Brief regering : Informatie over diverse onderwerpen voor het Algemeen Overleg Maritiem van 29 mei 2019
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 238
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2019
Met het oog op het Algemeen Overleg (AO) Maritiem van 29 mei a.s. en de nog openstaande
moties en toezeggingen, mede naar aanleiding van het debat met uw Kamer over de vervuiling
van de Waddenzee door overboord geslagen zeecontainers van 14 mei jl. (Handelingen
II 2018/19, nr. 81, item 22), informeer ik u graag over de stand van zaken van:
– Thema-actie sjorren, voorstellen KIMO en piepschuim aanmerken als gevaarlijke stof
(n.a.v. debat 14 mei jl. over incident met MSC Zoe);
– Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens;
– Rijkswet Nationaliteit Zeeschepen;
– Geschil over maritieme hulpverlening tussen bergers en KNRM;
– Uitvoering motie Visser/Van Helvert over boetetarieven binnenvaartsector.
Thema-actie sjorren
Naar aanleiding van het incident met de MSC Zoe in de nacht van 1 op 2 januari jl.,
waarbij 342 containers overboord sloegen, heeft de ILT besloten om het sjorren van
containers nader te onderzoeken. Dit moet leiden tot een actualisatie van het beeld
van de praktijk van het sjorren, dat eerder al in 2010 onderwerp van inspectie-onderzoek
was. Het onderzoek, waarbij 70 containerschepen onderzocht worden, is momenteel gaande.
Naar verwachting is de eindrapportage in het najaar gereed en zal deze aan uw Kamer
worden aangeboden.
Voorstellen KIMO
In het debat over het incident met de MSC Zoe, gehouden op 14 mei jl. (Handelingen
II 2018/19, nr. 81, item 22), heb ik toegezegd schriftelijk terug te komen op de voorstellen als gedaan door
KIMO, het netwerk van kustgemeenten, in een brief aan het Ministerie van IenW van
10 januari jl. en een brief aan de Tweede Kamer van 30 april jl. Hieronder vindt u
een reactie op die voorstellen.
KIMO doet twee voorstellen voor de korte termijn. Ten eerste stelt KIMO voor om overleg
te voeren over het probleem dat resteert als berging van gezonken lading uitblijft.
Ik blijf graag met KIMO in overleg hierover, want het werk van KIMO in het kader van
Fishing for Litter project is zeer waardevol. Daarom levert IenW al meerdere jaren
een substantiële bijdrage aan het project.
Ook wordt het werk van KIMO aan de Green Deals Schone Stranden en Visserij voor een
Schone Zee zeer gewaardeerd. KIMO stelt verder intensivering van toezicht en handhaving
op het sjorren van containers voor. Met de nieuwe thema-actie sjorren wordt hier invulling
aan gegeven.
KIMO doet ook een aantal voorstellen voor de lange termijn. Voorgesteld wordt een
onderzoek naar de wijze van laden en vastzetten van containers en het management van
vaarroutes. Daarnaast vraagt KIMO om het opzetten van een Vessel Traffic Management
systeem. Ook wil KIMO dat zeecontainers verplicht worden voorzien van chips waarmee
de inhoud van containers is af te lezen en dat containers met gevaarlijke lading verplicht
worden voorzien van GPS-markers. KIMO stelt voor dat zowel in EU, OSPAR als IMO verband
deze maatregelen actief worden bepleit. Voor al deze lange termijn voorstellen geldt
dat eerst de relevante onderzoeken moeten worden afgewacht. Niet alleen om de juiste,
effectieve, maatregelen te kunnen treffen, maar ook omdat ten behoeve van het verkrijgen
van een breed internationaal draagvlak voor bepaalde maatregelen het noodzakelijk
is met een gedegen onderbouwing voor deze maatregelen te komen. Zoals ik heb aangegeven
in het debat van 14 mei jl. heeft IenW zelf een verkenning naar chips uitgezet. De
overige onderwerpen komen aan de orde in de onderzoeken van het Openbaar Ministerie
(OM), de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en de Panamese autoriteiten.
Piepschuim aanmerken als gevaarlijke stof
In het debat over het incident met de MSC Zoe van 14 mei jl. heb ik de Kamer toegezegd
om terug te komen op de vraag of piepschuim als gevaarlijke stof zou moeten worden
aangemerkt, daar dit het beleidsterrein van de Staatssecretaris is.
Voor de indeling van een stof als een gevaarlijke stof gelden in internationaal verband
de indelingscriteria op basis van het GHS systeem (Globally Harmonised System of classification
and labelling) van de VN. Echter op grond van deze indelingscriteria is piepschuim
geen gevaarlijke stof, waardoor dit geen aanknopingspunten biedt. De Europese stoffenverordening
REACH (registratie, beoordeling, autorisatie en beperking van chemische stoffen) merkt
dit materiaal evenmin aan als «zeer zorgwekkende stof», maar biedt in beginsel wel
de mogelijkheid om ook het gebruik van stoffen die niet staan aangemerkt als zeer
zorgwekkend in te perken als deze een risico opleveren voor gezondheid of milieu.
Echter, REACH richt zich uitsluitend op producten of materialen die in de EU op de
markt worden gebracht. Het piepschuim in containers die van elders in de wereld komen,
wordt niet op de Europese markt gebracht en kan derhalve niet via deze route worden
aangepakt. Daarmee biedt REACH evenmin soelaas. Gelet op de internationale regelgeving
en afspraken, zie ik op dit moment dus onvoldoende aanknopingspunten om piepschuim
als gevaarlijke stof aan te kunnen merken.
Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens
Sinds het afgelopen AO Maritiem van 6 december 2018 (Kamerstuk 31 409, nr. 216), is in nauwe samenwerking met de maritieme sector hard verder gewerkt aan de totstandkoming
van de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens. Momenteel bevindt het overleg tussen
de overheid en de maritieme sector zich in een laatste fase. De inzet is er op gericht
om de Green Deal op 11 juni 20191 te ondertekenen. In het AO Maritiem op 29 mei aanstaande zal ik u informeren over
de laatste stand van zaken.
In het kader van de totstandkoming van deze Green Deal zijn in opdracht van IenW door
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) studies uitgevoerd naar de innovatiestructuur
voor de toepassing van elektrische voortstuwing in de binnenvaart (mei 2018) en het
instrumentarium van de Rijksdienst, de Europese Unie en provincies voor verduurzaming
van de binnenvaart (december 2018).2
Rijkswet Nationaliteit Zeeschepen
Vanuit uw Kamer zijn verschillende vragen gesteld over het voorstel voor de Rijkswet
Nationaliteit Zeeschepen3 (RNZ) en het bijbehorende voorstel voor de Aanpassingswet Rijkswet Nationaliteit
Zeeschepen4, die bij uw Kamer aanhangig zijn. De mogelijke gevolgen voor zeevarenden als een
schip tijdelijk wordt geëxploiteerd onder een andere vlag (zogenaamde bareboat-out)
vraagt bijzondere aandacht. Teneinde een gedragen voorstel aan de Kamer toe te zenden,
is mijn Ministerie daarover in gesprek met de redersvereniging en de zeevarendenvakbond.
Ook wordt nog gewerkt aan de beantwoording van de vragen van de Kamercommissie voor
Infrastructuur en Waterstaat in het nader verslag5 bij het voorstel voor de Rijkswet Nationaliteit Zeeschepen. Deze wordt nog afgestemd
met de andere betrokken Ministeries.
Mijn planning is om een tweede nota van wijziging, de nota naar aanleiding van het
nader verslag bij de Rijkswet Nationaliteit Zeeschepen en de nota naar aanleiding
van het verslag bij de Aanpassingswet Rijkswet Nationaliteit Zeeschepen, tezamen in
het najaar van 2019 aan uw Kamer aan te bieden.
Geschil over maritieme hulpverlening tussen bergers en KNRM
Er is al geruime tijd een discussie gaande tussen KNRM en bergingsbedrijven over de
wijze waarop de berging van kleinere vaartuigen op zee plaatsvindt.
De Tweede Kamer heeft de regering middels de motie van Aalst (PVV)/Von Martels (CDA)/Laçin
(SP)6 opgeroepen om voorstellen te doen hoe gekomen kan worden tot een helder protocol
binnen het kader: de reddingsmaatschappij redt, de bergers slepen en bergen en daarbij
in ieder geval in te gaan op een duidelijke triage. Ter invulling van deze motie wordt
onder leiding van IenW overleg gevoerd tussen de bergers, KNRM en de Kustwacht. Dit
overleg is nog niet afgerond. Ik zal u nadat dit overleg is afgerond informeren over
de uitkomsten ervan. Daarbij zal ik ook ingaan op de motie Laçin7 (SP), waarmee is opgeroepen om voor de situatie op het water te kijken naar plekken
waar goede triage (bepalen van wijze van afhandeling van een hulpvraag) plaatsvindt.
Uitvoering motie Visser/Van Helvert over de boetetarieven voor de binnenvaartsector
De motie Visser/Van Helvert uit 2017 (Kamerstuk 31 409, nr. 167) verzoekt de regering te onderzoeken of de boetetarieven in de binnenvaartsector,
in vergelijking met andere sectoren, niet uit de pas lopen en om de handhaving verder
te uniformeren en de Kamer hierover te informeren. Zoals ik u in het AO van december
2018 heb gemeld, zijn er reeds een aantal maatregelen genomen. Zo wordt de boete voor
natuurlijke personen gematigd met 50%. Dit is vooral gunstig voor de kleinere schepen.
Ook is de tijd voor het indienen van een zienswijze verdubbeld naar vier weken. Hoewel
de ILT de afgelopen jaren veel inspanningen heeft geleverd om het toezicht verder
te uniformeren, blijkt dat door het grote aantal toezichthoudende diensten van ook
nog eens verschillende overheidsniveaus lastig. Met de betrokken partijen zal worden
besproken hoe het proces kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door de regierol van de
ILT te versterken. Ik zal u dit najaar berichten over de stappen die zijn gezet.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.