Brief regering : Reactie op het 10-puntenplan opgesteld door het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) Jongeren
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
29 388 Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs
Nr. 722 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2019
Met deze brief reageer ik op het 10-puntenplan opgesteld door het Interstedelijk Studenten
Overleg (ISO) en Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) Jongeren. Tijdens het algemeen
overleg toegankelijkheid en kansengelijkheid binnen het hoger onderwijs» op 20 februari
jl. (Kamerstukken 31 288 en 29 388, nr. 714) heb ik toegezegd om op het 10-puntenplan te reageren. Ik vind het mooi dat het ISO en CNV jongeren met het 10-puntenplan
naar mogelijkheden zoeken om het stelsel te verbeteren. Hieronder ga ik in op de aanbevelingen
uit het hun plan.
Aanvullende beurs
Het ISO en CNV Jongeren pleiten voor een verbreding van de aanvullende beurs. Ook
stellen zij voor om te onderzoeken hoeveel studenten de aanvullende beurs niet aanvragen
terwijl ze er wel recht op hebben. Ik vind dat het ISO en CNV jongeren hier twee goede
punten aanstippen. Ik ben het met hen eens dat het belangrijk is dat er geen onoverkomelijke
financiële belemmeringen zijn om te gaan studeren. Daarom is de aanvullende beurs
verhoogd bij de invoering van het studievoorschot, zodat studenten uit de lagere en
middeninkomens extra ondersteuning krijgen. De monitor beleidsmaatregelen laat zien
dat het hoger onderwijs toegankelijk is gebleven1.
Rente op studieleningen
ISO en CNV Jongeren stellen voor om de rente op studieleningen niet te verhogen en
de rente op de studieschuld fiscaal aftrekbaar te maken. Het aanpassen van de rentemaatstaf
betreft een regeerakkoordmaatregel, die al door de Tweede Kamer is aangenomen. Het
wetvoorstel ligt momenteel in de Eerste Kamer en wordt daar verder behandeld. Het
aftrekbaar maken van de rente staat haaks op het regeringsbeleid om het belastingstelsel
te vereenvoudigen. Daarnaast brengt de maatregel hoge kosten met zich mee. Een eerste
inschatting van de effecten komt uit op een bedrag van circa 60 miljoen euro in 2023
oplopend naar structureel bijna 400 miljoen euro aan lagere belastingontvangsten in
2060. De maatregel is bovendien overbodig, de sociale terugbetaalvoorwaarden beschermen
oud-studenten immers tegen te hoge maandlasten. Terugbetaling mag over 35 jaar worden uitgespreid,
terugbetaling begint pas wanneer iemand het minimumloon verdient en van het inkomen
boven die drempel hoeft de oud-student nooit meer dan 4% van zijn inkomen te gebruiken
voor terugbetaling.
Invloed van studieschulden bij hypotheekverstrekking
Het ISO en CNV Jongeren zijn voorstander van het uitgaan van de actuele studieschuld
bij het bepalen van de hoogte van de hypotheek en van het verlagen van de wegingsfactor.
Ik kan me goed voorstellen dat ISO en CNV jongeren zich zorgen maken over het verkrijgen
van een goede hypotheek, zeker nu de huizenmarkt lastig is voor starters. Nu wordt
bij het aangaan van een hypotheek standaard gekeken naar de hoogte van de oorspronkelijke
studieschuld. Dit is een verklaarbaar uitgangspunt aangezien een studieschuld annuïtair
afgelost wordt en de maandlast dus is afgeleid van de oorspronkelijke studieschuld.
Bij vervroegde aflossing en bij nog maar korte resterende looptijd van de studieschuld
kan dit onnodig belemmerend zijn. Een kredietverstrekker kan dan gebruik maken van
de zogeheten explainmogelijkheden en, indien verantwoord, een ruimer krediet verstrekken
dan op basis van de hypothecaire leennormen is toegestaan. Zoals mijn collega van
BZK eerder heeft aangegeven in haar brief2, die september 2018 naar uw Kamer is gestuurd, zijn er geen signalen ontvangen dat
aanbieders verkeerd omgaan met deze explain. Deze brief bevatte een reactie op de
brief van het ISO over de problematiek rondom de invloed van studieschuld op een toekomstige
hypotheek. Ook werd aangegeven dat op het volgende Platform hypotheken wordt geïnventariseerd
op welke wijze aanbieders gebruik maken van deze explainmogelijkheid en of hier knelpunten
aanwezig zijn. Verdere informatie over dit onderwerp zal door mijn collega van BZK
worden gegeven als het Platform hypotheken heeft plaatsgevonden. Verder heeft Nibud
naar aanleiding van de motie van het lid Koerhuis3 onafhankelijk onderzocht of het wenselijk is om de wegingsfactoren te verlagen. Een
studieschuld wordt door de lange looptijd momenteel al aanzienlijk minder zwaar meegewogen
dan een consumptief krediet. Daarnaast wegen studieleningen onder het studievoorschot
weer minder zwaar mee dan leningen onder het oude stelsel (een zogeheten wegingsfactor
van 0,75% in het oude stelsel versus 0,45% in het nieuwe stelsel). Desalniettemin
blijft een studielening een lopende financiële verplichting die moet worden meegewogen
waarbij Nibud concludeert dat de sociale terugbetaalvoorwaarden een nog lichtere weging
van deze verplichting niet rechtvaardigen. Mijn collega’s van Financiën, BZK en ik
volgen het advies van het Nibud op het punt van het meewegen van studieschulden en
vinden het niet verantwoord om de weging van de studielening bij het bepalen van de
maximaal toegestane hypotheek aan te passen4.
Koopkrachtberekening
Het ISO en CNV Jongeren pleiten ervoor om studenten specifiek terug te laten komen
in de koopkrachtberekeningen. Zowel het CPB als het Nibud nemen de studenten sinds
enige jaren niet meer mee in de koopkrachtberekeningen. Sinds de invoering van het
studievoorschotstelsel is het lastig om een representatieve berekening van de koopkrachtontwikkeling
van «de student» te maken. Doordat studenten een relatief laag inkomen hebben, leidt
een verandering in inkomsten of uitgaven tot grote schommelingen in koopkracht. Daarnaast
is het inkomen van studenten afhankelijk van verschillende factoren. Zo bestaan de
inkomsten onder andere uit de aanvullende beurs, een bijbaan, ouderlijke bijdrage
en een lening. Naast de koopkrachtontwikkeling is het van belang om inzicht te hebben
in de absolute koopkracht (bestedingsmogelijkheden) van studenten en de keuzes die
zij maken ten aanzien van het combineren van studie en werk en het aangaan van een
lening. Net als het ISO en CNV jongeren vind ik het belangrijk dat er geen onoverkomelijke
financiële belemmeringen om te studeren, daarom ga ik graag met het Nibud in gesprek
om te kijken hoe hun koopkracht wel goed benaderd kan worden. Ik hecht waarde aan
de onafhankelijkheid van het Nibud en volg hierin hun oordeel.
Voorlichting bij het aangaan van een studieschuld
Ik vind het net als ISO en CNV Jongeren belangrijk dat studenten zich bewust zijn
van de gevolgen van hun leengedrag. Ze doen vier goede aanbevelingen om studenten
meer bewust te maken van hun financiële situatie:
1. Creëer bewustzijn in de voorfase op middelbare scholen en het mbo.
2. Zorg voor gratis advies over financiële onderwerpen.
3. Check de kennis van studenten wanneer zij een lening aangaan bij de DUO.
4. Geef alle lenende studenten ieder jaar een update in de e-mail vanuit Mijn DUO over
de te verwachten maandlast bij het huidige leengedrag.
Ik vind het belangrijk dat onderwijsinstellingen leerlingen en studenten voorlichten
over wat er allemaal bij studeren komt kijken, waaronder de studiefinanciering. Er
zijn diverse lespakketten beschikbaar voor vo en mbo over «gaan studeren» en over
omgaan met geld. Binnen Curriculum.nu wordt nagedacht over de rol van financiële educatie
in het voortgezet onderwijs van de toekomst. Mbo-instellingen kunnen binnen het burgerschapsonderwijs
aandacht besteden aan financiële zelfredzaamheid.
Verder kan ik me goed voorstellen dat studenten behoefte hebben aan advies over financiële
zaken. Studenten kunnen al terecht bij DUO met vragen over de studiefinanciering.
Ook heeft DUO diverse rekentools die jongeren kunnen gebruiken om te berekenen hoeveel
geld ze nodig hebben tijdens hun studie en welk bedrag ze later moeten terugbetalen.
Het geven van advies over financiële zaken gaat verder dan alleen de studiefinanciering.
Studenten kunnen ook vragen hebben over belastingen, de huur en verzekeringen. Daarom
vraag ik me af of DUO de juiste partij is om studenten advies over financiële zaken
te geven, buiten de studiefinanciering om.
Om studenten bewuster te maken van de gevolgen van hun leengedrag, is DUO in maart
gestart met een experiment. Een groep studenten ontvangt een mail of brief met daarin
de geschatte studieschuld op basis van hun huidige leengedrag. Ze worden verwezen
naar een rekentool waarmee ze kunnen zien wat er met hun schuld gebeurt als ze hun
leenbedrag aanpassen. Na de zomer zal ik de Kamer informeren over de resultaten van
het experiment.
DUO geeft verder al veel informatie over studiefinanciering op de website en daarnaast
ook bij het aanvragen van studiefinanciering. DUO spreekt regelmatig met de eigen
Jongerenadviesraad, waar de studentenbonden ook deel van uitmaken, over de voorlichting
door DUO. Deze aanbeveling kan heel goed daar worden besproken.
Ik ben blij dat ISO en CNV Jongeren zich constructief opstellen en meedenken over
hoe we het studiefinancieringsstelsel, de voorlichting en de toegankelijkheid van
het onderwijs kunnen verbeteren. Ik blijf hierover graag met hen in gesprek
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap