Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 juni 2019
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 528
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2019
Op 13 juni aanstaande vindt de Raad WSB te Luxemburg plaats.
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                  de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid.
                  Daarnaast ga ik in op de gedane toezeggingen tijdens het AO Informele Raad van 3 april
                  2019 over de UWV-cijfers met betrekking tot export van WW-uitkeringen naar Polen (Wiersma
                  (VVD) en de Jong (PVV)) en de resultaten van de gesprekken met Polen (Wiersma (VVD)).
               
Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers
                  op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 13 juni 2019
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
Hieronder wordt zowel ingegaan op de laatste stand van zaken in de onderhandelingen,
                  als op de gedane toezeggingen aan uw Kamer over de UWV-cijfers met betrekking tot
                  export van WW-uitkeringen naar Polen2 en de resultaten van de gesprekken met Polen3. De afspraken met Polen staan in het kader van de maatregelen om uitkeringsfraude
                  (WW) tegen te gaan. Over de stand van zaken daarvan stuur ik uw Kamer conform mijn
                  toezegging in juni een voortgangsbrief.
               
Onderhandelingen Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening
                  883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag
                  van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland,
                  Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van
                  stemming.
               
Op 11 december 2018 heeft het Europees Parlement (EP) voor de eerste maal haar standpunt
                     bepaald over de herziening van de verordening. Op die datum is het EP met een kleine
                     meerderheid akkoord gegaan met het voorstel van rapporteur Balas over de herziening.
                  
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de
                     Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart jl.
                     hebben de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het
                     EP, laten weten dat zij een voorlopig akkoord hebben bereikt. In mijn brief van 2 april
                     jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven en ben
                     ik ingegaan op de maatregelen gericht op beperking van de negatieve gevolgen van de
                     wijzigingen in het werkloosheidshoofdstuk. De ambassadeurs hebben op 29 maart over
                     het voorlopig akkoord gestemd. Er bleek geen meerderheid voor het akkoord.
                  
Op 18 april stond het rapport van rapporteur Balas op de agenda van het EP om als
                     rapport in 1e lezing te worden vastgesteld. Het rapport is echter niet in stemming gebracht. Mede
                     dankzij de Nederlandse EP-leden, heeft een nipte meerderheid van het EP ingestemd
                     met uitstel van de stemming. 291 EP-leden stemden hier voor, 284 tegen en er waren
                     6 onthoudingen. Ik ben blij met deze uitkomst.
                  
Bij brief van 24 april jl. (Kamerstuk 21 501-31, nr. 523) heb ik u gemeld dat het voorgaande betekent dat de herziening van coördinatieverordening
                     883/2004 tijdelijk stil is komen te liggen. Het nieuwe EP zal moeten besluiten hoe
                     het verder wil gaan met de onderhandelingen over de herziening. Omdat er geen stemming
                     over het rapport heeft plaatsgevonden, heeft het nieuwe EP straks meer ruimte om een
                     eigen koers te bepalen dan wanneer er wel een eerste lezing door het huidige EP tot
                     stand was gebracht. De verwachting is dat het EP dit dossier in het najaar van 2019
                     weer zal oppakken.
                  
Cijfers UWV met betrekking tot export van WW-uitkeringen naar Polen
Tijdens het Algemeen Overleg op 3 april 2019 over de Informele Raad WSBVC van 10 en
                  11 april heb ik toegezegd om antwoord te geven op de vragen van de leden Wiersma (VVD)
                  en de Jong (PVV) over het aantal uitkeringen van arbeidsmigranten dat in de eerste
                  vier weken wordt gekort of ingetrokken en het aantal meldingen vanuit Polen en de
                  handhavende acties hierop.
               
De Poolse organen sturen op grond van de coördinatieverordening sociale zekerheid
                  883/2004 elke maand een bericht aan UWV waaruit blijkt of de uitkeringsgerechtigde
                  nog staat ingeschreven bij het Poolse regionale arbeidskantoor. Is dit niet het geval,
                  dan kan UWV de uitkering stopzetten. Als niet aan de Poolse voorwaarden wordt voldaan
                  (bijvoorbeeld omdat iemand een passend werkaanbod heeft geweigerd), dan moet Polen
                  dit ook aan het UWV melden. In dat geval kan het UWV een maatregel opleggen.
               
UWV houdt bij hoeveel maatregelen er zijn opgelegd aan WW-gerechtigden die hun uitkering
                     naar het buitenland exporteren. Hieronder geef ik u de cijfers over het aantal opgelegde
                     maatregelen. Hierbij zijn de volgende zaken van belang:
                  
– Onder maatregelen worden zowel waarschuwingen als kortingen op de uitkering en het
                           schorsen en beëindigen van de uitkering verstaan. De systemen van UWV maken geen onderscheid
                           tussen de diverse maatregelen. In hoeveel gevallen een maatregel heeft geleid tot
                           een korting of intrekking van de uitkering is op basis van de gegevens in de systemen
                           van het UWV dan ook niet bekend.
                        
– Het aantal opgelegde maatregelen in de exportperiode staat niet gelijk aan het aantal
                           meldingen van Poolse instanties. Een maatregel kan bijvoorbeeld ook worden opgelegd
                           wanneer een uitkeringsgerechtigde het inkomstenformulier niet tijdig heeft ingezonden.
                           Ook kan een maatregel betrekking hebben op een overtreding die heeft plaatsgevonden
                           voor de periode van export.
                        
– Daarnaast hebben de cijfers van het UWV niet alleen betrekking op Polen, maar op alle
                           exportlanden.4
In 2017 heeft het UWV in totaal circa 400 maatregelen opgelegd aan WW-gerechtigden
                     die hun uitkering naar het buitenland exporteren. Hiervan zijn circa 50 maatregelen
                     opgelegd in de vierwekenperiode voorafgaand aan de periode van export en circa 350
                     gedurende de export. In 2018 is dit gestegen naar circa 130 maatregelen voorafgaand
                     aan en circa 500 maatregelen gedurende de periode van export. Het verschil in deze
                     aantallen is te verklaren door een aanscherping op het controleren van de tijdigheid
                     van het insturen van het inkomstenformulier, waardoor er meer maatregelen zijn opgelegd.
                  
Uit de gegevens blijkt dat in ongeveer 10% van alle exportgevallen een maatregel wordt
                     opgelegd. 20% deze maatregelen wordt opgelegd in de periode van vier weken voorafgaand
                     aan de export van de uitkering. Het grootste deel (80%) tijdens de exportperiode.
                  
Om meer gerichte uitspraken te kunnen doen over het aantal signalen en kortingen moet
                  UWV dossiers handmatig doornemen. Ik heb UWV opdracht gegeven om dit te gaan doen
                  en dossiers te onderzoeken over de periode september tot en met december 2018. Het
                  gaat om 260 dossiers in deze periode. Het handmatig onderzoeken van deze dossiers
                  is arbeidsintensief. De resultaten van deze exercitie verwacht ik uw Kamer na het
                  zomerreces te kunnen geven.
               
Verder onderzoek naar gegevens
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 2 april 20195 ben ik met UWV in gesprek over het bijhouden van beleidsinformatie op geaggregeerd
                  niveau.
               
Resultaten van de gesprekken met Polen
In mijn brief van 2 april 20196 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik met de Poolse autoriteiten in overleg zou treden
                  over de ontstane situatie rond het misbruik van WW-uitkeringen door Poolse werknemers.
                  Doel hiervan is het verbeteren van de samenwerking rondom de export van WW-uitkeringen
                  en het maken van nadere afspraken over de terugvordering van onverschuldigd betaalde
                  uitkeringen. Ook zou dan kunnen worden bezien of er mogelijkheden zijn om samen te
                  werken bij het vaststellen van de verblijfplaats van WW-gerechtigden met het oog op
                  het bestrijden van de verblijffraude. Dit overleg met de Poolse autoriteiten heeft
                  op 15 en 16 mei plaatsgevonden in Warschau. Naast bovengenoemde agendapunten is op
                  verzoek van Polen ook gesproken over de situatie van Poolse werknemers in Nederland.
                  Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 3 april 2019 heb ik toegezegd uw Kamer
                  over de resultaten van deze besprekingen te informeren in de geannoteerde agenda voor
                  de formele Raad WSB op 13 juni.
               
Afgesproken is om de dialoog tussen onze landen voort te zetten en de samenwerking
                  op de verschillende onderdelen de komende tijd in gezamenlijk overleg verder vorm
                  te geven. Ook is afgesproken om de samenwerking op het gebied van arbeid en sociale
                  zekerheid tussen onze landen structureel naar een hoger niveau te tillen door de komende
                  maanden de mogelijkheden te verkennen van het sluiten van een Memorandum of Understanding
                  (MOU). Hieronder schets ik per agendapunt de belangrijkste conclusies en afspraken.
               
Situatie van Poolse werknemers in Nederland
Er is uitgebreid gesproken over de positie van Poolse werknemers in Nederland. Voor
                  de Poolse autoriteiten is dit een belangrijk punt van zorg. Het gevoel bestaat dat
                  Nederland onvoldoende onderneemt om misstanden tegen te gaan. Van Poolse zijde verwacht
                  men van Nederland dan ook meer concrete maatregelen. Van Nederlandse zijde is aangegeven
                  dat op veel terreinen al actie ondernomen wordt (bijvoorbeeld de versterking van de
                  Inspectie SZW en initiatieven op lokaal gebied) en dat verdere maatregelen ter bescherming
                  van mobiele werknemers worden voorbereid7. Partijen hebben afgesproken te streven naar het verbeteren van de informatievoorziening
                  aan Poolse arbeidsmigranten en om in het najaar met Polen te overleggen over het verder
                  te ontwikkelen beleid ter bestrijding van uitbuiting van alle mobiele werknemers in
                  Nederland.
               
Samenwerking bij export WW-uitkeringen
Op het punt van de export van WW-uitkeringen staat de vraag centraal of uitkeringsgerechtigden
                  die hun uitkering meenemen naar het land van herkomst zich daadwerkelijk voldoende
                  inspannen om daar werk te vinden. UWV heeft tijdens de exportperiode geen rol bij
                  de arbeidsbemiddeling en controle van WW-gerechtigden. Tijdens de periode van export
                  zijn namelijk de regels van het ontvangende land van toepassing. Dit is geregeld in
                  de coördinatieverordening sociale zekerheid nr. 883/2004. De Poolse autoriteiten zijn
                  dus verantwoordelijk voor de arbeidsbemiddeling, handhaving en controle, op grond
                  van de Poolse wetgeving. Op basis van de uit Polen verkregen informatie beoordeelt
                  UWV of de uitkering moet worden beëindigd of dat een maatregel moet worden opgelegd.
                  Een goede samenwerking tussen UWV en de Poolse autoriteiten is dan ook van groot belang.
               
Tijdens de bespreking is de Poolse uitvoeringspraktijk uitgebreid aan de orde gekomen.
                     Volgens het Poolse systeem krijgen WW-gerechtigden een werkaanbod van het lokale Arbeidsbureau.
                     Als een WW-gerechtigde niet voldoet aan de verplichtingen in Polen (door bijvoorbeeld
                     het werkaanbod te weigeren), dan moet Polen dit melden bij het UWV, waarna het UWV
                     een maatregel kan opleggen.
                  
Polen heeft zich bereid verklaard om na te gaan hoe de informatie-uitwisseling tussen
                     de Poolse autoriteiten en het UWV kan worden verbeterd en welke aanvullende gegevens
                     met het UWV kunnen worden gedeeld. Samen met Polen zal een pilot worden gestart teneinde
                     in kaart te brengen wat de effecten zijn van deze verbeterde gegevensuitwisseling
                     en hoe de samenwerking kan worden versterkt.
                  
Terugvordering van ten onrechte betaalde WW-uitkeringen
De terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkeringen is van groot belang.
                  Ook voor een effectieve terugvordering in grensoverschrijdende gevallen is de samenwerking
                  met de betrokken lidstaat noodzakelijk. Samenwerking tussen lidstaten op dit terrein
                  is vastgelegd in de coördinatieverordening sociale zekerheid nr. 883/2004. UWV en
                  de Poolse autoriteiten werken al samen op het terrein van terugvordering. Gelet op
                  het relatief grote aantal gevallen is afgesproken de procedures te stroomlijnen. Dit
                  zal gebeuren aan de hand van een aantal concrete terugvorderingscasussen. Op korte
                  termijn wordt een vervolgbijeenkomst tussen de uitvoeringsorganisaties georganiseerd
                  waarin de verdere details over de samenwerking besproken zullen worden.
               
Samenwerking bij vaststellen verblijfplaats (WW-fraude)
Met het oog op het bestrijden van de verblijffraude met de WW is aan de Poolse autoriteiten
                  gevraagd of zij informatie kunnen verschaffen over de feitelijke verblijfplaats van
                  WW-gerechtigden, waarvan vermoed wordt dat zij in Polen verblijven. Polen heeft aangegeven
                  dat een juridische grondslag ontbreekt voor een dergelijke samenwerking en zag weinig
                  concrete mogelijkheden voor samenwerking op dit vlak. Ik blijf hierover in gesprek
                  met Polen.
               
Agendapunt: Voortgangsverslag over de Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Voortgangsrapportage, EU-extranetnummer document COM (2008) 426
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Roemeens voorzitterschap
                  over het voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het
                  beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging,
                  handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Het Roemeens voorzitterschap heeft twee
                  korte besprekingen aan deze richtlijn gewijd. Dat is in lijn met hetgeen voorgaande
                  voorzitterschappen in de afgelopen jaren hebben gedaan. Tijdens de bijeenkomsten onder
                  Roemeens voorzitterschap werden enige redactionele voorstellen van het voorzitterschap
                  besproken. Om de richtlijn tot stand te brengen is unanimiteit vereist. Omdat enkele
                  lidstaten (principieel) tegen het richtlijnvoorstel zijn om redenen van subsidiariteit,
                  verlopen de onderhandelingen uiterst moeizaam.
               
Inhoud voorstel
Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor gelijke
                  behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd
                  of seksuele gerichtheid. Deze conceptrichtlijn is van toepassing buiten de arbeid.
                  Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde
                  gronden. Het vormt een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader
                  dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele
                  gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Voor de gronden ras en
                  geslacht bestaat het communautair rechtskader voor zowel binnen als buiten arbeid
                  reeds sinds 2000, respectievelijk 2004. De onderhavige ontwerprichtlijn wordt dan
                  ook beschouwd als het sluitstuk van de EU-nondiscriminatiewetgeving.
               
Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als
                  in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming (met inbegrip van sociale
                  zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, onderwijs en toegang tot en het
                  aanbod van goederen en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip
                  van huisvesting. Volgens het richtlijnvoorstel kunnen lidstaten voor de verstrekking
                  van financiële diensten proportionele verschillen in behandeling op basis van leeftijd
                  en handicap toestaan. Voor privépersonen geldt de richtlijn uitsluitend voor zover
                  zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen.
               
Inzet Nederland
Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. Het kabinet heeft een positieve grondhouding
                  ten aanzien van deze richtlijn, maar is bezorgd over de wijze waarop de doelstellingen
                  volgens het oorspronkelijk Commissie voorstel gerealiseerd zouden moeten worden. Meer
                  informatie over de Nederlandse inzet is te lezen in het BNC fiche over dit voorstel
                  en daaropvolgende voortgangsrapportages aan de Kamer.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Verschillende lidstaten hebben bezwaren tegen het voorstel vanwege de subsidiariteit.
                  Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist verloopt het dossier moeizaam.
                  De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander van de richtlijn en heeft
                  de Raad al meermaals opgeroepen voortgang te boeken op dit dossier.
               
Agendapunt: Europees Semester
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Beleidsdebat, EU-extranetnummer document n.t.b
Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda heeft het kabinet de stukken
                     voor dit debat nog niet ontvangen en kan er derhalve niet op reflecteren.
                  
Agendapunt: Raadsconclusies over het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over
                     het fonds voor Europese steun aan de meest behoeftigen
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Aanname van Raadsconclusies/9243/19
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Tijdens de Raad zullen naar verwachting Raadsconclusies worden aangenomen over het
                     speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over het Europees Fonds voor de Meest
                     Behoeftigen (EFMB of FEAD). Dit speciaal verslag van de Europese Rekenkamer is gebaseerd
                     op de FEAD programma’s van negen EU lidstaten waar het meeste gebruik wordt gemaakt
                     van FEAD.
                  
De Raadsconclusies gaan onder andere over de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer
                     om FEAD middelen gerichter in te zetten, sociale inclusie maatregelen voor ontvangers
                     van materiele bijstand te waarborgen en de sociale inclusie van FEAD-gebruikers beter
                     te beoordelen. Tevens gaan de Raadsconclusies in op het voorstel van de Europese Commissie
                     om het FEAD samen te voegen met het Europees Sociaal Fonds en de andere sociale fondsen
                     tot het Europees Sociaal Fonds plus (ESF+) en binnen het ESF+ een specifiek percentage
                     te alloceren voor het bestrijden van materiele deprivatie.
                  
Inzet NL
Het kabinet kan instemmen met de Raadsconclusies. Het kabinet is van mening dat het
                  belangrijk is dat er blijvende aandacht is voor armoedebestrijding onder de meest
                  kwetsbaren in de samenleving maar dat lidstaten flexibel moeten kunnen zijn in de
                  wijze waarop dit gebeurt, aansluitend bij de nationale situatie, omvang van armoede
                  en sociale uitsluiting en de nationale armoededoelstelling, zoals dit nu ook met de
                  Europa2020 strategie het geval is. Ook is het kabinet van mening dat het verstrekken
                  van materiële basisvoorzieningen niet iets is wat op Europees niveau geregeld dient
                  te worden. Dit creëert geen Europese toegevoegde waarde. Het kabinet is dan ook geen
                  voorstander van de verplichting om een specifiek percentage binnen het ESF+ te besteden
                  aan het bestrijden van materiële deprivatie, zoals voorgesteld door de Europese Commissie.
                  Hier wordt nog over onderhandeld in het kader van een nieuw Meerjarig Financieel Kader
                  (MFK).
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De Raadsconclusies zullen naar verwachting zonder uitgebreide bespreking worden aangenomen.
                  Er is geen rol voor het Europees Parlement.
               
Agendapunt: Raadsconclusies over de loonkloof
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Aanname van Raadsconclusies 8911/19
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De afgelopen tien jaar is de loonkloof tussen mannen en vrouwen in veel lidstaten
                  nauwelijks verbeterd. De Raadsconclusies bevatten niet-bindende aanbevelingen aan
                  de lidstaten en de Commissie om de loonkloof te dichten. Lidstaten wordt bijvoorbeeld
                  aanbevolen om de loontransparantie te verbeteren en om de gendersegregatie op de arbeidsmarkt
                  te doorbreken, o.a. door meisjes en jongens te stimuleren om niet-stereotype opleidingen
                  en beroepen te kiezen. Ook worden lidstaten opgeroepen te zorgen voor goed beleid
                  omtrent de werk-privé balans en te blijven werken aan het (beter) doorbreken van het
                  glazen plafond. Verder worden lidstaten opgeroepen actiever beleid te voeren om de
                  zorgparticipatie door mannen te verbeteren, zowel bij de zorg voor hun kinderen als
                  bij mantelzorg voor familieleden en vrienden.
               
Inzet NL
Het kabinet kan instemmen met de Raadsconclusies. De Raadconclusies zijn niet bindend.
                  Nederland is van mening dat de lidstaten en de Commissie ieder hun eigen verantwoordelijkheid
                  hebben op dit gebied en is geen voorstander van dwingende maatregelen. Nationaal maatwerk
                  is belangrijk. Echter, Nederland ondersteunt de wenselijkheid en noodzakelijkheid
                  om initiatieven en maatregelen te nemen die er op gericht zijn de positie van vrouwen
                  op de arbeidsmarkt te bevorderen en de loonverschillen te dichten.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen
                  rol voor het Europees Parlement.
               
Agendapunt: Raadsconclusies over gezondheid en veiligheid op het werk in de context
                     van nieuwe vormen van werk
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Aanname van Raadsconclusies/9341/19.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Digitalisering, de platformeconomie en nieuwe werkverhoudingen kunnen gevolgen hebben
                     voor de veiligheid en gezondheid van werkenden. Met deze Raadsconclusies worden lidstaten
                     opgeroepen om de gezondheids- en veiligheidsgevolgen van nieuwe vormen van werk te
                     blijven volgen door beschikbare en nieuwe data te monitoren.
                  
Tevens roepen de Raadsconclusies op om aanvullende processen en instrumenten te onderzoeken
                     bovenop de traditionele inspectiemiddelen en om na te gaan of digitale technologieën
                     kunnen worden ingezet om risico’s in te schatten en goede voorbeelden van maatregelen
                     te delen.
                  
De Raad nodigt de Europese Commissie uit om, in samenwerking met Eurofound en EU-OSHA
                     (het Europees agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk), de uitdagingen
                     en risico’s en mogelijke beleidsmaatregelen te identificeren. Tevens zou de Europese
                     Commissie fatsoenlijke en eerlijke werkomstandigheden moeten blijven promoten met
                     het oog op een verbetering van het huidige gezondheids- en veiligheidsniveau op het
                     werk.
                  
Inzet NL
Nederland staat positief tegenover de inhoud van de Raadsconclusies. De inzet van
                  nationale handhavende instellingen blijft de primaire bevoegdheid van lidstaten.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen
                  rol voor het Europees Parlement
               
Kwartaalrapportage: ESF +
De Europese Commissie heeft eind mei 2018 een voorstel uitgebracht voor een Europees
                  Sociaal Fonds plus (ESF+). Dit voorstel moet worden bezien in de context van de onderhandelingen
                  over een nieuw MFK. De overkoepelende beleidsdoelstelling van het ESF+ is bij te dragen
                  aan een beter presterend en veerkrachtig sociaal Europa. Naast deze overkoepelende
                  beleidsdoelstelling kent het ESF+ elf specifieke doelstellingen. Op 3 april jl. heeft
                  het Coreper ingestemd met een gedeeltelijk mandaat op deze ESF+ verordening. Nederland
                  kon instemmen met dit gedeeltelijk mandaat omdat enkele voor Nederland belangrijke
                  zaken, zoals een sterke koppeling met het Europees Semester, goed overeind zijn gebleven.
                  Het betreft een gedeeltelijk mandaat omdat in de bredere onderhandelingen over een
                  nieuw MFK nog een aantal belangrijke punten worden besproken, zoals bijvoorbeeld de
                  hoogte van het budget en de thematische concentratie van het ESF+. Het Europees Parlement
                  heeft ook haar positie vastgesteld. Op basis van dit gedeeltelijk mandaat wordt waarschijnlijk
                  in het najaar met de trilogen gestart.
               
Kwartaalrapportage: Verordening Europees Globaliseringsfonds
Zoals aangegeven in het verslag8 van de Raad WSBVC heeft deze Raad op 15 maart jl. een gedeeltelijke algemene oriëntatie
                  bereikt op de Verordening Europees Globaliseringsfonds. Nederland kon niet instemmen
                  met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat
                  tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er wordt nog over een aantal aspecten
                  van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw
                  MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. In
                  het kader van deze bredere onderhandelingen pleit Nederland voor het samenvoegen van
                  het EGF met het ESF+. Tevens is de Nederlandse inzet erop gericht om de uitbreiding
                  van het budget van het EGF zoveel mogelijk te beperken.
               
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Commissarissen
De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn
                     is:
                  
– dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste
                           40% van de leden van raden van commissarissen vrouw, dan wel man is;
                        
– dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel
                           gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden van commissarissen; en
                        
– dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria,
                           waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat
                           van het ondervertegenwoordigde geslacht.
                        
Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze sancties opgelegd krijgen,
                     bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.
                  
Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken
                  met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van
                  de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele
                  jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is
                  op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel
                  te heroverwegen. Naar verwachting houdt de blokkerende minderheid voorlopig stand.
                  Het Commissievoorstel zal daardoor op z’n vroegst onder de nieuwe Europese Commissie
                  weer worden besproken.
               
Selectie zetel Europese Arbeidsautoriteit
En marge van de Raad WSB zal de toekomstige zetel van de Europese Arbeidsautoriteit
                     (ELA) gekozen worden. Er zijn vier steden die zich kandidaat hebben gesteld voor de
                     zetel van de ELA: Bratislava (Slowakije), Nicosia (Cyprus), Riga (Letland) en Sofia
                     (Bulgarije). Lidstaten hebben eerder al ingestemd met een aantal criteria waarop zij
                     hun keuze zullen baseren:
                  
– Geografische balans tussen de verschillende lidstaten;
– De datum waarop de ELA in de stad gevestigd kan worden;
– Bereikbaarheid van de zetel;
– Voldoende onderwijsmogelijkheden voor de kinderen van de medewerkers;
– Voldoende toegang tot de arbeidsmarkt, sociale zekerheid en medische zorg voor kinderen
                           en partners van de medewerkers
                        
Nederland zal op basis van deze criteria een integrale afweging maken. Meer informatie
                  over de selectie is te vinden op de volgende website: https://www.consilium.europa.eu/en/policies/seat-selection-ela/
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.