Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake kabinetsreactie op de open brief van de VNG over de jeugdzorg en GGZ
34 477 Sociaal domein
31 839 Jeugdzorg
Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2019
Hierbij doe ik u het verzoek toekomen van de leden Van Gerven en Hijink (beiden SP)
om voor aanstaande dinsdag 14 mei 2019 om 12.00 uur een reactie te ontvangen op de
open brief van de VNG over Jeugdzorg en GGZ.
Op 24 april jl. heb ik uw Kamer het verdiepend onderzoek jeugdhulp aangeboden (Kamerstuk
31 839, nr. 643).
Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport informeer ik u met deze brief over de stand van zaken van het overleg
met de VNG over de uitkomsten van het onderzoek.
Het in gezamenlijke opdracht met de VNG verrichte onderzoek laat zien dat het aantal
kinderen dat jeugdhulp ontvangt de afgelopen jaren is toegenomen. Het onderzoek laat
ook zien dat gemeenten nog volop bezig zijn met de noodzakelijke transformatie van
de jeugdhulp om de doelen van de Jeugdwet (o.a. meer preventie, meer maatwerk, meer
integraal, meer ambulant en minder residentiële zorg en een efficiënter jeugdhulp-
en jeugdbeschermingsstelsel) te behalen. Dit beeld spoort met de evaluatie van de
Jeugdwet (Kamerstuk 34 880).
Ik heb begrip voor de zorgen van de VNG over de financiering van de jeugdhulp en jeugdbescherming
door gemeenten. Uit het onderzoek blijkt een volumestijging. Kinderen en gezinnen
met problemen die eerder in beeld komen en passende hulp krijgen, was ook de bedoeling
van de Jeugdwet. Echter, het onderzoek laat ook zien dat de onderzochte gemeenten
kampen met oplopende tekorten op hun budget voor jeugdhulp.
Over de uitkomsten van het verdiepend onderzoek jeugdhulp is het kabinet in overleg
met de VNG. In het overleg heb ik aangegeven dat het kabinet oog heeft voor de financiële
zorgen van gemeenten en dat het kabinet bereid is de komende jaren gemeenten financieel
tegemoet te komen. Ik heb tevens aangegeven dat meer geld erbij niet automatisch leidt
tot betere en beter beheersbare jeugdhulp. Samen met gemeenten zoek ik naar passende
antwoorden op een aantal dilemma’s waarvoor gemeenten zich in de uitvoeringspraktijk
gesteld zien. Betere regievoering, betere sturing en betere samenwerking in de regio
is nodig. Ik wil hierover, aanvullend op het programma Zorg voor de Jeugd, inhoudelijke
bestuurlijke afspraken maken met gemeenten, gekoppeld aan de bereidheid van het kabinet
om extra middelen ter beschikking te stellen voor de uitvoering van de Jeugdwet. Tegelijkertijd
is verdiepend onderzoek nodig om beter zicht te krijgen op de achtergronden van de
tekorten. Om te leren wat er in de sturing beter moet.
In hun «open brief» noemt de VNG ook de ggz. In juli afgelopen jaar heeft de Staatssecretaris
van VWS het zogenoemde Hoofdlijnenakkoord ggz gesloten. De VNG was nauw betrokken
bij de totstandkoming van dat Hoofdlijnenakkoord, maar heeft het akkoord niet getekend,
omdat gemeenten zich niet voldoende financieel in staat gesteld voelden om de doelstellingen
van het akkoord te realiseren. Deze doelen zien onder andere op het realiseren van
zorg op de juiste plek (waaronder ambulantisering), het verder verbeteren van kwaliteit,
het verminderen van arbeidsmarktproblematiek en administratieve lasten en het realiseren
van de budgettaire doelstelling uit het regeerakkoord.
De afgelopen periode heeft overleg plaatsgevonden. Ook voor het ggz-dossier is aangegeven
dat het kabinet oog heeft voor de financiële zorgen van gemeenten en dat het kabinet
bereid is de komende jaren gemeenten financieel tegemoet te komen. Het overleg is
nog gaande en leidt er hopelijk toe dat de VNG op afzienbare termijn formeel partij
kan worden bij het Hoofdlijnenakkoord ggz.
1. Uitkomsten onderzoek jeugd: merendeel gemeenten forse volumegroei
Om van «signalen» naar «feiten» te komen, heb ik in het Algemeen Overleg van 3 oktober 2018 een onderzoek naar de
gemeentelijke tekorten op hun jeugdhulpbudget aangekondigd en toegezegd de uitkomsten
van dat onderzoek dit voorjaar te wegen op bestuurlijke tafels (Kamerstuk 34 477, nr. 44).
Het verdiepend onderzoek jeugdhulp bestaat uit drie onderdelen:
1. een analyse van de volumeontwikkeling, die zichtbaar is in de beleidsinformatie Jeugd;
2. een analyse van de aanvragen Fonds Tekortgemeenten;
3. een benchmarkanalyse van de uitvoering van de Jeugdwet, in de context van het sociaal
domein.
Samengevat komt uit het verdiepend onderzoek jeugdhulp het volgende beeld naar voren:
Volume en uitgaven
• Tussen 2015 en 2017 heeft een volumegroei plaatsgevonden van 12,1% (in unieke cliënten).1 Deze volumegroei heeft plaatsgevonden bij vrijwel alle vormen van jeugdhulp en bij
het merendeel van de gemeenten (72%). De grootste toename is waarneembaar bij de inzet
van jeugdhulp via de wijkteams.
• Verschillen tussen gemeenten in de toename van het aantal cliënten met jeugdhulp kunnen
tot maximaal 42% verklaard worden door exogene factoren als het aantal bijstandsgezinnen,
eenoudergezinnen en de groei van het aantal jongeren.
• De gemiddelde uitgaven per cliënt zijn niet gedaald. Bij het merendeel van de gemeenten
nemen de uitgaven aan jeugdhulp sterker toe dan het gebruik van jeugdhulp.
• Het is volgens de onderzoekers nog te vroeg om vast te stellen of het om een tijdelijke
volume- en uitgavenstijging gaat (boeggolf) en in hoeverre gemeenten via transformatie
op termijn grip kunnen krijgen op deze volume- en uitgavenstijging.
• Bij de gemeenten uit de benchmarkanalyse is ook gevraagd naar het saldo tussen de
inkomsten en uitgaven in 2018. Dit beeld laat een verslechtering zien ten opzichte
van de jaren 2016 en 2017.
De gemeentelijke tekortcijfers worden ondersteund door analyses gebaseerd op de Iv3-cijfers
(rekeningcijfers 2017) alsmede door de uitkomsten van het Fonds Tekortgemeenten.
Sturing
• Alle onderzochte gemeenten zijn nog (volop) bezig met de transformatieopgaven. Omdat
veranderingen nog niet zijn afgerond, is het volgens de onderzoekers verklaarbaar
dat bij de onderzochte gemeenten slechts beperkte correlaties zichtbaar zijn tussen
verschillen in uitgavenontwikkeling en keuzes in sturing, beleid en inrichting.
• Alle onderzochte gemeenten geven aan dat de informatiepositie in 2015 (ten tijde van
de decentralisatie) nog niet voldoende was om als uitgangspositie te fungeren. In
enkele gemeenten was de informatievoorziening pas in 2018 op orde: er zijn nog geen
stuur- en leercirkels ingericht.
• Er is een grote variatie in inrichting van het stelsel door gemeenten. Het effect
op de uitgaven is niet eenduidig vastgesteld. Er zijn echter aanwijzingen dat gemeenten
met een intensief toegangsbeleid en een kleiner aantal aanbieders beter uit lijken
te komen met hun budget.
• Gemeenten die hun jeugdhulpstelsel consistent inrichten, hebben meer tijd gehad om
te leren en daardoor lijken zij ook beter uit te komen met hun budget. Werkzame elementen
bij een consistente inrichting zijn wijkteams die stabiel functioneren, goede samenwerking
met huisartsen en het onderwijs en het goed in beeld hebben van afspraken met aanbieders.
Gemeenten en aanbieders ervaren een aantal generieke dilemma’s in de ontwikkeling
van het jeugdhulpstelsel met een (mogelijk) effect op de volumeontwikkelingen, waaronder
het «open einde» karakter van de Jeugdwet. Ontwikkelingen in het onderwijs, de GGZ
en de WLZ zien onderzochte gemeenten als een risicofactor voor de ontwikkeling van
de vraag naar jeugdhulp.
2. CBS-jaarcijfers jeugd 2018
Op 30 april zijn de jaarcijfers jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering 2018
gepubliceerd2. Een samenvatting van de cijfers treft u onderstaand aan.
Jaarcijfers jeugdhulpgebruik 2018
In 2018 ontvingen ruim 415 duizend unieke jongeren jeugdhulp (0–23 jaar)3. Dat is een lichte stijging ten opzichte van de ruim 407 duizend jongeren met jeugdhulp
in 2017.
Uit de CBS-cijfers blijkt:
– Dat de groei van het aantal jongeren met jeugdhulp afvlakt.
– De meeste jongeren met jeugdhulp in 2018, ruim 68 procent, ontvingen ambulante jeugdhulp
op de locatie van de jeugdhulpaanbieder en bijna 20 procent kreeg jeugdhulp van een
wijk- of buurtteam van de gemeente.
– Er heeft een daling van jeugdhulp met verblijf plaatsgevonden, van 46.285 kinderen
en jongeren in 2017, naar 42.665 in 2018.
– Tegelijkertijd zien we een stijging van gezinsgerichte vormen van verblijf. Van 5.325
kinderen en jongeren in 2017 naar 6.080 in 2018
– Het aantal jongeren met jeugdhulp in het eigen netwerk steeg in 2018 met 15 duizend
ten opzichte van 2017.
Jaarcijfers jeugdbescherming en jeugdreclassering 2018
Het aantal jongeren met een onder toezichtstelling is, na een daling in de periode
2009–2016, de afgelopen jaren licht gestegen. Eind 2018 stonden er 20.795 jongeren
onder toezicht. De toename van het aantal jongeren met een voogdijmaatregel lijkt
af te vlakken. Eind 2018 hadden 9.955 jongeren een voogdijmaatregel en dat is vrijwel
gelijk aan het jaar daarvoor.
Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel daalt al jaren. Ook in 2018
zet deze daling door. In dat jaar kregen bijna 6.000 jongeren van 12–23 jaar een dergelijke
maatregel.
Verschillen tussen gemeenten en regio’s
Tussen gemeenten bestaan grote verschillen in jeugdhulpgebruik en inzet van jeugdbeschermings-
en jeugdreclasseringsmaatregelen. In gemeenten in het noordoosten van Nederland en
het midden van Limburg kreeg meer dan 12,5 procent van de jongeren jeugdhulp, met
een uitschieter van meer dan 18 procent.
Ook jeugdbeschermingsmaatregelen worden relatief vaker ingezet in deze regio’s. Jeugdreclasseringsmaatregelen
zien we daarentegen vaker in de regio’s rond de vier grote steden. In tien gemeenten
was dit percentage lager dan 7 procent. Via de Jeugdmonitor van het CBS kunnen gemeenten hun eigen jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering
gebruik vergelijken met andere gemeenten, de jeugdregio en landelijk.
3. Financiële ruimte én afspraken met gemeenten over jeugd
In 2015 is de zorg voor de jeugd gedecentraliseerd. Gemeenten staan dichter bij hun
burgers, zijn beter in staat om een integrale aanpak van vraagstukken van een jeugdige
in de context van het gezin mogelijk te maken, en gemeenten kunnen hun beleid richten
op de vraagstukken van hun inwoners (differentiatie). Waar vroeger de zorg verkokerd
werd aangeboden met een focus op het kind zelf, is nu het hele gezin en systeem eromheen
in beeld. Dit biedt de noodzakelijke uitgangspunten om de doelen van de jeugdwet (preventie,
meer maatwerk, meer integraal, meer ambulant en minder residentiële zorg en een efficiënter
jeugdhulp- en jeugdbeschermingsstelsel) te halen.
Het in gezamenlijke opdracht met de VNG verrichte onderzoek jeugd laat zien dat het
aantal kinderen dat jeugdhulp ontvangt de afgelopen jaren is toegenomen. Uit het onderzoek
blijkt een volumestijging. Dit betekent dat steeds méér kinderen in Nederland jeugdhulp
krijgen. En dat was ook de bedoeling van de stelselwijziging jeugd: kinderen en gezinnen
met problemen komen eerder in beeld en krijgen passende hulp. Veel gemeenten kampen
tegelijkertijd met tekorten op de uitgaven aan jeugdhulp. Het kabinet is bereid gemeenten
daarvoor tegemoet te komen.
Meer geld alleen is niet genoeg
Meer geld alleen leidt niet tot betere en beter beheersbare jeugdhulp. Uit het verdiepend
onderzoek jeugdhulp blijkt dat er verschillende sturings- en ordeningsvraagstukken
spelen. Daarom wil ik met de VNG inhoudelijke afspraken maken om het jeugdstelsel
beter en beter beheersbaar te maken en de transformatie te bespoedigen. De te maken
afspraken richten zich op betere regievoering, betere sturing en betere samenwerking.
Meer eenheid en voorspelbaarheid in het zorglandschap is noodzakelijk. Thema’s die
daarbij een rol spelen zijn onder andere minder administratieve lasten, inkoop, uitvoering
van jeugdbescherming- en jeugdreclassering, toegang tot jeugdhulp en de reikwijdte
van de jeugdhulpplicht van gemeenten. Tevens is verdiepend onderzoek nodig om beter
zicht te krijgen op de achtergronden van de tekorten.
Tot slot
Uit het verdiepend onderzoek jeugd blijkt dat in het merendeel van de gemeenten een
volume- en uitgavenstijging jeugdhulp heeft plaatsgevonden. Het kabinet is bereid
gemeenten de komende jaren financieel tegemoet te komen.
Meer geld erbij leidt niet automatisch tot betere en beter beheersbare jeugdhulp.
Onderdeel van het gesprek met gemeenten is dan ook hoe we met extra middelen de uitvoering
van het jeugdhulpstelsel beter en efficiënter maken. In aanvulling op het Programma
Zorg voor de Jeugd ben ik dan ook bezig nadere inhoudelijke afspraken met gemeenten
te maken om de transformatiedoelen van de Jeugdwet te behalen. Dit gekoppeld aan de
bereidheid van het kabinet om bij extra middelen ter beschikking te stellen voor de
uitvoering van de Jeugdwet.
Met dit alles heb ik er vertrouwen in dat we – met de inzet van gemeenten en alle
partijen in het veld – er zorg voor dragen dat kinderen en gezinnen die dat nodig
hebben tijdige passende jeugdhulp en jeugdbescherming ontvangen.
Zodra het overleg met de VNG is afgerond, zal ik uw Kamer nader informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport