Brief regering : Verslag Raad Algemene Zaken in artikel 50 samenstelling van 9 april 2019
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1997 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Algemene Zaken inclusief Art. 50 van
9 april 2019.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
VERSLAG RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD ALGEMENE ZAKEN IN ARTIKEL 50 SAMENSTELLING VAN
9 APRIL 2019
Raad Algemene Zaken in Artikel 50 samenstelling
De Raad Algemene Zaken in Artikel 50 samenstelling (RAZ Artikel 50) heeft de stand
van zaken besproken met betrekking tot de terugtrekking van het VK uit de EU in aanloop
naar de extra Europese Raad op woensdag 10 april a.s.
Namens de Europese Commissie bestempelde EU-hoofdonderhandelaar Barnier de situatie
als zeer serieus en onzeker en hij onderstreepte het belang van een gezamenlijke positie
van de Europese Raad. Hij noemde daarbij de volgende aandachtspunten: (i) de onderhandelingen
over het terugtrekkingsakkoord moeten als afgesloten worden beschouwd, maar de tekst
van de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen kan nog
wel worden aangepast, (ii) de EU27 moeten boven alles de eenheid bewaren, (iii) het
belang van de EU27 moet voorop blijven staan, (iv) de EU27 hebben een onverminderde
wens om zo spoedig mogelijk een sterke, ambitieuze toekomstige relatie met VK uit
te onderhandelen op verschillende terreinen zoals handel en veiligheid en (v) de EU27
moeten voorkomen dat de instellingen van de EU worden belemmerd in hun goede functioneren.
Iedere verlenging tot na de start van de Europese Parlementsverkiezingen op 23 mei
2019 betekent dat het VK, op grond van het primaire Unierecht, Europese Parlementsverkiezingen
zal moeten organiseren.
In de discussie met de lidstaten stond de duur van een verdere verlenging van de artikel
50 VEU termijn centraal. Geen enkele lidstaat pleitte in deze discussie voor het zonder
meer afwijzen van het verzoek van premier May om een verdere verlenging. Sommige lidstaten
spraken een voorkeur uit voor een eenmalige verlenging tot 30 juni 2019 zoals het
VK heeft gevraagd, maar veel andere lidstaten zouden ook een langere verlenging kunnen
accepteren. De Europese Commissie gaf aan dat het aan de ER Artikel 50 is om hierover
te besluiten.
In de Nederlandse interventie stond centraal dat Nederland een no deal scenario wil vermijden. In de discussie over het verzoek om verlenging gaf Nederland
aan dat met een langere verlenging een «rolling cliff edge» wordt vermeden waarmee voortdurende onrust bij burgers en bedrijven vanwege steeds
weer opnieuw uitstel, wordt voorkomen. Dit geeft ook tijd aan het VK om tot een breed
gedragen oplossing in het Britse Lagerhuis te komen voor de huidige impasse. Aan een
langere verlenging moeten evenwel duidelijke voorwaarden verbonden zijn, zoals het
tijdig organiseren van EP-verkiezingen, loyale samenwerking als bedoeld in de EU-verdragen
en geen heronderhandelingen van het terugtrekkingsakkoord. Daarnaast moeten de voorbereidingen
voor een no deal Brexit vooralsnog worden voortgezet. In dit kader heeft Nederland met veel andere
lidstaten aangegeven dat in geval van een no deal scenario commitments van het VK t.a.v. de positie van burgers, de financiële afhandeling en de Ierse grens
voorwaarden zijn voor de start van onderhandelingen met het VK als derde land.
In reactie op de inbreng van de lidstaten gaf de Commissie aan voorbereid te zijn
op zowel verlenging als een no deal scenario. Wat dit laatste betreft gaf de Commissie aan dat in een no deal scenario financiële steun mogelijk is aan bepaalde sectoren zoals visserij in lidstaten
aan de Noordzee en in Ierland. De Commissie heeft aangekondigd hierover op korte termijn
een Mededeling te publiceren.
Meerjarig Financieel Kader
De Raad besprak de politieke prioriteiten van het cohesiebeleid en het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) onder het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Aan de hand
van discussievragen van het Voorzitterschap vond o.a. een gedachtewisseling plaats
over de beoogde regionale en thematische focus van structuurfondsen en welke mate
van flexibiliteit wenselijk is om te kunnen reageren op onvoorziene ontwikkelingen.
De vragen over het GLB richtten zich met name op hoe het budget kan bijdragen aan
de versterking van de productiviteit, concurrentiekracht en verduurzaming van de Europese
landbouwsector.
Nederland stelde ten eerste dat substantiële besparingen op deze beleidsterreinen
nodig zijn om ruimte te maken voor nieuwe prioriteiten binnen een houdbare begroting
voor de EU27. Dat kan door de nadruk van het cohesiebeleid te leggen op de minst-welvarende
lidstaten en GLB-steun meer te koppelen aan prestaties voor maatschappelijke doelen
zoals klimaat en milieu in plaats van directe inkomensondersteuning.
Daarnaast verwelkomt Nederland voorstellen om het cohesiebeleid en het GLB te moderniseren.
Nederland wil structuurfondsen sterker richten op prioriteiten zoals innovatie, migratie,
menselijk kapitaal, veiligheid en klimaat. Daarnaast pleitte Nederland voor een effectieve
koppeling van structuurfondsen aan de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees
Semester. Ten aanzien van het GLB sprak Nederland zich uit tegen het verder gelijktrekken
van steunbedragen per hectare (externe convergentie van directe betalingen), gezien
de verschillen in kosten tussen lidstaten. Nederland onderstreepte verder het belang
van voorstellen om het GLB te verduurzamen zoals een effectieve groene architectuur
waaronder verplichte eco-regelingen.
In zijn inleiding stelde Commissaris Oettinger dat bezuinigingen op het GLB en cohesiebeleid
onvermijdelijk zijn om de gevolgen van Brexit op te vangen. Een groep lidstaten liet
zich echter kritisch uit over de door de Europese Commissie voorgestelde verlaging
en verdeling van het cohesiebudget. Evenmin toonden meerdere lidstaten bereidheid
om op de directe inkomenssteun voor boeren of middelen voor plattelandsontwikkeling
te bezuinigen. De Commissie achtte het onwenselijk dat investeringen in nieuwe prioriteiten
geschrapt moeten worden om het GLB en het cohesiebeleid te ontzien.
In de discussie gingen meerdere lidstaten in op de wens om het cohesiebeleid (sterker)
te richten op de minst-welvarende regio’s. Er lijkt draagvlak te ontstaan voor de
door de Commissie voorgestelde focus op prioriteiten, maar lidstaten spraken ook de
wens uit om voldoende flexibiliteit te behouden. De Nederlandse inzet om de koppeling
met het Europees Semester te versterken werd door diverse lidstaten gedeeld en ook
door de Commissie genoemd. Steun is er ook voor de Nederlandse wens om een link te
leggen met inspanningen op het gebied van migratie en integratie. Veel lidstaten spraken
steun uit voor de ingezette modernisering en verduurzaming van het GLB. Een aantal
lidstaten stelde echter dat om die doelstellingen te realiseren, ook extra financiering
nodig is. Op het punt van de convergentie van directe betalingen zijn de standpunten
sterk verdeeld. De Raad zal in mei opnieuw over het MFK spreken.
Discussienota «Naar een duurzaam Europa in 2030»
De Raad nam conclusies aan ten aanzien van de discussienota «Naar een duurzaam Europa
in 2030» die op 30 januari jl. door de Commissie werd gepubliceerd. Een appreciatie
van de discussienota is u middels het BNC-fiche «Naar een duurzaam Europa in 2030»
(Kamerstuk 22 112, nr. 2784) toegekomen op 15 maart 2019. Mede dankzij de Nederlandse inzet (conform de motie
van de leden Asscher en Jetten, Kamerstuk 35 078, nr. 17) wordt in de Raadsconclusies opgeroepen tot een EU-brede implementatiestrategie die
concrete maatregelen en termijnen bevat om de Agenda 2030 in het algehele EU-beleid
ten uitvoer te brengen.
Hongarije – Waarden van de Unie
De Raad boog zich voor de vijfde keer over de door het Europees parlement (EP) geïnitieerde
artikel 7-procedure tegen Hongarije. De Commissie kwam met een korte stand van zaken
met betrekking tot onder meer de academische vrijheid en de vrijheid van vereniging.
Ook wees ze op een aantal lopende inbreukprocedures tegen Hongarije, waaronder die
inzake de zgn. «Stop Soros»-wetgeving.
Nederland onderstreepte dat de zorgen met betrekking tot mogelijke schending van de
Uniewaarden in Hongarije er sinds de start van de artikel 7-procedure niet minder
op zijn geworden, en pleitte er samen met negen andere lidstaten voor om zo spoedig
als mogelijk de formele dialoog met de Hongaarse regering te beginnen door middel
van een eerste hoorzitting.
Polen – Rechtsstaat
De Raad boog zich tevens over de artikel 7-procedure jegens Polen, die de Commissie
in december 2017 initieerde. De Commissie gaf aan dat er sinds de vorige bespreking
van de rechtsstaat in Polen op de Raad Algemene Zaken van 19 februari jl. (Kamerstuk
21 501-02, nr. 1967) nog altijd geen vooruitgang is te melden. Op 3 april is de Commissie daarom een
inbreukprocedure gestart inzake de tuchtprocedure voor rechters, mede in het licht
van een aantal recent gestarte tuchtprocedures. Verder wordt in de loop van dit jaar
een uitspraak verwacht in de lopende inbreukzaak inzake de Wet op het Hooggerechtshof.
Twaalf lidstaten, waaronder Nederland, wezen eveneens op de voortdurende zorgen over
de rechtsstaat in Polen, en benadrukten dat de Poolse regering tegemoet dient te komen
aan alle punten van zorg uit het met redenen omklede voorstel van de Commissie. Met
instemming van Nederland pleitte een aantal lidstaten daarom voor een nieuwe hoorzitting
met Polen.
EP-Verkiezingen – Toekomst EU
Tijdens de Raad Algemene Zaken is gesproken over de verkiezingen van het EP, op basis
van een discussienota van het Voorzitterschap. De vragen in de discussienota gingen
in op de voorbereidingen die door lidstaten worden getroffen richting de EP-verkiezingen,
o.a. om de opkomst te stimuleren. Ten tweede werd de vraag gesteld wat lidstaten doen
om een positieve discours te bevorderen. Nederland heeft ingebracht dat de regering
zich inspant voor een zo hoog mogelijke opkomst (conform de motie van de leden Buitenweg
en Jetten, Kamerstuk 35 078, nr. 15) en daarvoor een landelijke informatie campagne voert. De Nederlandse rijksoverheid
neemt geen actieve houding in wat betreft inhoudelijke sturing van het publiek debat
rond verkiezingen; de campagne is informatief, gericht op het verhogen van de opkomst,
en beperkt zich tot het verkiezingsproces. Voor een positief discours, en het vergroten
van de steun voor de EU, is het nodig dat de EU resultaten levert voor de burger,
op onderwerpen waar Europese samenwerking meerwaarde heeft. Wat Nederland betreft
zijn dat vijf prioriteiten, zoals uiteengezet in de Staat van de Europese Unie kamerbrief:
migratie, veiligheid, sterke en duurzame economie die beschermt, klimaat, en een EU
die eigen belangen en waarden verdedigt in het buitenland. Daarnaast gaat de aandacht
uit naar het functioneren van de EU, onder andere transparantie en rechtsstatelijkheid.
Dit vereist ook een effectieve en efficiënte werking van de Europese instellingen.
Nederland heeft aandacht gevraagd voor een striktere scheiding van taken van de Commissie,
zoals toegezegd in het AO RAZ van 2 april jl.
OVERIG
Laatste stand van zaken terugtrekking van het VK uit de EU
Conform de toezegging gedaan tijdens het AO RAZ op 2 april jl. gaat uw Kamer via deze
weg, in aanvulling op de Geannoteerde Agenda van de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling
(ER Artikel 50) van 10 april 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1431), de laatste stand van zaken toe over de terugtrekking van het VK uit de EU.
Op 5 april 2019 heeft premier May per brief een nieuw verzoek om verlenging van de
artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. Premier May heeft gevraagd om een verlenging
tot en met 30 juni 2019. In het verzoek schetst zij hoe het VK de ratificatieprocedure
van het terugtrekkingsakkoord wil afronden vóór 23 mei 2019, zodat de verlenging in
dat geval eerder kan worden beëindigd en voorkomen kan worden dat het VK EP-verkiezingen
moet organiseren. Wel benadrukt premier May in haar verzoek dat het VK de noodzakelijke
voorbereidingen zal treffen om mogelijk te maken dat het VK EP-verkiezingen kan organiseren
indien nodig.
Nadat dit verzoek was ingediend door premier May heeft het Britse parlement op 8 april
2019 een wet aangenomen die een no deal scenario beoogt te voorkomen en die de regering van premier May dwingt hiertoe een
verlenging na te streven tot minimaal 22 mei 2019. Op 9 april 2019 steunde het Britse
Lagerhuis een motie van de regering van premier May om, conform het verzoek dat premier
May indiende bij de EU27, te streven naar een verlenging van de artikel 50 VEU termijn
tot en met 30 juni 2019. De EU27 zullen het verzoek om verlenging tijdens de ER Artikel
50 op 10 april 2019 bespreken en hierover met eenparigheid van stemmen moeten besluiten,
met instemming van het VK.
Intussen zijn de gesprekken tussen premier May en oppositieleider Corbyn nog gaande.
Zij hebben nog geen akkoord bereikt over een oplossing voor de huidige impasse en
hoe een meerderheid van het Britse Lagerhuis te overtuigen om voor goedkeuring van
het terugtrekkingsakkoord te stemmen. De vraag is of hierover voorafgaand aan de ER
Artikel 50 voldoende duidelijkheid komt. Ook het tijdpad voor en de precieze vormgeving
van een nieuwe serie indicatieve stemmingen in het Britse Lagerhuis, door premier
May toegezegd in het geval dat de gesprekken tussen premier May en oppositieleider
Corbyn niets opleveren, zijn op dit moment nog niet bekend.
Kabinetsappreciatie verslag Brexit-rapporteurs over hun bezoek aan Ierland op 20 maart
2019
Tijdens de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie Europese Zaken van 4 april
2019 verzocht uw Kamer om voorafgaand aan het plenair debat ter voorbereiding op de
ER Artikel 50 van 10 april 2019 een kabinetsappreciatie te ontvangen van het op 27 maart
gepubliceerde verslag van het bezoek van de Brexit-rapporteurs aan Dublin en de Iers/Noord-Ierse
grens (Kamerstuk 23 987, nr. 333). In dit verslag van de Brexit-rapporteurs zijn geen aanbevelingen aan de regering
opgenomen.
Het kabinet verwelkomt dat de Brexit-rapporteurs Dublin en de Iers/Noord-Ierse grens
zelf hebben bezocht en aldaar de complexiteit van de uitdagingen die de terugtrekking
van het VK uit de EU voor Ierland met zich meebrengt, hebben kunnen zien. Het kabinet
heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag. Het kabinet herkent het beeld
dat de Brexit-rapporteurs in het verslag beschrijven en onderschrijft de door de Brexit-rapporteurs
geschetste dilemma’s en conclusies.
Met de Brexit-rapporteurs erkent het kabinet dat in een no deal scenario de verplichtingen van het Goede Vrijdagakkoord enerzijds en de bescherming
van de buitengrens van de EU27 en daarmee van de integriteit van de interne markt
anderzijds met elkaar verenigd zullen moeten worden. De backstop, zoals die nu is overeengekomen in het terugtrekkingsakkoord, is hiervoor op dit
moment de enige juridisch bindende en operationele oplossing. Dit geldt tenzij en
totdat andere oplossingen worden gevonden in het kader van de toekomstige relatie.
Onder meer om deze reden blijft het kabinet zich onverminderd inzetten voor ratificatie
van het terugtrekkingsakkoord en is heronderhandeling van het terugtrekkingsakkoord,
inclusief de backstop, uitgesloten.
Ook wanneer een no deal scenario onverhoopt toch realiteit wordt, kan Ierland rekenen op de volle steun van
de Europese Commissie en van de EU-lidstaten, waaronder uiteraard van Nederland. De
belangen en randvoorwaarden van de EU27 en Nederland zoals opgenomen in de ER-richtsnoeren
van de afgelopen twee jaar zullen in een no deal scenario niet zomaar van tafel verdwijnen. Dat betekent dat de EU27 na een no deal scenario pas weer bereid zullen zijn om met het VK te spreken als het VK zich committeert
op de voor de EU27 prioritaire onderwerpen uit het terugtrekkingsakkoord, zoals een
oplossing voor de Ierse grenskwestie. De integriteit van de interne markt en het Europees
douanegebied is een belangrijke voorwaarde om Europese consumenten te kunnen beschermen
tegen bijvoorbeeld dierziekten en onveilige producten en om Europese bedrijven te
beschermen tegen oneerlijke concurrentie. De verantwoordelijkheid om de relevante
EU-regelgeving, inclusief het EU douanewetboek, te handhaven is een verantwoordelijkheid
van alle EU-lidstaten, onder toezicht van de Europese Commissie. Het kabinet heeft
er vertrouwen in dat Ierland zijn verantwoordelijkheid hierin zal nemen. Dit is reeds
meerdere keren bevestigd, zowel in bilaterale gesprekken alsook publiekelijk. De Europese
Commissie staat klaar om Ierland hierbij financieel en technisch te ondersteunen.
Uitvoering motie Verhoeven c.s. over bescherming burgerrechten
Op 2 april 2019 heeft uw Kamer de gewijzigde motie van het lid Verhoeven c.s. aangenomen
(Kamerstuk 23 987, nr. 344; Handelingen II 2018/19, nr. 69, Stemmingen overige moties Europese Top en de Brexit)
die de regering verzoekt zich in te zetten voor loskoppeling van het burgerrechtengedeelte
uit het terugtrekkingsakkoord indien het no deal scenario onvermijdelijk wordt. Het kabinet en de EU27 blijven zich volop inzetten
voor de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord om een ordelijk vertrek van het
VK uit de EU te kunnen realiseren. Op dit moment is een no deal scenario nog steeds vermijdbaar: indien de ER het verzoek om verlenging van premier
May honoreert, zal de Nederlandse inzet volledig gericht blijven op het goedkeuren
van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord is in zijn integraliteit
van belang voor een ordelijke terugtrekking van het VK uit de EU. Het is de beste
manier om de rechten van burgers te waarborgen. In het terugtrekkingsakkoord zijn
namelijk wederkerige, juridisch bindende afspraken met het VK opgenomen met passende
waarborgen voor naleving inclusief een rol voor het EU Hof van Justitie.
Het kabinet laat er geen misverstand over bestaan dat de positie van burgers ook in
een no deal scenario prioritaire aandacht heeft. Mede in het kader van eerdergenoemde motie heeft
Nederland daarom tijdens de RAZ Artikel 50 op 9 april 2019 aandacht gevraagd voor
de positie van burgers. Ook in het geval van een no deal scenario moeten de rechten van EU-burgers in het VK worden zeker gesteld als een
van de voorwaarden voor verdere gesprekken met het VK. De Europese Commissie heeft
deze inzet ondersteund. Het hoofdstuk met de afspraken over burgerrechten uit het
terugtrekkingsakkoord biedt daarvoor een goede basis.
Verordening Europees burgerinitiatief
Op 21 december 2018 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de nieuwe verordening
betreffende het Europees burgerinitiatief.1 In die brief heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd
uw Kamer te informeren zodra de tekst van de verordening definitief zou zijn. Tijdens
de Raad Algemene Zaken heeft de Raad het voorstel tot herziening van de bestaande
verordening zonder discussie aanvaard. Het EP heeft dat eerder, op 12 maart 2019,
gedaan. De inhoud van het aanvaarde voorstel is ongewijzigd ten opzichte van het voorstel
waarover uw Kamer in december jl. is geïnformeerd. Hierin worden de belangrijkste
standpunten van Nederland conform het BNC-fiche van 20 oktober 2017 voldoende weerspiegeld.2 De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en zal met ingang van 1 januari 2020
van toepassing zijn. Thans is een voorstel tot aanpassing van de Uitvoeringswet verordening
Europees burgerinitiatief aan de herziene verordening in voorbereiding. De regering
stelt zich ten doel om dit wetsvoorstel voor het zomerreces bij uw Kamer in te dienen.
Transparantie
In het AO RAZ van 2 april jl. heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de Nederlandse
inzet ten aanzien van een vertrouwelijk document van het raadssecretariaat dat recent
is verschenen.3 Zoals u bent geïnformeerd, is transparantie sinds enkele maanden onderwerp van gesprek
in verschillende voorportalen van de Raad. In mijn brief van 25 januari jl. heb ik
uw Kamer laten weten dat de beleidsnota, die ten grondslag ligt aan deze besprekingen,
goed aansluit op zowel de Nederlandse inzet ten aanzien van transparantie maar ook
de zorgen adresseert uit het door uw Kamers geïnitieerde COSAC-paper.4 Uit de laatste besprekingen is gebleken dat veel lidstaten kritisch zijn over de
voorgestelde maatregelen. In dit kader is het raadssecretariaat aan het bezien op
welke wijze het voorstel kan worden voortgezet zonder draagvlak te verliezen. Wat
het kabinet betreft leidt het oorspronkelijke voorstel van het raadsecretariaat tot
een daadwerkelijke verbetering van transparantie op de korte termijn. Het kabinet
zal de inzet zoals geschetst in de eerdergenoemde brief, dan ook voortzetten. Het
is nog niet bekend wanneer het document wordt besproken op Coreper. Uw Kamer zal,
zoals toegezegd tijdens het AO RAZ van 2 april, nader geïnformeerd worden over de
inhoud van het voorstel, het krachtenveld en de Coreperbespreking tijdens een technische
briefing.
MFK deelakkoorden
Zoals tevens toegezegd tijdens het AO RAZ ga ik hieronder nader in op de gesloten
akkoorden over de deelverordeningen in het MFK 2021–2027 (verzoek fractie van de PVV).
Het betreft op dit moment tien sectorale dossiers waarover het EP en de Raad een gemeenschappelijke
lezing (common understanding) hebben bereikt. Deze deelakkoorden hebben geen betrekking op budgettaire en andere
horizontale kwesties die in de Raad Algemene Zaken en uiteindelijk de Europese Raad
besproken zullen worden. De met het EP bereikte overeenstemming over de vormgeving
van deze programma’s is dus onder voorbehoud van de uitkomsten van de horizontale
onderhandelingen over het MFK. In de reguliere informatievoorziening aan de Kamer
over de besprekingen in de Raad middels o.a. geannoteerde agenda’s en verslagen informeert
het kabinet de Kamer over de individuele sectorale voorstellen. Hieronder geeft het
kabinet de belangrijkste punten weer uit de recente onderhandelingen waarop een gemeenschappelijke
lezing (bijna) is bereikt.
Digital Europe Programme
De Europese Commissie presenteerde het voorstel Digital Europe Programme om de digitale capaciteiten in Europa te versterken. Met name hoogwaardige technologieën
zoals Kunstmatige Intelligentie, Cybersecurity en High Performance Computing hebben
volgens de Commissie extra investeringen nodig. Op 22 november 2018 bereikte de Raad
een gedeeltelijke algemene oriëntatie. De Raad en het EP konden zich vervolgens vinden
in een compromistekst. Over de compromistekst worden nog gesprekken gevoerd met de
Commissie.
In de onderhandelingen tussen de Raad en het EP waren de volgende punten voor Nederland
van belang. Als eerste de focus op excellentie en innovatie. Hierover is overeengekomen
dat de focus blijft op hoogwaardige technologieën en de daarbij passende vaardigheden.
Als tweede, de invloed van lidstaten op de programmering (governance). Nederland is positief over de bereikte overeenstemming die voorziet in invloed
van lidstaten op de programmering via een programmacomité. Tot slot, de kennisdeling
en toegang tot de hoogwaardige digitale technologieën zal via de Digital Innovation Hubs verlopen. Uitkomst van de onderhandeling tussen de Raad en het EP is dat naast geografische
spreiding ook beschikbaarheid van bestaande innovatiehubs en behoefte van marktpartijen
een belangrijke rol spelen in de selectie van Digital Innovation Hubs in dit netwerk.
Ruimtevaartprogramma
In het nieuwe EU-ruimtevaartprogramma worden de bestaande ruimtevaartprogramma’s Galileo
(satellietnavigatie) en Copernicus (aardobservatie) onder één groot EU-ruimtevaartprogramma
opgenomen. Daarnaast worden er twee nieuwe programmacomponenten voorzien: een component
ter monitoring van de ruimte met het oog op veiligheid (Space Situational Awareness) en een component voor veilige satellietcommunicatie voor overheden (GOVSATCOM).
Bovendien zijn er onder het nieuwe programma activiteiten voorzien op het gebied van
autonome toegang tot de ruimte en het stimuleren van de innovatiekracht van de ruimtevaartsector.
Het bestaande agentschap voor Galileo (GSA) krijgt meer taken en wordt omgedoopt tot
het European Space Programmes Agency (EUSPA). Ook zal er een nieuwe samenwerkingsovereenkomst
komen met het Europees Ruimtevaart Agentschap (ESA) middels een Financial Framework
Partnership Agreement (FFPA).
Nederland is tevreden over het bereikte onderhandelingsresultaat, waarin een aantal
voor Nederland belangrijke elementen zijn opgenomen waaronder de toevoeging van een
horizontale (strategische) Programme Committee, duidelijke en concrete rol voor ESA (governance), waarborgen van de huidige rol van ESA inzake toegang tot de ruimte, en (her)bevestiging
van het open databeleid binnen het Copernicus-programma.
Europees Defensiefonds
Het Europees Defensiefonds (EDF) is bedoeld om technologische innovatie en samenwerking
in de Europese defensiesector te stimuleren. Via het EDF kan de Commissie bijdragen
aan gezamenlijk Europees onderzoek en gezamenlijke capaciteitsontwikkeling. Dat kan
in alle fases van industriële ontwikkeling, vanaf de onderzoeks- en ontwerpfase tot
aan de ontwikkeling van prototypes en daaruit voortvloeiende test-, kwalificatie-
en certificeringsacties.
Voor Nederland waren belangrijke aandachtspunten in de onderhandelingen over het EDF
(1) gunstige randvoorwaarden voor deelname van het MKB, (2) het stimuleren van de
samenhang tussen het EDF en de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) en (3)
de mogelijkheid van deelname van in de EU gevestigde ondernemingen met een moederbedrijf
gevestigd in een derde land. Relevant in dit kader is dat in het politiek deelakkoord
dat tussen de Raad en het EP is bereikt het volgende is opgenomen: het EDF zal projecten
met grensoverschrijdende participatie van het MKB stimuleren door voor die projecten
hogere financieringspercentages toe te kennen. Bovendien zijn er in de verordening
mogelijkheden opgenomen om in het werkprogramma een aparte categorie in te richten
voor het MKB en om specifieke match-making activiteiten voor het MKB te organiseren. Voorts kunnen PESCO-projecten, indien zij
in aanmerking komen, een extra medefinancieringsbonus (10 %) ontvangen. Tot slot geldt
dat in principe alleen samenwerkingsprojecten waarbij ten minste drie in aanmerking
komende entiteiten uit ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen betrokken
zijn, in aanmerking komen voor financiering. Echter, in het politiek deelakkoord is
opgenomen dat in de EU gevestigde dochterondernemingen van ondernemingen uit derde
landen bij wijze van uitzondering ook in aanmerking kunnen komen voor financiering,
mits aan specifieke voorwaarden is voldaan zodat de veiligheids- en defensiebelangen
van de EU en de lidstaten niet in gevaar worden gebracht. Buiten de EU gevestigde
entiteiten zullen geen EU-financiering ontvangen, maar kunnen wel deelnemen aan samenwerkingsprojecten.
De EU sluit dus niemand uit van het Europees Defensiefonds, maar stelt wel voorwaarden
voor het verkrijgen van financiering.
Justitie
De gemeenschappelijke lezing op het Justitie Programma kon snel worden bereikt doordat
het belang van een akkoord voor de ontwikkeling van de Europese ruimte van recht gebaseerd
op Unie-waarden, rechtsstatelijkheid (rule of law) en wederzijdse erkenning en vertrouwen breed werd gedeeld. Over toegang tot het
recht, bevorderen van justitiële samenwerking in civiele zaken en strafzaken en de
effectiviteit van nationale rechtstelsels bestond tussen Commissie, Raad en EP geen
verschil van mening. Bovendien konden enkele meer horizontale punten die bij het Rights and Values Programma (zie volgende onderdeel) waren opgelost, worden overgenomen.
Nederland is positief over het bereikte onderhandelingsresultaat. Zo is mede door
Nederlandse inzet in de doelstellingen van het programma de brede scope en nadruk
op rechtsstatelijkheid verder aangevuld met het belang van versterking van democratie,
rechtsstaat en grondrechten met inbegrip van onafhankelijkheid en onpartijdigheid
van de rechterlijke macht. Het belang van opleiding en van een gezamenlijke rechtscultuur
zijn behouden gebleven. Op voorstel van het EP is een bepaling over «mainstreaming»
opgenomen waarin gender, kinderen en slachtoffers alsmede non-discriminatie een plek
hebben gekregen, hetgeen ook positief is.
Rechten en waarden
Ook op het Rights and Values Programma (RVP) kon snel een gemeenschappelijke lezing worden bereikt. Het belang
van een akkoord voor de versterking van de Unie-waarden teneinde open, democratische
en inclusieve samenlevingen te ondersteunen werd algemeen onderschreven. Zelfs in
die mate dat naast de drie bestaande onderdelen («strands») een nieuwe strand «to protect and promote Union values» is toegevoegd en dat de naam van het programma is aangevuld met gelijkheid en burgerschap
(RECVP). Tegen het opnemen van Gender Equality in de Rights-strand was beperkt verzet.
Nederland is positief over het bereikte deelakkoord op het RVP. Het is voor Nederland
belangrijk dat in de doelstellingen van het programma, de brede scope en de nadruk
op civil society en inclusiviteit (o.a. lhtbi), behouden is gebleven. De naamswijziging (van RVP naar
RECVP) versterkt de continuïteit en herkenbaarheid in de naamgeving van de programma’s,
evenals het belang van participatie en non-discriminatie. Enkele horizontale aandachtspunten
zijn ondervangen. Belangrijkste is dat de invoering van een (of meer) nationale contactpunten
– als best practice – als optie en niet als een verplichting is opgenomen.
Connecting Europe Facility
De Connecting Europe Facility (CEF) is een financieringsfaciliteit voor de Europese netwerken voor vervoer, energie
en digitaal. Een speerpunt in de onderhandelingen van Nederland betrof de inzet om
een groter aandeel van de CEF-transportmiddelen in te zetten voor de horizontale doelen
(veilig, slim en duurzaam). Nederland wilde ook meer aandacht voor projecten die synergie
beogen tussen de drie sectoren. Dit speerpunt is zeer goed gerealiseerd door middel
van hoge cofinancieringspercentages en de reservering van 40% van de algemene envelop
hiervoor. Nederlandse voorstellen in het kader van militaire mobiliteit om hier nader
invulling aan te geven in de verordening werden goed ontvangen en zijn meegenomen
in het deelakkoord. Binnen CEF-Energie is er met alle voor Nederland belangrijke doelstellingen
goed rekening gehouden. Het gaat om de focus op integratie van hernieuwbaar, decarbonisatie,
verbondenheid van Europees energienetwerk en aandacht voor energie- en klimaatdoelstellingen.
Om dit te bereiken is er ook aandacht gekomen voor de evaluatie en eventuele herziening
van de verordening voor de trans-Europese Energie Netwerken. Een belangrijk punt voor
Nederland, aangaande de mogelijkheid van CEF-projecten met derde landen, werd in de
Verordening opgenomen. Dit kan relevant zijn voor Nederland na Brexit. Tot slot heeft
Nederland in het kader van CEF-digitaal aangegeven prioriteit te geven aan programma’s
op het gebied van crossborder 5G.
LIFE
EU-programma LIFE is het financiële stimuleringsprogramma om uitvoering te geven aan
Europees Natuur-, milieu en Klimaatbeleid. Binnen het bereikte deelakkoord op LIFE
zijn een aantal voor Nederland belangrijke elementen opgenomen. Allereerst, de uitbreiding
van het programma met het thema «schone energie». Daarvoor vindt een overheveling
plaats vanuit van het programma Horizon. Ten tweede, het maximale cofinancieringspercentage
is vastgesteld op 60% met uitzondering van thema’s biodiversiteit en energie. Meerdere
lidstaten gaven aan op die thema’s behoefte te hebben aan een hoger percentage, waarvan
de hoogte later in het werkprogramma wordt vastgesteld. Nederland zag geen noodzaak
voor een uitzondering van de categorie energie uitgesproken en heeft zich tegen een
hoger cofinancieringspercentage uitgesproken.
Horizon
Het betreffende deelakkoord is een gebalanceerd compromis. Het komt op de belangrijkste
punten tegemoet aan de Nederlandse inzet met excellentie en impact als hoofdcriteria,
verankering van open science, samenwerking door de gehele kennis- en innovatieketen heen en vereenvoudiging van
partnerschappen. Het grootste punt van discussie betrof widening participation. Met name deelnemers uit Centraal- en Oost-Europese landen (EU13-landen) verwerven
relatief weinig financiering uit het programma. Dat wordt door deze landen als oneerlijk
beschouwd; zij zien deelname aan het Kaderprogramma graag wijder verspreid binnen
Europa, bijvoorbeeld door de introductie van geografische criteria voor de spreiding
van middelen. De uitkomst van de widening participation discussie is in lijn met de Nederlandse kabinetsinzet. De excellentie- en impactprincipes
worden behouden en maatregelen ten behoeve van widening participation worden alleen gefaciliteerd in het daarvoor gealloceerde deel «Verbreding van de
deelname aan en versterking van de Europese Onderzoeksruimte». Nederland steunt het
akkoord. Uw Kamer zal medio april middels een aparte brief een verdere toelichting
ontvangen op de inhoud van het akkoord.
InvestEU
InvestEU dient publieke en private investeringen te bevorderen door garantiestelling
vanuit het EU-budget. In de laatste triloogonderhandelingen met het EP is een deelakkoord
bereikt. Dit betreft een gebalanceerd compromis. Zoals gemeld in het BNC-fiche ondersteunt
Nederland de voorzetting van het huidige EFSI (Europees Fonds voor Strategische Investeringen)
in een nieuw te vormen InvestEU-programma. InvestEU dient publieke en private investeringen
te bevorderen door garantiestelling vanuit het EU-budget. Er zijn vier beleidsvensters
opgesteld waar deze garanties op gericht kunnen worden: duurzame infrastructuur, onderzoek/innovatie
en digitalisering, MKB-financiering en sociale investeringen. Genoemde beleidsluiken
sluiten aan de bij Nederlandse inzet op maatschappelijke uitdagingen en het bevorderen
van de Europese concurrentiekracht.
Een belangrijk punt van de Nederlandse inzet was de goede aanhaking van InvestNL op
het voorziene InvestEU-programma. Nederland heeft in de discussies over InvestEU veel
aandacht gevraagd voor een evenwichtige rolverdeling tussen de Commissie en de EIB.
Hierbij is een duidelijke scheiding tussen de beleidsverantwoordelijkheid door de
Commissie en de uitvoeringtaken van de EIB van belang. Een goede inrichting van de
governance kan dit waarborgen. De «sustainability proofing» toets is verbreed naar alle vier de beleidsvensters van InvestEU. Projecten die niet
verenigbaar zijn met het bereiken van de klimaatdoelstellingen komen niet in aanmerking
voor financiering uit InvestEU. De Commissie zal met een lijst van dergelijke projecten
komen. De bijdrage vanuit het beleidsvenster duurzame infrastructuur aan EU klimaat
en milieu doelen is verhoogd van 50% naar 55%. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet.
Investeringen in fossiele brandstoffen, een aantal uitzonderingen daargelaten, zijn
uitgesloten van financiering. Dit is eveneens in lijn met de Nederlandse inzet. Nederland
heeft ingezet op minder ruim geformuleerde uitzonderingen, maar verwelkomt de uitsluiting
van investeringen in fossiel.
Fiscalis
In het deelakkoord over het nieuwe Fiscalis-programma zijn de Raad en het EP enkele
wijzigingen van het oorspronkelijke Commissievoorstel overeengekomen. Zo is er meer
aandacht voor deelname aan het programma door ontwikkelingslanden en zijn er in de
overwegingen onder andere verwijzingen naar belastingfraude en belastingontduiking
opgenomen.
De overeengekomen tekst is grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet. Belangrijke
punten zijn dat het meerjarig strategisch plan voor IT-gerelateerde zaken door de
Commissie en de lidstaten samen wordt opgesteld en dat is overgenomen dat externe
experts worden geselecteerd door de Commissie en de lidstaten gezamenlijk. Dit leidt
tot meer transparantie en meer invloed voor lidstaten op besluitvormingsprocessen.
Hoewel Nederland eerder de voorkeur heeft uitgesproken voor handhaving van een jaarlijks
werkprogramma, is in de huidige tekst opgenomen dat werkprogramma’s maximaal drie
jaar mogen beslaan. Doel hiervan is het verminderen van administratieve lasten voor
zowel de Commissie als de lidstaten. Daar staat tegenover dat er jaarlijks een voortgangsrapport
zal worden opgesteld door de Commissie. Transparantie ten aanzien van activiteiten
onder het programma is hiermee wat Nederland betreft voldoende geborgd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken