Brief regering : Verslag informele Cohesieraad van 12 april 2019
21 501-08 Milieuraad
Nr. 772
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2019
Hierbij stuur ik u het verslag van de informele Cohesieraad, die op 12 april jl. plaatsvond
in Boekarest.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Verslag informele Cohesieraad 12 april 2019
De agenda van deze informele Raad was volledig gewijd aan het cohesiebeleid en de
Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen).
Tijdens de informele ministeriële bijeenkomst Cohesiebeleid was er één agendapunt:
«Een beleidsdebat over de prioriteiten van het cohesiebeleid in het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) 2021–2027: richtingen voor voortdurende onderhandelingen en impact op
programmering van cohesiefondsen; en cohesiebeleid in het kader van de Strategische
Agenda 2019–2024.»
Tevens informeerde het Roemeense voorzitterschap de Raad over de voortgang van de
onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader.
Stand van zaken onderhandelingen Meerjarig Financieel Kader 2021–2027
Het Roemeense voorzitterschap ging in op de voortgang van de onderhandelingen. Belangrijkste
mijlpalen die onlangs bereikt zijn, zijn een akkoord op het Europees Sociaal Fonds
Plus (ESF+) en het Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling (EFRO) en gedeeltelijke
algemene oriëntaties op het merendeel van de onderhandelingsblokken van de Gemeenschappelijke
Bepalingenverordening (Common Provisions Regulation (CPR))1.
Vanwege de aanstaande verkiezingen voor een nieuw Europees Parlement zullen er onder
Roemeens voorzitterschap de komende periode geen triloogonderhandelingen worden gevoerd.
Wel hebben de Roemenen zich ten doel gesteld om nog onder dit voorzitterschap op de
resterende delen een gedeeltelijk onderhandelingsmandaat binnen de Raad te behalen,
zodat de triloogonderhandelingen onder Fins voorzitterschap ingezet kunnen worden.
Eurocommissaris Creţu dankte de Raad en het voorzitterschap voor de geboekte progressie.
Tegelijkertijd benadrukte zij het belang om gezien het krappe tijdsbestek nog een
tandje bij te zetten en progressie te blijven boeken.
Prioriteiten van het cohesiebeleid in het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027: richtingen
voor voortdurende onderhandelingen en impact op programmering van cohesiefondsen;
het cohesiebeleid in het kader van de Strategische Agenda 2019–2024.
Beleidsdebat
De Raad stond voornamelijk in het teken van het beleidsdebat over het vervolg van
de onderhandelingen over het cohesiebeleid in het Meerjarig Financieel Kader (MFK)
2021–2027.
Alle lidstaten benadrukten het belang van cohesiebeleid na 2020, met als belangrijkste
doelen het reduceren van verschillen tussen regio’s, het stimuleren van onderzoek
en ontwikkeling en het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking. Ook was er
overeenstemming dat dit gepaard moet gaan met vereenvoudiging, gezien de uitvoering
van het cohesiebeleid. Commissaris Creţu onderschreef de focus op vereenvoudiging
en flexibiliteit en toonde zich daarnaast ook voorstander van een versterkte focus
op innovatie en klimaat. Daarnaast wees de Commissaris gezien de aard van het cohesiebeleid
op het belang om bij cohesiebeleid het langetermijnperspectief goed in het oog te
houden.
De discussie verliep veelal via de bekende scheidslijnen, waarbij er een duidelijk
verschil van opvatting te onderscheiden was tussen de netto-betalende en netto-ontvangende
lidstaten. Netto-ontvangende lidstaten zoals Griekenland en Bulgarije pleitten voor
verhoging of behoud van huidige omvang van het budget, zo veel mogelijk flexibiliteit
om fondsen te besteden en zo min mogelijk conditionaliteiten. Netto-betalende lidstaten
zoals Nederland zijn daarentegen juist voorstander van een beperkter budget met een
sterkere nadruk op innovatie en klimaat, hogere cofinanciering vanuit de lidstaten
en bepleitten de invoering van striktere conditionaliteiten.
Tijdens het debat benadrukte Nederland het belang van focus op de minst welvarende
lidstaten, grensoverschrijdende samenwerking en meer nadruk op prioriteiten met hoge
Europese toegevoegde waarde, zoals het vinden van oplossingen voor maatschappelijke
uitdagingen door innovatie te stimuleren. De inzet van Nederland voor een strikte
thematische concentratie kon op veel steun rekenen van gelijkgestemde landen (zoals
Zweden, Duitsland, Oostenrijk en Denemarken), waarbij netto-ontvangende lidstaten
(zoals Italië, Hongarije en Slowakije) juist tegenstander zijn en pleitten voor méér
flexibiliteit. Ook noemde Nederland de wens tot het verhogen van nationale cofinanciering,
waarbij eenzelfde krachtenveld zichtbaar was.
Nederland bepleitte tevens een sterkere koppeling tussen ESI-fondsen en structurele
hervormingen en migratie en een strikte macro-economische conditionaliteit. Het belang
van een sterke koppeling met het Semester werd door het merendeel van de lidstaten
onderschreven. Een aantal lidstaten is juist tegenstander. Nederland wees hierbij
op het belang van de Mid-Term Review, waardoor er niet alleen bij de aanvang, maar ook bij de herprogrammering halverwege
het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 aanbevelingen uit het Semester worden
meegenomen bij de programmering. Het krachtenveld over een koppeling met migratie
en een sterkere macro-economische conditionaliteit ligt ingewikkelder. Sommige lidstaten
pleitten, net als Nederland, voor een sterke koppeling met migratie en de invoering
van een strikte macro-economische conditionaliteit; waar andere lidstaten zich juist
fel tegenstander tonen van enige koppeling of conditionaliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat