Brief regering : Geannoteerde agenda Transportraad 6 juni 2019
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 764
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2019
Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de geannoteerde agenda
van de Transportraad die op 6 juni a.s. in Luxemburg plaatsvindt. De inhoud geeft
de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda van de Transportraad op belangrijke
punten veranderen, dan zal ik u hierover tijdens het Algemeen Overleg van 22 mei a.s.
informeren.
Voorts kan ik middels deze brief melden dat de informele Transportraad, die oorspronkelijk
onder Fins voorzitterschap plaats zou vinden in oktober, niet door zal gaan.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
TRANSPORTRAAD, 6 juni 2019
Op 6 juni a.s. zal de Transportraad onder Roemeens Voorzitterschap plaatsvinden. Het
Voorzitterschap streeft naar het bereiken van een algemene oriëntatie t.a.v. het voorstel
inzake gehuurde voertuigen en het voorstel inzake de Eurovignetrichtlijn. Tevens zal
er middels een voortgangsrapportage gesproken worden over het voorstel voor e-documentatie
in transport (eFTI), het voorstel voor passagiersrechten spoor, het voorstel ter stroomlijning
van TEN-T en het voorstel inzake de zomer-wintertijd.
Bij eventuele wijzigingen zult u tijdens het AO nader worden geïnformeerd.
Eurovignetrichtlijn
Inhoud
De voorstellen tot wijziging van de Eurovignetrichtlijn (1999/62/EG) maken onderdeel
uit van het Eerste Mobiliteitspakket dat in de zomer van 2017 door de Europese Commissie
(EC) is gepresenteerd. Het betreft twee voorstellen COM(275)2017 en COM(276)2017,
omdat verschillende onderdelen in de richtlijn een andere grondslag kennen1. Deze voorstellen zijn in het najaar van 2017 en in het voorjaar van 2019 reeds besproken.
De richtlijn geeft het kader voor wegbeprijzing in de EU. Het toepassingsbereik dat
nu alleen vracht beslaat, wordt uitgebreid naar alle voertuigen. Daarnaast wil de
EC het instrument vignet als tijdsgebonden heffing afschaffen ten faveure van een
op afgelegde afstand gebaseerde heffing. Ook stelt ze voor inkomsten uit wegbeprijzing
te oormerken. Voorts stelt de EC voor om toekomstige heffingen verplicht te baseren
op CO2 in plaats van op de huidige euro-emissieklassen en om een scherpe rapportageverplichting
op te nemen. Het verplichte minimum mrb-tarief voor vrachtvoertuigen boven de 12 ton
zou over een periode van vijf jaar worden teruggebracht naar € 0.
Roemenië is voornemens op de Transportraad een voortgangsrapportage te agenderen.
In de rapportage wordt aangegeven dat er compromisvoorstellen besproken zijn. Daaruit
blijkt dat een meerderheid van de lidstaten vinden dat diverse onderdelen van het
voorstel 275 te restrictief zijn om voor het behalen van beleidsdoelen de noodzakelijke
nationale keuzes te kunnen maken. In het bijzonder betreft dit het voorstel om tijdgebaseerde
heffingen (vignetten) af te schaffen, de verplichte toepassing van de richtlijn op
personenvoertuigen en het oormerken van inkomsten uit wegbeprijzing.
Inzet Nederland
Nederland vindt het belangrijk dat de bevoegdheid om al dan niet wegbeprijzing in
te voeren een nationale bevoegdheid is en blijft. Nederland staat verder positief
tegenover het uitbreiden van de reikwijdte van de richtlijn naar personen- en bestelvoertuigen,
bussen en touringcars. Nederland vindt het van belang dat er Europese kaders zijn
om het vrije verkeer van personen en goederen in goede banen te leiden en discriminatie
van buitenlandse weggebruikers te voorkomen. Nederland kan zich vinden in de verlaging
van het mrb-tarief voor vrachtvoertuigen, omdat de keuze of en zo ja hoe hoog dat
tarief wordt ingesteld, een nationale keuze blijft.
Nederland vindt het voorstel op een aantal punten te stringent.
1. Nederland is tegen het beperken van de instrumentkeuze door het vignet af te schaffen.
De keuze welk instrument hiervoor wordt ingezet, moet een nationale keuze blijven.
2. Nederland vindt het regelen van middelen voor beheer en onderhoud als ook aanleg van
de infrastructuur een nationale afweging. Het oormerken van inkomsten uit een congestieheffing,
zoals in het voorstel is opgenomen, is daarom onwenselijk.
3. Nederland is van mening dat de voorgestelde verplichting om het tarief te differentiëren
naar CO2-uitstoot, een nationale beslissing moet blijven. Door de verbreding van de reikwijdte
van het voorstel moet per voertuigcategorie worden afgewogen in hoeverre een Europees
verplichtend karakter gewenst is uit oogpunt van bijvoorbeeld het gelijke speelveld
in de transportsector en subsidiariteit. Er bestaan in Europa veel verschillende soorten
(tol)systemen en de vraag of CO2 differentiatie daarin wenselijk is in het licht van het Klimaatakkoord van Parijs,
is sterk afhankelijk van de situatie en de andere initiatieven die de lidstaat ontplooit
om de CO2 uitstoot van het wegverkeer te beperken.
4. Nederland is tegen de jaarlijkse uitgebreide rapportageverplichting die nu in het
voorstel is opgenomen, aangezien dit enorme administratieve lasten met zich mee brengt.
Indicatie krachtenveld
Het krachtenveld op dit dossier is zeer divers vanwege verschillen tussen lidstaten
in wegen, staand beleid t.a.v. wegbeprijzing en betrokken voertuigen. De meeste lidstaten
pleiten net als Nederland voor een maximaal behoud van flexibiliteit inzake de keuze
van het invoeren van wegbeprijzing, welk instrument, welke voertuigen en het evt.
oormerken van de inkomsten. Lidstaten moeten bij hun keuzes rekening kunnen houden
met nationale omstandigheden. Ook de uitgebreide rapportageverplichting, wordt door
meerdere lidstaten afgekeurd. Het Europees Parlement heeft voorjaar 2018 reeds zijn
positie bepaald, waarbij een veelvoud aan wijzigingsvoorstellen zijn aangenomen. Wanneer
de Raad haar positie eenduidig heeft bepaald, zal het onderhandelingsproces met het
Europees Parlement verder starten. Naar verwachting zal dit niet eerder dan voorjaar
2020 zijn.
Stroomlijnen TEN-T
Inhoud
Naar verwachting zal het voorstel ter stroomlijnen van TEN-T als voortgangsrapport
behandeld worden. Het betreft een voorstel voor een verordening om de realisatie van
projecten op het trans-Europese Transportnetwerk (TEN-T) te verbeteren2. Dit omvat niet alleen infrastructurele projecten maar ook projecten ter realisatie
van alternatieve brandstof-laadinfrastructuur en projecten op het gebied van interoperabiliteit.
Het voorstel komt er in essentie op neer dat voor deze projecten alle benodigde vergunningen
worden geïntegreerd in één raambesluit, elke lidstaat één bevoegd gezag aanwijst dat
verantwoordelijk wordt voor het faciliteren van de vergunningsprocedure(s) en er een
maximale totale duur van 3 jaar voor het vergunningsverleningsproces komt.
Inzet Nederland
Nederland staat welwillend tegenover het doel van het voorstel van de Europese Commissie
om de realisatie van het TEN-T- netwerk te bespoedigen. Nederland is echter van mening
dat het voorstel inhoudelijk niet proportioneel is en dat een richtlijn, in plaats
van een verordening, meer ruimte kan laten aan de lidstaten om de Europese vereisten
binnen de eigen nationale praktijk te implementeren. Ook is de reikwijdte van het
voorstel zeer breed. De verplichte integratie van alle vergunningprocedures met besluitvorming
op één tijdstip sluit niet aan bij de huidige praktijk. Het huidig (Tracéwet, Wet
ruimtelijke ordening) en toekomstig stelsel (Omgevingswet) biedt maatwerk tot fasering
in vergunningverlening, hetgeen voordelen heeft in versnelling, flexibiliteit en benutting
innovatiekracht marktpartijen. Voorts gaat het voorstel uit van één bevoegd gezag
(one-stop-shop) dat het raambesluit neemt. Dit raakt aan verdeling van bevoegdheden tussen nationale
en regionale overheden.
Krachtenveld
Uit de onderhandelingen die tot nu toe in de raadswerkgroep hebben plaatsgevonden
blijkt dat veel lidstaten kritisch zijn over het voorstel. De meeste lidstaten zijn
weinig enthousiast over het door de EC sturen op de bevoegdheden tussen nationale
en regionale overheden. Nederland heeft gepleit voor minder vergaande vereisten. Nederland
pleit ook voor een richtlijn in plaats van een verordening. Veel lidstaten delen deze
inzet en het Roemeens voorzitterschap verkent de mogelijkheden daartoe. Het Europees
Parlement is echter van mening dat de verordening nog niet verstrekkend genoeg is
en dat de gestelde termijn van drie jaar korter kan.
E-documentatie in transport (eFTI)
Inhoud
De eFTI verordening – electronic freight transport information – betreft een voorstel voor een verordening inzake elektronische informatie over
goederenvervoer3. Het gaat daarbij om verschillende transportmodaliteiten (weg, spoor, lucht, binnenvaart).
Het voorstel heeft een sterke relatie met de ontwikkeling van de door de Commissie
voorgestane EU digitale interne markt. Het voorstel wordt op dit moment in de Raadswerkgroepen
onder het Roemeens Voorzitterschap behandeld.
Dit voorstel is onderdeel van het derde mobiliteitspakket. Op dit moment zijn binnen
de EU papieren transportdocumenten de norm. De Commissie schat in dat de overgang
van papier naar digitale transportdocumenten in de periode 2018–2040 leidt tot administratieve
lastenverlichting, milieuwinst door CO2-besparing en verminderd papiergebruik, en verminderde congestie.
Met het huidige voorstel zet de Commissie een eerste stap om te komen tot daadwerkelijke
realisatie van papierloos transport in de EU interne markt. Meer specifiek betreft
de voorgestelde verordening het introduceren van een Europees juridisch kader voor
digitale informatieuitwisseling over de te vervoeren vracht (inclusief vervoer van
gevaarlijke stoffen en afval).
Inzet Nederland
Het kabinet heeft, met inachtneming van een aantal kleine kanttekeningen, een positieve
houding tegenover het eFTI-voorstel. Het voorstel past ook goed in de Nederlandse
beleidsvoornemens om:
1. De totstandkoming van de digitale overheid te realiseren. In EU-kader heeft Nederland
expliciete steun gegeven aan onderdelen van het EU eGovernment Action Plan 2016–2020 (bevorderen van de acceptatie en gebruik van digitale transportdocumenten)
en de Tallinn Declaration on eGovernment uit oktober 2017, waarin de lidstaten de Commissie hebben opgeroepen om te komen
met efficiënte digitale overheidsprocessen in de EU.
2. Grensoverschrijdende en gestroomlijnde digitalisering van de multimodale transportketen
te realiseren. Al sinds 2011 heeft het Nederlandse bedrijfsleven bij de overheid duidelijk
gemaakt dat acceptatie door overheden van digitale transportdocumenten honderden miljoenen
euro’s aan administratieve besparingen oplevert.
3. Papierloos transport en een infrastructuur om data digitaal te delen te realiseren.
Sinds 2011 zijn nationale projecten gestart om in verschillende transportmodaliteiten
te experimenteren met papierloos transport.
Indicatie krachtenveld
Een aantal EU-lidstaten beschouwt het voorstel als revolutionair, waarbij men pleit
voor een incrementeel proces. Verschillende lidstaten hebben nog niet besloten om
hun administratie digitaal te gaan inrichten. Daarnaast is in nagenoeg geen EU-lidstaat
de handhavingsketen zodanig ingericht dat zij informatie digitaal al daadwerkelijk
kunnen ontvangen en daarop hun toezichtproces kunnen inrichten.
De meeste lidstaten hebben wel een positieve grondhouding bij de verordening. Er zijn
vooral vragen over de uitwerking die door de EC zal worden gecoördineerd en later
zal volgen. De eFTI verordening stelt nl. een algemeen kader voor, waarbij de nadere
uitwerking later volgt via een aantal uitvoeringshandelingen, de zogenaamde implemented
en delegated acts. Op basis van deze uitvoeringshandelingen kan de daadwerkelijke
impact pas echt goed bepaald worden.
Richtlijn gehuurde voertuigen
Inhoud
Naar verwachting streeft het Roemeense Voorzitterschap naar het bereiken van een algemene
oriëntatie inzake de Richtlijn gehuurde voertuigen. Het voorstel voor wijziging van
de Richtlijn gehuurde voertuigen maakt onderdeel uit van het Eerste Mobiliteitspakket
en verruimt de mogelijkheden voor bedrijven om binnen een lidstaat in de transportketen
gebruik te maken van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen
over de weg4. Het voorstel is eerder besproken tijdens de Transportraad van juni 2018. De Raad
was het destijds over het algemeen eens met de beoogde doelen van het voorstel, maar
bereikte destijds geen algemene oriëntatie.
Inzet Nederland
Nederland kent op dit moment geen beperkingen voor het gebruik van gehuurde voertuigen.
Nederland is wel van mening dat het voorstel voor deze richtlijn in samenhang moet
worden besloten met de overige voorstellen van het Mobiliteitspakket waarover in december
jl. een algemene oriëntatie is bereikt, omdat er een onderlinge samenhang is tussen
de voorstellen.
Indicatie krachtenveld
Met name de West-Europese lidstaten hechten sterk aan een samenhangende behandeling
van alle voorstellen van het Eerste Mobiliteitspakket. Dit was ook de reden dat een
algemene oriëntatie tijdens de Raad van juni 2018 niet mogelijk bleek. Voorts is er
tussen de lidstaten ook aandacht voor de handhaving van de in de richtlijn opgenomen
bepalingen.
Passagiersrechten spoor
Inhoud
De Raad zal conform de ambitie van het Roemeense Voorzitterschap spreken over een
voortgangsrapportage van het werk in de Raadswerkgroep over het voorstel tot herschikking
van de verordening Rail Passenger Rights. Met dit voorstel streeft de Commissie naar een evenwicht tussen het versterken van
de passagiersrechten en het beperken van de lasten voor spoorwegondernemingen, ondermeer
door het versterken van de rechten van personen met een handicap of beperkte mobiliteit
en door betere informatievoorziening voor reizigers bij het boeken van een reis.
Inzet Nederland
Nederland staat in algemene zin positief tegenover het voorstel. Nederland onderschrijft
de wenselijkheid om passagiersrechten te versterken, in het bijzonder ten aanzien
van reizigers met een handicap of een beperkte mobiliteit. In de onderhandelingen
heeft Nederland met name aandacht gevraagd voor de duidelijkheid van de in de conceptverordening
opgenomen bepalingen en de proportionaliteit ervan. De Kamer is over de volledige
Nederlandse inzet geïnformeerd middels het BNC-fiche van 3 november 20175.
Indicatie krachtenveld
Zoals ook uit de voortgangsrapportage blijkt, is het op dit moment nog niet te zeggen
of het Commissievoorstel het gaat halen op belangrijke beoogde wijzigingen (m.n. het
afschaffen van de mogelijkheid om bepaalde spoorvervoerdiensten gedeeltelijk vrij
te stellen). Aangezien in Nederland van de vrijstellingen geen gebruik wordt gemaakt,
heeft het beperken hiervan voor de toepassing in Nederland geen consequenties. Het
beperken van de vrijstellingen in andere lidstaten draagt daarentegen bij aan de versterking
van de interne markt, dankzij een gelijker speelveld, meer duidelijkheid voor reizigers
over hun rechten, en verbetering van die rechten, in het bijzonder bij grensoverschrijdende
treinreizen. Hoewel Nederland zich hier in een minderheid bevindt, zal zij zich ervoor
inzetten dat het voorstel op dit punt gehandhaafd blijft.
Zomer- wintertijd
Inhoud
Naar verwachting zal de Raad een voortgangsrapport van het Roemeense Voorzitterschap
bespreken over het voorstel betreffende het einde van de omschakeling tussen winter-
en zomertijd. In dit voorstel6 stelt de Commissie voor om het huidige systeem met omschakeling tussen zomertijd
en wintertijd af te schaffen. Ook stelt ze voor dat lidstaten gedurende alle seizoenen
zelf besluiten of zij voor de zomertijd dan wel de wintertijd kiezen.
Inzet Nederland
Het kabinet heeft in het BNC-fiche een eerste reactie gegeven over het voorstel zoals
het er nu ligt. Nederland hecht grote waarde aan een zoveel mogelijk geharmoniseerd
tijdsysteem in de EU. Dat vergt in ieder geval overeenstemming over welk tijdsysteem
de lidstaten hanteren, waarbij Nederland drie opties ziet: (1) het huidige systeem
met wisseling tussen zomertijd en wintertijd (standaardtijd), (2) permanente wintertijd
of (3) permanente zomertijd. Afschaffing van het huidige systeem kan pas aan de orde
zijn als duidelijk is wat ervoor in de plaats komt. Nederland is kritisch over de
inhoudelijke onderbouwing van het voorstel. Verder is het voor Nederland van belang
dat Nederland en omringende landen dezelfde keuze maken. Het kabinet onderhoudt daarom
nauw contact met de buurlanden over dit onderwerp.
De Tweede Kamer zal separaat door de Minister van BZK worden geïnformeerd over de
Nederlandse positie, de overwegingen en het proces daarbij.
Indicatie krachtenveld
Lidstaten hebben nog geen formele standpunten ingenomen7. Tijdens de ambtelijke besprekingen in Brussel hebben diverse lidstaten gevraagd
om een impact assessment en vragen gesteld over de grondslag van het Commissievoorstel.
Enkele lidstaten hebben in de raadswerkgroep aangegeven positief te staan tegenover
het Commissievoorstel. Het voorstel kwam eerder aan de orde tijdens de Transportraad
van 3 december 20188 en de informele Transportraad van 29 oktober 20189.
AOB
Tijdens De Raad zal door Finland als AOB-punt een presentatie gegeven worden over
de voorziene prioriteiten en agenda gedurende het Finse voorzitterschap in de tweede
helft van 2019.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.