Brief regering : Gegevensuitwisseling in de zorg
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2019
Goede en tijdige informatie-uitwisseling met de patiënt en tussen zorgprofessionals
onderling is nodig voor goede kwaliteit van zorg. Zorgverleners beschikken te vaak
niet over de informatie die ze nodig hebben en zijn teveel tijd kwijt met faxen of
het op DVD branden van gegevens. Mensen moeten te vaak opnieuw hun verhaal vertellen
terwijl ze denken «dokter dat weet u toch wel». Daarom moet digitaal het nieuwe normaal
worden en ga ik – zo schreef ik u in mijn eerste brief over versnelling van elektronische
gegevensuitwisseling in de zorg van 20 december 20181 – in concrete stappen elektronische gegevensuitwisseling wettelijk verplicht stellen.
Deze tweede brief over elektronische gegevensuitwisseling in de zorg start met een
korte samenvatting van de vorige brief. Daarna ga ik in op de contouren van de naderende
wettelijke verplichting en op de concept-«Roadmap»: de eerste gegevensuitwisselingen
die moeten worden gedigitaliseerd. Hiermee geef ik ook gehoor aan de motie van de
leden Raemakers, van den Berg en Arno Rutte van uw Kamer2 om u over mijn inhoudelijke koers te informeren. In bijlage 13 ga ik tot slot kort in op enkele onderwerpen die in het Algemeen Overleg dat wij
op 30 januari 2019 (Kamerstuk 27 529, nr. 180) hadden aan bod kwamen en op enkele door uw Kamer daarna aangenomen moties.
Wat vooraf ging
In het belang van de patiënt, die recht heeft op kwalitatief goede zorg – en goede
informatievoorziening en gegevensuitwisseling zijn daarvoor randvoorwaardelijk – kondigde
ik in mijn brief van 20 december 2018 aan de belemmeringen in elektronische gegevensuitwisseling
aan te pakken. In deze brief schetste ik de aan te pakken tekortkomingen in elektronische
gegevensuitwisseling en mijn voornemen tot wettelijke verplichting van elektronische
gegevensuitwisseling en kondigde ik de Roadmap aan.
Door gebrekkige elektronische gegevensuitwisseling in de zorg worden vermijdbare fouten
gemaakt, moeten mensen steeds weer opnieuw hun verhaal vertellen, moeten zorgverleners
gegevens telkens opnieuw intypen ten koste van de tijd voor patiënten en worden onderzoeken
onnodig herhaald. Dat aanpakken is niet eenvoudig. Alle betrokken beroepsgroepen spreken
namelijk hun eigen taal en die talen moeten op elkaar worden afgestemd in alle mogelijke
gegevensuitwisselingen. Zo worden orale geneesmiddelen tegen stolling bijvoorbeeld
orale anticoagulantia genoemd, wat door artsen soms wordt afgekort tot OAC. Door gynaecologen
en huisartsen kan dat opgevat worden als orale anticonceptie, en dat is nogal iets
anders. Omdat het gaat om veel beroepsgroepen en nog veel meer termen, is komen tot
eenheid van taal dus veel werk. Daarnaast zijn er ook allerlei technische standaarden
in gebruik die niet altijd op elkaar aansluiten, is er niet in elke regio al een infrastructuur
beschikbaar voor elke gegevensuitwisseling en zijn niet alle benodigde voorzieningen
(zoals een digitaal adresboek) aanwezig. Er zijn, kortom, tekortkomingen in eenheid
van taal en in eenheid van techniek die moeten worden aangepakt om de elektronische
gegevensuitwisseling te verbeteren.
Gelukkig gebeurt er op het gebied van digitalisering in de zorg al veel en is er de
afgelopen jaren flink geïnvesteerd. Digitaal werken wordt in het domein van de jeugdgezondheidszorg
al sinds 2010 voorgeschreven in de Wet Publieke Gezondheid, waarbij de financiering
decentraal geregeld is. Ook heeft elektronische gegevensuitwisseling een prominente
plek gekregen in Hoofdlijnen-akkoorden, in programma’s zoals «Langer thuis» en «Thuis
in het verpleeghuis» en in het rapport van de Taskforce «Zorg Op de Juiste Plek».
Voor de periode 2017–2022 wordt meer dan 400 miljoen euro beschikbaar gesteld voor
versnellingsprogramma’s (de zogenaamde VIPP-regelingen voor Versnelling van de Informatie-uitwisseling
tussen Patiënt en Professional) in onder meer de GGZ, ziekenhuizen en zelfstandige
behandelcentra. Dit jaar volgen er nog regelingen voor integrale geboortezorg, huisartsen,
vrijgevestigden in de GGZ, de langdurige zorg en een vervolg programma voor ziekenhuizen
en zelfstandige behandelcentra. Patiënten die dat willen, kunnen hierdoor ook de eigen
informatie ophalen in persoonlijke gezondheidsomgevingen die voldoen aan het MedMij-afsprakenstelsel.
Ik heb recent aangekondigd dat het voor iedere Nederlander mogelijk wordt om de komende
jaren kosteloos gebruik te maken van zo’n digitale persoonlijke gezondheidsomgeving.
Zorgaanbieders zijn dus druk bezig de uitwisseling van gegevens met de patiënt te
verbeteren en het gebruik van de eigen gegevens door de patiënt te verhogen. Dat kan
alleen als zorgprofessionals die gegevens zelf ook elektronisch registreren en elektronisch
met elkaar uitwisselen. Ook daarom wil ik de onderlinge elektronische gegevensuitwisseling
versnellen. Mijn ambitie is dat de gegevensuitwisseling in de zorg in Nederland in
rap tempo volledig digitaliseert waardoor ook patiënten al hun eigen gegevens digitaal
kunnen inzien en beheren. Met meer regie door de overheid dan tot nu toe, met meer
tempo en met een wettelijke verplichting.
Wettelijke verplichting
Met de wettelijke verplichting die nu wordt voorbereid zal ik zorgverleners en zorginstellingen
verplichten tot digitale dossiervoering en tot elektronische gegevensuitwisseling.
Hierbij moeten zij voldoen aan voorschriften voor taal en techniek. De wettelijke
verplichting zal stapsgewijs per gegevensuitwisseling worden ingevoerd. De prioritering
van de gegevensuitwisselingen die verplicht worden gedigitaliseerd komt terug in de
Roadmap.
De wettelijke verplichting zal twee sporen kennen. Een eerste spoor gaat over «welke»
gegevensuitwisselingen we willen digitaliseren. Het tweede spoor heeft betrekking
op «hoe» de digitale gegevensuitwisseling vervolgens moet plaats vinden.
Het eerste spoor: aanwijzen van een te digitaliseren gegevensuitwisseling
Als voorbeeld van een gegevensuitwisseling – en dus van het eerste spoor van de wettelijke
verplichting – noem ik spoedzorg. Als er sprake is van spoedzorg dan zijn er meer
dan 20 verschillende gegevensuitwisselingen, bijvoorbeeld van de meldkamer naar de
ambulance. Dat er op zo’n moment gegevens moeten worden uitgewisseld en waarover bepalen
professionals in zogenaamde veldnormen. Hoe die gegevens in eenduidige taal en met
eenduidige techniek moeten worden uitgewisseld, dat wordt wettelijk vastgelegd.
Een voorbeeld. In de spoedzorg zijn er onder andere gegevensuitwisselingen van de
huisartsenpost (HAP) naar de meldkamer, van de HAP naar de Spoedeisende Hulp (de SEH)
en van de ambulance naar de SEH. De gegevensuitwisseling van ambulance naar SEH bestaat
uit verschillende setjes gegevens, zoals patiëntgegevens, meetwaarden en ingezette
behandeling. Deze setjes gegevens zijn samengesteld uit bouwstenen, zoals bij meetwaarden
bijvoorbeeld de bloeddruk van de patiënt. De informatie over bloeddruk die wordt gedeeld,
bestaat uit verschillende onderdelen, zoals de bloeddruk zelf en in welke houding
deze gemeten is. Alle informatie in de juiste taal die betrekking heeft op «bloeddruk»
noemen we samen een bouwsteen. Onderstaande figuur visualiseert de verplichte gegevensuitwisseling
en de daarin opgenomen bouwstenen.
Een bouwsteen kan onderdeel zijn van verschillende gegevensuitwisselingen. Zo wordt
bloeddruk uitgewisseld bij spoedzorg, maar ook bij overdracht van ziekenhuis naar
wijkverpleging. Elke gegevensuitwisseling bestaat uit meerdere bouwstenen en dezelfde
bouwstenen komen voor in meerdere gegevensuitwisselingen.
In het eerste spoor van de wetgeving gaat het dus om het aanwijzen van gegevensuitwisselingen
die verplicht elektronisch moeten verlopen en van de daarin op te nemen bouwstenen.
Het tweede spoor: verplicht te gebruiken bouwstenen en verplicht te gebruiken woordenboeken
Bouwstenen zoals bloeddruk komen voor in meerdere gegevensuitwisselingen. We moeten
ervoor zorgen dat dit soort informatie altijd op dezelfde manier wordt uitgewisseld.
Daarom wil ik in het tweede spoor van de wettelijke verplichting de te gebruiken bouwstenen
aanwijzen en ook de (internationale) woordenboeken (zoals SNOMED of LOINC) die bij
het maken van dergelijke bouwstenen gebruikt moeten worden. In het internationale
woordenboek SNOMED staat bijvoorbeeld in welke termen er gecommuniceerd wordt over
de houding van de patiënt bij het meten van de bloeddruk (met eenduidige termen voor
bijvoorbeeld zittend, liggend en staand). Hierdoor spreken de verzender en de ontvanger
dezelfde taal. Omdat deze talen internationaal zijn, zal ik ook – zoals ik u eerder
al schreef4 -onze standaardisatie van gegevensuitwisseling tussen professionals en met de patiënt
actief uitdragen en hiervoor steun proberen te verwerven in andere landen. Op die
manier kan internationale samenwerking een bijdrage leveren aan digitalisering van
de zorg in Nederland, kunnen we maximaal gebruik maken van Europese fondsen en creëren
we voor Nederlandse leveranciers aansluiting bij een bredere internationale markt.
De overheid zal, gezien de wettelijke verplichting, ook een andere rol krijgen in
(de regie op) ontwikkeling en beheer van deze bouwstenen. Hoe deze rol precies vorm
krijgt, komt terug in het wetgevingstraject.
De infrastructuur in de zorg moet het mogelijk maken dat gegevens daadwerkelijk uitgewisseld
kunnen worden. Dus dat de informatie in eerder genoemd voorbeeld van de ambulance
bij de SEH terecht komt. Ik wil daarom dat de eisen die we stellen ten aanzien van
taal en techniek ook direct gelden voor (de leveranciers van) systemen en infrastructuren
die gebruikt worden in de zorg. Zo hoeft niet elke zorgaanbieder dat zelf via de eigen
inkoop af te dwingen. Ik overweeg daarvoor verplichte certificering van infrastructuren
en ICT-systemen zodat leveranciers ook weten waar ze aan toe zijn. De hiervoor benodigde
normen zullen samen met de industrie tot stand moeten komen. Een stap voorwaarts hierin
is het manifest «Samen Vooruit»5 dat door VNO-NCW en diverse zorgpartijen aan mij en de Patiëntenfederatie Nederland
is aangeboden. Het bedrijfsleven en de zorg committeren zich hierin aan afspraken
over makkelijke en veilige data-uitwisseling in de zorg. Ik steun de betrokken partijen
bij het betrekken van alle zorg-ICT leveranciers en het verder uitwerken van de afspraken
om te komen tot concrete voorstellen van de zijde van de leveranciers voor versnelling
van de digitalisering van de zorg.
Tot slot zullen toezicht en handhaving onderdeel vormen van het wetsvoorstel. Bij
de voorbereiding van het wetsvoorstel zal ik Zorginstituut Nederland, de Inspectie
voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) betrekken.
Mijn voornemen is om dit jaar het conceptwetsvoorstel in consultatie te brengen. Indiening
bij uw Kamer is op dit moment voorzien rond de zomer van 2020, met als mogelijke publicatiedatum
1 januari 2021. Vanaf dat moment is een geleidelijke groei van verplichtingen van
gegevensuitwisseling beoogd en zal het stelsel kunnen groeien tot een compleet, landelijk
dekkend en zorgsector overstijgend stelsel.
Welke gegevensuitwisselingen worden als eerste verplicht gedigitaliseerd: de Roadmap
In het eerste spoor van de wettelijke verplichting zullen stap voor stap gegevensuitwisselingen
worden aangewezen die verplicht elektronisch moeten plaatsvinden. Over welke dat moeten
zijn heeft het zorgveld afgelopen maanden uitgebreid meegedacht. In consultatiesessies
en schriftelijk werden vele – deels overlappende – voorstellen voor te digitaliseren
gegevensuitwisselingen gedaan. Samen met de door Nictiz samengestelde lijst die ik
in mijn vorige brief aan uw Kamer meldde, leidt dit nu tot in totaal 13 gegevensuitwisselingen
die als eerste in aanmerking komen voor versnelde digitalisering en plaatsing op de
eerste Roadmap. Hiertoe hanteerde ik drie criteria:
o Toegevoegde waarde
Voorop staat voor mij de toegevoegde waarde voor zorgprofessionals en voor burgers: het gezondheidsbelang. Door digitalisering
moet bijvoorbeeld het risico op vermijdbare fouten kleiner worden. Denk aan de beschikbaarheid
van medicatie- of allergie-informatie bij spoedeisende hulp. Daarbij is ook volume
belangrijk, namelijk het aantal patiënten dat direct gezondheidsvoordeel heeft van
de elektronische gegevensuitwisseling. Ook doelmatigheid is belangrijk. Digitalisering
moet daadwerkelijk bijdragen aan een vermindering van (administratieve) lasten voor
zorgprofessionals en instellingen. Tot slot moet het gaan om verbeteringen waar de
patiënt ook echt iets van merkt. Zo moet de digitalisering onder meer altijd aansluiten
op de MedMij-standaarden zodat de gegevens die worden uitgewisseld tussen zorgverleners
ook door patiënten die dat willen kunnen worden opgehaald in de eigen persoonlijke
gezondheidsomgeving.
o Realiseerbaar
Digitalisering moet voorts ook realiseerbaar zijn. Zo is het noodzakelijk dat professionals afspraken hebben gemaakt over de gegevensuitwisselingen
in een zorgproces en daarin onder meer hebben afgesproken welke informatie wordt uitgewisseld
(de bouwstenen). Daarnaast moet het technisch mogelijk worden gemaakt dat de informatie
wordt gedeeld, denk aan landelijke dekking van onderling verbonden infrastructuren.
Ook moet duidelijk zijn wat de benodigde activiteiten bij alle betrokkenen zijn, wat
in die activiteiten de risico’s zijn, in hoeverre huidige (VIPP6-)programma’s al hebben bijgedragen aan de beoogde digitalisering en wat de uitwisseling
van gegevens oplevert, kwalitatief en kwantitatief (de business case). Het digitaliseren
van gegevensuitwisselingen zal naast de huidige (VIPP-)programma’s en tegen de bestaande
tarieven voor de reguliere bedrijfsvoering van zorginstellingen worden gerealiseerd.
Ik ga er in het kader van die opgave vanuit dat ICT-leveranciers in de zorg bijdragen
aan de totstandkoming van de benodigde standaarden, infrastructuren en voorzieningen
en ook aan implementatie daarvan in alle systemen.
o Draagvlak
Tot slot zijn ook draagvlak, betrokkenheid en volharding bij alle betrokkenen in het veld cruciaal om merkbaar
verschil te gaan maken. Een wettelijke verplichting is hier immers, hoe belangrijk
ook om digitalisering onvermijdelijk te maken, slechts het sluitstuk van veel werk
door zorgprofessionals, instellingen, ICT-leveranciers en alle andere betrokkenen.
Concept Roadmap
De verplichting tot elektronische dossiervoering en gegevensuitwisseling zal stapsgewijs
worden ingevoerd. Op basis van een eerste grove toetsing7 van vooral realiseerbaarheid zijn de volgende 13 nog te preciseren gegevensuitwisselingen
opgenomen op de concept Roadmap van met prioriteit te digitaliseren gegevensuitwisselingen:
• Acute Ambulanceoverdracht naar Spoedeisende Hulp
• Medicatieoverzicht en digitaal receptenverkeer
• Medicatie verstrekken en toedienen
• Overdracht tussen ziekenhuizen van de Basisgegevensset Zorg
• Verpleegkundige overdracht van ziekenhuis naar instelling of thuiszorg
• Ketenzorg rondom Diabetes
• GGZ-overdracht van een basis gegevensset
• Acute overdracht verloskundige naar gynaecoloog
• Beelduitwisseling tussen ziekenhuizen
• Beelduitwisseling pathologie
• Multidisciplinair Overleg Oncologie
• Triage verwijzing – gegevensoverdracht van huisartsenpost naar meldkamer en SEH
• Elektronische gegevensuitwisseling tussen geboortezorg en jeugdgezondheidszorg
Planning
De eerste gegevensuitwisselingen die verplicht digitaal moeten plaatsvinden zullen
uit bovenstaande lijst komen. De lijst wordt de komende maanden samen met het zorgveld
tot in detail uitgewerkt. Ik wil van alle 13 bovengenoemde gegevensuitwisselingen
zeker stellen dat de zij tot elektronische uitwisseling leiden en in de definitieve
lijst alleen die uitwisselingen opnemen waar digitalisering ook echt realiseerbaar
is. Dat gaat over eenheid van taal (zijn de betrokken zorgprofessionals het eens over
de veldnormen, zijn ze het eens over wat er wordt uitgewisseld en in welke taal, zijn
alle bouwstenen bekend) en ook over eenheid van techniek (zijn de technische standaarden
beschikbaar en kan er daadwerkelijk uitwisseling plaats vinden). Mijn planning is
om uw Kamer voor de zomer te infomeren over de definitieve lijst en precies aan te
geven wat er voor elke uitwisseling moet gebeuren.
Ik wil er voor zorgen dat – in het kader van het eerste spoor van de wetgeving – bij
publicatie van de wet direct een aantal gegevensuitwisselingen benoemd wordt die verplicht
digitaal plaatsvinden. Ik wil namelijk dat professionals en patiënten er ook direct
iets van merken. Als ik kijk naar de concept Roadmap dan lijken bijvoorbeeld ambulanceoverdracht
en digitaal receptenverkeer op niet al te lange termijn realiseerbaar. Ook wil ik
er voor zorgen dat – in het kader van het tweede spoor van de wetgeving – bij publicatie
van de wet voor de eerste keer een lijst van verplicht te gebruiken bouwstenen voor
taal en techniek bekend wordt gemaakt. Met het aanwijzen van de eerste digitale gegevensuitwisselingen
en de daarbij te gebruiken bouwstenen start het verplicht elektronisch uitwisselen
van gegevens in de zorg. Naar mate er meer uitwisselingen volledig gedigitaliseerd
zijn, gaan volgende uitwisselingen sneller en makkelijker. Dat komt omdat er stapsgewijs
steeds meer bouwstenen voor taal en techniek voorhanden zijn en omdat infrastructuren
beschikbaar zijn gekomen voor het onderling verbinden van alle zorgaanbieders.
Edities Roadmap
Het liefste zou ik samen met het veld alles in één keer oplossen. Elektronische gegevensuitwisseling
kan echter alleen stapsgewijs bereikt worden aan de hand van inhoudelijke prioriteiten.
Daarom krijgt de Roadmap edities. Ik start met regie op de digitalisering van de gegevensuitwisselingen
uit de eerste editie van de Roadmap. Zodra er daarvan een uitwisseling van gegevens
goed loopt kan de volgende uitwisseling van gegevens op de Roadmap worden geplaatst.
Zo ontstaat een meerjarenagenda. Het is mijn verwachting dat het zorgveld ook aan de gang gaat met uitwerking
van de gegevensuitwisselingen die nu nog niet verplicht gedigitaliseerd hoeven te
gaan worden.
Toestemming voor gegevensuitwisseling
Met de stapsgewijze digitalisering van gegevensuitwisselingen maak ik het mogelijk
dat gegevens altijd elektronisch worden uitgewisseld. Soms is daar toestemming voor
nodig, soms ook niet.
Verwerken van medische informatie is in beginsel verboden (AVG)
Het verwerken van medische informatie is in beginsel verboden. Dat volgt uit de AVG.
Op dit verbod zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld als er sprake is van toestemming
of wanneer het noodzakelijk is voor de behandeling (behandelovereenkomst). Voor de
laatste situatie zijn regels gesteld in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst
(de WGBO). Hierin is onder meer geregeld dat gegevens uit een medisch dossier alleen
met toestemming van de patiënt aan anderen kunnen worden verstrekt. Uit de WGBO volgt
echter ook een aantal uitzonderingen op deze regel. Zo is expliciete toestemming niet
nodig voor het verstrekken van noodzakelijke inlichtingen aan degene die rechtstreeks
betrokken is bij de behandelrelatie en de vervanger van de hulpverlener.
In het Algemeen Overleg Acute zorg/ambulancezorg van 3 april 2019 heb ik toegezegd
ook duidelijkheid te scheppen over toestemming in geval van spoedzorg (dus in de situaties
waarbij er door betrokkene vooraf geen toestemming is gegeven voor het beschikbaar
stellen van zijn/haar gegevens). Hiervoor geldt dat de grondslag gevonden kan worden
in de behandelovereenkomst op grond van de WGBO in combinatie met de grond vitaal
belang uit de AVG en UAVG (artikel 22, tweede lid onder b UAVG). In deze juridische
kaders ligt de grond voor de gegevensverwerking als een persoon niet in staat is toestemming
te geven. Van vitaal belang is bijvoorbeeld sprake indien acuut gevaar voor iemands
leven of gezondheid dreigt. Deze bepaling moet restrictief worden uitgelegd. Alleen
als het echt niet anders kan en ook beperkt in tijd. Dus zodra het kan, moet er direct
toestemming gevraagd worden.
Hoewel toestemming dus niet altijd nodig is, staat de Wet Aanvullende Bepalingen verwerking
persoonsgegevens in de zorg (de WABvpz) de elektronische uitwisseling van gegevens
soms wel in de weg. In deze wet is namelijk een aparte toestemming opgenomen voor
het elektronisch beschikbaar maken van gegevens voor andere zorgaanbieders. Als iemand
deze toestemming niet heeft gegeven, zijn de medische gegevens nooit direct digitaal
beschikbaar. Ook niet als die gegevens op grond van de WGBO wel mogen worden uitgewisseld.
Heel concreet: als geen toestemming is gegeven aan de huisarts voor het elektronisch
beschikbaar stellen van gegevens over allergie dan zijn die gegevens ook niet elektronisch
beschikbaar. Ook niet – bijvoorbeeld – in een acute situatie.
Dat betekent voor de dagelijkse praktijk dat voor het elektronisch uitwisselen van
gegevens uit medische dossiers vaker toestemming moet worden gevraagd dan voor papieren
dossiers. Dit vind ik onwenselijk: het afschaffen van de fax en het introduceren van
elektronische gegevensuitwisseling leidt in die gevallen tot minder in plaats van
tot meer beschikbare informatie. Ik leg uw Kamer daarom een voorstel voor om de WABvpz
op dit punt aan te passen. Ik zal daarbij ook meenemen of de definitie in deze wet
van «uitwisselingssysteem» nog passend is bij de laatste stand van de techniek, omdat
uitwisseling tegenwoordig ook direct uit een systeem voor dossiervoering kan plaatsvinden.
Infrastructuren zijn nodig voor gegevensuitwisseling
Als gegevensuitwisselingen elektronisch plaatsvinden moet er wel infrastructuur beschikbaar
zijn om de gegevens ook daadwerkelijk over te brengen. En wel tussen alle zorgverleners
en in alle domeinen van de zorg. Hiervoor bestaan tientallen infrastructuren die verschillende
soorten gegevensuitwisselingen ondersteunen. Dat zijn er zo veel omdat de zorg groot
en divers is, er meerdere regionale samenwerkingen zijn en vanwege de grote variatie
aan soorten gegevens. Er zal in de Nederlandse zorg daarom ook nooit één infrastructuur
zijn voor gegevensuitwisseling. Het belangrijkste is dat de verschillende infrastructuren
voldoen aan de gemaakte afspraken, dat alle zorgaanbieders, ongeacht welke infrastructuur
ze gebruiken, met elkaar verbonden zijn en dat benodigde voorzieningen zoals een digitaal
adresboek beschikbaar zijn.
Om dit te bereiken denk ik aan certificering van infrastructuren, waarop ik in het
wetgevingstraject zal terugkomen. Zo blijft de keuzevrijheid geborgd en wordt tegelijkertijd
verzekerd dat infrastructuren voldoen aan de eisen. Hiermee geef ik ook gehoor aan
uw verzoek (Motie van de leden Van Kooten-Arissen en Hijink, Kamerstuk 27 529, nr. 174) om geen specifieke infrastructuur voor gegevensuitwisseling te verplichten. Meer
informatie over mijn beleid ten aanzien van infrastructuren treft u aan in bijlage 28.
Verscherping van samenhang in de aanpak
In mijn eerste brief over versnelling van de elektronische gegevensuitwisseling in
de zorg heb ik u geschreven over het inzetten van de bestaande programma’s om samen
met het veld sterker te gaan sturen op samenhang en de voortgang van deze lopende
en nieuwe programma’s. De Roadmap zal daarvoor richting geven. Inmiddels zijn samen
met het zorgveld al stappen gezet. Ik geef u daarvan een voorbeeld. Gegevensuitwisseling
over medicatie is een belangrijk onderdeel van de zorgbrede aanpak om medicatieveiligheid
te verbeteren. Ik nodig eerdaags alle partijen die een rol spelen in het medicatieproces
uit om zich verbinden binnen de Alliantie Medicatieveiligheid. In dat partnerschap
wil ik de zorgbrede verbinding van initiatieven, programma’s en projecten die (grotendeels)
gaan over medicatieveiligheid versterken. Het zorgbreed uitwisselen van medicatiegegevens,
labwaarden en gegevens over intolerantie, contra-indicaties en allergieën tussen zorgverleners
en met de patiënt – en dat volgens de herziene Richtlijn Medicatieoverdracht en de
bijbehorende informatiestandaarden (afspraken over taal en techniek) – zijn hierbij
essentieel.
De concept Roadmap bij deze brief is samengesteld met het zorgveld en bekrachtigd
in het Informatieberaad Zorg. Ik ben zelf een aantal keren aan tafel geschoven bij
het beraad en constateer dat alle deelnemers zich committeren aan de gemaakte afspraken
en vertrouw erop dat zij deze ook proactief met hun achterban tot uitvoering brengen.
Ik heb in het Informatieberaad bevestigd dat de mogelijkheid tot politiek escalatieoverleg
is ingesteld voor het geval de deelnemers er bij het vaststellen van afspraken over
taal en techniek onderling of met leveranciers niet uitkomen.
Bruikbaarheid in de praktijk
Het zijn de dokters, verpleegkundigen en andere zorgverleners die uiteindelijk in
hun praktijk te maken krijgen met elektronische gegevensuitwisseling. Ik ben mij van
de noodzaak van praktische bruikbaarheid zeer bewust en zie digitalisering dan ook
als een praktische manier om de kwaliteit van de zorg verder te verbeteren. Het gaat
mij om toepasbaarheid in de praktijk met merkbaar voordeel voor zorgprofessionals en patiënten zonder extra lasten te veroorzaken (integendeel!).
Ik begrijp de oproep van onder meer de Federatie Medisch Specialisten om hier voldoende
aandacht aan te besteden9 goed. Want de manier waarop afspraken over taal en techniek worden geïmplementeerd
in de systemen in de zorg heeft invloed op zowel kwaliteit van zorg als op administratieve
lasten10. In het programmaplan dat ik voor de zomer aan uw Kamer wil sturen, zal daarom ook
aandacht zijn voor de regierol op bruikbaarheid in de praktijk. Denk bijvoorbeeld
aan transparantie van door zorgverleners gemelde effecten van (gebrek aan) gebruiksvriendelijkheid
van systemen op de kwaliteit van zorg.
Tot slot
In deze brief heb ik u de contouren geschetst van de naderende stapsgewijze wettelijke
verplichting tot digitalisering in de zorg. De conceptversie van de eerste editie
van de Roadmap van te digitaliseren gegevensuitwisselingen zal de komende maanden
verder worden uitgewerkt en getoetst.
Voor de zomer zal ik u in een volgende brief over elektronische gegevensuitwisseling
in de zorg informeren over de definitieve Roadmap, over de stand van zaken van de
wetgeving en over de programmatische aanpak waarmee ik het zorgveld zal ondersteunen
om de komende jaren tot digitalisering te komen.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg