Brief regering : Drugspreventiebeleid
24 077 Drugbeleid
Nr. 426 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2019
Uit de Nationale Drug Monitor (NDM) 20181 van het Trimbos-instituut blijkt dat er nog veel te bereiken is op het gebied van
preventie van het gebruik van drugs. Alhoewel zich onder de groep jongeren een dalende
trend aftekent, daalt het percentage volwassenen dat drugs gebruikt niet. Voor sommige
soorten drugs is het gebruik onder volwassenen zelfs gestegen. Het gebruik van harddrugs
– met name tijdens het uitgaan – en de normalisering daarvan baart mij grote zorgen.
Ik vind het belangrijk om stevig in te zetten op het tegengaan van deze normalisering,
op het voorkomen van gebruik en het voorkomen van gezondheidsschade ten gevolge van
drugsgebruik.
Het drugsbeleid in Nederland kenmerkt zich door een balans tussen het beperken van
gezondheidsschade enerzijds en het inperken van overlast en criminaliteit anderzijds.
Ik zet me in voor preventie van harddrugsgebruik en zorg. Dan gaat het om zaken als
preventie van gebruik, het voorkomen van druggerelateerde gezondheidsschade en verslavingszorg.2 De justitiële aspecten vallen onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister
van Justitie en Veiligheid. Hij zet zich in voor het tegengaan van drugsproductie,
-handel, -overlast en -criminaliteit. Daarmee trachten we het aanbod van drugs tegen
te gaan en gerelateerde problematiek te voorkomen en te bestrijden. Met deze brief
breng ik u op de hoogte van mijn visie op en plannen met betrekking tot het preventiebeleid.
Vijf nieuwe maatregelen
Er zijn veel verschillende soorten drugs en bovendien komen er steeds nieuwe stoffen
bij. Ook kunnen gebruikersgroepen door de jaren heen veranderen en elk een andere
aanpak verlangen. Het feit dat harddrugs op lijst 1 van de Opiumwet staan en dus verboden
zijn, betekent, zoals bekend, niet dat deze toch niet worden gebruikt. Daarom wil
ik – samen met alle andere partijen die een rol hebben en/of pakken op dit terrein –
doen wat in mijn vermogen ligt op het gebied van drugspreventie. Dat is geen eenvoudige
opgave en betreft een kwestie van een lange adem.
De basis van ons drugsbeleid is goed gefundeerd, maar in mijn ogen is dit nog niet
voldoende: er is nog steeds sprake van normalisering van het gebruik van drugs, met
name tijdens het uitgaan. Om dit tegen te gaan, zijn extra interventies nodig en daarom
ga ik inzetten op vijf nieuwe maatregelen:
1) Het ontwikkelen van innovatieve interventies waarmee voorkomen wordt dat jongeren
beginnen met drugsgebruik;
2) Het starten van een platform met experts en stakeholders van onder andere preventiemedewerkers,
kennisinstituten, studentenverenigingen etc. gericht op het tegengaan van stijging
van drugsgebruik;
3) Een wetswijziging waarmee we in één keer veel gevaarlijke Nieuwe Psychoactieve Stoffen
(designerdrugs) kunnen verbieden;
4) Meer inzetten op samenwerking met gemeenten, zodat preventieve interventies en materialen
de doelgroepen beter bereiken;
5) Specifieke maatregelen gericht op het tegengaan van gebruik van een aantal middelen.
Naast deze vijf nieuwe maatregelen wil ik de huidige inzet op het gebied van ondersteuning
van ouders uitbreiden, meer inzetten op het beter monitoren van effecten van maatregelen
en het aanpassen van interventies, indien dat de effectiviteit ten goede komt. Bovendien
wil ik de registratie van druggerelateerde sterfte verbeteren.
Voordat ik dieper inga op de staande en nieuwe maatregelen geef ik inzicht in cijfers
en trends in het gebruik van drugs en in nieuwe ontwikkelingen.
Actuele cijfers en ontwikkelingen
Drugsgebruik onder jongeren
Met de inzet van de afgelopen jaren hebben we een aantal stappen in de goede richting
gezet. Het kabinet is dan ook blij om te zien dat volgens het onderzoek Health Behaviour
in School-aged Children (HBSC) uit 2017 het beleid de afgelopen 15 jaar heeft geleid
tot een daling van het aantal jongeren tussen 12 en 16 jaar dat ervaring heeft met
het gebruiken van drugs. Tussen 2001 en 2017 is een grote daling te zien in het drugsgebruik
onder jongeren tussen de 12 en 16 jaar.3
• Onder jongeren tussen 12 en 16 jaar is het percentage dat ooit XTC heeft gebruikt
bijna gehalveerd van 1,9% in 2015 naar 1,0% in 2017. In 2003 lag dit percentage nog
op bijna 2,5%. Het percentage jongeren dat de afgelopen maand XTC heeft gebruikt was
0,6% in 2015 en 0,4% in 2017;
• Tussen 2003 en 2015 daalde het percentage scholieren van 12–16 jaar dat ervaring had
met amfetamine van 1,4% naar 0,9%. Het percentage scholieren dat in de afgelopen maand
amfetamine heeft gebruikt, ligt op 0,6% in 2015.4
Gebruik van XTC onder scholieren van het voortgezet onderwijs van 12–16 jaar, vanaf
20031
1 Percentage gebruikers ooit in het leven (links), het laatste jaar (midden) en laatste
maand (rechts). HBSC 2017, peilstationonderzoek scholieren (2003, 2007, 2011, 2015)/Leefstijlmonitor,
Trimbos-instituut i.s.m. RIVM.
Drugsgebruik onder volwassenen
Ondanks deze goede stappen bij de jongeren zijn we er nog niet. Het streven is om
het gebruik onder jongeren verder naar beneden te brengen. Daarnaast is het gebruik
onder volwassenen hoog, en dat percentage daalt niet.
• Uit de NDM blijkt dat 2,7% van de algemene bevolking van 18 jaar en ouder het afgelopen
jaar XTC heeft gebruikt, in 2015 was dit 1,9%5;
• In 2017 gebruikte 1,8% cocaïne t.o.v. 1,6% in 2015;
• 1,4% gebruikte in 2017 amfetamine t.o.v. 1,3% in 2015;
• Heroïnegebruik komt ook in 2017 weinig voor onder de algemene bevolking;
• Het gebruik van GHB onder de volwassen bevolking is nagenoeg stabiel gebleven: 0,4%
van de algemene bevolking van 18 jaar en ouder heeft het afgelopen jaar GHB gebruikt,
t.o.v. 0,5% in 2015.
Ik streef er naar ook deze cijfers de komende jaren te laten dalen.
Incidenten
Incidenten door drugsgebruik worden in Nederland gemonitord via de Monitor Drugsincidenten
(MDI) van het Trimbos-instituut en het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL.
De MDI verzamelt gegevens van landelijk werkzame EHBO-organisaties en van ambulancediensten,
ziekenhuizen en politieartsen van acht regio’s in Nederland. Het LIS verzamelt gegevens
van 14 afdelingen Spoedeisende Hulp. Met de data kan geen totaalbeeld van het aantal
drugsincidenten in Nederland worden gegeven. In totaal werden er tussen 2009 en 2017
33.539 acute gezondheidsincidenten gemeld bij de MDI en 5.436 bij het LIS. In 2017
zijn er binnen de MDI 5.436 incidenten gemeld. Het LIS rapporteerde in dat jaar 788
drugs gerelateerde incidenten.6
• In 2017 werd in 30% van de incidenten XTC-gebruik gemeld, cannabis in 25% van de gevallen,
bij 22% GHB, bij 13% cocaïne en bij 6% 4-FA. Voornamelijk GHB is hierin opvallend,
omdat dit relatief weinig gebruikt wordt en toch vaak incidenten veroorzaakt7;
• Na een forse toename van incidenten met 4-FA is het middel in 2017 op lijst I van
de Opiumwet geplaatst. Sindsdien zijn er relatief minder incidenten met 4-FA geregistreerd.
Op EHBO-posten werd in minder dan 1% van de incidenten in 2012 4-FA gebruik gemeld.
In 2017 was dit in 17% van de incidenten het geval en nadat het middel op lijst I
geplaatst is, is het percentage gedaald naar 9%8;
• Het aandeel incidenten na het gebruik van ketamine is toegenomen van 2,7% in 2009
naar 8,2% in 2017. Bij de meeste incidenten werd ketamine in combinatie met andere
middelen gebruikt;
• De geregistreerde sterfte door drugs in het algemeen steeg van 123 gevallen in 2014
naar 262 gevallen in 2017.9 Dit is bijzonder zorgwekkend. Het is echter nog onbekend of het bij de stijgende
aantallen gaat om een daadwerkelijke verdubbeling of om veranderingen in de detectie
en registratie van aan middelengebruik gerelateerde sterfgevallen.
Andere ontwikkelingen
Buiten bovengenoemde cijfers en trends, zijn er enkele nieuwe ontwikkelingen die in
mijn ogen zorgelijk zijn en daarom extra aandacht verdienen:
• Het percentage XTC-pillen met een hoge dosering werkzame stof (MDMA) neemt fors toe.
In 2017 had 65% van de tabletten een dosering van meer dan 150 mg MDMA. Eveneens blijft
de gemiddelde hoeveelheid MDMA in onderzochte pillen stijgen. Het gemiddelde percentage
komt uit op 167 mg, ten opzichte van 140 mg in 2014 en 66 mg in 2009;
• GHB-gebruik komt relatief vaak voor onder jongeren en jongvolwassenen die veel uitgaan.
14% van deze groep heeft ervaring met GHB-gebruik. In geval van verslaving blijkt
dat de terugval in verslaving na het afkicken groot is, namelijk 70% na 3 maanden.
Ook blijkt dat acute incidenten vaak ernstig zijn.10
• Cijfers van verstrekkingen in openbare apotheken wijzen op een (bijna) verdubbeling
in het aantal gebruikers van medische opioïden (met name Oxycodon) tussen 2014 en
2017. Onbekend is in hoeverre deze middelen – en andere (nieuwe) synthetische opioïden
(zoals Fentanylen) – niet-medisch worden gebruikt. Vergeleken met de Verenigde Staten
en andere landen in de Europese Unie heeft Nederland een laag aantal probleemgebruikers
van opioïden. Het blijft echter zaak om waakzaam te blijven en de ontwikkelingen goed
te volgen.
Kern van ons beleid: tegengaan gebruik van drugs en normalisering
Het gebruik van drugs tijdens het uitgaan lijkt steeds normaler te zijn geworden:
gebruikers spreken er openlijker over en zichtbaar onder invloed zijn is minder een
taboe. Voor veel jongvolwassenen die uitgaan is het gebruik van alcohol en drugs een
vast onderdeel van een avondje uit. De huidige gebruikscijfers en de vanzelfsprekendheid
van het gebruik van harddrugs tijdens het uitgaan zijn wat het kabinet betreft zeer
onwenselijk. De kern van ons beleid, zoals geformuleerd in de drugspreventiebrief
van mijn ambtsvoorganger in 201511, is: via zoveel mogelijk kanalen – ouders, onderwijs, horeca en evenementen waar
jongeren en jongvolwassenen komen – zorgen dat jongeren en jongvolwassenen zich bewust
zijn van de risico’s.
Ondersteuning ouders
Een belangrijk onderdeel van de inzet op preventie is het bereiken van ouders. Zij
kunnen het gesprek aangaan met hun kinderen over drugs en over drugsgebruik. Dat is
lang niet altijd eenvoudig. Het is daarom zaak ouders te informeren over drugs en
de risico’s van gebruik daarvan. Maar ook om ze in te lichten over manieren om het
gesprek met kinderen aan te gaan. Via websites, sociale media en ouderavonden ondersteunen
we ouders extra bij de opvoeding van hun pubers als het gaat om uitgaansdrugs. Er
is een Facebookpagina «Opvoeding & Uitgaan» gemaakt evenals een daaraan gerelateerde
website. De ouderavond «Help mijn kind gaat uit» is ontwikkeld en er zijn verschillende
folders gemaakt waarmee ouders worden ondersteund. De komende jaren zal ik mij extra
inspannen om ouders nog meer te ondersteunen in hun opvoedtaak op dit gebied. Momenteel
ben ik met het Trimbos-insituut in overleg om te bespreken hoe we dit concreet kunnen
vormgeven. Indien daar extra financiële middelen voor nodig zijn, kom ik met voorstellen
daartoe.
Voorlichting via het onderwijs
Het schoolprogramma De Gezonde School en Genotmiddelen (DGSG) – dat op 60% van de
scholen wordt gebruikt waarmee we naar schatting ongeveer 385 scholen bereiken – is
er voor scholen die aandacht willen schenken aan de preventie van alcohol, tabak en
drugs. De kracht van DGSG is de brede opzet: voorlichting aan leerlingen, aandacht
voor een goed schoolbeleid en het betrekken van ouders en speciale aandacht voor het
signaleren en begeleiden van leerlingen die problematisch alcohol of drugs gebruiken.
DGSG is er voor het primair onderwijs (op indicatie), voortgezet (speciaal) onderwijs
en het mbo. Er is een speciale aanpak voor het hbo en universiteiten ontwikkeld, omdat
voor de doelgroep studenten nog weinig interventies beschikbaar waren en het druggebruik
onder deze groep hoog is. Relevante betrokkenen, zoals introductiecommissies, studentenverenigingen
en onderwijsinstellingen, vinden hierin interventiemogelijkheden om (de gevolgen van)
het (risicovol) gebruik van alcohol, tabak en drugs onder studenten terug te dringen.
Er zijn daarnaast informatiesheets ontwikkeld voor studentenverenigingen, onderwijsinstellingen,
introductiecommissies en preventieafdelingen van instellingen voor verslavingszorg.
Het is mijn steven dat DGSG op een nog hoger percentage scholen wordt gebruikt, zodat
nog meer jongeren worden bereikt. Met name op het mbo, hbo en wo, aangezien deze jongeren
een risicogroep zijn wat betreft drugsgebruik.
Samenwerking met gemeenten, horeca en evenementen
Naast de inzet op de doelgroep zelf en hun ouders, is er de afgelopen jaren ook samenwerking
gezocht met verschillende partijen die invloed kunnen hebben op de omgeving van de
doelgroep: gemeenten en uitgaansgelegenheden. Voor gemeenten is er een nieuwe «handleiding
alcohol en drugs bij evenementen» ontwikkeld om gezondheids- en veiligheidsproblemen
op evenementen te voorkomen.
Met financiële ondersteuning van VWS hebben het Trimbos-instituut en het Nederlands
Jeugdinstituut (NJi) in samenwerking met ICSRA (Icelandic Centre for Social Research
and Analysis) een beleidsvormend leertraject opgezet. Doel is om de succesvolle IJslandse
aanpak gericht op preventie van drugsgebruik, alcoholgebruik en roken te onderzoeken
en te verkennen of en hoe deze in Nederland geïmplementeerd kan worden. Samen met
de gemeenten Amersfoort, Hardenberg, samenwerkingsverband Kempengemeenten (Bergeijk,
Bladel, Eersel, Reusel-De Mierden), Súdwest-Fryslân, Texel en Urk experimenteren Trimbos
en het NJi tussen 2018 en 2021 met het IJslandse model.
Een ander voorbeeld van ingezette maatregelen is de uitbreiding van de monitoring
van de drugsmarkt door het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) door onder
andere verbeterde testapparatuur en een extra testlocatie in Amsterdam. Dankzij de
uitbreiding van het DIMS, kunnen we de omloop van bepaalde drugs beter monitoren en
gebruikers beter informeren over de risico’s en gevaren ervan, door middel van preventiegesprekken
tijdens het testen en via de Red Alert App. Begin april is aangekondigd dat ook in
Amersfoort een nieuwe testlocatie wordt geopend. We streven er naar dat het DIMS netwerk
landelijk dekkend wordt.
Daarnaast zetten we in op voorlichting via Veilige en Gezonde Horeca en Evenementen
(VGHE). Met dit project bereiken we ongeveer een half miljoen mensen per jaar via
drugsenuitgaan.nl. Via folders en filmpjes speciaal voor jongeren en jongvolwassenen
die uitgaan, bereiken we deze doelgroep met informatie. Ook is VWS de samenwerking
aangegaan met de uitgaanssector via het project «Celebrate Safe» waarmee de doelgroep
voorafgaand en tijdens evenementen beter worden bereikt met voorlichtingsboodschappen
op het gebied van veilig uitgaan (drugs, gehoorschade, seksuele gezondheid, et cetera).
De financiële ondersteuning hiervan is verlengd en loopt tot eind van dit jaar.
Het persona onderzoek
Het Trimbos-instituut, de Hogeschool Utrecht en de Universiteit van Amsterdam bundelen
– met financiering van VWS – de krachten in het Persona onderzoek12. Het doel van deze langdurige studie is om verschillende subgroepen gebruikers en
niet-gebruikers van middelen (persona’s) te identificeren op basis van variabelen
zoals motivatie, leefstijl, sociale omgeving of ervaring, specifiek binnen de groep
jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar. Gebruik van persona’s helpt om
de doelgroep beter te begrijpen, beter in te spelen op hun specifieke behoeften en
effectiever met hen te communiceren. Met de uitkomsten van het onderzoek kan onze
preventieve aanpak verder versterkt worden. Eind van dit jaar zal ik u weer informeren
over de voortgang van dit onderzoek.
Extra maatregelen
Om het bereik van eerder genomen maatregelen te onderzoeken en scherp te krijgen waar
we nog extra stappen kunnen zetten, heeft het Trimbos-instituut op mijn verzoek een
quick scan uitgevoerd (bijgevoegd bij deze brief)13. Naar aanleiding daarvan wil ik de huidige maatregelen continueren waarbij de inzet
op ouderondersteuning een extra impuls krijgt. In aanvulling daarop ga ik inzetten
op vijf nieuwe maatregelen.
Preventieaanpak vernieuwen
1. Innovatieve preventie interventies gericht op niet-gebruikers
Om het preventiebeleid te verbeteren zet ik me in om nieuwe wegen te vinden om te
voorkomen dat jongeren starten met drugsgebruik. Ik heb het Trimbos-instituut gevraagd
om samen met andere partijen een vernieuwende aanpak te ontwikkelen om te voorkomen
dat jongeren beginnen met drugsgebruik en om daarmee ook normalisering tegen te gaan.
Deze innovatieve aanpak wordt gekenmerkt door een wetenschappelijke basis in combinatie
met een nauwe samenwerking met de doelgroep en experts, waarbij nieuwe concepten worden
uitgeprobeerd. De aanpak bestaat uit gesprekken met de doelgroep (jongeren die zelf
niet gebruiken maar wel uitgaan en zich bevinden in een groep waarbinnen drugsgebruik
niet vreemd is), expertmeetings met professionals en een literatuurstudie. Dit alles
heeft als doel om te onderzoeken wat jongeren motiveert om niet te beginnen met het
gebruiken van drugs en interventies te ontwikkelen die gericht zijn op het voorkomen
van starten met druggebruik. Succesvolle concepten die uit dit onderzoek verkregen
worden, zullen worden doorontwikkeld. Ideeën die niet aanslaan bij de doelgroep worden
gestaakt. Het gaat dus om een aanpak waarbij in potentie snel stappen kunnen worden
gezet. Deze evidence-based aanpak heeft als uitgangspunt om de niet-gebruiker te versterken,
zodat deze niet start met het gebruik van drugs. De eerste fase van deze aanpak is
reeds gestart, naar verwachting zal halverwege 2019 een begin worden gemaakt met de
ontwikkeling van nieuwe interventies.
Bereik vergroten
2. Platform tegengaan stijging drugsgebruik
Ik start een platform met experts zoals preventiemedewerkers, medewerkers van kennisinstituten,
studentenverenigingen en gedragsdeskundigen gericht op het tegengaan van stijging
van drugsgebruik. Doel van dit platform is om nieuwe ideeën te verkennen waarmee de
stijging van drugsgebruik kan worden tegengegaan. Het Trimbos-instituut, Verslavingskunde
Nederland en gedragswetenschapper Reint Jan Renes hebben inmiddels toegezegd deel
te willen uitmaken van dit platform. Op dit moment ben ik bezig de groep verder samen
te stellen. Een idee dat ik graag in dat platform zou willen verkennen is of we het
bereik van onze preventieve interventies zouden kunnen uitbreiden naar de context
van werk.
3. Impact in gemeenten vergroten
Uit de quick scan van het Trimbos-instituut is gebleken dat niet alle interventies
en hulpmiddelen die ontwikkeld zijn voor lokale partijen, goed bekend zijn bij gemeenten.
Ook is niet van alle interventies goed in kaart te brengen in hoeverre ze geïmplementeerd
worden en door wie, omdat er geen goede implementatiemonitors bestaan. Daarom zal
ik dit onderwerp nadrukkelijk onder de aandacht van gemeenten brengen. Hiervoor kunnen
landelijke initiatieven en lokale inzet elkaar meer versterken. Om dat te doen ga
ik met verschillende partijen, waaronder de preventieafdelingen van de instellingen
voor de verslavingszorg (samen met het Trimbos-instituut en vertegenwoordigers van
(ex)gebruikers verenigd in Verslavingskunde Nederland), GGD GHOR en de VNG in overleg
om te onderzoeken hoe de informatie en de interventies op de juiste plek kunnen komen,
zodat ze de doelgroep bereiken en effectief zijn. Ook verken ik met deze partijen
hoe lokale partijen en rijksoverheid elkaar verder kunnen versterken. Binnenkort starten
daarvoor de eerste gesprekken.
Nieuwe drugs bij de bron aanpakken
4. Designerdrugs per groep verbieden
De drugsmarkt is voortdurend in ontwikkeling. Dat is onder andere zichtbaar bij de
vele stoffen die vallen onder de zogenaamde Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS), ook
wel designerdrugs genaamd. Bij NPS gaat het om stoffen met een psychoactieve werking
die pas recentelijk als drug op de gebruikersmarkt worden aangeboden en/of gebruikt.
NPS vallen (nog) niet onder de Opiumwet. Problematisch bij NPS is dat wanneer een
psychoactieve stof op lijst 1 van de Opiumwet wordt geplaatst, nieuwe NPS worden geproduceerd
met een net afwijkende samenstelling waardoor de nieuwe stof niet onder de Opiumwet
valt. Landen om ons heen hebben maatregelen genomen om te werken met een verbod op
groepen verschillende stoffen. In samenwerking met mijn collega van Justitie en Veiligheid
ga ik een dergelijke systematiek ook in Nederland introduceren. Groepen gevaarlijke
stoffen zoals Fentanylen – die in o.a. de Verenigde Staten tot grote volksgezondheidsproblemen
leiden – en synthetische cannabioïden gaan we dan verbieden. Hiertoe bereiden we nu
een wetswijziging van de Opiumwet voor. Daarbij kunnen we gebruikers goed waarschuwen
voor dat soort doorgaans zware middelen. Naar verwachting zullen we het wetsvoorstel
in de tweede helft van dit jaar voor internetconsultatie aanbieden.
Middelen-specifieke risico’s aanpakken
5. Middel specifieke aanpak intensiveren
Een aantal ontwikkelingen uit de NDM 2018 baart mij zorgen. Op een aantal middelen
hebben we daarom meer gerichte beleidsmaatregelen genomen of gaan we die vanaf nu
nemen.
Ketamine
Volgens de NDM 2018 zijn er signalen waargenomen van een verbreding van het gebruikerspubliek
van ketamine. Uitgaanspubliek heeft vaker ervaring met dit middel. Ook werden er in
de Monitor Drugsincidenten 2017 meer incidenten geregistreerd ten gevolge van ketamine
gebruik. Ik vind dit onwenselijk en neem stappen om meer bewustwording te creëren
over het risico van het gebruik van ketamine. Ik zou graag zien dat de gebruikscijfers
het komende jaar dalen. Het Trimbos-instituut ontwikkelt op dit moment folders en
een factsheet over ketamine voor gebruikers. Deze komen in mei beschikbaar.
GHB
In 22% van de geregistreerde drugsincidenten in 2017 was er sprake van (onder andere)
GHB-gebruik. Gezien het beperkte gebruik in de algemene bevolking is dit een schrikbarend
hoog aandeel. Zorgwekkend is ook de mate waarin deze patiënten onder invloed van de
drug zijn. Bij de ziekenhuizen en de ambulances is 85–88% verminderd aanspreekbaar
vanwege een matige of ernstige intoxicatie. Op de EHBO-posten steeg het aandeel van
matige en ernstige GHB-intoxicaties van 34% in 2009 naar 73% in 2015, en daalde weer
naar 65% in 2017.
In het najaar van 2018 signaleerden de media een toename van incidenten als gevolg
van GHB gebruik bij de Spoedeisende Hulpdiensten (SEH). Deze vermeende toename is
vooralsnog echter niet gebleken uit onze bestaande monitors. Om beter zicht te krijgen
op de aard en omvang van GHB incidenten, zullen in de regio’s waar een toename is
gerapporteerd, registratiegegevens geanalyseerd worden en worden interviews gehouden
met SEH-artsen, lokale verslavingszorg, politieartsen, maatschappelijk werk en andere
professionals die zicht kunnen hebben op de lokale problematiek. Ter verificatie zal
in twee tot vier andere regio’s een vergelijkbare procedure worden gevolgd.
Een GHB-verslaving is zeer hardnekkig en, ondanks behandeling, is de terugval in het
opnieuw gebruiken van GHB relatief snel en omvangrijk. Daarom is in samenwerking met
de gemeente Twenterand een pilotproject opgestart om een sluitende aanpak van GHB-problematiek
te realiseren. In het kader van deze pilot zullen de belangrijkste knelpunten in kaart
worden gebracht. Ook zal door het Trimbos-instituut een handreiking voor gemeenten
worden opgesteld die samen met een ondersteuningsaanbod aan gemeenten zal worden aangeboden.
Ik verwacht u rond de zomer nader te kunnen informeren over de stand van zaken op
het gebied van (problematisch) gebruik van GHB en de aanpak daarvan.
Phenibut
Ook werd het afgelopen jaar in de media gerapporteerd over het opkomende middel Phenibut.
Een Russisch geneesmiddel, dat in Nederland niet als zodanig geregistreerd staat.
Het is wel te verkrijgen bij verschillende webshops als voedings- en sportsupplement.
De structuur van Phenibut is verwant aan die van de verslavende drug GHB en het wordt
gebruikt als de vervanging daarvan. Het is mogelijk dat er in een korte tijd afhankelijkheid
of tolerantie kan optreden voor Phenibut. In Nederland is het aantal meldingen van
verslaving, ontwenningsverschijnselen en intoxicaties door Phenibut gebruik toegenomen.
In mijn beantwoording van uw vragen over deze nieuwe drug heb ik toegezegd te laten
onderzoeken welke risico’s voor de volksgezondheid aan het gebruik van Phenibut zijn
verbonden.14 Daartoe heb ik opdracht gegeven tot het uitvoeren van een quick Scan door het Coördinatiepunt
Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM). Uit de door het CAM opgestelde rapportage
van de uitgevoerde quick scan, die als bijlage is opgenomen15, is af te leiden dat het aantal meldingen van verslaving, ontwenningsverschijnselen
en intoxicaties als gevolg van het gebruik van Phenibut gering is, maar de laatste
jaren lijkt toe te nemen. De aanbeveling van het CAM het gebruik van Phenibut te blijven
monitoren neem ik over. Ik volg de ontwikkelingen op de voet. Indien het CAM daartoe
adviseert, zal ik maatregelen treffen.
Lachgas
Uit de NDM blijkt dat één op de twintig volwassenen ooit lachgas heeft gebruikt. De
piek onder volwassenen ligt bij de jongvolwassenen in de leeftijdsgroep 20–24 jaar,
waar één op de vijf ooit lachgas gebruikt heeft. Ik vind dit een bijzonder hoog percentage.
Het laatste maand gebruik ligt lager, op 2,7% in diezelfde leeftijdscategorie en 0,5%
onder volwassenen. Het gebruik van lachgas lijkt zich grotendeels te beperken tot
experimenten.
Eerder heb ik het Trimbos-instituut gevraagd om het bestaande preventie aanbod voor
scholen, ouders en uitgaanders aan te vullen met het thema lachgas en handvatten te
ontwikkelen voor professionals en gemeenten. De materialen zijn in de zomer van 2018
beschikbaar gekomen.
Ook heb ik afgelopen jaar gesprekken gevoerd met verschillende (branche) organisaties
over vrijwillige beperkende maatregelen rondom de verkoop van lachgaspatronen. Bol.com
heeft besloten te stoppen met de verkoop van lachgaspatronen. Uit de gesprekken met
het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, de Raad Nederlandse Detailhandel en Thuiswinkel.org
bleek dat verschillende verkooppunten al verschillende maatregelen getroffen hebben.
Daarbij heeft iedere organisatie zijn eigen beleid ontwikkeld. Te denken valt aan:
• Minder opzichtig of zelfs buiten het zicht in de winkel plaatsen van slagroompatronen;
• Een maximum aantal patronen per klant hanteren;
• Geen speciale aanbiedingen of korting bij grotere bestellingen;
• Geen reclame; en
• Het controleren van grote (online)bestellingen die alleen bestaan uit de aanschaf
van lachgasproducten.
Ik vind het positief dat veel partijen al maatregelen hebben getroffen en beleid hebben
ontwikkeld voor de verkoop van lachgas passend bij hun eigen organisatie en afzetmarkt.
Wij ondersteunen deze trend dat meerdere bedrijven het oneigenlijk gebruik van lachgas
als drug helpen terug te dringen.
Ik zal het gebruik van lachgas onder jongeren blijven monitoren.
Daarnaast heb ik het CAM gevraagd om een risicobeoordeling van lachgas uit te voeren.
De komende tijd zal het Trimbos-instituut bovendien onderzoek doen onder risicogroepen
jongeren om er achter te komen in welke mate het gebruik van lachgas onder bepaalde
groepen jongeren voorkomt. Ik zal tevens in gesprek gaan met de VNG en gemeenten om
te bezien of er meer mogelijkheden nodig zijn om de verkoop van lachgas en het gebruik
te verminderen.
XTC en cocaïne
Zoals hiervoor reeds beschreven blijkt uit de NDM 2018 dat het gebruik van XTC onder
volwassenen de afgelopen jaren is gestegen van 1,9% in 2015 naar 2,7% in 2018. Bijna
de helft (46%) van de respondenten van het Grote Uitgaansonderzoek 201616 gaf aan het afgelopen jaar XTC te hebben gebruikt. Terwijl de hoeveelheid MDMA in
XTC-pillen ongekend hoog is en de effecten van XTC op lange termijn niet duidelijk
zijn. We weten nog niet goed welke pil onder welke omstandigheden bij welke persoon
gezondheidsproblemen oplevert: er zijn mensen die geregeld XTC gebruiken zonder (gemanifesteerde)
problemen, maar er zijn ook mensen die na het gebruik van een halve pil overleden
zijn. Wie geen risico wil lopen, kan beter geen drugs gebruiken en dat geldt zeker
ook voor XTC. Om nog beter zicht te krijgen op wat we wel en niet weten hebben de
Minister van JenV en ik een expertmeeting over dit onderwerp georganiseerd. Naar verwachting
geeft die bijeenkomst richting voor verder onderzoek of maatregelen. Ik wil de stijgende
lijn in het gebruik van XTC onder volwassenen een halt toe roepen.
Uit de NDM blijkt dat 1,8% van de volwassenen cocaïne had gebruikt in 2017 t.o.v.
1,6% in 2015. Bovendien werd in 13% van de incidenten met drugs cocaïne gebruikt.
Ik wil dat deze percentages dalen en daarom laat ik onderzoeken of er manieren zijn
om preventie interventies in te zetten, specifiek op het gebruik van cocaïne.
Opioïden
De Minister voor Medische Zorg en Sport heeft u recent een brief gestuurd over zijn
Actie-agenda verantwoord gebruik opioïden. Het gebruik van opioïden, in het bijzonder
Oxycodon, is in de afgelopen tien jaar flink gestegen. Het aantal gebruikers over
2018 lijkt zich te stabiliseren. Het is van belang onverantwoord gebruik van opioïden
terug te dringen. Op dit moment is er volgens deskundigen geen sprake van een maatschappelijk
probleem, maar er zijn wel zorgen voor de toekomst als we niet alert zijn en een verdere
stijging van het problematisch gebruik van zware pijnstillers niet wordt afgeremd.
De opioïden-epidemie in de Verenigde Staten heeft laten zien hoe het kwistig gebruik
van zware pijnstillers en het uitblijven van maatregelen kan uitgroeien tot een maatschappelijk
probleem. Minister Bruins heeft aangegeven dat wij alert zijn op het gebruik van opioïden
en pijnstillers als drugs, ook buiten de zorg. Het is van belang na te gaan of er
signalen zijn van toenemend gebruik van opioïden als Oxycodon en Fentanyl, bijvoorbeeld
via de verslavingszorg en het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS).17
Beter monitoren
Effectmetingen
Om vooral op lange termijn echt iets te veranderen, is het belangrijk dat we blijven
inzetten op preventie. Dit vergt een lange adem en dit wil ik zo effectief mogelijk
doen. Daarom zou ik graag, in aanvulling op de extra maatregelen die hierboven gepresenteerd
zijn, meer zicht willen krijgen op de effecten van de maatregelen die we in Nederland
treffen. Het is zaak dat we weten of onze inzet doeltreffend is en of het gebruik
van drugs en de normalisering van het gebruik tegengaat. Eén van de effecten die ik
beter zou willen meten is de uitwerking van de voorlichting op school over drugs aan
jongeren. De Gezonde School en Genotmiddelen wordt veel gebruikt op scholen, maar
er zijn ook tal van andere programma’s die worden ingezet. Zijn deze allemaal (even)
effectief? Er is bijvoorbeeld weinig recent onderzoek naar de inzet van ervaringsdeskundigen
op school, terwijl dit wel wordt gedaan door scholen. Oudere onderzoeken raden de
inzet van ervaringsdeskundigen in de klas af. Ik wil hier beter zicht op krijgen.
Als de inzet van ervaringsdeskundigen een effectieve manier is om jongeren voor te
lichten, dan zouden we dat meer kunnen stimuleren. Op korte termijn wil ik het onderzoek
hiernaar starten.
Daarnaast worden dit jaar het CAM en het project Celebrate Safe geëvalueerd. Ook dat
zal naar verwachting waardevolle informatie opleveren.
Ten slotte volg ik op de voet wat er internationaal gebeurt, bijvoorbeeld via het
European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA). Informatie vanuit
het buitenland over effectieve aanpakken kunnen we binnen Nederland goed gebruiken.
Registratie van druggerelateerde sterfte
Ik vind het van belang dat we kunnen beschikken over betrouwbare gegevens over druggerelateerd
overlijden. Naar aanleiding van zorgen over het functioneren in de keten van lijkschouw
is door de taskforce Lijkschouw onderzoek verricht naar tekortkomingen en verbeterpunten
in deze keten. Op 28 september 2018 is door de Ministers van Justitie en Veiligheid,
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
naar aanleiding van dit onderzoek een beleidsreactie aan u gestuurd, waarin ook is
aangegeven welke verbeteringen in de keten van lijkschouw worden beoogd.18 In juni zal de Minister van JenV u een brief sturen over (de voortgang van) dit proces.
Voor wat betreft het in kaart brengen van druggerelateerd overlijden is het van belang
dat nu eerst een gestandaardiseerde, betrouwbare screeningsanalyse wordt opgezet,
waarvoor postmortaal of toxicologisch onderzoek de basis vormt. Wanneer die basis
op orde is, ga ik na op welke wijze gegevens van druggerelateerd overlijden geregistreerd
kunnen worden, zodat geen twijfel kan ontstaan over de volledigheid en betrouwbaarheid
van die data.
Aanpak criminaliteit
De aanpak van de drugsproblematiek kan niet alleen vanuit gezondheidsperspectief benaderd
worden. Zoals eerder genoemd in deze brief, vind ik de gebalanceerde aanpak tussen
de gezondheidsaspecten rondom het gebruik (terugdringen vraag) enerzijds en het bestrijden
van criminaliteit rondom drugs (terugdringen aanbod) anderzijds zeer belangrijk. Een
goede samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid is daarvoor cruciaal.
Het bestrijden van (druggerelateerde) criminaliteit en het tegengaan van ondermijning
heeft de prioriteit van de Minister van Justitie en Veiligheid. Minister Grapperhaus
heeft in de reactie op het SBO-advies over rapport «Waar een klein land groot in kan
zijn»19 aangegeven dat hij de aanpak van (georganiseerde) drugscriminaliteit zal intensiveren
via verschillende wegen. Bijvoorbeeld door versterking van de operationele capaciteit,
kennis en expertise, wetgeving en meer internationale samenwerking.
Tot slot
Er is veel werk aan de winkel. We blijven succesvolle interventies inzetten en gaan
aanvullend een aantal maatregelen treffen om het drugsgebruik en de normalisering
van het gebruik tegen te gaan. In een aantal gevallen kunnen we daarbij al direct
concrete stappen zetten. In andere gevallen is aanvullend onderzoek nodig. Het is
in elk geval een kwestie van een lange adem. Ik ben zeer gemotiveerd om hiermee voortvarend
aan de slag te gaan.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport