Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid De Groot, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 6 maart 2019, over het bericht dat bij de buren van de lelieteler nevel van pesticiden neerdaalt en reactie op het verzoek van het lid Ouwehand, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 7 maart 2019, over het langverwachte en uitgelekte onderzoek naar de blootstelling van omwonenden aan landbouwgif (Nos.nl, 6 maart 2019) en over de uitspraak van het Gerecht van de Europese Unie dat EFSA de studies omtrent glyfosaat openbaar moet maken (Nieuwsblad.nl, 7 maart 2019)
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 453 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2019
Naar aanleiding van berichtgeving over een rapport van het burgerinitiatief Meten=Weten
(Westerveld, Drenthe) en resultaten uit het RIVM-rapport Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden,
zijn door leden van uw Kamer en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
diverse sets vragen gesteld. Bijgaand treft u aan, mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Medische Zorg en Sport, voor
zover de vragen ook aan hen zijn gesteld, de antwoorden op vragen van de leden Moorlag
en Ploumen, ingezonden op 7 maart 2019 ((Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2396); de antwoorden op vragen van de leden Moorlag, Ploumen en Nijboer, ingezonden op
5 april 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2397); de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
ingezonden op 13 maart 2019; en de antwoorden op vragen van het lid Ouwehand, ingezonden
op 8 maart 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2398.
In de regeling van werkzaamheden op 6 maart 2019 is de berichtgeving over Westerveld
tevens aan de orde geweest, waarbij het lid De Groot verzocht om een brief over die
berichtgeving (Handelingen II 2018/19, nr. 59, item 11). In de regeling van werkzaamheden op 7 maart 2019 is de berichtgeving over resultaten
uit het RIVM rapport aan de orde geweest waarbij het lid Ouwehand verzocht om een
brief over die berichtgeving en een eventueel in te stellen moratorium op het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen (Handelingen II 2018/19, nr. 60, item 11). Ik verwijs u voor deze verzoeken naar de bij deze brief gevoegde beantwoording
en naar de brief Aanbieding Blootstellingsonderzoek Omwonenden van 10 april jl. (Kamerstuk
27 858, nr. 450).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Antwoorden op vragen van de commissie over de berichtgeving over pesticiden bij lelieteelt
in Westerveld
Omwille van het overzicht in de beantwoording zijn de vragen genummerd per fractie.
Vragen van de leden van de VVD-fractie
1
Heeft u inzicht in de meetresultaten, de wijze waarop de metingen zijn gedaan en de
locaties waar deze metingen zijn uitgevoerd/monsters zijn genomen? Zo ja, kunt u deze
informatie delen? Zo nee, wat vindt u van dit onderzoek waarvan onduidelijk is hoe
en waar metingen zijn uitgevoerd?
Antwoord
Ik heb kennis genomen van het rapport van het burgerinitiatief «Meten = Weten». Het
rapport beschrijft hoe en door wie de monsters zijn genomen en door welk laboratorium
de monsters zijn geanalyseerd. Het rapport en de onderzoeksresultaten zijn publiek
toegankelijk via de website https://www.metenweten.com/onderzoek.
2
Heeft u naar aanleiding van de berichtgeving dat er 57 stoffen zijn gevonden, een
quickscan gemaakt van de aangetroffen stoffen en de toepassing van deze stoffen? Zo
ja, kunt u deze informatie delen? Zo nee, waarom is deze quickscan niet uitgevoerd?
Antwoord
Ik heb het Ctgb gevraagd een analyse uit te voeren naar de aangetroffen stoffen, de
toepassing van de stoffen en hoe de gevonden gehaltes in bodem en op gewassen zich
verhouden tot de gehanteerde criteria in het toelatingsbeleid en wettelijk vastgestelde
maximale residu limieten (MRL’s). Deze analyse is als bijlage toegevoegd aan de Brief
over blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen.
Het Ctgb heeft geen overschrijdingen gevonden van de aanvaardbare dagelijkse inname
(ADI) en MRL’s. De gemeten concentraties in de bodem liggen voor alle stoffen onder
de concentraties die verwacht worden wanneer het middel met de betreffende werkzame
stof volgens voorschrift wordt gebruikt.
3
Kunt u een overzicht geven van de 57 gevonden stoffen en de toepassing van deze stoffen?
Antwoord
Ja. Ik verwijs hiervoor naar tabel 11 aan het eind van deze beantwoording.
4
Klopt het dat van de 57 gevonden stoffen er in de afgelopen jaren slechts 9 stoffen
gebruikt zijn in de lelieteelt? Zo ja, wat vindt u van dit beeld?
5
Klopt het dat er stoffen gevonden zijn die niet in de lelieteelt gebruikt zijn maar
bijvoorbeeld bij huisdieren of in huis? Zo ja, wat vindt u van dit beeld?
Antwoord op vraag 4 en 5
Het CBS rapporteert eens in de vier jaar over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in de landbouw, gebaseerd op opgaven van agrariërs. Uit de gegevens uit 2016 blijkt
dat 18 van de 57 stoffen die zijn gevonden in bodem- en gewasmonsters ook worden gebruikt
in de lelieteelt.
Er zijn ook stoffen gevonden die in andere landbouwgewassen mogen worden gebruikt
en enkele ook in of om het huis (gazon, kamerplanten, insecten werend) (zie tabel
1). Dit maakt het aannemelijk dat de gevonden stoffen niet alleen gerelateerd kunnen
worden aan de lelieteelt.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
1
Heeft u inzage gehad in het onderzoek dat is verricht? Zo nee, bent u bereid om te
proberen het onderzoek te verkrijgen en openbaar te maken? Zo ja, kan het onderzoek
openbaar gemaakt worden?
2
Kunt u toelichten op welke wijze dit onderzoek is uitgevoerd?
3
In opdracht van wie en door wie is het onderzoek verricht?
Antwoord op vragen 1, 2 en 3
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1 van de leden van de VVD-fractie.
De website vermeldt de aanpak, de werkwijze, de resultaten van het onderzoek en de
organisaties die het onderzoek hebben uitgevoerd. Het burgerinitiatief «Meten = Weten»
is opdrachtgever.
4
Kunt u het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
om een reactie vragen op het onderzoek?
5
Kunt u een inschatting maken van de schadelijkheid van de in het onderzoek aangetroffen
stoffen?
Antwoord op vragen 4 en 5
Ja, zie het antwoord op vraag 2 van de leden van de VVD-fractie.
6
Kunt u toelichten welke regels er gelden voor het gebruik van de middelen die de aangetroffen
stoffen bevatten in de teelten op de gronden waar het onderzoek heeft plaatsgevonden?
Antwoord
De voorschriften voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zijn vastgelegd in
het wettelijk gebruiksvoorschrift, zoals bijvoorbeeld dosering en aantallen keren
per jaar waarop het middel gebruikt mag worden, en de bepalingen die zijn vastgelegd
in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierbij kunt u denken aan het verplicht toepassen
van spuitapparatuur die de verwaaiing met minimaal 75% vermindert en teeltvrije zones.
7
Klopt de reactie van hoogleraar Rietjens?2
Antwoord
In het bericht geeft mw. Rietjens aan: «De kans dat de gewasbeschermingsmiddelen die
in de Westerveldse bodem en op gewassen zijn aangetroffen schadelijk zijn voor mensen,
is heel erg klein.» Hoogleraar Rietjens nuanceert de eventuele risico’s, met verwijzing
naar de strenge toelatingscriteria voor gewasbeschermingsmiddelen en stoffen zoals
acrylamide die door verhitting bij bereding van voedingsmiddelen kunnen ontstaan.
Dit beeld komt overeen met de beoordeling van het Ctgb waaruit blijkt dat er geen
grenswaarden van ADI en MRL’s zijn overschreden.
Vragen van de leden van de D66-fractie
1
Bent u bekend met het artikel «Bij de buren van de lelieteler daalt een nevel van
pesticiden op de trampoline neer»?3
Antwoord
Ja.
2
Bent u bekend met de zorgen van de omwonenden van de lelieteelt in Drenthe, hoe kijkt
u naar deze zorgen en zijn de zorgen gegrond?
Antwoord
Ik heb begrip voor de zorgen die bij omwonenden leven in verband met de aanwezigheid
van (sporen van) gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving en ben daarom ook met deze
omwonenden op 8 april jl. in gesprek gegaan. Ik neem hun zorgen serieus en heb mede
daarom een reactie van het Ctgb gevraagd op het onderzoek. Hiervoor verwijs ik naar
het antwoord op vraag 2 van de leden van de VVD-fractie.
3
Hoeveel bestrijdingsmiddelen worden er gebruikt op lelieteelten per hectare over één
kalenderjaar?
Antwoord
Het CBS rapporteert eens in de vier jaar over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Volgens het CBS werd in 2016 in de lelieteelt per hectare 125 kilogram chemische gewasbeschermingsmiddelen
gebruikt, waarvan 93 kilogram minerale olie.
4
Welke gevolgen heeft het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen op de omgeving (omwonenden
en natuur)?
Antwoord
Gewasbeschermingsmiddelen worden alleen toegelaten indien uit een Europees geharmoniseerde
risicobeoordeling is gebleken dat ze veilig zijn voor mens, dier en milieu. Toepassing
volgens de wettelijke voorschriften leidt volgens deze systematiek niet tot onaanvaardbare
risico’s voor mens, dier en milieu.
5
Bent u van mening dat er spuitvrije zones nodig zijn tussen de lelievelden en omwonenden
om de gezondheid van burgers te beschermen?
Antwoord
Gemeenten kunnen in het bestemmingsplan in het kader van een goede ruimtelijke ordening
een afweging maken tussen alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen en
functies, bijvoorbeeld tussen de bestemming agrarische bedrijvigheid en wonen. Daarbij
kan de gemeente rekening houden met een afstand tussen het telen van gewassen of fruit
en nabijgelegen gevoelige objecten als woningen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat
te garanderen. Bij deze afweging kan ook het voorzorgsbeginsel een rol spelen. Ik
verwijs voor een nadere toelichting naar het antwoord op vragen 3 en 4 van de leden
Moorlag, Ploumen en Nijboer in bijlage 2. De analyse van het Ctgb en het recente RIVM-rapport
«Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (RIVM 2019-0052) geven op zichzelf geen aanleiding
een verdere spuitvrije zone in te richten.
6
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat er zo veel resten van bestrijdingsmiddelen
gevonden worden in de bodem en planten in natuurgebieden?
7
Hoe beoordeelt u het vele gebruik van bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt met het
oog op de kringlooplandbouwvisie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?
8
Wat moet er veranderen in de lelieteelt om te voldoen aan de kringlooplandbouwvisie?
Antwoord op vragen 6, 7 en 8
Mijn ambities richten zich voor de gehele landbouw op weerbare planten en teeltsystemen,
het verbinden van landbouw en natuur en als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen,
dan nagenoeg zonder emissies naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten.
Dus ook voor de lelieteelt. Dat is de kern van de «Toekomstvisie gewasbescherming
2030» die recent aan uw Kamer is aangeboden. In de overgangsperiode zullen gewasbeschermingsmiddelen
nodig blijven en dan blijft het essentieel dat dit veilig is voor mens, dier en milieu.
Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
1
Bent u bekend met de berichten «Drentse burgers meten landbouwgif in bodem en vinden
57 middelen» en «Meer blootstelling aan gif bij bollenvelden dan gedacht»?4, 5
Antwoord
Ja.
2
Klopt het dat Nederland in Europa een van de landen is met het hoogste percentage
bestrijdingsmiddelen per hectare en hoeveel kilo per hectare is dat per jaar?
Antwoord
EU lidstaten rapporteren aan EuroStat over de verkoop (afzet) van gewasbeschermingsmiddelen
in kilogram werkzame stof. Eurostat heeft deze cijfers gerelateerd aan het areaal
landbouwgrond in de EU-lidstaten (utilised agriculture area, UAA). Daaruit blijkt
dat Malta en Cyprus de meeste kilogrammen werkzame stof per ha UAA laten zien (respectievelijk
9,9 en 9,5 kg), gevolgd door Nederland, België en Italië (respectievelijk 5,6, 5,2
en 5,2 kg).6
3
Klopt het dat er bij elkaar opgeteld soms wel 57 verschillende bestrijdingsmiddelen
gevonden zijn en kunt u de vervuiling zoals aangetoond door het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen
en Omwonenden bevestigen?
Antwoord
Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen 1 en 2 van de leden van de VVD-fractie
en naar de brief inzake het blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen van
10 april 2019.
4
Bent u bereid om op korte termijn onderzoek te doen naar de gevolgen van opstapeling
van gifstoffen voor de bodem en het oppervlaktewater? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5 van de leden Moorlag en Ploumen (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 2397).
5
In hoeverre zijn de aangetroffen giftige stoffen in de bodem schadelijk voor insecten?
Antwoord
Ik heb het Ctgb gevraagd een analyse uit te voeren naar de aangetroffen stoffen, de
toepassing van de stoffen en hoe de gevonden gehaltes in bodem en op gewassen zich
verhouden tot de gehanteerde criteria in het toelatingsbeleid, waaronder de criteria
voor bodem- en waterorganismen en gedrag van de stof in het milieu. De gemeten concentraties
in de bodem liggen voor alle stoffen onder de concentraties die verwacht worden wanneer
het middel met de betreffende werkzame stof volgens voorschrift wordt gebruikt.
6
Lopen de omwonenden van gebieden waar landbouwgif gespoten wordt gevaar en kunt u
uw antwoord toelichten?
7
Bent u bereid om bij het eerder genoemde onderzoek ook de gevolgen voor omwonenden
mee te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 6 en 7
Uit de beoordeling van het Ctgb van de gevonden gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen
in de bodem en op gewassen bij de inwoners in Westerveld, blijkt dat er geen grenswaarden
zijn overschreden voor aanvaardbare dagelijkse inname en maximale residu limieten
(MRL’s) op voedingsmiddelen. Dit wordt bevestigd door het RIVM onderzoek naar blootstelling
omwonenden. Daaruit blijkt ook dat alle meetresultaten beneden de veilige grenswaarden
zijn gebleven.
8
Bent u het ermee eens dat onderzoek naar gifstoffen in de bodem en effecten op omwonenden
geen particuliere aangelegenheid is en dat het ministerie hier het voortouw in moet
nemen? Zo ja, hoe gaat u dat vormgeven?
Antwoord
Van bewoners wordt niet verwacht dat zij zelf dienen te zorgen voor onderzoek naar
chemische stoffen in de bodem en gewassen in de buurt. Het kabinet heeft hier zelf
onderzoek naar laten doen. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3 van de leden
Moorlag en Ploumen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2397) en naar de brief met daarin de aanbieding van het blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen
van 10 april 2019. In deze brief wordt ook ingegaan op vervolgstappen voor nader onderzoek.
9
Bent u bereid om u binnen de Europese Unie sterk te maken voor internationale afspraken
over de milieulast van pesticiden in de grond, waarin ook het stapeleffect van giftige
stoffen wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja, Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5 van de leden Moorlag en Ploumen (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 2397).
10
Is er volgens u binnen de kringlooplandbouw plaats voor landbouw waarin landbouwgif
gebruikt wordt en kunt u uw antwoord toelichten?
11
Is er volgens u binnen de kringlooplandbouw plaats voor het gebruik van dergelijke
cocktails van giftige stoffen en kunt u uw antwoord toelichten?
12
Bent u het ermee eens dat voor een luxegoed als bloemen geen giftige middelen meer
gebruikt zouden moeten worden en dat hier vanuit het voorzorgsbeginsel direct een
stop op moet komen totdat bewezen is dat er geen risico’s voor omwonenden zijn? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 10, 11 en 12
Mijn ambities richten zich voor de gehele landbouw op weerbare planten en teeltsystemen,
het verbinden van landbouw en natuur en als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen,
dan nagenoeg zonder emissies naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten.
Dat is de kern van de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» die recent aan uw Kamer
is aangeboden. In de overgangsperiode zullen gewasbeschermingsmiddelen nodig blijven
en dan blijft het essentieel dat dit veilig is voor mens, dier en milieu.
Het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen maakt geen onderscheid in gewassen,
voedings- en niet-voedingsgewassen. In alle gevallen moet er sprake zijn van een veilige
toepassing van middelen.
Vragen van de leden van de SP-fractie
1
Welke stoffen worden bij de lelieteelt gebruikt als bestrijdingsmiddelen en pesticiden?
Antwoord
Het CBS rapporteert eens per vier jaar over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Uit de gegevens van 2016 blijkt dat er door telers volgens eigen opgave tezamen 53
verschillende werkzame stoffen zijn gebruikt (zie tabel 27). Acht middelen werden door bijna alle telers toegepast (> 5.000 ha). Het betreft
vier fungiciden (mancozeb, tebuconazool, trifloxystrobin, fluopryram), twee herbiciden
(asulam, metamitron), twee insecticiden (esfenvaleraat, minerale olie).
2
In welke hoeveelheden is het gebruik van deze stoffen toegestaan?
Antwoord
Voor de meeste werkzame stoffen zijn meerdere gewasbeschermingsmiddelen op de markt
met elk hun specifieke dosering, afhankelijk van formulering, toepassingsgebied en
concentratie. Voor de 53 werkzame stoffen betreft het naar schatting zo’n 130 gewasbeschermingsmiddelen.
Van de meest gebruikte werkzame stoffen is hierna ter illustratie de maximale middeldosis
weergegeven van een middel dat alleen de genoemde werkzame stof bevat, met een toelating
in de onbedekte lelieteelt. Het wettelijk gebruiksvoorschrift is te allen tijde leidend.
Werkzame stof
Maximale dosering/ha
asulam
tot 2 liter
esfenvaleraat
tot 0,4 liter
fluopyram
tot 0,8 liter
mancozeb,
tot 2 kg
metamitron
tot 4 kg
minerale oliën
tot 6,25 liter
tebuconazool
tot 0,55 kg
trifloxystrobin
tot 0,25 kg
3
Wat is het effect van deze toegestane stoffen op de mens, de biodiversiteit en insecten
in het bijzonder?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2 van de leden van de VVD-fractie en vraag
5 van de leden van de GroenLinks-fractie.
Stoffen mogen alleen worden gebruikt als vooraf uit een risicobeoordeling is gebleken
dat toepassing veilig is voor mens, dier en milieu en het middel ook is toegelaten.
Bij die risicobeoordeling worden criteria gehanteerd.
Ik heb het Ctgb gevraagd een analyse uit te voeren naar de aangetroffen stoffen, de
toepassing van de stoffen en hoe de gevonden gehaltes in bodem en op gewassen zich
verhouden tot de gehanteerde criteria in het toelatingsbeleid De gemeten concentraties
in de bodem liggen voor alle stoffen onder de concentraties die verwacht worden wanneer
het middel met de betreffende werkzame stof volgens voorschrift wordt gebruikt. Dan
is er volgens het Ctgb-advies geen risico voor bodemorganismen.
4
Zijn de 57 uit het onderzoek in Westerveld naar voren gekomen stoffen gebruikelijk
voor gebieden rond de teelt van lelies?
Antwoord
Niet alle gevonden stoffen worden in de lelieteelt gebruikt, slechts 18 stoffen. Ik
verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4 en 5 van de leden van de VVD-fractie.
Er is geen vergelijkend onderzoek beschikbaar met resultaten van metingen in andere
gebieden, waardoor ik niet kan ingaan op de vraag of de aangetroffen stoffen gebruikelijk
zijn voor andere gebieden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 en 5 van de
leden van de VVD-fractie, is het aannemelijk dat alle gevonden stoffen niet alleen
gerelateerd kunnen worden aan de lelieteelt.
5
Wat is het risico dat de 57 in Westerveld aangetroffen stoffen in combinatie of in
reactie met elkaar een gevaar voor de volksgezondheid opleveren?
Antwoord
In het huidige toelatingsbeleid wordt een risicobeoordeling per aanvraag (per middel
of tankmix) uitgevoerd. Stapeling van verschillende stoffen is mogelijk relevant als
deze stoffen eenzelfde werking hebben op een organisme. In de huidige beoordelingsmethoden
zijn volgens het Ctgb ruime veiligheidsmarges ingebouwd. Onderzoek van het RIVM aan
de cumulatieve blootstelling van residuen op voedsel liet geen combinatierisico’s
zien en daaruit bleek dat de huidige beoordelingsmethodiek toereikend is (Kamerstuk
27 858, nr. 433).
Tegelijkertijd is het wenselijk dat preciezer wordt gekeken naar effecten van een
cumulatieve blootstelling via alle blootstellingsroutes. De Europese Voedselveiligheidsautoriteit
(EFSA) werkt aan een richtsnoer om gecombineerde blootstelling aan verschillende stoffen
te kunnen beoordelen. Nederland (RIVM en WUR) is actief betrokken bij de totstandkoming
van dit richtsnoer en zal het recente RIVM-rapport daarbij ook inbrengen.
6
Klopt het dat, onder de 57 aangetroffen stoffen, het ook stoffen betreft die reeds
lang verboden zijn?
Antwoord
Ja.
7
Zijn deze stoffen ondanks het verbod op deze stoffen onlangs nog gebruikt? Zo ja,
welke consequenties heeft dit voor de gebruikers? Zo nee, wat is het effect van de
langdurige aanwezigheid van deze stoffen op bodem en milieu?
Antwoord
Het betreft veelal stoffen die zeer persistent zijn en om die reden nog lang na gebruik
aantoonbaar zijn. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van de leden van
de VVD-fractie.
8
Is het sluiten van ramen en deuren en het binnenhouden van de was een afdoende bescherming
voor de omwonenden tegen de gebruikte stoffen bij de gewasbescherming in de lelieteelt?
Antwoord
Uit de beoordeling van het Ctgb van de gevonden gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen
in de bodem en op gewassen bij de inwoners in Westerveld, blijkt dat er geen grenswaarden
zijn overschreden. Dit wordt bevestigd door het RIVM-onderzoek naar blootstelling
omwonenden. Daaruit blijkt ook dat alle meetresultaten beneden de veilige grenswaarden
zijn gebleven.
Maatregelen zoals genoemd in de vraag zijn niet vereist vanuit de risicobeoordeling
maar zullen wel zorgen voor een lagere blootstelling.
9
Welke gevolgen heeft het gebruik van de toegestane bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt
voor de gezondheid van buitenspelende of voorbijfietsende kinderen?
Antwoord
In het toelatingsbeleid maakt het Ctgb gebruik van het EFSA OPEX model voor de inschatting
van risico’s voor omwonenden en omstanders. Daarbij wordt zowel naar volwassen als
kinderen gekeken. Wandelaars en fietsers vallen onder omstanders. De gezondheid van
buitenspelende en voorbijfietsende kinderen is dus onderdeel van het toelatingsproces.
10
Op welke wijze wordt rekening gehouden met het oordeel van professor Pieter Sauer
uit Groningen dat het jaarrond blootstellen aan bestrijdingsmiddelen de ontwikkeling
van kinderen remt en verschillende aandoeningen aan de hersenen kan veroorzaken?
Antwoord
De gehanteerde grenswaarde bij de beoordeling van het risico voor omwonenden houdt
rekening met de meest kwetsbare groepen, inclusief kinderen die in ontwikkeling zijn.
De gehanteerde veilige grenswaarden van werkzame stoffen zijn gebaseerd op het meest
kritische effect en de meest gevoelige soort uit een dataset. Deze dataset bevat studies
naar diverse effecten van een werkzame stof op onder andere carcinogeniteit, reproductie
en ontwikkeling gedurende alle levensstadia van voor de geboorte tot latere leeftijd.
In de normstelling wordt vervolgens een veiligheidsfactor toegepast van 100 ter compensatie
voor verschillen tussen dier en mens en tussen mensen onderling.
11
Kan het instellen van een spuitvrije zone bijdragen aan een verbetering van de gezondheid
van omwonenden? Zo ja, welke afstand zou dan wenselijk zijn (professor Sauer stelt
1.000 meter voor) en wat zou dit betekenen voor de lelieteelt?
Antwoord
Gemeenten kunnen in het bestemmingsplan in het kader van een goede ruimtelijke ordening
een afweging maken tussen alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen en
functies, bijvoorbeeld tussen de bestemming agrarische bedrijvigheid en wonen. Daarbij
kan de gemeente rekening houden met een afstand tussen het telen van gewassen of fruit
en nabijgelegen gevoelige objecten als woningen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat
te garanderen. Bij deze afweging kan ook het voorzorgsbeginsel een rol spelen. Ik
verwijs voor een nadere toelichting naar het antwoord op vragen 3 en 4 van de leden
Moorlag, Ploumen en Nijboer in bijlage 2. De analyse van het Ctgb en het recente RIVM-rapport
«Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (RIVM 2019-0052) geven op zichzelf geen aanleiding
een verdere spuitvrije zone in te richten.
Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
1
Kunt u bevestigen dat in de bollen- en bloementeelt relatief veel pesticiden worden
gebruikt, waarbij de lelieteelt de kroon spant?
Antwoord
Het CBS rapporteert eens in de vier jaar over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Volgens het CBS werd in 2016 in de lelieteelt per hectare 125 kilogram chemische gewasbeschermingsmiddelen
gebruikt, waarvan 93 kilogram minerale olie.
2
Kunt u uiteenzetten welke pesticiden allemaal (mogen) worden gebruikt bij de bollen-
en bloementeelt?
Antwoord
Het Ctgb heeft een overzicht met daarin alle toegelaten en vervallen gewasbeschermingsmiddelen,
de zogenoemde toelatingendatabank (https://toelatingen.ctgb.nl/). Kortheidshalve verwijs ik hiernaar.
3
Kunt u uiteenzetten welke rotatieschema’s al dan niet verplicht worden aangehouden
bij de teelt van bollen en bloemen en kunt u daarbij nadrukkelijk ingaan op de afwisseling
tussen voedselgewassen en bollen of bloemen?
Antwoord
Er zijn geen verplichte rotatieschema’s voor de bollenteelt.
Er zijn verschillende vrijwillige rotatieschema’s voor de bollenteelt. Deze zijn afhankelijk
van de teelt en van de grondsoort. Bijvoorbeeld in Flevoland is het gewas tulp opgenomen
in een akkerbouwmatige vruchtwisseling en kan variëren van eens in de vier tot acht
jaar.
4
Wat vindt u ervan dat Drentse burgers zich gedwongen voelden zelf geld in te zamelen
om onderzoek te laten doen door een gecertificeerd laboratorium, om te weten te komen
hoeveel pesticiden er in hun leefomgeving terechtkomen?
5
Waarom heeft u zelf zulk onderzoek niet laten uitvoeren?
Antwoord op vraag 4 en 5
Van bewoners wordt niet verwacht dat zij zelf dienen te zorgen voor onderzoek naar
chemische stoffen in de bodem en gewassen in de buurt. Er geldt een Europees systeem
van voorzorg waarbij gewasbeschermingsmiddelen pas op de markt mogen komen en worden
gebruikt als na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat er geen onaanvaardbare
risico’s zijn voor mens, dier en milieu. De overheid evalueert en monitort (naleving
van) wet- en regelgeving en reageert op nieuwe signalen. Zo worden voedingsmiddelen,
oppervlaktewater en grondwater onderzocht op het voorkomen van resten van gewasbeschermingsmiddelen
en is een uitgebreid onderzoek gestart (blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen,
OBO) naar blootstelling via lucht en (huis)stof van omwonenden, naar aanleiding van
een advies van de Gezondheidsraad (2014). Het rapport is op 10 april jl. aan uw Kamer
aangeboden.
6
Wat vindt u van de resultaten van het onderzoek, dat uitwees dat op tien plekken bij
velden met lelieteelt in Drenthe in groenten en in de bodem opgeteld 57 verschillende
bestrijdingsmiddelen zijn gevonden, soms in flinke concentraties?
Antwoord
Niet alle gevonden stoffen zijn te relateren aan de lelieteelt. Er zijn 15 stoffen
gevonden die niet meer zijn toegelaten, blootstelling aan deze stoffen zal dus gaan
afnemen. Het CBS rapporteert eens in de vier jaar over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in de landbouw, gebaseerd op opgaven van agrariërs. Uit de gegevens uit 2016 blijkt
dat 18 van de 57 stoffen die zijn gevonden in bodem- en gewasmonsters ook worden gebruikt
in de lelieteelt. Er zijn ook stoffen gevonden die in andere landbouwgewassen mogen
worden gebruikt en enkele ook in of om het huis (gazon, kamerplanten, insecten werend).
(zie tabel 1 in bijlage 3 van deze brief).
Het Ctgb heeft het onderzoek geanalyseerd (zie bijlage bij brief over blootstellingsonderzoek
gewasbeschermingsmiddelen «Ctgb advies onderzoek naar bestrijdingsmiddelen en omwonenden»).
De in de monsters aangetroffen gehaltes zijn vergeleken met veilige grenswaarden die
gebruikt worden bij de toelating van de betreffende middelen. Uit deze vergelijking
blijkt dat van alle 57 stoffen de veilige grenswaarden niet worden overschreden.
7
Deelt u de zorgen van toxicoloog Martin van den Berg, die wijst op de vermenging van
deze stoffen in de bodem en de mogelijke risico’s van opstapeling van de bestrijdingsmiddelen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In het huidige toelatingsbeleid wordt een risicobeoordeling per aanvraag (per middel
of tankmix) uitgevoerd. Stapeling van verschillende stoffen is mogelijk relevant als
deze stoffen eenzelfde werking hebben op een organisme. In de huidige beoordelingsmethoden
zijn volgens het Ctgb ruime veiligheidsmarges ingebouwd. (Kamerstuk 27 858, nr. 433).
Tegelijkertijd is het wenselijk dat preciezer wordt gekeken naar effecten van een
cumulatieve blootstelling via alle blootstellingsroutes. De Europese Voedselveiligheidsautoriteit
(EFSA) werkt aan een richtsnoer om gecombineerde blootstelling aan verschillende stoffen
te kunnen beoordelen. Nederland (RIVM en WUR) is actief betrokken bij de totstandkoming
van dit richtsnoer en zal het recente RIVM-rapport daarbij ook inbrengen.
8
Deelt u de mening dat het hoog tijd wordt voor milieunormen voor pesticiden in de
bodem? Zo ja, op welke wijze gaat u daadwerkelijk grenzen stellen aan de vervuiling
van de bodem met landbouwgif? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Vanzelfsprekend is dit heel belangrijk en daarom is dit ook staande praktijk. In het
toelatingsbeleid worden reeds grenswaarden gehanteerd voor de bodem.
9
Kunt u uiteenzetten hoe de huidige beoordelingssystematiek van de European Food Safety
Authority (EFSA) en het Ctgb zich verhoudt tot het pleidooi van Violette Geissen,
hoogleraar bodemdegradatie en landbeheer aan de Wageningen Universiteit, voor het
vaststellen van grenzen aan mengsels van pesticiden en hun afbraakproducten in de
bodem?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5 van de leden Moorlag en Ploumen (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 2397).
10
Heeft u al gesproken met bewonersorganisatie Bollenboos, zoals u eerder na vragen
van de Partij voor de Dieren-fractie heeft beloofd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 8 april jl.
11
Waarom heeft het blootstellingsonderzoek, zoals destijds aanbevolen door de Gezondheidsraad,
vertraging opgelopen?
12
Heeft u de resultaten van het onderzoek zelf al wel?
13
Deelt u de mening dat na het rapport van de Gezondheidsraad uit januari 2014, waarin
de relatie tussen landbouwgif en diverse ernstige ziekten zoals kanker en Parkinson
al werd gelegd, de uitgelekte uitkomsten van het blootstellingsonderzoek zeer ernstig
zijn, omdat nu is aangetoond dat mensen die in de buurt wonen van landbouwgebieden
waar pesticiden worden gebruikt in veel hogere mate worden blootgesteld aan landbouwgif
dan tot nu toe werd aangenomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 11, 12 en 13
Het onderzoek «Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden» onder coördinatie van het RIVM
is enigszins vertraagd doordat de geplande analyses meer tijd kostten dan aanvankelijk
ingeschat. Op 10 april jl. is uw Kamer over het onderzoek geïnformeerd. Zoals in de
voornoemde Brief van 10 april jl. beschreven, heeft het kabinet de Gezondheidsraad
opdracht gegeven om nader te onderzoeken of er gezondheidsrisico’s zijn en hierover
te adviseren. Tot op heden hebben de verschillende studies geen duidelijke verbanden
aangetoond tussen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en het optreden van
gezondheidseffecten. Het recente RIVM-rapport Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (RIVM
2019-0052) laat zien dat er geen grenswaarden zijn overschreden en dat in de huidige
toelatingsmethodiek de blootstelling volgens het Ctgb ook niet wordt onderschat.
14
Erkent u dat het rapport van de Gezondheidsraad d.d. 29 januari 2014 al meer dan genoeg
aanleiding gaf tot het nemen van voorzorgsmaatregelen om de volksgezondheid te beschermen,
zoals het instellen van afstandsnormen en een veel striktere beperking van het gebruik
van landbouwgif?
Antwoord
Het advies van de Gezondheidsraad heeft ertoe geleid dat het Ctgb sinds 2014 het risico
voor omwonenden bepaalt op basis van modelberekeningen van de blootstelling. Sinds
2016 wordt daartoe gebruik maakt van het EFSA-model OPEX. Hiermee wordt de blootstelling
van omwonenden beoordeeld op basis van een «worst case» benadering.
In de brief van 18 mei 2014 (Kamerstuk 27 858, nr. 311) bent u geïnformeerd over het antwoord van de Landsadvocaat op de vraag of het advies
van de Gezondheidsraad voldoende basis biedt om een spuitvrije zone in te voeren.
De conclusie van de landsadvocaat was dat het destijds niet mogelijk was om teeltvrije
zones wettelijk afdwingbaar te maken, omdat daarvoor onvoldoende wetenschappelijk
onderzoek beschikbaar was. Het advies luidde om de resultaten van het blootstellingsonderzoek
af te wachten. Ik heb u 10 april geïnformeerd over de resultaten van dat onderzoek
en de vervolgstappen die in gang worden gezet. Zie ook het antwoord op vraag 11, 12
en 13 van de leden van de PvdD-fractie.
15
Bent u bereid per direct voorzorgsmaatregelen te treffen, zoals een moratorium op
het gebruik van pesticiden, om geen verdere risico’s te lopen met de volksgezondheid?
Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Verordening (EG) 1107/2009 gaat uit van het voorzorgsbeginsel en biedt de mogelijkheid
om waar nodig in te grijpen op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Gelet
op de uitkomsten van het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden onder coördinatie
van het RIVM is een moratorium op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de
landbouw niet aan de orde.
Mijn ambities richten zich op weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van
landbouw en natuur en als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen, dan
nagenoeg zonder emissies naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten.
Dat is de kern van de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» die recent aan uw Kamer
is aangeboden.
16
Bent u bereid beperkingen te stellen aan de bollen- en bloementeelt vanwege het hoge
gifgebruik en de gevaren voor bodem, water, natuur en volksgezondheid? Zo nee, waarom
niet?
17
Bent u bereid een verbod in te stellen op de meest vervuilende bollenteelt, te weten
de lelieteelt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 16 en 17
Uit de beoordeling van het Ctgb van de gevonden gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen
in de bodem en op gewassen bij de inwoners in Westerveld, blijkt dat er geen grenswaarden
zijn overschreden. Bovendien blijkt ook uit het OBO-blootstellingsonderzoek dat alle
meetresultaten beneden de veilige grenswaarden zijn gebleven.
Daarnaast richtte het OBO-blootstellingsonderzoek zich op de vraag in welke mate omwonenden
van specifieke velden blootgesteld werden aan gewasbeschermingsmiddelen. Ook hier
bleek dat er geen grenswaarden overschreden werden. Het kabinet zal de Gezondheidsraad
vragen om dit vraagstuk te betrekken in hun advies, zoals aangekondigd in de brief
aan uw Kamer van 10 april jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 450). Zolang de teelt beneden de veilige grenswaarden blijft, is er geen aanleiding de
teelt te beperken.
Verder wil ik in het kader van de Toekomstvisie Gewasbescherming die ik u 16 april
jl. heb toegestuurd, de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen en de emissies
naar de leefomgeving terugdringen.
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit