Brief regering : Reactie op motie van de leden Van Ojik en Sjoerdsma over het bevorderen van de diversificatie van gasleveranciers
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 762 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2019
Tijdens het debat van 20 februari 2019 («debat boycot Russische gaswinning» (Handelingen
II 2018/19, nr. 56, item 16)) hebben de leden Van Ojik (GroenLinks) en Sjoerdsma (D66) een motie (Kamerstuk 21 501-33, nr. 750) ingediend vanuit de constatering dat Nederland in toenemende mate afhankelijk wordt
van de import van gas en daarmee ook van gasleveranties uit Rusland. De motie vraagt
het kabinet de Kamer nader te informeren over de rol van de Nederlandse overheid in
de diversificatie van aanvoer van gas vanuit het buitenland. Met deze brief ga ik,
mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, in op de voorwaardenscheppende rol
van de Nederlandse overheid in de diversificatie van de import van gas.
Faciliterende rol Nederlandse overheid
Als het gaat om de faciliterende rol van de overheid, is het allereerst goed om (nogmaals)
te benadrukken dat de overheid zelf geen gas importeert. Dit is aan marktpartijen.
De overheid geeft importerende bedrijven ook geen aanwijzing waar zij hun gas vandaan
moeten halen en de Nederlandse markt staat open voor eenieder die hier gas wil verkopen.
Dit is geheel in lijn met de regels van de Europese interne markt. De liberalisering
van de Europese interne gasmarkt zorgt ervoor dat vraag en aanbod bij elkaar komen
en prijsvorming via de markt plaatsvindt. De overheid heeft daarbij eerst en vooral
een voorwaardenscheppende rol, zodat de markt zijn werk kan doen, marktpartijen vertrouwen
hebben in het functioneren van die markt en er uiteindelijk voldoende gas beschikbaar
is om tegen concurrerende prijzen te voorzien in de vraag.
Wat betreft het fysieke aanbod van gas wijst het kabinet erop dat Gasunie Transport
Services (GTS) als beheerder van het landelijke gastransportnet sinds de liberalisering
van de gasmarkt heeft gewerkt aan het realiseren van goede verbindingen met de ons
omringende landen zodat export en (in toenemende mate) import van aardgas mogelijk
zijn. Bovendien heeft Gasunie in 2011 (samen met Vopak) de GATE LNG-terminal gebouwd
met een doorvoercapaciteit van 12 miljard kubieke meter gas (bcm) per jaar. Gas kan
daarmee zowel via pijpleidingen als in de vorm van LNG naar Nederland komen.
De Nederlandse overheid heeft daarnaast een voorwaardenscheppende rol gespeeld bij
de opbouw van een goed functionerende handelsplaats in Nederland, de Title Transfer
Facility (TTF). Op deze handelsplaats wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoogcalorisch
en laagcalorisch gas. Dit komt de handel ten goede. Toezichthouders als de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zien toe op de
handel in gas, zodat deze voldoet aan de regels van de Europese interne gasmarkt.
Dit alles heeft ertoe geleid dat de TTF volgens het Europese Agentschap voor de samenwerking
tussen energieregulators (ACER), samen met het Britse National Balancing Point, de
best functionerende gashandelsplaats van de EU is. Het op TTF verhandelde volume is
het grootste van de EU en TTF functioneert als prijszetter voor Europa.1 De hoeveelheid gas die netto via TTF wordt geleverd, ligt al enkele jaren boven het
binnenlandse verbruik.2
Toenemende Europese import van gas
De winning van aardgas in Noordwest-Europa neemt af. Niet alleen in Nederland, maar
ook in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Duitsland nemen de voorraden af en
gaat de winning dalen. De winning daalt sneller dan de vraag, zelfs bij ambitieuze
plannen voor de reductie van CO2-emissies zoals in Nederland. Op korte en middellange termijn zal de EU-import van
aardgas dus nog stijgen. Ook Nederland zal afhankelijker worden van de import van
aardgas door de uitfasering van het Groninger gas en door de teruglopende winning
uit de overige gasvelden. Gezien de uitgebreide gasinfrastructuur in Europa zal het
importgas overwegend per pijpleiding worden aangevoerd. Dit in tegenstelling tot andere
delen van de wereld (bijvoorbeeld Azië), waar er (nog) geen pijpleidinginfrastructuur
is voor de aanvoer van aardgas.
Voor de EU-lidstaten geldt dat gasimport veelal komt uit Rusland en Noorwegen. Eurostat
heeft aangegeven dat in het eerste half jaar van 2018 het marktaandeel van Rusland
en Noorwegen op 40,6 procent resp. 38,7 procent (Noorwegen) lag.3 Diversificatie kan toenemen door vergroting van het aandeel van LNG in de import.
Hoewel het volume op Europese schaal bescheiden zal zijn, biedt LNG wel de benodigde
flexibiliteit. Voor de EU bestemd LNG komt in de komende decennia vermoedelijk vooral
uit het Midden-Oosten, de Verenigde Staten, Canada, Afrika en Centraal-Azië.4 Het is de verwachting dat er in de nabije toekomst voldoende aanvoercapaciteit is
van hoogcalorisch gas om in de stijgende vraag te voorzien, zowel via pijpleidingen
als in de vorm van LNG.
Diversificatie
In de motie spreken de leden Van Ojik en Sjoerdsma over hoe diversificatie van gasleveranciers
kan worden bevorderd aan de hand van de criteria leveringszekerheid, economische kosten
en milieueffecten. De motie verwijst naar landen als de Verenigde Staten, Canada en
Noorwegen en naar Afrika en Centraal-Azië. Het feit dat Nederland uitstekende verbindingen
heeft met de ons omringende landen, de inspanningen van de EU om te komen tot goede
interconnectie tussen de lidstaten en de nabijheid van grote producenten als Noorwegen
en Rusland hebben ertoe geleid dat het meeste gas met pijpleidingen uit deze landen
naar de EU wordt aangevoerd. Dat zal in de komende jaren ook zo blijven. Tegelijkertijd
wordt meer en meer gas aangevoerd over zee. In 2018 is een recordaantal van 104 schepen
met LNG aangeland bij GATE. Dit LNG-gas kwam, naast Noorwegen en Rusland, ook uit
Algerije, Angola, Frankrijk, Peru, Qatar en de Verenigde Staten.
Ook elders in de EU worden steeds meer LNG-terminals aangelegd en in gebruik genomen.
De kring van potentiële gasleveranciers, en daarmee de voorzieningszekerheid, wordt
zodoende groter. De ontwikkeling die door de leden Van Ojik en Sjoerdsma wordt bepleit,
is dus al gaande. De overheid heeft hierbij, zoals hiervoor aangegeven, een voorwaardenscheppende
rol, rechtstreeks of via GTS. Het kabinet blijft die rol spelen zolang dat nodig is,
gelet op de overgang naar een CO2-arme energievoorziening.
Ik wil in dit verband ook wijzen op EU-beleid en wetgeving in het kader van het pakket
duurzame energiezekerheid sinds 2016. Als onderdeel daarvan is in 2017 de verordening
betreffende maatregelen tot veiligstellen van de gasleveringszekerheid grondig herzien.5 In het kader van deze verordening vindt op EU-niveau coördinatie plaats om voorzieningszekerheid
voor de EU als geheel te garanderen en in te kunnen spelen op noodsituaties. Dit gebeurt
onder meer via het verlenen van onderlinge solidariteit en technische maatregelen
waardoor het mogelijk wordt dat gas niet alleen van oost naar west maar ook van west
naar oost kan stromen. Deze technische maatregelen zijn inmiddels grotendeels genomen.
Ook presenteerde de Europese Commissie in het kader van dit pakket een (niet-wetgevende)
LNG en gasopslagstrategie voor de Europese Unie. Deze strategie had als doel om de
toegang tot LNG als alternatieve gasbron te verbeteren via het bouwen van infrastructuur
en het identificeren van projecten die de afhankelijkheid van één gas(import)bron
verminderen.
Naast LNG zet Nederland ook in op duurzame gasvormige brandstoffen, welke in toenemende
mate een rol spelen. Het betreft hier hernieuwbaar gas als alternatief voor aardgas:
waterstof, synthetisch methaan en groen gas (biogas opgewerkt naar de specificaties
van de in Nederland gebruikte aardgaskwaliteit). Bij deze duurzame gasvormige brandstoffen
stimuleert de overheid innovatie en speelt een meer dan faciliterende rol. In de toekomst
zal het hoogstwaarschijnlijk ook mogelijk zijn om duurzame (blauwe en groene) waterstof
te importeren uit andere landen en te gebruiken als brandstof en grondstof, dit ter
vervanging van aardgas. Deze optie wordt in toenemende mate in internationaal verband
(zowel door de EU als mondiaal) onderzocht.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat