Brief regering : Nza monitor Hulpmiddelenzorg
32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2019
Met deze brief stuur ik u de monitor hulpmiddelenzorg1 die de NZa heeft opgesteld met als doel meer inzicht te krijgen in de Nederlandse
hulpmiddelensector en om te inventariseren waar risico’s liggen voor de toegankelijkheid,
kwaliteit en betaalbaarheid van hulpmiddelenzorg. Ik ben blij met deze eerste monitor
over de hulpmiddelenzorg die voornamelijk gericht is op de hulpmiddelen die uit de
zorgverzekeringswet worden verstrekt. Op 1 april jongstleden heeft de Minister van
VWS uw Kamer een brief gestuurd met een rapport waarin met name naar hulpmiddelen
vanuit de WMO is gekeken2.
In de brief ga ik in op de belangrijkste bevindingen van de NZa, namelijk dat over
het algemeen de hulpmiddelenzorg goed geregeld is maar dat er voor specifieke patiënten
toch problemen kunnen zijn. Daarnaast ziet de NZa dat gebruikers regelmatig onduidelijkheid
ervaren over de vergoeding van een hulpmiddel. Verder meld ik u de voortgang van het
Bestuurlijk Overleg Hulpmiddelen, wat de aanleiding was voor deze monitor Hulpmiddelenzorg.
Complexiteit hulpmiddelensector
De NZa wijst op de complexiteit van de hulpmiddelensector omdat hulpmiddelen uit diverse
wettelijke regelingen (Zvw, Wmo, Wlz of Wia) worden verstrekt en het risico bestaat
dat mensen daarom «verdwalen in de loketten» als ze een hulpmiddel nodig hebben.
De NZa stelt dat gebruikers van Zvw-hulpmiddelen regelmatig onduidelijkheid ervaren
over de vergoeding en over gebruik van bepaalde «gebruikerscategorieën». Ik herken
dit beeld. Mij bereiken namelijk ook signalen dat er in de contracten tussen zorgverzekeraars
en leveranciers van hulpmiddelen afspraken worden gemaakt die niet aansluiten bij
de afgesproken kwaliteitsstandaarden. Ik kan niet nagaan of dat zo is, daar de contracten
vertrouwelijk zijn. Ook de patiënt heeft geen inzicht in de afspraken die zijn verzekeraar
heeft gemaakt met de gecontracteerde leveranciers. De NZa heeft die bevoegdheid wel
en kan de contracten opvragen en onderzoek doen.
De NZa gaat de komende periode in haar toezicht activiteiten meer aandacht besteden
aan de zorginkoop. Ik zal de NZa daarbij ook na te gaan in hoeverre de inkoopcontracten
tussen zorgverzekeraars en leveranciers het leveren van maatwerk aan de patiënt stimuleren
of juist belemmeren en in hoeverre ze bijdragen aan het leveren van kwaliteit of dat
juist bemoeilijken. Ik vind dit belangrijk omdat veel discussies bij hulpmiddelen
gaan over maatwerk voor de patiënt, dus of de patiënt het juiste hulpmiddel krijgt:
eenvoudig waar het kan, ingewikkeld waar het moet.
Passende zorg
De NZa constateert dat de hulpmiddelenzorg over het algemeen goed is. Wel stelt ze
dat in bijzondere gevallen patiënten niet altijd het juiste hulpmiddel krijgen. Het
gaat dan om patiënten waarbij het protocol niet goed is gevolgd of die niet in de
standaard categorie-indeling passen, maar een specifiek hulpmiddel nodig hebben. Dat
vind ik onwenselijk omdat het juist bij meer complexe hulpvragen kan misgaan. Denk
aan een diabetespatiënt die als gevolg van een andere bloedglucosemeter verkeerd wordt
ingesteld of aan een stomapatiënt die als gevolg van ontoereikend materiaal huidproblemen
krijgt.
Het is belangrijk om signalen van niet passende zorg te kennen. Ik bemerk dat patiënten
en patiëntenverenigingen hun klachten eerder neerleggen bij zorgaanbieders of leveranciers
van hulpmiddelen. Wanneer betrokken partijen in de hulpmiddelenzorg zich inspannen
om in individuele gevallen een oplossing te vinden en klachten te vermijden, blijft
een officieel signaal veelal achterwege. Het is natuurlijk goed als partijen er onderling
goed uitkomen, dat is belangrijk voor de betrokken patiënt, echter het lerend effect
hiervan is dan minder.
Mijn suggestie aan de betrokken partijen is daarom om individuele casuïstiek met elkaar
te blijven bespreken, waar mogelijk op te lossen in het individuele geval en daarenboven
de systemische fouten hieruit te destilleren en bij de NZa te melden. Als toezichthoudende
instantie kan de NZa op basis van signalen immers dan tot gerichte actie overgaan.
Ter beheersing van de uitgaven aan hulpmiddelen hebben zorgverzekeraars de afgelopen
jaren een scherp inkoopbeleid gevoerd. Hoewel gebruikers doorgaans nu een goed hulpmiddel
krijgen, waarschuwen zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders dat nog meer prijsdruk
ook in het nadeel kan omslaan, te meer daar het potentieel drempels opwerpt voor innovaties
met veel toegevoegde waarde. Ik vind het belangrijk om in het bestuurlijk overleg
hulpmiddelen het gesprek te blijven voeren over de balans tussen kostenbeheersing
en ruimte voor innovatie en kwaliteitsverbetering.
Voortgang Bestuurlijk Overleg Hulpmiddelenzorg
Enkele jaren geleden waren er veel aanwijzingen dat gebruikers van hulpmiddelen niet
altijd de benodigde zorg kregen. Een onderzoek van ZonMw uit 20153 bevestigde dat beeld. Daarom is mijn voorganger in 2016 gestart met het Bestuurlijk
Overleg Hulpmiddelenzorg, met als doel om met alle veldpartijen afspraken te maken
hoe de hulpmiddelenzorg voor de gebruiker merkbaar verbeterd kan worden. Dit heeft
geleid tot een Generiek kwaliteitskader hulpmiddelenzorg, met daaronder specifieke
kwaliteitsstandaarden voor stoma-, continentie- en diabeteshulpmiddelen, die zijn
ingeschreven in het register van het Zorginstituut.4 In die standaarden staat beschreven wat onder goede hulpmiddelenzorg moet worden
verstaan, bijvoorbeeld wie de beslissing neemt welk hulpmiddel het beste bij de patiënt
past. Daarmee is tegelijk een nadere invulling gegeven aan de zorgplicht van zorgverzekeraars,
waarop de NZa toezicht houdt. De drie platforms werken op dit moment aan de implementatie
van de standaarden in het veld, zodat de effecten ervan voor alle gebruikers van stoma-
incontinentie- en diabeteshulpmiddelen merkbaar zijn.
Dit voorjaar zijn twee nieuwe platforms van start gegaan, voor compressiehulpmiddelen
en prothesen. Voor deze categorie hulpmiddelen wordt op basis van het generiek kwaliteitskader
hulpmiddelenzorg een kwaliteitstandaard opgesteld. Alle platforms hebben een onafhankelijk
voorzitter en worden ondersteund door kennisinstelling Vilans. Overkoepelend is er
een kennisgemeenschap Hulpmiddelenzorg waar kennis en ervaringen met alle deelnemende
partijen worden gedeeld.
Het Bestuurlijk Overleg Hulpmiddelen is belangrijk voor gepast gebruik van hulpmiddelen.
Ik blijf inzetten om door middel van samenwerking met alle betrokken partijen in de
hulpmiddelenzorg te komen tot goede afspraken over kwaliteit en transparantie van
vergoeding. Deze monitor van de NZa zie ik als een belangrijke eerste meting of de
kwaliteit ook merkbaar verbeterd is voor de patiënt. Ik zal u van de voortgang op
de hoogte houden.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg