Brief regering : Reactie op verzoek commissie over moord in Lelystad
29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
Nr. 231 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2019
Op zondag 28 april 2019 ontving de politie een melding van een mogelijk misdrijf in
Lelystad. Onderzoek van de recherche leidde later die dag naar een woning. De politie
trof aldaar het stoffelijk overschot van de 72-jarige bewoner aan. Naar aanleiding
van deze ingrijpende zaak heeft uw vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij
verzocht om een brief met feitenrelaas. Daarnaast is gevraagd om een reactie op het
in NRC Next verschenen artikel «TBS-kliniek met onveilig werkklimaat», gepubliceerd
op 3 mei 2019.
Met deze brief voldoe ik aan deze verzoeken. Voordat ik stilsta bij het feitenrelaas
en reageer op voormeld artikel, vind ik het belangrijk eerst aandacht te besteden
aan de systematiek van de tbs met verpleging van overheidswege.
Tbs: behandeling, verlof en beëindiging
Tbs staat voor terbeschikkingstelling en wordt opgelegd aan gevaarlijke personen die
een ernstig strafbaar feit plegen en bij wie ten tijde van dit feit psychische problematiek
bestond. Het belangrijkste oogmerk waarmee tbs wordt opgelegd is het beveiligen van
de samenleving. De rechter legt tbs in eerste instantie voor twee jaar op, waarna
de maatregel kan worden verlengd. De tbs met verpleging van overheidswege is een vrijheidsbenemende
maatregel.1
Na oplegging volgt, na het uitzitten van een eventueel ook opgelegde gevangenisstraf,
opname in een tbs-kliniek. Eenmaal opgenomen ter verpleging dient elke tbs-gestelde,
na grondige diagnostiek waaronder afname van risicotaxatie en een delictanalyse, een
behandeling te ondergaan, in de vorm van een zorgprogramma. Per tbs-gestelde wordt
bekeken welke, evidence based, therapieën nodig zijn om risicofactoren, de factoren
die tot delicten leiden, te verminderen en beschermende factoren, de factoren die
delicten voorkomen, te versterken om uiteindelijk een veilige resocialisatie te realiseren.
Hoe de behandeling precies wordt vormgegeven, staat beschreven in het persoonlijk
behandelplan. Dit plan wordt uitgevoerd door een multidisciplinair behandelteam. Het
behandelplan wordt periodiek besproken. De behandeldoelen worden dan geëvalueerd en
daar waar nodig bijgesteld.
De behandeling kent een aantal fases. Allereerst wordt vastgesteld welk zorgprogramma
geschikt is. Hierna vindt intensieve behandeling plaats om de tbs-gestelde zijn gedrag
zodanig te laten veranderen dat het risico op gevaar voor de samenleving voldoende
wordt teruggebracht. Vervolgens wordt de tbs-gestelde, door verlof, voorbereid op
een leven na de tbs, waarbij risico’s voor de samenleving constant nadrukkelijk scherp
in het oog worden gehouden.
Verlof
Verlof is een essentieel onderdeel van de behandeling. Een verloftraject kent vier
fases: begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof. In beginsel
wordt gestart met kortdurend, beveiligd verlof. De tbs-gestelde wordt dan begeleid
door een beveiliger en een sociotherapeut. Als dit verlof verloopt zoals voorzien,
wordt de beveiliger vervangen door een (tweede) sociotherapeut. Vervolgens kan de
begeleiding worden afgebouwd naar één sociotherapeut. Daarna kan onbegeleid verlof
worden aangevraagd. De doelen van onbegeleid verlof zijn ruimer en kunnen bijvoorbeeld
in het teken staan van het toewerken naar het opdoen van werkervaring. Een volgende
stap is transmuraal verlof, dat veelal wordt gevolgd door proefverlof. Transmuraal
verlof houdt in dat de tbs-gestelde buiten de beveiligde zone van de tbs-kliniek gaat
wonen. Dit verblijf kan in een zelfstandige woning, een instelling voor beschermd
wonen of op een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) zijn. De kliniek blijft de
tbs-gestelde begeleiden en controleren. Bij proefverlof neemt de reclassering het
toezicht over en woont de tbs-gestelde zelfstandig of in een voorziening met begeleiding.
De kliniek blijft betrokken en verantwoordelijk voor de tbs-gestelde.
Verlof is aan de orde als er geen direct delictgevaar meer is en het past binnen een
behandeling. Voor iedere nieuwe verloffase moet toestemming verkregen worden van DJI.
De tbs-kliniek waarin een tbs-gestelde verblijft, schrijft hiervoor een verlofaanvraag.
Die aanvraag wordt besproken in een interne multidisciplinaire toetsingscommissie.
Bij verloftoetsing wordt gebruik gemaakt van risicotaxatie, waarvoor een wetenschappelijk
onderbouwd instrumentarium wordt ingezet. Bij goedkeuring wordt de verlofaanvraag
ingediend.
Een door de kliniek ingediende aanvraag wordt vervolgens getoetst door het Adviescollege
Verloftoetsing TBS (AVT). Dit is een onafhankelijk orgaan. Het AVT bestaat uit forensisch
psychiaters en psychologen, juristen afkomstig uit de rechtspraak en wetenschappelijk
adviseurs. Het AVT beoordeelt verlofaanvragen primair vanuit veiligheidsoogpunt voor
de samenleving, waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan het strafbare feit,
de delictanalyse, de diagnostiek, het behandelplan en de plaats van het verlof daarbinnen,
de risicoanalyse en het risicomanagement. Het AVT houdt een aanvraag aan als informatie
ontbreekt die van belang is voor een advies. Een negatief AVT-advies is bindend.
Beëindiging of longstay
In de laatste fase van de behandeling zijn er verschillende mogelijkheden. Als de
rechter, gebaseerd op adviezen van deskundigen, oordeelt dat het gevaar voor de samenleving
voldoende is verminderd, kan hij de verpleging voorwaardelijk beëindigen. Een voorwaarde
kan bijvoorbeeld zijn dat de tbs-gestelde geen alcohol mag drinken of een bepaald
gebied niet mag betreden. De kliniek en reclassering begeleiden de tbs-gestelde samen
en controleren of de voorwaarden worden nageleefd. Gebeurt dit niet, dan volgt een
(tijdelijke) terugplaatsing in gesloten setting. De voorwaardelijke beëindiging kan
langdurig, zelfs oneindig, voortduren. Alleen de rechter kan besluiten de dwangverpleging
voorwaardelijk te beëindigen. De kliniek en reclassering adviseren de rechter hierover.
Bij onvoorwaardelijke beëindiging door de rechter wordt de tbs definitief beëindigd.
De tbs-gestelde heeft dan weer dezelfde plichten en rechten als elke andere burger.
Een onvoorwaardelijke beëindiging door de rechter is, na een vordering tot verlenging
van het openbaar ministerie (OM), pas mogelijk na een voorwaardelijke beëindiging
van de verpleging van minstens één jaar. Ook in dit geval geven de kliniek en reclassering
een advies aan de rechter.2
Sommige tbs-gestelden komen niet in aanmerking voor terugkeer in de maatschappij.
Dit zijn tbs-gestelden die gedurende een flink aantal jaar in één of meerdere tbs-klinieken
zijn behandeld, zonder substantiële vermindering van hun delictgevaar. Die personen
worden geplaatst in een hoogbeveiligde voorziening voor Langdurige Forensische Psychiatrische
Zorg (voorheen: longstay). Langdurige beveiliging is nodig om het, uit een actuele
risicotaxatie gebleken, gevaar voor anderen te beheersen. Bij een procedure voor plaatsing
in de Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LFPZ), en herbeoordeling hiervan,
zijn onafhankelijke instanties betrokken. Zo brengt het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie en Psychologie een multidisciplinair advies uit, gebaseerd
op dossieronderzoek en eigen onderzoek naar de tbs-gestelde, en toetst een Landelijke
Adviescommissie de door de tbs-kliniek ingediende aanvraag tot LFPZ-plaatsing dat
resulteert in een advies. Als op basis van die documentatie wordt besloten tot overplaatsing
naar een LFPZ-voorziening wordt het verblijf aldaar regelmatig geëvalueerd en getoetst,
waarbij de behandelingsvatbaarheid wordt onderzocht.3 Als die toets uitwijst dat het recidiverisico is afgenomen, geen LFPZ-voorziening
meer nodig is om het recidiverisico te beteugelen en/of behandeling gericht op resocialisatie
mogelijk is, volgt plaatsing naar een behandelvoorziening.
Incidenten(onderzoek)
Zoals hierboven uiteengezet, beschermt de tbs de samenleving door de tbs-gestelde
(langdurig) te behandelen. De behandeling is er op gericht om de tbs-gestelde veilig
te resocialiseren en recidive te voorkomen. Onderzoek uit 2019 laat zien dat, over
de periode 2010–2014, in totaal 18,8 procent zich binnen twee jaar na de tbs met verpleging
van overheidswege opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit, waarvan 8,4 procent
voor een tbs-waardig feit.4 Bij andere groepen die forensische zorg ontvangen en voormalig gedetineerden zonder
tbs ligt de recidive (beduidend) hoger. Zo recidiveert 45,3 procent van de voormalig
gedetineerden.5
Resocialisatie, gedurende de looptijd van de tbs, kan niet zonder verloven. Om de
resocialisatie veilig te laten verlopen bevat het systeem strikte waarborgen. Eén
daarvan is de verplichting, vóór en tijdens verleend verlof, risico’s te taxeren en
het resultaat doorslaggevend te laten zijn. Daarmee is niet gezegd dat risicotaxatie
kan worden beschouwd als garantie voor toekomstig gedrag en dat alle verlofbewegingen
incidentvrij verlopen. Het betreft een inschatting, waarbij risicofactoren en beschermende
factoren meewegen. Uiteindelijk dragen vele factoren bij aan het uitblijven of optreden
van een incident tijdens verlof. Naar schatting van DJI vinden jaarlijks 70.000 verlofbewegingen
plaats. Uit cijfers van DJI blijkt dat het aantal onttrekkingen tijdens verlof relatief
beperkt is. In 2017 keerden 40 tbs-gestelden niet op tijd terug van verlof.6 Tijdens tbs gepleegde strafbare feiten worden bijgehouden in individuele dossiers
van tbs-gestelden. Deze worden niet (zodanig) centraal geregistreerd.
Een onttrekking tijdens verlof of het plegen van een strafbaar feit blijft niet zonder
gevolgen. Toegekende vrijheden worden ingetrokken. Ook wordt bij een vermeend strafbaar
feit aangifte gedaan door een tbs-kliniek. Naast direct voelbare gevolgen voor een
tbs-gestelde, is het systeem zo ingericht dat een incident wordt geëvalueerd door
de kliniek. Bij een ernstig incident gebeurt dit door een calamiteitenonderzoek. Doorgaans
vindt dit plaats onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Uit onderzoek gebleken
verbeteringen resulteren in een verbeterplan. Om daadkrachtige implementatie te realiseren
kan ervoor worden gekozen een externe procesbewaker aan te stellen. Die monitort de
voortgang en ondersteunt de kliniek ten behoeve hiervan.
Incidenten worden gemeld bij DJI, maar ook bij de Inspectie Justitie en Veiligheid
(IJenV) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).7 Een melding kan aanleiding geven onderzoek in te stellen en (langdurend) toezicht
te houden op, naar aanleiding van onderzoek, genomen en nog te treffen maatregelen.8
De aangehouden verdachten
Op 29 april jl. wordt verdachte Van K., een voormalig tbs-gestelde, aangehouden op
verdenking van betrokkenheid bij het misdrijf in Lelystad. Twee dagen hierna, op 1 mei
jl., volgden nog twee aanhoudingen. Het gaat om in behandeling zijnde tbs-gestelden
B. en L. Verdachte L. wordt aangehouden op verdenking van heling van de mobiele telefoon
van het slachtoffer. L. wordt na verhoor heengezonden, en verblijft sindsdien gesloten
in een tbs-kliniek.
Het onderzoek van de politie, onder leiding van het OM, is nog in volle gang. De precieze
relatie tussen het slachtoffer en de aangehouden verdachten is onderdeel van het strafrechtelijk
onderzoek. Zoals gebruikelijk kan ik hierover geen mededelingen doen. Het enige dat
ik op dit moment kan bevestigen, is dat zij een bepaalde periode gelijktijdig in de
Oostvaarderskliniek verbleven in het kader van een door de rechter bevolen tbs met
verpleging van overheidswege. Aan uw verzoek om een feitenrelaas geef ik gevolg door
in te gaan op het tbs-verleden van de voorlopig gehechte verdachten. Ik doe dit op
basis van door reclassering en DJI aangereikte informatie. Om tot een completer, definitiever
beeld te komen, is nader onderzoek vereist. Daarin voorzien het door de kliniek gestarte
calamiteitenonderzoek, dat op zorgaspecten zal worden beoordeeld door de IGJ, en het
door de IJenV ingestelde incidentenonderzoek.
Feitenrelaas, justitiële achtergrond van in voorlopige hechtenis zittende verdachten
De eerste verdachte Van K. is in 1995 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee
jaar én tbs met verpleging van overheidswege vanwege poging tot moord. Een aantal
jaar later, eind 1999, wordt hem begeleid verlof verleend, waarna vanaf 2002 onbegeleid
verlof volgt. In april 2003 pleegt Van K. een strafbaar feit tijdens verlof en wordt
hij teruggeplaatst in een gesloten tbs-setting, alwaar hij verblijft tot zijn nieuwe
onherroepelijke veroordeling. Die volgt in april 2006: Van K. wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf van acht jaar en een tweede tbs met verpleging ter zake uitlokking
van een poging tot moord. Die tbs vangt aan op 6 maart 2009 in de Oostvaarderskliniek.9
Begin 2011 wordt verlof aangevraagd. Het AVT is van oordeel dat de risicofactoren
goed in beeld zijn en het risicomanagement adequaat is. De verloven dienen in eerste
instantie dubbelbegeleid plaats te vinden. In maart 2011 wordt voormeld dubbelbegeleid
verlof toegekend. In 2012 vindt een verruiming naar onbegeleid verlof plaats, conform
advies van het AVT. De verloven verlopen zoals gepland en het recidiverisico wordt
ingeschat als laag, waarna in 2014 transmuraal verlof wordt verleend. In februari
2015 acht de rechtbank het wenselijk dat in de advisering voor een volgende verlengingszitting
aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de
verpleging. Vier maanden later stroomt Van K. door naar de proefverloffase.
De reclassering adviseert positief ten aanzien van een voorwaardelijke beëindiging,
omdat leefgebieden als huisvesting, werk, financiën en emotioneel netwerk stabiel
zijn en niet vatbaar lijken voor verandering bij een overgang van proefverlof naar
voorwaardelijke beëindiging. Op 24 februari 2016 beslist de rechter aldus. Van K.
houdt zich aan gemaakte afspraken en gestelde voorwaarden. In januari 2017 vordert
het OM verlenging van de tbs voor de duur van een jaar. Ter terechtzitting concludeert
het OM, op basis van het verhandelde ter zitting en de uitgebrachte adviezen, tot
afwijzing van deze vordering. De reclassering en de rapporterend psychiater van het
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie adviseren de tbs
onvoorwaardelijk te beëindigen. Voldoende beschermende factoren worden aanwezig geacht
en de kans op recidive wordt door voornoemde psychiater ingeschat als laag. Zo oordeelt
ook de rechter. De tbs eindigt daarmee op 26 mei 2017.
Verdachte B. wordt op 5 november 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van één
jaar en tbs met voorwaarden wegens ontucht met een minderjarige, meermalen gepleegd.
Vervolgens besluit de rechter de aan de tbs verbonden voorwaarden aan te vullen met
een opname in een zorginstelling (2010) en hierna de tbs met voorwaarden om te zetten
in tbs met dwangverpleging (2011), beide wegens overtreding van zijn voorwaarden.
Het verblijf, sinds december 2011, in de Oostvaarderskliniek biedt structuur. Vanaf
eind 2012 heeft B. een jaar dubbelbegeleid verlof, dat aan hem is verleend conform
het advies van het AVT. Aansluitend hierop volgt, voor een langere periode, onbegeleid
verlof. In 2013 gedraagt B. zich agressief jegens een medepatiënt, waarop de kliniek,
aldus het AVT, adequaat reageert. Ook heeft de kliniek juist gereageerd op tijdelijke
instabiliteit van B. (er is sprake van verbale en fysieke agressie) door gedurende
die periode geen verlof toe te staan, waardoor dit volgens het AVT niet in de weg
staat aan het hervatten van verlof, eind 2014. Begin 2015 wordt gekeken naar een zorgvoorziening
waar B. kan verblijven in het kader van aan te vragen transmuraal verlof. In datzelfde
jaar wordt het verlof van B. ingetrokken en de maatregel één jaar geen verlof toegepast
vanwege overtreding van zijn voorwaarden: B. komt in contact met politie en justitie
wegens een door de kliniek gedane aangifte en het plegen van verkeersdelicten.
Het stopgezette onbegeleide verlof wordt na een jaar hervat. Later, in 2017, wordt
wederom gekeken naar een passende zorgvoorziening. In juli 2017 wordt transmuraal
verlof toegekend, gevolgd door een – door de reclassering en het Nederlands Instituut
voor Forensische Psychiatrie en Psychologie geadviseerde – plaatsing op een forensisch
psychiatrische afdeling (FPA), en proefverlof in 2018. Eind 2018 wordt B. overgeplaatst
naar een andere FPA, nu deze dichterbij de regio van terugkeer gelegen is. Nadien
stagneert het resocialisatietraject: B. ervaart onrust door verandering van verblijfsplek,
nieuwe afspraken – in verband met het alhier geldende vrijhedenbeleid kunnen minder
dan in het resocialisatieplan opgenomen vrijheden worden toegestaan – en andere begeleiders
en behandelaars. Om verdere escalatie te voorkomen wordt B. tijdelijk, in het kader
van een time-out, teruggeplaatst in de Oostvaarderskliniek, alwaar B. het programma
volgt en wordt bekeken waar B. wel kan resocialiseren.
Een paar weken later wordt stapsgewijs het eerder verleende proefverlof hervat. B.
werkt mee aan het hernieuwde resocialisatietraject. In januari 2019 brengt de reclassering
advies uit voor een door B. ingesteld beroep tegen de beslissing van de rechter in
juni 2018, houdende verlenging van de tbs met een jaar. De reclassering vindt dat
een voorwaardelijke beëindiging voor B. te vroeg komt en dat het lopende proefverlof
vooralsnog voldoende lijkt om het traject uit te voeren. Geadviseerd wordt nog niet
over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en bij de eerstvolgende
verlengingszitting, in mei 2019, te bekijken hoe de situatie dan is. Vervolgens hebben
een duidelijke vorm van begeleiding, goede afspraken en een steunend netwerk een positief
effect.
Ter voorbereiding van voormelde tbs-verlengingszitting adviseert de kliniek in maart
2019 de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Bij behoud van
voldoende toezicht en ambulante zorg wordt het risico voor een soortgelijk feit als
laag ingeschat. De reclassering heeft B. voor het laatst in persoon gesproken op 12 april
2019 ten behoeve van zijn advisering. Naar aanleiding hiervan komt de reclassering
tot de conclusie dat meer tijd en onderzoek nodig is om de geïndiceerde zorg en een
passend risicomanagement te waarborgen. Alvorens een advies is opgesteld en deze tbs-verlengingszitting
plaatsvindt, waar gesproken zou worden over de mogelijkheid van een voorwaardelijke
beëindiging, is B. aangehouden.
Werkklimaat Oostvaarderskliniek
Naast de aangehouden verdachten gaat de aandacht van uw Kamer ook uit naar de Oostvaarderskliniek,
alwaar slachtoffer en verdachten zijn behandeld. In het artikel «TBS-kliniek met onveilig
werkklimaat» valt te lezen dat sprake zou zijn van een onveilig werkklimaat, hoog
ziekteverzuim en fors personeelsverloop.
Begin 2018 heeft de IJenV, samen met de IGJ, naar aanleiding van brieven van de patiëntenraad
en de vereniging van TBS-advocaten over zorgelijke en onveilige situaties in de kliniek,
gesprekken gevoerd met het management, de Ondernemingsraad, de Commissie van Toezicht
en de voorzitter van de patiëntenraad. Ook is relevante documentatie bestudeerd. Op
basis hiervan hebben de Inspecties geoordeeld dat geen sprake was van situaties die
een bedreiging betekenen voor de veiligheid van of de zorg aan tbs-gestelden, nu de
in deze brieven opgenomen zorgpunten de aandacht hadden van het management en afspraken
waren gemaakt, ook met de patiëntenraad, om deze punten op te pakken. Besloten werd
geen nader onderzoek in te stellen, maar de omstandigheden in het kader van het reguliere
toezicht te blijven volgen.
Eind 2018 ondervond de kliniek, evenals andere klinieken, moeite om (genoeg) gekwalificeerd
personeel te vinden. Het probleem van personele krapte speelt overigens breder in
de zorgsector. De situatie werd nijpend toen ook relatief veel medewerkers vertrokken
in het kader van een Rijksbrede stimuleringsregeling (sociaal flankerend beleid) en
als gevolg hiervan de werkdruk toenam. Om de omstandigheden te verbeteren heeft het
management van de kliniek maatregelen getroffen. Er is besloten tot het tijdelijk
niet opnemen van nieuwe tbs-gestelden, hetgeen de mogelijkheid bood de werving van
personeel te intensiveren en personele krapte te ondervangen. Desondanks ontving de
kliniek begin dit jaar een anonieme brief inzake onvrede over leidinggevenden. Ter
verbetering van de situatie heeft het management gesprekken gevoerd met het personeel.
Het recent in de media ontstane beeld over de cultuur en de sfeer op de afdelingen
binnen de kliniek was echter zorgelijk. Dit is de reden dat op 6 mei 2019 door medewerkers
van mijn ministerie gesprekken zijn gevoerd met het management, het personeel en leden
van de patiëntenraad. Die gesprekken vonden op mijn verzoek terstond plaats. De gesprekpartners
gaven aan positief te staan tegenover de door de kliniek ingezette ontwikkelingen
en sindsdien verbetering te zien. Zo is onder meer het personeelstekort teruggebracht.
Tot besluit
Het Nederlandse tbs-systeem is bedoeld om de samenleving te beschermen door aan de
ene kant de tbs-gestelde, zolang het gevaar onvoldoende is geweken, zijn vrijheid
te ontnemen en aan de andere kant intensief te behandelen, met onafhankelijke toetsmomenten.
De behandeling kan zo lang als noodzakelijk voortduren en is er uitdrukkelijk op gericht
om de kans op herhaling te reduceren.
Hoewel de recidive van voormalig tbs-gestelden lager ligt dan bij andere groepen,
is elke recidive er één te veel, zeker als daarbij slachtoffers vallen. Om verdere
verbetering te realiseren, moet allereerst beter inzicht worden verkregen in de mate
waarin tijdens de tenuitvoerlegging van de tbs een strafbaar feit wordt gepleegd,
nu ik constateer dat deze cijfers op centraal niveau niet worden geregistreerd. Daarom
heb ik DJI opdracht gegeven een registratie in te richten, waarmee dit centraal kan
worden bijgehouden.
Daarnaast moet continu, maar uiteraard ook naar aanleiding van incidenten, kritisch
gekeken worden naar het functioneren van het tbs-systeem en het effect van gemaakte
beleidskeuzes in het verleden. Zo wil ik in ieder geval kijken naar het terugbrengen
van de gemiddelde tbs-behandelduur en de hieraan gekoppelde financiële normering,
de ontwikkeling ten aanzien van de LFPZ, de invulling van de verloffasering, en de
mogelijkheid om noodzakelijke informatie te delen tussen betrokken organisaties. Ik
heb de IJenV gevraagd die punten te agenderen binnen haar recent aangekondigde themaonderzoek
naar de resocialisatie van tbs-gestelden. De IJenV heeft mij aangegeven dat te zullen
doen.
Ook bekijk ik op welke wijze gehoor kan worden geven aan de oproep van tbs-klinieken
om over informatie te beschikken die kan bijdragen aan het vergroten van de kwaliteit
van hun behandeling. Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de op dit punt, samen
met behandelaren, geboekte voortgang.
Door enerzijds de resocialisatie van tbs-gestelden grondig tegen het licht te houden
en anderzijds meer te weten te komen over tbs-gestelden die wederom de fout ingaan,
kunnen gericht maatregelen worden getroffen om de behandeling effectiever te maken
en de recidive verder terug te brengen.
In navolging op de door uw Kamer gevraagde brief over FPA Heiloo, waar een tbs-gestelde
(tbs met voorwaarden) is aangehouden op verdenking van vuurwapenhandel, kan ik u bij
wijze van tussenstand melden dat er, naast het strafrechtelijk onderzoek, een calamiteitenonderzoek
plaatsvindt. Een tussenrapportage verwacht ik medio juni 2019. De IJenV heeft laten
weten dit onderzoek te beoordelen door validatieonderzoek uit te voeren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming