereidende werkzaamheden
plaats, waaronder het uitvoeren van hitteproeven. Inmiddels zijn de hitteproeven in
de Koning Willem-Alexandertunnel uitgevoerd. Op basis van de brandwerendheidseis en
de daarop gebaseerde hitteproeven is een herstelplan opgesteld. Dit herstelplan wordt
momenteel besproken met de gemeente Maastricht (Bevoegd Gezag). Het herstel van de
tunnel zal hinder voor het verkeer met zich mee brengen, het zoveel mogelijk beperken
van de hinder is een belangrijk aandachtspunt. De hitteproeven in de andere drie tunnels
vinden de komende periode (mei tot en met augustus) plaats, waarbij de hitteproeven
als eerste plaatsvinden in de 2e Coentunnel.
Op basis van de hitteproeven wordt per tunnel de precieze hittewerende bekleding bepaald.
Hierna wordt per tunnel een herstelplan en realisatieplanning opgesteld. Dit gebeurt
in overleg met het betreffende Bevoegd Gezag. De herstelplannen voor de vier tunnels
zijn naar verwachting eind 2019 gereed. Herstel van de eerste bestaande tunnel zal
naar verwachting starten in 2020.
De vervolgonderzoeken die in gang zijn gezet lopen nog. Tot nog toe geven deze onderzoeken
geen aanleiding om het eerder aan uw Kamer geschetste beeld bij te stellen.
Smart mobility
In het Bestuurlijk Overleg MIRT 2018 zijn afspraken gemaakt om de digitale vernieuwing
in mobiliteit versneld vorm en inhoud te geven. Daarbij is afgesproken om overheidskrachten
te bundelen. Onder andere door het verbeteren van data, in te zetten op een tweede
tranche iVRI’s (slimme stoplichten) en samen te werken in MaaS-pilots. Op deze manier
zorgen wij voor verkeer dat veiliger, vlotter en duurzamer wordt, onze steden en buitengebieden
bereikbaar en leefbaar blijven en mobiliteitsdiensten die de persoonlijke behoeften
goed bedienen. Beoogd wordt om in het Bestuurlijk Overleg MIRT van dit najaar verdere
concrete afspraken te maken over een aantal gezamenlijke ambities, als onderdeel van
een bredere set aan afspraken over slimme en duurzame mobiliteit.
MKBA brughoogtes
Op 2 mei 2017 heeft u een kosten-batenanalyse ontvangen over de verhoging van bruggen
over Rijksvaarwegen vanwege het toenemende aandeel hogere (high cube) containers in
het vervoer over water. Tevens is toen toegezegd om nog een gedetailleerdere MKBA
te laten uitvoeren voor vier kansrijke vaarwegcorridors. Dit aanvullende onderzoek
is inmiddels afgerond en wordt u met een separate brief aangeboden.
Evaluatie Tijdelijke Regeling Quick Wins binnenvaart
Bijgevoegd vindt u de door Panteia uitgevoerde eindevaluatie die is opgesteld ter
afronding van de Tijdelijke Regeling Quick Wins Binnenvaart2. Deze in 2008 opengestelde regeling kwam voort uit de Rijksambitie om decentrale
overheden te stimuleren om hun binnenhavens en vaarwegen op te waarderen en hiermee
een modal shift richting de binnenvaart te stimuleren. In drie tranches zijn uiteindelijk
59 projecten gerealiseerd met een rijksbijdrage van € 76 miljoen. Door de cofinanciering
door decentrale overheden is er in totaal € 150 miljoen geïnvesteerd. De conclusie
is dat de Quick Wins-regeling in veel gevallen succesvol lijkt te zijn, ook al moet
een deel van de baten in sommige gevallen nog worden gehaald. De grootste maatschappelijke
baten zijn geboekt bij de projecten gericht op uitbreiding van containeroverslag.
Deze is in de periode 2011–2016 met 40% gegroeid in die gemeenten waar Quick Win-projecten
zijn uitgevoerd. Dit terwijl de containergroei in gemeenten zonder Quick Wins-project
op 10% is uitgekomen. De 3e tranche was dan ook gericht op het versterken van containerfaciliteiten. Bij de bulkprojecten
kan worden geconstateerd dat de binnenvaart-overslag op peil is gebleven door het
mogelijk maken van schaalvergroting, waardoor de bereikbaarheid van deze havens is
veiliggesteld.
Door deze projecten is het netwerk van binnenhavens vooralsnog voldoende op peil gebracht.
Als vervolg wordt in het MIRT-programma Goederencorridors nu vooral gekeken naar mogelijk
kansrijke kadeprojecten in lijn met motie De Boer (Kamerstuk 34 550 A, nr. 50) om meer vervoer over water te genereren. Hierbij zullen de leerpunten van de Quicks
Wins-regeling worden meegenomen. Verdere initiatieven voor versterking van de modal
shift zullen in het kader van de Goederenvervoeragenda worden opgepakt.
MIRT-onderzoek duurzame bodemligging Rijntakken
In 2018 is het MIRT-onderzoek Duurzame bodemligging Rijntakken opgeleverd. Als bijlage
bij de MIRT-brief treft u dit MIRT-onderzoek aan3. Uit het onderzoek blijkt dat de doorgaande bodemerosie leidt tot problemen voor
verschillende rivierfuncties waaronder scheepvaart. De combinatie van droogte en bodemerosie
heeft een acuut knelpunt laten zien voor de scheepvaart bij de vaste laag bij Nijmegen.
Zoals ook beschreven in het MIRT-onderzoek zal dit knelpunt op de korte termijn aangepakt
moeten worden zodat de rivierbodem ook op de langere termijn en duurzaam kan worden
gehandhaafd. De heer Stoffer heeft hier eerder ook Kamervragen over gesteld. De afgelopen
periode heeft RWS in samenwerking met Deltares onderzoek gedaan naar de mogelijkheden
om via een pilotaanpak op korte termijn het urgente knelpunt bij Nijmegen aan te pakken.
Hiertoe hebben wij besloten. De pilot moet via drie afzonderlijke maatregelen (aanpassen
harde laag, egaliseren bodem en suppleren bij kribben) op de korte termijn zichtbaar
resultaat opleveren voor de scheepvaart. De pilot zal daarnaast meer inzicht geven
over hoe waterstanden op de vaste laag in de toekomst bij laag water zijn te beïnvloeden,
zodat er geleerd kan worden voor de langere termijnaanpak in verband met Integraal
Riviermanagement.
Vereisten TEN-T-verordening
Op grond van de TEN-T-verordening (Verordening 1315/2013) is Nederland gehouden om
uiterlijk in 2030 passende maatregelen voor het in de verordening gespecificeerde
«kernnetwerk» te nemen. Voor het benoemde «uitgebreide netwerk» moet dat uiterlijk
in 2050 het geval zijn. De maatregelen worden deels al in lopende projecten genomen.
Waar dit nog niet voldoende blijkt te zijn, wordt samen met bestuurlijke partners
bezien wat nodig is om aan de verplichtingen te voldoen. Zo onderzoekt ProRail momenteel
waar het spoornetwerk nog niet in staat is om treinen van 740 meter lengte te accommoderen.
Voor het zomerreces wordt u hier nader over geïnformeerd in de brief over de voortgang
in het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer.
Moties en toezeggingen
N35, actualisatie Marsroute
Tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT van het najaar 2018 heeft de provincie Overijssel
de «Actualisatie Marsroute» aangeboden. Het betreft het ontwerp, inclusief kostenraming,
dat de provincie heeft laten opstellen om de gehele N35 te verbreden naar 2 x 2. Afgesproken
is toen dat Rijk en regio deze actualisatie in 2019 met elkaar bespreken. Tijdens
het Nota Overleg MIRT van 29 november 2018 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 80) heeft uw Kamer twee moties (Kamerstuk 35 000 A, nr. 44 en Kamerstuk 35 000 A, nr. 31) aangenomen met betrekking tot de Marsroute N35. Op 11 februari 2019 is uw Kamer
geïnformeerd (Kamerstuk 35 000 A, nr. 84) over de stand van zaken van deze moties. RWS heeft de afgelopen maanden de uitgangspunten
getoetst voor het ontwerp, de maakbaarheid, en de mogelijke financiële consequenties
van de voorstellen in de «Actualisatie Marsroute». Dit rapport is in mei 2019 opgeleverd
en onderschrijft dat de huidige vorm van de weg onvoldoende aansluit bij de functie
als stroomweg. De afgelopen jaren is er al veel in de weg geïnvesteerd en ook momenteel
staan er nog maatregelen gepland om de verkeersveiligheid op het traject te vergroten.
Desondanks constateert het rapport dat er aandachtspunten blijven op het gebied van
verkeersveiligheid, leefbaarheid en doorstroming. Daarnaast concludeert het rapport
dat de «Actualisatie Marsroute» nog punten bevat die nader onderzoek behoeven omdat
de aangedragen oplossingen niet allemaal doelmatig lijken en ook de kosten nog beter
in beeld moeten worden gebracht. Vandaar dat momenteel gesprekken gevoerd worden over
denkbare vervolgstappen. In het najaar wordt uw Kamer hier verder over geïnformeerd
en worden naar verwachting ook de twee bovenstaande moties beantwoord.
Onderwijsaanpak en monitoren effecten Beter Benutten-maatregelen Noordelijke Maaslijn
Motie Amhaouch/Paternotte (Kamerstuk 35 000 XII nr. 34) verzoekt de positieve effecten van het verschuiven van collegetijden in beeld te
brengen en op meer locaties toe te passen en motie Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 000 A, nr. 15) verzoekt om de effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn
die per september 2018 zijn ingegaan te monitoren en de Kamer hierover in de MIRT-voorjaarsronde
2019 te informeren.
Wij vinden het belangrijk dat alle mogelijkheden worden benut om investeringen in
het openbaar vervoer optimaal te laten renderen. Eerdere proeven met vraagsturing
laten zien dat soms kleine aanpassingen, substantieel kunnen bijdragen aan het verminderen
van de piekdrukte. Zo blijkt uit de evaluatie van de gemeente Nijmegen dat daar door
een aantal kleine aanpassingen in de collegetijden de piekdrukte in de trein met 22
procent afgenomen en op de Maaslijn met 41%. Ook in de bus (10%) is de drukte op de
piekmomenten fors naar beneden gebracht. Het aanpassen van collegetijden vraagt grote
inzet, vasthoudendheid en samenwerking van een groot aantal partijen, waaronder regionale
overheden, vervoerders, onderwijsinstellingen en studentenmedezeggenschapsorganisaties.
Om tot (implementatie van) goede maatregelen te komen is lokaal maatwerk nodig, omdat
er grote verschillen zijn in doelgroepen, reisgedrag en geografie. In de Bestuurlijke
Overleggen MIRT is een optimale benutting van de bestaande capaciteit, met een onderwijsaanpak
voorop, een belangrijk onderwerp. Met verschillende grote steden en regio’s worden
afspraken gemaakt om de mogelijkheden in kaart te brengen.
De effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn zijn gemonitord
en de effecten zijn beschreven in een rapportage in het kader van Beter Benutten Decentraal
Spoor. Het conceptrapport wordt voor eventueel commentaar nog voorgelegd aan de betrokken
decentrale overheden. Zodra het rapport definitief is (verwachting: rond de zomer
van 2019) wordt uw Kamer geïnformeerd over de geconstateerde effecten. De Minister
van OCW heeft aangegeven deze resultaten te willen betrekken bij het vervolg van de
aanpak van het beter benutten in het onderwijs waarover zij de Kamer volgend jaar
wil informeren.
Mobiliteit en uitbreiding steden
Motie Smeulders (Kamerstuk 32 847, nr. 425) verzoekt om samen met gemeenten te onderzoeken hoe efficiënte, duurzame en ruimtebesparende
mobiliteit die goed aansluit op de uitbreiding van de steden kan worden gewaarborgd.
Wij onderkennen volledig het belang van de samenhangende aanpak van verstedelijking
en mobiliteit voor een duurzame ontwikkeling van de steden. De ontwerp NOVI schetst
het kader voor zo’n duurzame ontwikkeling. Naast dit nationale perspectief zijn wij
met deze opgaven ook gebiedsgericht aan de slag samen met gemeenten, maar ook op regionaal
niveau, zoals met de metropolen Amsterdam, Rotterdam Den Haag, en Utrecht. Begin dit
jaar heeft met de G4 een bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de integrale verstedelijkingsopgave
waarover u per brief d.d. 18 januari 2019 bent geïnformeerd (Kamerstuk 34 682, nr. 8). Daarnaast zijn, zoals eerder in deze brief gemeld, in het strategische bestuurlijke
overleg MIRT op 23 mei jl. afspraken gemaakt tussen Rijk en de metropoolregio’s Amsterdam,
Rotterdam Den Haag en Utrecht over het gezamenlijk opstellen van integrale verstedelijkingsstrategieën.
In de metropoolregio’s worden wonen, werken en voorzieningen nabij bestaande en nieuwe
knooppunten in het mobiliteitsnetwerk geconcentreerd en worden bestemmingen dichter
bij elkaar gebracht.
De fiets speelt een belangrijke rol bij een efficiënte een duurzame inrichting van
het mobiliteitssysteem. Tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT 2018 hebben wij hierover
met de regio’s afspraken gemaakt. De afgelopen tijd hebben wij verdere stappen gezet.
Tenslotte kan ook het beter benutten van bestaande infrastructuur en het inzetten
op de digitale vernieuwing van mobiliteit (smart mobility) bijdragen aan efficiënte, duurzame en ruimtebesparende mobiliteit. Beoogd wordt om
in het Bestuurlijk Overleg van dit najaar verdere concrete afspraken te maken, als
onderdeel van een bredere set aan afspraken over slimme en duurzame mobiliteit.
NMCA
Motie Van der Graaf (Kamerstuk 35 000 A, nr. 9) verzoekt om binnen de NMCA- en MIRT-systematiek en bij de vorming van het Mobiliteitsfonds
de niet-stedelijke regio’s een prominente plek te geven. Vanwege de omvorming van
het Infrastructuurfonds naar het Mobiliteitsfonds onderzoeken we hoe het huidige instrumentarium
optimaler kan aansluiten bij de beoogde werkwijze en investeringsprincipes. We verkennen
of en hoe de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) kan worden aangepast of
aangevuld. De NMCA brengt opgaven in heel Nederland in beeld. Daarnaast actualiseren
we bij de volgende NMCA de grensoverschrijdende verkeersstromen. Tot slot worden de
MIRT-spelregels in de loop van 2019 geëvalueerd. Uw Kamer is recent geïnformeerd over
de voortgang van de vorming van het Mobiliteitsfonds (Kamerstuk 35 000 A, nr. 94).
Ter afsluiting
In het najaar zullen wij tijdens de jaarlijkse Bestuurlijke Overleggen MIRT, samen
met onze regionale partners, naar verwachting nadere beslissingen nemen. Over de uitkomsten
wordt u, zoals te doen gebruikelijk, geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat