Brief regering : Omgevingsveiligheid en milieurisico's
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 135
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2019
Het is mijn ambitie om de leefomgeving schoner, gezonder en veiliger te maken en tevens
het gevoel van veiligheid te versterken (Kamerbrieven van 5 juni 20181 en 19 november 20182). Hiertoe hanteer ik een driesporen aanpak van voorkomen, beheersen en betrekken.
Met deze brief informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) over een aantal van de in het kader van mijn ambitie ingezette
acties: de resultaten van het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030), de opbouw
van de Safety Delta Nederland (SDN) en de aanpak achterblijvende bedrijven. Tevens
informeer ik u over de regeling versterking omgevingsveiligheid (Safety Deals), financiële
zekerheid en Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV). Ik sluit de brief af met mijn
voornemen om een onderzoek te starten naar de bronnen van PFAS, zoals 19 maart jl.
met uw Kamer besproken naar aanleiding van de (aangehouden) motie Kröger3.
Programma Duurzame Veiligheid (DV2030)
Ik streef naar een robuuste lange termijn aanpak voor het voorkomen van incidenten.
Om die reden werken sinds het najaar van 2016 industrie, wetenschap en overheid in
DV20304 samen aan een vitale (petro)chemische industrie zonder noemenswaardige incidenten.
De stand van zaken van de vijf DV2030 thema’s (duurzaam assetmanagement, een robuust
toekomstbestendig Brzo-systeem, transparantie als drijvende kracht, ruimte voor (petro)chemische
clusters en hoogwaardige kennis) treft u in bijlage 15. DV2030 zal per 1 juli 2020 beëindigd worden waarna elementen zullen landen in de
SDN.
Safety Delta Nederland (SDN)
Ik zet mij met de partners in DV2030 in om de samenwerking structureel voort te zetten
in de nieuwe organisatie SDN. Na het formele startsein voor het opbouwen van deze
SDN (High Level bijeenkomst 24 september 2018) werken we hard aan de ambitie om de
Nederlandse (petro)chemische industrie tot veiligste ter wereld te maken waarbij Nederland
de topregio voor veiligheidsinnovatie is. De eerste belangrijke pijler van de SDN
is een robuuste Kennis- en Innovatieagenda Veiligheid. Hiervoor wordt een inventarisatie
gemaakt van alle wetenschappelijke onderzoeken naar veiligheid in de (petro)chemie
die in Nederland worden gedaan.
Inmiddels zijn ook alle lopende veiligheidsgerelateerde initiatieven in Nederland
geïnventariseerd. Denkt u hierbij aan samenwerkingsprogramma’s als Veiligheid Voorop6 en BRZO+7. Deze inventarisatie bevestigt dat er op veel fronten gewerkt wordt aan het veiliger
maken van de petro(chemie) in Nederland, maar dat een gezamenlijke focus, coördinatie
en heldere structuur ontbreken. Met de SDN gaan we voor alle lopende initiatieven
een heldere structuur opzetten, een gezamenlijke focus formuleren en de coördinatie
handen en voeten geven. Hierbij geven we ook aandacht aan het bereiken van net-niet
Brzo-bedrijven. Ik wil daarbij wel meegeven dat het toezicht op Brzo- en net-niet
Brzo-bedrijven niet onder de SDN gaat vallen.
Achterblijvende bedrijven
In mijn brief van 19 november 2018 (Kamerstuk 28 089, nr. 95) heb ik de aanpak voor achterblijvende bedrijven geschetst. Deze wordt uitgevoerd
door BRZO+. Ik ben verheugd u te kunnen melden dat recent een totaaloverzicht is opgesteld
van de huidige instrumenten die door toezichthouders worden ingezet om gedrag van
achterblijvende bedrijven te beïnvloeden. Voor elk instrument is de doelgroep, het
doel en het gedragsmechanisme waar het instrument op stuurt aangegeven. Dit overzicht
wordt in juni a.s. op de site van BRZO+ gepubliceerd (www.brzoplus.nl) en kan door alle betrokken worden benut voor het invullen van de toezichtstrategie
op achterblijvende bedrijven. Verder worden criteria voor een achterblijvend bedrijf
opgesteld, omdat regio’s verschillende aanduidingen en criteria hiervoor hanteren.
Meer helderheid over welke bedrijven achterblijvend zijn, maakt een effectievere gezamenlijke
aanpak van deze bedrijven mogelijk.
Uitbreiding regeling versterking omgevingsveiligheid (Safety Deals)
Het doel van de regeling Safety Deals is sinds de inwerkingtreding op 1 oktober 2016
het ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan een blijvende versterking van
de omgevingsveiligheid in Nederland van industriële activiteiten met gevaarlijke stoffen.
Om het bereik van de regeling te vergroten heb ik per 1 april jl. de regeling gewijzigd.
Hierdoor kunnen alle industriële ondernemingen die werken met gevaarlijke stoffen
of risicovolle processen deelnemen evenals omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s.
Ook zorg ik met de toevoeging van drie nieuwe thema’s (duurzaam assetmanagement, transparante
sector en hoogwaardige kennis) voor aansluiting bij DV2030. In 2018 zijn onder de
regeling Safety Deals 12 aanvragen ingediend met een totaal aangevraagde subsidie
van 2,1 miljoen euro op een totaalbudget van 2 miljoen euro. In april 2019 is daarvan
1,9 miljoen euro toegekend. De gehonoreerde aanvragen worden op 1 juni 2019 gepubliceerd
op de site van RVO (www.rvo.nl).
Financiële zekerheid
De doelstelling van financiële zekerheidsstelling is helder: als er milieuschade achterblijft
na faillissement van een bedrijf, dan moeten de opruimkomsten niet voor rekening van
de belastingbetaler komen: de vervuiler betaalt. Mede naar aanleiding van de moties
van de leden Von Martels en Van Eijs en van het lid Ziengs die de regering verzoeken
na te gaan in welke gevallen de risico’s het grootst zijn dat overheden voor hoge
milieusaneringskosten worden geplaatst als gevolg van faillissement en daarvoor passende
voorzieningen te treffen, heeft het IPO geconstateerd dat buiten de majeure risicobedrijven
de belangrijkste financiële (milieu)risico’s voor de overheid liggen bij afvalbedrijven
(Kamerstuk 28 089, nrs. 78 en 86). Met betrekking tot majeure risicobedrijven pleit het IPO voor het vervangen van
de huidige kan-bepaling door een moet-bepaling. Dit vanwege de ernst van de risico’s
van deze activiteiten en het level playing field tussen de bedrijven. Ik heb al eerder
aangegeven deze lijn te steunen en ben daarom bezig om voor deze bedrijven een voorstel
uit te werken voor verplichte financiële zekerheidsstelling. Met de afvalbedrijven
en de bevoegde gezagen ben ik in overleg over het te volgen traject. Dat overleg wordt
voor de zomer afgerond. Daarna besluit ik op welke wijze ik het regelgevingstraject
zal inrichten. Ik streef naar inwerkingtreding per 1 januari 2021.
Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV)
Met de komst van de Omgevingswet blijft het basisbeschermingsniveau (plaatsgebonden
risico) gegarandeerd voor iedereen die woont, werkt of recreëert in de omgeving van
een risicovolle activiteit. De wijze waarop het groepsrisico wordt benaderd verandert
wel door de Omgevingswet. Voor risicobronnen gaan aandachtsgebieden gelden. Dit zijn
geografisch afgebakende zones waarbinnen rekening gehouden wordt met levensbedreigende
effecten als gevolg van incidenten met gevaarlijke stoffen. Er zijn brand-, explosie-
en gifwolkaandachtsgebieden. Aan de hand van deze aandachtsgebieden moet het bevoegd
gezag zo vroeg mogelijk bij de voorbereiding van besluiten aandacht hebben voor kleine
kansen en mogelijk grote gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen en hierover
met alle betrokken partijen het gesprek voeren. Met de komst van de Omgevingswet moet
het bevoegd gezag een integrale en transparante afweging maken van beschermende maatregelen
voor gebouwen en locaties. De ligging van de aandachtsgebieden wordt zichtbaar gemaakt
op een digitale kaart die door iedereen kan worden geraadpleegd. Dit is een flinke
operatie. Voor ongeveer 800 bedrijven moeten de aandachtgebieden bepaald worden en
voor circa 3.000 bedrijven gaan vaste afstanden gelden. Mijn ministerie helpt het
bevoegd gezag om deze aandachtsgebieden voor 2021 op te leveren. Daarnaast bied ik
ondersteuning bij de ontwikkeling van instrumenten voor communicatie over risico’s
aan burgers en bedrijven binnen het aandachtsgebied.
Onderzoek bronnen PFAS
Zoals 19 maart jl. met uw Kamer besproken (Kamerstuk 28 089, nrs. 78 en 86) naar aanleiding van de (aangehouden) motie Kröger8 wil ik een onderzoek naar de bronnen van PFAS9 laten uitvoeren. Voor het verder vormgeven van maatregelen om emissie en blootstelling
aan PFAS te minimaliseren, is het wenselijk om een beter beeld te hebben van concentraties
in producten en emissies vanuit deze producten naar het milieu. In de eerste fase
van het onderzoek wordt onderzocht in welke productgroepen en afvalstromen het vooral
relevant is om te meten. Met de uitkomsten worden vervolgens gericht producten en
afvalstromen bemonsterd. Het onderzoek zal naar verwachting eind 2020 afgerond zijn
en biedt dan aanknopingspunten voor nationale en Europese beheersmaatregelen.
Met deze brief heb ik u een beeld gegeven van de voortgang van mijn acties in het
kader van de beleidsaanpak Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat